De Franse schrijver Charles-Marie-Georges Huysmans werd geboren op 5 februari 1848 in Parijs. Huysmans hadeen Franse moeder en een Nederlandse vader; zijn grootvader was tekenleraar aan de Militaire Academie in Breda. Om zijn Nederlandse afkomst te onderstrepen publiceerde de auteur onder de naam Joris-Karl Huysmans. Hij behoorde tot de kring van Zola en schreef aanvankelijk naar diens naturalistische stijl. In 1884 keerde hij deze de rug toe met de publicatie van zijn roman À rebours (Tegen de keer). Deze roman werd door critici en bewonderaars de bijbel van het decadentisme genoemd. Net als zijn hoofdpersonage hertog des Esseintes leed Huysmans aan zenuwziektes. In 1891 publiceerde hij de ‘satanische roman Uit de diepte rond het historische personage Gilles de Rais. Later bekeerde hij zich tot het katholicisme; ook daarin behield hij echter zijn hang naar het vreemde, afwijkende en decadente. Men kan zich dan ook afvragen of zijn bekering wel oprecht was. Zijn roman La Cathédrale vormt in elk geval een keerpunt in zijn literaire productie. Vanaf dan zouden alleen nog maar katholiek geïnspireerde werken verschijnen: in 1903 L’Oblat, gebaseerd op zijn eigen toetreding als oblaat van de Benedictijnen en later Les foules de Lourdes, over Maria en de wonderen in Lourdes, waar Huysmans indirect afrekent met Emile Zola.
Uit: À Rebours
« Chez les jésuites où Jean fut dépêché pour faire ses classes, son existence fut plus bienveillante et plus douce. Les Pères se mirent à choyer l’enfant dont l’intelligence les étonnait; cependant, en dépit de leurs efforts, ils ne purent obtenir qu’il se livrât à des études disciplinées; il mordait à certains travaux, devenait prématurément ferré sur la langue latine, mais, en revanche, il était absolument incapable d’expliquer deux mots de grec, ne témoignait d’aucune aptitude pour les langues vivantes, et il se révéla tel qu’un être parfaitement obtus, dès qu’on s’efforça de lui apprendre les premiers éléments des sciences.
Sa famille se préoccupait peu de lui; parfois son père venait le visiter au pensionnat: « Bonjour, bonsoir, sois sage et travaille bien. » Aux vacances, l’été, il partait pour le château de Lourps; sa présence ne tirait pas sa mère de ses rêveries; elle l’apercevait à peine, ou le contemplait, pendant quelques secondes, avec un sourire presque douloureux, puis elle s’absorbait de nouveau dans la nuit factice dont les épais rideaux des croisées enveloppaient la chambre.
Les domestiques étaient ennuyés et vieux. L’enfant, abandonné à lui-même, fouillait dans les livres, les jours de pluie; errait, par les après-midi de beau temps, dans la campagne. »
Joris-Karl Huysmans (5 februari 1848 – 12 mei 1907)
De Amerikaanse schrijver William S. Burroughs werd geboren in Saint Louis (Missouri) op 5 februari 1914. Hij geldt, samen met Jack Kerouac en Allen Ginsberg, als een van de bekendste voormannen van de Beat Generation. Typeringen: trekken door de Verenigde Staten, luisteren naar jazz en gebruikmaken van verschillende geestverruimende of verdovende middelen. In zijn vroege werk past hij de ‘knip- en plak techniek’ toe waarbij hij letterlijk tekst verknipt en op een andere manier weer samenvoegt. Dit blijkt een voorbeeld te zijn waarop zijn latere boeken zijn gebaseerd. Deze hebben echter wel een meer samenhangend plot.
Uit: Interzone
“The sun spotlights the inner thigh of a boy sitting in shorts on a doorstep, his legs swinging open, and you fall in spasms-sperm spurting in orgasm after orgasm, grinding against the stone street, neck and back break . . . now lying dead, eyes rolled back, showing slits of white that redden slowly, as blood tears form and run down the face-
Or the sudden clean smell of salt air, piano down a city street, a dusty poplar tree shaking in the hot afternoon wind, pictures explode in the brain like skyrockets, smells, tastes, sounds shake the body, nostalgia becomes unendurable, aching pain, the brain is an overloaded switchboard sending insane messages and countermessages to the viscera. Finally the body gives up, cowering like a neurotic cat, blood pressure drops, body fluids leak through stretched, flaccid veins, shock passes to coma and death.
Somebody rapped on the outside shutter. Lee opened the shutter and looked out. An Arab boy of fourteen or so-they always look younger than they are-was standing there, smiling in a way that could only mean one thing. He said something in Spanish that Lee did not catch. Lee shook his head and started to close the shutter. The boy, still smiling, held the shutter open. Lee gave a jerk and slammed the shutter closed. He could feel the rough wood catch and tear the boy’s hand. The boy turned without a word and walked away, his shoulders drooping, holding his hand. At the corner the small figure caught a patch of light.
I didn’t mean to hurt him, Lee thought. He wished he had given the boy some money, a smile at least. He felt crude and detestable.”
William S. Burroughs (5 februari 1914 – 2 augustus 1997)
(Tekening door S.C. Jones)
De Vlaamse dichter en schrijver Luc Indestege werd geboren in Zonhoven op 5 februari 1901. Hij studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven en promoveerde in 1925 met een proefschrift over Henriette Roland Holst. Hij werd leraar aan het atheneum te Brussel en tussen 1952 en 1956 was hij lector Nederlands te Padua (Italië). Hij is voornamelijk bekend als dichter van melancholische verzen. Verder vertaalde hij ook werken van buitenlandse schrijvers en dichters en schreef hij werken over de Italiaanse letterkunde. In 1942 kreeg hij de August Beernaertprijs voor zijn dichtbundel Orpheus en Eurydice.
Sonnetten van Louise Labé
Het veertiende sonnet
Zoolang mijn oogen tranen kunnen weenen
En treuren om ’t verleên geluk met u,
En mijn stem over snik en zuchten henen
Zich nauw verneembaar spreken hoort tot u:
Zoolang mijn hand de snaren nog kan spannen
Der zoete luit, om ’t zingen van uw prijs:
Zoolang mijn geest, door uwen geest gebannen,
Geen andre rede erkent dan die naar uwen eisch:
Zoolang roep ik den dood niet naderbij.
Maar, als ‘k mijn oogen voel verdrogen bei,
Mijn stem breekt en mijn hand geen kracht meer heeft
En als mijn geest in sterfelijke kluister
Geen teeken meer van vroegre liefde geeft,
Vraag ik dat Dood mijn klaarsten dag verduister’.
Vertaald door Luc Indestege
(Portret van Louise Labé)
Luc Indestege (5 februari 1901 – 11 juli 1974)
(Geen foto beschikbaar)
De Duitse dichteres Henriette Hardenberg werd geboren op 5 februari 1894 in Berlijn als Margarete Rosenberg. Zij was een van de weinige vrouwelijke dichters van het expressionisme. Haar eerste publicaties verschenen in 1913 in het tijdschrift Die Aktion. In 1914 leerde zij de dichter Alfred Wolfenstein kennen met wie ze in 1916 trouwde. In 1918 verscheen haar enige afzonderlijke bundel Neigungen. In 1930 verbrak zij haar huwelijk, emigreerde in 1937 naar Engeland en in 1948 werd zaij Brits staatsburger. Een uitgave van haar werk (Dichtungen) verscheen in 1988 en in 1994 volgde Südliches Herz (nagelaten gedichten).
Deine Hände
Deine Hände sind groß, Frau.
Du legst sie in schönen Winkeln mir gegenüber,
Auswanderer von dir,
und segnest Griffe, Lehnen, mit ihrer Schwere.
Nie spürte ich von ihrem Greifen unser Sein, dein Bedenken,
Und sehen muß ich deine Hände Gegenstände lösen,
Tief durchbrechen feste Rahmen.
Dir bleibt wundersam Umgebung,
Deine Bleichheit ruhet blauen Sammet ein.
Fühlst du nicht Regung, meinen Kopf zu tragen,
Dich zu verbinden seinen ebengroßen Träumereien?
Ich bin so steif,
Du reichst die Überwege nicht,
Die unbeendet zu dir leiten müssen.
Ich liebe deine kalten Gelassenheiten
Bis in meine Trauer.
Richtest du nicht neu, mit Kraft für Leben,
Will ich gegen deine Ferne stehen.
Henriette Hardenberg (5 februari 1894 – 26 oktober 1993)
De Franse dichter en toneelschrijver Honorat de Bueil, seigneur de Racan werd geboren op kasteel La Roche-Racan op 5 februari 1589 en overleed op 21 januari 1670. Hij was een page aan het hof van Hendrik IV, en ging daarna in het leger. Hij erfde uiteindelijk land en een woning en kreeg hierdoor de kans om zich geheel aan de poëzie te wijden. Hij was een navolger van Malherbe, die hij kende uit zijn tijd aan het hof. Hij schreef gedichten en een toneelstuk, Bergeries. Hij was een van de eerste leden van de l’Académie française.
Pour un marinier
Dessus la mer de Cypre où souvent il arrive
Que les meilleurs nochers se perdent dès la rive,
J’ai navigué la nuit plus de fois que le jour.
La beauté d’Uranie est mon pôle et mon phare,
Et, dans quelque tourmente où ma barque s’égare,
Je n’invoque jamais d’autre dieu que l’Amour.
Souvent à la merci des funestes Pléiades
Ce pilote sans peur m’a conduit en des rades
Où jamais les vaisseaux ne s’étaient hasardés,
Et, sans faire le vain, ceux qui m’entendront dire
De quel art cet enfant a guidé mon navire,
Ne l’accuseront plus d’avoir les yeux bandés.
Il n’est point de brouillards que ses feux n’éclaircissent ;
Par ses enchantements les vagues s’adoucissent ;
La mer se fait d’azur et les cieux de saphirs,
Et, devant la beauté dont j’adore l’image,
En faveur du printemps, qui luit en son visage,
Les plus fiers aquilons se changent en zéphyrs.
Mais, bien que dans ses yeux l’amour prenne ses charmes,
Qu’il y mette ses feux, qu’il y forge ses armes,
Et qu’il ait établi son empire en ce lieu,
Toutefois sa grandeur leur rend obéissance ;
Sur cette âme de glace il n’a point de puissance,
Et seulement contre elle il cesse d’être dieu.
Je sais bien que ma nef y doit faire naufrage ;
Ma science m’apprend à prédire l’orage ;
Je connais le rocher qu’elle cache en son sein ;
Mais plus j’y vois de morts et moins je m’épouvante ;
Je me trahis moi-même, et l’art dont je me vante,
Pour l’honneur de périr en un si beau dessein.
Honorat de Bueil (5 februari 1589 – 21 januari 1670)
Madame de Sévigné werd op 5 februari 1626 in Parijs geboren als Marie de Rabutin-Chantal, Marquise de Sévigné. Zij geldt als de Franse brievenschrijgster par excellence. Die brieven vormen opmerkelijke lectuur. Vooral omdat we maar één deelneemster van deze dialoog kennen. Door de status van Madame de Sévigné bieden zij een schat aan wetenswaardigheden uit adellijke kringen en de hofcultuur van die dagen. Maar niet alleen uit historisch oogpunt zijn de brieven interessant. Zij vormen ook een afspiegeling van een intense persoonlijke uitwisseling die bovendien nooit bedoeld was om door derden gelezen te worden.
Uit: Madame de Sévigné, Correspondance
“Aux Rochers, ce mercredi 13e novembre 1675
Les voilà toutes deux, ma bonne ; il me paraît que je les aurais reçues comme à l’ordinaire sans le voyage qu’a fait Rippert à Versailles. Quelque amitié que vous ayez pour mes lettres, elles ne peuvent jamais vous être ce que les vôtres me sont. Et puisque Dieu veut qu’elles soient présentement ma seule consolation, je suis heureuse d’y être très sensible. Mais en vérité, ma très chère, il est douloureux d’en recevoir si longtemps, et cependant la vie se passe sans voir et sans jouir d’une présence qui m’est si chère. Je ne puis m’accoutumer à cette dureté. Toutes mes pensées et toutes mes rêveries en sont noircies ; il me faudrait un courage que je n’ai pas pour m’accoutumer à cette extraordinaire destinée. J’ai regret à tous mes jours qui s’en vont et qui m’entraînent sans que j’aie le temps d’être avec vous. Je regrette ma vie et je sens pourtant que je la quitterais avec moins de peine, puisque tout est si mal rangé pour me la rendre agréable. Dans ces pensées, ma pauvre bonne, on pleure quelquefois sans vous le dire, et je mériterai vos sermons plus souvent, malgré moi, que je ne le voudrai. Car ce n’est jamais volontairement que je me trouve dans ces tristes méditations ; elles se placent tout naturellement dans mon coeur, et je n’ai pas l’esprit de les en tirer. Je suis au désespoir, ma bonne, de n’avoir pas été aujourd’hui maîtresse d’un sentiment si vif. Je n’ai pas coutume de m’y abandonner ; parlons d’autre chose (…) »
Madame de Sévigné (5 februari 1626 – 18 april 1696)