De Argentijnse schrijver en vertaler César Aira werd geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles. Zie ook mijn blog van 23 februari 2008.
Uit: How I Became a Nun (Vertaald door Chris Andrews)
„MY STORY, THE STORY of “how I became a nun,” began very early in my life; I had just turned six. The beginning is marked by a vivid memory, which I can reconstruct down to the last detail. Before, there is nothing, and after, everything is an extension of the same vivid memory, continuous and unbroken, including the intervals of sleep, up to the point where I took the veil.
We had moved to Rosario. For the first six years of my life, Mom, Dad and I lived in the province of Buenos Aires, in a town of which I have no recollection and to which I have not returned since: Coronel Pringles. The big city (as it seemed, by contrast) made an enormous impression on us. Within a few days of our arrival, my father kept a promise he had made: to buy me an ice cream. It was to be my first, since ice cream was not to be had in Pringles. Dad, who had been to the city as a young man, had on various occasions sung the praises of this delicacy, which he remembered as a glorious treat, although he was not able to put its special charm into words. He had described it to me, quite rightly, as something the uninitiated could not imagine, and that was all it took to plant “ice cream” in my childish mind, where it grew, taking on mythic proportions.
We made our way on foot to an ice-cream store that we had noticed the previous day. In we went. Dad ordered a fifty-cent ice cream for himself, with scoops of pistachio, sweet cream, and whisky-kumquat; for me, he ordered a ten-cent cone with a single scoop of strawberry. I loved the pink color.“
César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)
De Australische dichter Robert Gray werd geboren op 23 februari 1945 in Port Macquarie en groeide op in een kleine plaats aan de noordkust van New South Wales, het decor van veel van zijn werk. Tegenwoordig woont hij in Sydney. Zijn eerste bundel Creekwater Journal verscheen in 1973. Hij geldt naast Les Murray als een van de belangrijkste Australische dichters en ontving vele prijzen, waaronder in 1990 de Patrick White Award.
Journey: the North Coast
Next thing, I wake up in a swaying bunk,
as though on board a clipper
lying in the sea,
and it’s the train, that booms and cracks,
it tears the wind apart.
Now the man’s gone
who had the bunk below me. I swing out,
cover his bed and rattle up the sash –
there’s sunlight rotating
off the drab carpet. And the water sways
solidly in its silver basin, so cold
it joins together through my hand.
I see from where I’m bent
one of those bright crockery days
that belong to so much I remember.
The train’s shadow, like a birds,
flees on the blue and silver paddocks,
over fences that look split from stone,
and banks of fern,
a red clay bank, full of roots,
over a dark creek, with logs and leaves suspended,
and blackened tree trunks.
Down these slopes move, as a nude descends a staircase,
slender white gum trees,
and now the country bursts open on the sea –
across a calico beach, unfurling;
strewn with flakes of light
that make the whole compartment whirl.
Shuttering shadows. I rise into the mirror
rested. I’ll leave my hair
ruffled a bit that way – fold the pyjamas,
stow the book and wash bag. Everything done,
press down the latches into the case,
that for twelve months I’ve watched standing out
of a morning, above the wardrobe
in a furnished room.
Harbour Dusk
She and I came wandering there through an empty park,
and we laid our hands on a stone parapet’s
fading life. Before us, across the oily, aubergine dark
of the harbour, we could make our yachts –
beneath an overcast sky, that was mauve underlit,
against a far shore of dark, crumbling bush.
Part of the city, to our left, was fruit shop bright.
After the summer day, a huge, moist hush.
The yachts were far across their empty fields of water.
One, at times, was gently rested like a quill.
They seemed to whisper, slipping amongst each other,
always hovering, as though resolve were ill.
Away off, through the strung Bridge, a sky of mulberry
and orange chiffon. Mauve-grey, each cloven sail –
like nursing sisters in a deep corridor, some melancholy;
or nuns, going to an evening confessional.
Robert Gray (Port Macquarie, 23 februari 1945)
De Nederlandse schrijver Toon Kortooms werd op 23 februari 1916 in Deurne geboren. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008.
Uit: Mijn kinderen eten turf
“Natuurlijk had hij iets staan voor vader Lange. Iets bijzonders! Toevallig beschikte Karel op die dag over twee gezonde armen en daarom kon hij weidse gebaren maken om de kwaliteiten van de automobiel uit te meten. ‘Een wagen, Wouter!’ riep hij. ‘Ik zal niet veel zeggen, alleen dit: geknipt voor jou en je gezin!’
Gezeten achter een borrel zei hij nog veel meer over het vervoersmiddel. Vader Lange kreeg de indruk, dat de heren Charles S. Rolls en Frederick H. Royce persoonlijk de hand hadden gehad in de vervaardiging van de wagen.
Na elke borrel werd de automobiel enormer, sterker en meer begerenswaard. Tenslotte stonden de mannen op en begaven zich naar de werkplaats. Achter een barricade van autobanden, uitgeklede motoren en losgeraakte bumpers stond hij. Een woeste kruising tussen een mechanische giraf en een van wielen voorziene buffel. Hij rustte enigszins scheefgezakt, op vier hoge spaakbenen, en zijn spatborden deden denken aan de wenkbrauwen van een nijdige dinosaurus. De koplampen staarden droef en doods voor zich uit. Een wagen als een
uitkijkpost, een vestingwerk op wielen.“
Toon Kortooms (23 februari 1916 – 5 februari 1999)
Deurne: Buste van Kortooms door Jos Reniers
De Duitse schrijver, dichter en cabaretier Erich Kästner werd geboren in Dresden op 23 februari 1899. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008.
Uit: Emil und die Detektive
“Eigentlich ist Emil ja ein ganz passabler Junge. Er hilft seiner Mutter im Waschsalon, ist immer nett und hat Freunde. Aber doch ist da etwas, dass ihn selbst ein wenig belastet. Ist er doch, ohne, dass jemand davon weiß ein Verbrecher…. Hat er doch einer Statue im Park eine rote Nase und einen Schnurrbart verpasst und diese Schandtat wäre beinahe heraus gekommen.
Doch nun fährt er erst einmal nach Berlin, gemeinsam mit 140 DM, die er seiner Oma bringen soll. Dort wird er dann auch wieder Pony Hütchen, seine Cousine, treffen. Natürlich fährt man in eine solch große Stadt in seinem Sonntagsanzug und in diesen steckt Emil auch die 140 DM, damit er sie nicht verliert …
Nur auf der Zugfahrt schläft er plötzlich ein und träumt die wildesten Dinge von Hochhäusern, Männern mit Hüten und allerhand anderer Dinge. Als er aufwacht bemerkt er dass das Geld gestohlen wurde.
Nun ist guter Rat teuer. Gott sei Dank trifft er in Berlin Gustav mit der Hupe und ehe er es sich versieht ist er mitten in einem großen Abenteuer, in dem auch der kleine Dienstag eine große Rolle spielt.”
Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)
De Vlaamse schrijver Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007.
Uit: Sanpaku
“Nadat hij de deur van zijn kamer achter de twee vrouwen op slot had gedaan, vloekte Stangl in het platte dialect van zijn geboortestad Altmünster. Hij stak de sigaar weer aan en liep opgelucht naar de slaapkamer, waar zijn Guarnerius op het bed lag. Hij koos een der drie bogen op een empire-buffetkast, kwam weer in de salon en ging zitten, stemde het instrument en improviseerde enkele sostenuto-tonen op de sol-snaar. Er kwam een scheve glimlach op zijn barse gezicht. Hij bracht zijn linkerhand in de eerste positie, ademde in als een blaasbalg en gaf in een krachtige impuls de eerste tonen aan van Dvoraks celloconcerto. Na het beginmotief hield Stangl op met spelen. De toon had onzuiver geklonken. Hij opende zijn ogen en schrok. Er was iets gebeurd dat hij nooit voor mogelijk had gehouden: hij had warempel moeite gevoeld met de uitzetting van de tweede vinger, en zijn pink had de nodige kracht gemist. Altijd al was hij trots geweest op wat hij zijn ‘karateslag’ placht te noemen. Het trainen van zijn pink was een van zijn dagelijkse oefeningen.
Onmiddellijk zette hij de cantilene in, verderop in het concerto. Heel zwakjes, maar angstaanjagend duidelijk nam hij identiek dezelfde tinteling waar in zijn linkerhand, die langzaam gevoelloos werd alsof ze in ijskoud water werd gedompeld. Hij hield op en kreeg een hol gevoel dat van zijn keel naar zijn maag trok. Zijn huid werd helemaal wak. Hij kneep de hand enkele keren samen. Ze leek wel dood. Toen vloog er een pijnlijke spierkramp vanuit zijn schouder naar zijn pols, en de linkerhand vervormde zich in enkele seconden tot een klauw.”
Jef Geeraerts (Antwerpen, 23 februari 1930)
De Britse schrijver Bernard Cornwell werd geboren op 23 februari 1944 in Londen. Zijn ouders gaven hem vrij voor adoptie en hij groeide op bij een streng Christelijke familie in Essex. Cornwell studeerde geschiedenis aan London University, werkte als leraar en ging toen naar de BBC, waar hij tien jaar lang op de televisie-afdeling werkte. Hij trouwde met een Amerikaanse, trok naar de VS, maar kreeg er geen werkvergunning. Toen begon hij maar romans te schrijven. Zijn doorbraak kwam met de avonturen van Richard Sharpe, een Britse soldaat tijdens de Napoleontische oorlogen. De eerste twee boeken Sharpe’s Eagle en Sharpe’s Gold verschenen in 1981.
Uit: Azincourt
„On the evening of the siege’s second day Hook thought the world had ended.
It was a summer evening of warm and limpid air. The light was pale-bright and the river slid gently between its flowery banks where willows and alders grew. The French banners hung motionless above their tents. Some smoke still sifted from the burned houses to rise soft into the evening air until it faded high in the cloudless sky.
Nicholas Hook leaned on the ramparts. His bow was propped there, unstrung. His thoughts were drifting back to England, to the manor, to the fields behind the long barn where the hay would be almost ready for cutting. There would be hares in the long grass, trout in the stream and larks in the twilight. He thought about the decaying cattle byre in the field called Shortmead, the byre with rotting thatch and a screen of honeysuckle behind which William Snoball’s young wife Nell would meet him and make silent, desperate love. He wondered who was coppicing the Three Button wood and, for the thousandth time, how the wood had got its name. The tavern in the village was called the Three Buttons and no one knew why, not even Lord Slayton who sometimes limped under the tavern’s lintel and put silver on the serving hatch to buy all present an ale.“
Bernard Cornwell (Londen, 23 februari 1944)
De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Langgässer werd geboren op 23 februari 1899 in Alzey. Van1919 tot 1928 werkte zij als lerares. In 1924 verscheen haar eerste dichtbundel Der Wendekreis des Lammes. Op 1 januari 1929 schonk zij als alleenstaande moeder het leven aan een dochter. Vanaf 1931 werkte Langgässer als zelfstandig schrijfster en schreef zij hoorspelen voor de Funk-Stunde Berlin. In 1942 moest zij als als dwangarbeidsster in een munitiefabriek werken, waarbij zich voor het eerste de ziekte mutiple sclerose openbaarde. Na 1945 gold zij als een typische vertegenwoordiger van de na-oorlogse Duitse literatuur,
Gleichzeitig
Mohn an der römischen Mauer,
Träume von Ewigkeit her!
Bachbett voll glitzernder Trauer,
Gruß aus dem Marmarameer.
Rostiges Eisen. Kanister.
Fliegenumwimmeltes Aas.
Troja und Friedhof Geschwister
Tief unter Nesseln und Gras.
Ausdrusch, und Welle um Welle,
wenn die Maschine sich wirft.
Abgesang, Mündung wird Quelle,
welche sich auftrinkt und schlürft.
Spelz, der den Abend verdunkelt.
Plump an dem Ufer der Schwan,
später von Sternen umfunkelt,
pfälzischer Leda Galan.
Endlich die Wagen, die Säcke,
platzend von Körnern wie eh.
Wieder der Pflug und die Egge,
Kalk auf den Feldern wie Schnee.
Frieden und nächtliche Kühle.
Uralte Steine, gesellt,
drehn ruhig sich in der Mühle.
Brot zur Erlösung der Welt.
Elisabeth Langgässer (23 februari 1899 – 25 juli 1950)
De Duitse schrijver David Kalisch werd geboren op 23 februari 1820 in Breslau. Hoewel hij een opleiding had gehad tot koopman en als zodanig ook succesvol was ging hij in 1844 naar Parijs om schrijver te worden. Hij schreef er voor verschillende tijdschriften en leerde Georg Herwegh Karl Marx kennen. Ook sloot hij er vriendschap met Heinrich Heine en Pierre-Joseph Proudhon. In 1846 keerde hij naar Duitsland terug. De doorbraak kwam met zijn stuk Hunderttausend Taler. In 1848 richtte hij met uitgever Albert Hofmann het weekblad Kladderadatsch op. De volgende 24 jaar was het werk voor dit blad zijn hoofdberoep.
Uit: Berlin, wie es weint und lacht
EISLEBEN die Karten abgehend. Roi et neuf! Trois et six! Er nimmt und zahlt Geld. Trois et deux! Ebenso. La Dame et huit!
SCHLEPPER. Attention! Er mischt seine Spielkarten, um eine Pointierkarte zu ziehen.
FERDINAND während dieser Pause laut schnarchend.
EISLEBEN. Nicht so schnarchen, Ferdinand!
FERDINAND ein Auge öffnend. Hm? – Er steckt die Zigarre verkehrt in den Mund, Ausdruck des Ekels, schläft wieder ein und schnarcht weiter.
SCHLEPPER. Auf den Valet! Er setzt.
EISLEBEN abziehend. Neuf et dix – Sept et l’as! – Madame et Valet! Er zahlt aus.
BERNHARD von dem Schnarchen Ferdinands erwachend, reibt sich die Augen und frägt schlaftrunken. Ist noch Zug?
EISLEBEN. Mehr als zuvor!
BERNHARD. Attention! Er sucht in allen Taschen nach Geld und findet nichts, steht auf, zieht sein Schnupftuch, es fallen zwei Kassenbillets aus demselben, hebt sie auf. Auf die Dame! Er wankt nach dem Tische und setzt, das Spiel geht weiter.
EISLEBEN ruft die Karten etwas leiser, um den Dialog im Vordergrunde zu decken.”
David Kalisch (23 februari 1820 – 21 augustus 1872)
De Engelse schrijver Samuel Pepys werd geboren op 23 februari 1633 in Londen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007.
Uit: The Diary of Samuel Pepys
„February 23rd 1663
My Lord desired me to go to Westminster-hall … but [I] durst not go for fear of being taken by those rogues; but was forced to go to White-hall and take boat and so land below the Tower at the iron-gate and so the back way over little Tower-hill; and with my cloak over my face, too one of the watermen along with me and stayed behind a wall in the New buildings behind our garden while he went to see whether anybody stood within the Merchants gate … and there standing but a little dirty boy before the gate, did make me quake and sweat to think that he might be a Trapan [trap]; but there was nobody, and so I got safe into the garden; and coming to open my office door, something behind it fell in the opening, which made me start. So that God knows in what a sad condition I should be in if I were truly in the condition that many a poor man is for debt.“
Samuel Pepys (23 februari 1633 – 26 mei 1703)
Portret door Godfrey Kneller
De Franse dichter Josephin Soulary werd geboren op 23 februari 1815 in Lyon. Van 1845 tot 1867 was hij chef de bureau in de prefectuur van de Rhône en in 1868 werd hij biblithecaris van het Palais des arts in Lyon. Vooral zijn Sonnets humoristiques waren zeer populair door hun mengeling van vrolijkheid en tragedie.
Les deux roses
Hier, sous la verte tonnelle
J’aperçus Rose qui pleurait,
Et, pleurant, de larmes couvrait
Une rose, moins rose qu’elle.
“Qui peut te causer un tel regret?
Dis-je à la blonde colombelle.
– Ah! Monsieur, répondit la belle,
Entre nous, c’est un grand secret!
“Je passais là, lorsqu’une rose,
Celle-là que de pleurs j’arrose,
M’a dit de sa plus douce voix:
“Rose ouverte plus ne se ferme!”
Et mon coeur qui s’ouvre, je crois,
Au petit pâtre de la ferme!”
Josephin Soulary (23 februaari 1815 – 28 maart 1891)
Buste door Charles Textor, musée des Beaux-Arts de Lyon
De Franse schrijver Henri Meilhac werd geboren op 23 februari 1831 in Parijs. Hij schreef jarenlang voor Journal pour rire en bracht in 1855 zijn eerste twee stukken op het toneel. Zijn bekendste werk is waarschijnlijk het libretto voor de opera Carmen van Bizet, dat hij samen met Ludovic Halévy schreef. Meilhac’s werk is echter het nauwst verbonden met de muziek van Jacques Offenbach. Met hem werkte hij o.a. samen bij La belle Hélène (1864), Barbe-bleue (1866), La vie parisienne (1866), La Grande-Duchesse de Gérolstein (1867), en La Périchole (1868). In 1888 werd hij lid van de Académie française.
Uit : La Belle Hélène
SCÈNE PREMIÈRE
PEUPLE, puis CALCHAS et PHILOCOME.
Au lever du rideau, des hommes et des femmes, inclinés devant le temple, présentent des offrandes : fleurs, fruits, laitage, cages d’osier avec des tourterelles, etc, etc. — Les fleurs dominent.
Chœur.
Vers tes autels, Jupin, nous accou
rons joyeux.
A toi nos vœux !
Nous voici tous
A tes genoux !
Dieu, souverain des dieux, toi, dont la barbe est d’or,
Écoute nos accents, ô Jupiter Stator !
Vers tes autels, Jupin, nous accourons joyeux, etc.
Pendant la dernière partie du chœur, la porte du temple s’est ouverte : paraît Calchas suivi de Philocôme. — Mélodrame à l’orchestre pendant que le peuple dépose les offrandes sur les marches du temple.
Calchas, regarde les offrandes et ne cache pas son mécontentement.
Trop de fleurs, trop de fleurs, trop de fleurs !
Le peuple sort, après les offrandes déposées.
Henri Meilhac (23 februari 1831 – 6 juli 1897)
Portret door Jules Elie Delaunay