Stanislaw Witkiewicz, George Moore, August Derleth, Leon de Winter, Alain Mabanckou, Yüksel Pazarkaya, Erich Loest, Irène Némirovsky

De Poolse schrijver, toneelschrijver, schilder, filosoof en fotograaf Stanislaw Ignacy Witkiewicz werd geboren op 24 februari 1885 in Warschau. Toen Ignacy zes jaar oud was begon hij piano te spelen, te schilderen en zijn eigen toneelstukken te schrijven. In 1893, toen Witkiewicz slechts acht jaar oud was schreef hij zijn eerste werk Karaluchy (De Kakkerlakken), wat door hemzelf gedrukt werd op een eigen kleine pers.  In 1901 maakte Witkiewicz zijn eerste reis naar St. Petersburg en een jaar later schreef hij zijn eerste filosofische essays. Hij verkreeg zijn matura (schooldiploma) in Lwów, schreef nog veel meer filosofische verhandelingen en studeerde buitenlandse talen en literatuur. In 1904 reisde Witkiewicz voor het eerst naar Wenen, München en Italië. In 1905/06 studeerde hij kunst aan de kunstacademie van Krakow. Nadat hij kennis had gemaakt met het werk van Gauguin, Van Gogh en Picasso verwierp hij het naturalisme. In de periode 1910-11 schreef hij de roman 622 upadki Bunga, czyli Demoniczna kobieta, (De 622 lotgevallen van Bungo of de diabolische vrouw), die pas in 1972 gepubliceerd werd.  Vanaf 1915 was Witkiewicz officier in het elite Pavlovsky regiment en raakte gewond aan het front.

Witkiewicz begon te experimenteren met drugs en nam deel aan de orgieën en dronkemansfeestjes van de kliek rondom Raspoetin. Toen de revolutie de tsaar in 1917 omverwierp, werd Witkiewicz gekozen tot politiek commissar. Hij maakte in die periode 880 werken, waarvan het grootste deel portretten van medesoldaten. In 1920 schreef Witkiewicz 10 toneelstukken, waaronder Nowe Wyzwolenie (The New Deliverance) en Oni (Them).

Met verscheidene vrienden organiseerde Witkacy een experimentele theatergroep (Teatr Formistów, the Formists’ Theatre), waarmee hij enkele van zijn toneelstukken uitvoerde. Hij begon een tweede roman te schrijven Pozegnanie jesieni (Vaarwel Herfst), vanaf 1925, die werd gepubliceerd in 1927. Direct daarop volgt een derde roman Nienasycenie (Onverzadelijkheid, 1930). In deze periode begon hij aan zijn laatste en meest ambitieuze toneelstuk Szewcy (De Schoenmakers, 1934). Het resultaat van zijn overdenkingen in verband met de potentie van drugs tijdens het creatieve proces. Nikotyna, alcohol, peyote, morfine, ether, werd gepubliceerd in 1932. Zijn vierde roman, Jedyne wyscie (De enige Uitweg) bleef onvoltooid.

 

Uit: 622 Abstürze Bungos oder Die dämonische Frau (Vertaald door Friedrich Griese)

 

Gegen vier Uhr nachmittags hielt das riesige schwarze Automobil des Fürsten Nevermore vor dem Gartentor. Der Chauffeur des Fürsten, ein kleinwüchsiger Alter mit langen grauen Haaren, dem die homosexuelle Perversion ins Gesicht geschrieben stand, ging Bungo abholen, ohne den Motor abzustellen. Kurz darauf eilten sie mit einer Geschwindigkeit von 60 Kilometern pro Stunde den großen, ferne Horizonte verdeckenden Wäldern der Bukowina entgegen, während Bungos Mutter ihnen besorgt nachschaute, gänzlich zu Unrecht der Meinung, der Fürst sei der böse Dämon ihres Sohnes. Der Fürst war nicht allein. Bei ihm war sein Leibarzt, Doktor Riexenburg, auch “das Gerät” genannt. Er war ein hochgewachsener Herr, tadellos gekleidet, ganz in Schwarz. Seinen länglich ovalen, kahl werdenden Schädel umringte ein Kranz hellroter Haare, deren Farbe an den Schläfen ins Gelblich-Weiße überging. Seine gebrochene Nase bildete fast einen rechten Winkel, und auf der zum Boden parallelen Linie ruhte eine goldene Brille. Hinter ihr verbargen sich die stechenden grauen Augen des notorischen Hypnotiseurs. Den sinnlichen Mund, der gleichsam ständig etwas unermeßlich Schweinisches kostete und ein wenig über den fast völlig verkümmerten Unterkiefer vorstand, verdeckte von oben ein dunkel-feuerroter Schnurrbart. Dieser Mensch erweckte den Eindruck, als sei er das Stativ irgendeines Meßgeräts und als könne man seine Glieder abschrauben und nebeneinander legen. Zugleich besaß er scheinbar die Elastizität eines gewissen Körperteils eines Stiers. Man konnte sich keine Situation vorstellen, in der dieser seltsame Herr fehl am Platz gewesen wäre. Als Bungo in das kleine schmutzige Zimmer trat, das völlig überhäuft war von Dingen, zwischen denen kein erkennbarer Zusammenhang bestand, diskutierten die beiden Gentlemen über das richtige Funktionieren des Gasmotors, den der Fürst kürzlich erfunden hatte.

 

witkacy

Stanislaw Witkiewicz (24 februari 1885 – 18 september 1939)
Zelfportret

 

De Ierse schrijver en kunstcriticus George Augustus Moore werd geboren op 24 februari 1852 in Ballyglass. Na de dood van zijn vader in 1870 ging hij naar Parijs om schilderkunst te studeren. Na drie jaar gaf hij die studie op en wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Door Auguste Villiers de L’Isle Adam leerde hij Mallarmé en Édouard Manet kennen. De laatse maakte in deze tijd verschillende portretten van hem. In het Café de la Nouvelle-Athènes ontmoette hij bovendien Pissarro, Degas, Renoir, Monet, Daudet, Toegenjev en vooral Émile Zola, wiens naturalisme van invloed op hem was. In 1880 vestigde Moore zich in Londen en publiceerde zijn eerste gedichten. In 1883 verscheen zijn eerste roman A Modern Lover, die wegens onzedelijkheid werd verboden. Met zijn in 1885 verschenen roman A mummer’s wife schiep Moore de eerste Engelse roman in realistische stijl. In zijn volgende werken thematiseerde hij prostitutie, buitenechtelijke sex en lesbische liefde en provoceerde daarmee de publieke opninie. Door zijn Impressions and Opinions (1891) en Modern Painting (1893) maakten de Engelsen kennis met het impressionisme. Vanaf 1901 leefde Moore in Dublin en samen met Yeats schreef hij voor het Irish Literary Theatre het stuk Diarmuid and Grania. Hij verdiepte zich in de Ierse cultuur en Ierland werd de achtergrond voor zijn roman The Lake (1905) en voor enkele korte verhalen. Omdat hij in deze verhalen de katholieke kerk aanviel leidde dat tot moeilijkheden bij de publicatie. Wel inspireerden zij de jonge James Joyce.

 

Uit: The Lake

 

It was one of those enticing days at the beginning of May when white clouds are drawn about the earth like curtains. The lake lay like a mirror that somebody had breathed upon, the brown islands showing through the mist faintly, with gray shadows falling into the water, blurred at the edges. The ducks were talking in the reeds, the reeds themselves were talking, and the water lapping softly about the smooth limestone shingle. But there was an impulse in the gentle day, and, turning from the sandy spit, Father Oliver walked to and fro along the disused cart-track about the edge of the wood, asking himself if he were going home, knowing very well that he could not bring himself to interview his parishioners that morning.

On a sudden resolve to escape from anyone that might be seeking him, he went into the wood and lay down on the warm grass, and admired the thickly-tasselled branches of the tall larches swinging above him. At a little distance among the juniper-bushes, between the lake and the wood, a bird uttered a cry like two stones clinked sharply together, and getting up he followed the bird, trying to catch sight of it, but always failing to do so; it seemed to range in a circle about certain trees, and he hadn’t gone very far when he heard it behind him. A stonechat he was sure it must be, and he wandered on till he came to a great silver fir, and thought that he spied a pigeon’s nest among the multitudinous branches. The nest, if it were one, was about sixty feet from the ground, perhaps more than that; and, remembering that the great fir had grown out of a single seed, it seemed to him not at all wonderful that people had once worshipped trees, so mysterious is their life, so remote from ours. And he stood a long time looking up, hardly able to resist the temptation to climb the tree—not to rob the nest like a boy, but to admire the two gray eggs which he would find lying on some bare twigs.

At the edge of the wood there were some chestnuts and sycamores. He noticed that the large-patterned leaf of the sycamores, hanging out from a longer stem, was darker than the chestnut leaf.“

 

Georges_Moore
George Moore (24 februari 1852 – 20 januari 1933)
Portret door Édouard Manet

 

 

De Amerikaanse schrijver en uitgever August William Derleth werd geboren op 24 februari 1909 in Sauk City, Wisconsin. Toen hij zestien was verkocht hij al zijn eerste verhalen aan het tijdschrift Weird Tales. In de jaren dertig werkte hij o.a. voor een comissie voor opvoeding en reclasering en als lector aan de universiteit van Wisconsin. Hij was bevriend met de schrijver H. P. Lovecraft. Lovecraft’s personage Comte d’Erlette is een homage aam Derleth wiens Franse voorouders dÉrlette heetten. Na de dood van Lovecraft in 1937 bewerkte hij enkele van diens verhalen of voltooide deze en publiceerde ze. In 1939 richtte hij uitgeverij Arkham House op om de werken van Lovecraft verder te kunnen verspreiden.

 

Uit: The Watchers Out of Time (Samen met H.P. Lovecraft)

 

“Certain houses, like certain persons, manage somehow to proclaim at once their character for evil. Perhaps it is the aroma of evil deeds committed under a particular roof, long after the actual doers have passed away, that makes the gooseflesh come and the hair rise. Something of the original passion of the evil-doer, and of the horror felt by his victim, enters the heart of the innocent watcher, and he becomes suddenly conscious of tingling nerves, creeping skin, and a chilling of the blood . . . —Algernon Blackwood
I had never intended to speak or write again of the Charriere house, once I had fled Providence on that shocking night of discovery—there are memories which every man would seek to suppress, to disbelieve, to wipe out of existence—but I am forced to set down now the narrative of my brief acquaintance with the house on Benefit Street, and my precipitate flight there from, lest some innocent person be subjected to indignity by the police in an effort to explain the horrible discovery the police have made at last—that same ghastly horror it was my lot to look upon before any other human eye—and what I saw was surely far more terrible than what remained to be seen after all these years, the house having reverted to the city, as I had known it would.”

 

Derleth

August Derleth (24 februari 1909 – 4 juli 1971)

 

De Nederlandse schrijver Leon de Winter werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 24 februari 1954. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.

 

Uit: Hoffman’s honger

 

Freddy Mancini had vier steaks verorberd bij de Hongaar, maar hij had honger toen hij door de gang naar zijn hotelkamer sjokte. Het was warm in Europa. Freddy’s enorme buik hing zwaar onder zijn zwetende borstkas, de op maat gemaakte spijkerbroek spande om zijn vette billen. Bobby, zijn vrouw, liep soepel naast hem. Zij verweet hem dat hij vanavond zijn dieet had verknald.
‘Verknald! Freddy, leer je ’t dan nooit? De afgelop
en dagen hield je je netjes aan de regels- en nu? Je zult ’t nooit leren jij.’ In zijn maag voelde Freddy de schaamte branden. Maar de honger bleef zeuren, honger naar vervulling en eeuwigdurende bevrediging. Hij had een keer gelezen dat een speciale maagzenuw het hongergebied in de hersenen deed sidderen. Een verklaring van rationalisten en optimisten.
De diëtiste had hem een paar maanden geleden thuis in San Diego iets anders gezegd.
‘Hoe lang kom je nou al bij me, Freddy? Driejaar?’
‘Drieëneenhalf. Bijna vier.’
‘Zo lang al?’
‘Wat wilde je zeggen, Sandy?’
‘Elk pondje gaat door ’t mondje, dat weet je, maar er zit bij iedereen ook iets in z’n hoofd dat ‘m dik maakt. Maar bij jou, Freddy, bij jou zit ’t allemaal in je hoofd. Bij jou is honger iets mentaals.’

 

Leon_de_Winter

Leon de Winter (’s-Hertogenbosch, 24 februari 1954)
Portret door Roderik van Schaardenburg

 

De Congolese dichter en schrijver Alain Mabanckou werd geboren op 24 februari 1966 in Congo-Brazzaville (Frans Congo). Tegenwoordig woont hij in de VS, waar hij doceert aan de universiteit van Michigan.  Hij schreef al zes dichtbundels en vijf romans. Voor zijn eerste roman kreeg hij in 1999 de “Prix Litteraire de l’Afrique Noire”, voor zijn roman Verre Cassé,  de “Le Prix des Cinq Continents de la Francophonie.”

 

Uit: African Psycho (Vertaald door Christine Schwartz Hartley)

 

I still cannot understand why my last deed, which took place only three months ago, wasn’t covered by the national press or the press of the country over there. Only four insignificant lines in The Street Is Dying, a small neighborhood weekly, and the lines devoted to my crime were buried between ads for Monganga soap and No-Confidence shoes. As I have kept the clipping, I can’t help laughing when I read it again:

“A nurse at the Adolphe-Cisse hospital was assaulted by a sexual maniac upon her return home from work. A complaint was lodged at the police station of the He-Who-Drinks-Water-Is-An-Idiot neighborhood.”

I assure you, I spent the whole day after this deed listening to Radio Right Bank in the hope that it would convey the facts in detail to make up for this news item, which had hurt my pride and come as a real snub to me, even though I wasn’t named in it. I have always suffered from the fact that my actions keep being credited to some other of the town’s shady characters.

But they said nothing! This was the day I understood the meaning of radio silence. I became aware that my gesture was not worthy of a criminal of Angoualima’s ilk, he who would leave his mark by sending his victims’ private parts to the national press and the press of the country over there by registered mail.”

 

AlainMabanckou

Alain Mabanckou (Congo-Brazzaville, 24 februari 1966)

 

De Turkse dichter, schrijver en vertaler Yüksel Pazarkaya werd geboren op 24 februari 1940 in Izmir. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.

Nur um der Liebenden willen dreht sich der Himmel (Fragment)
Eine Schöpfungsgeschichte

1
Es war einmal…
Es war keinmal…
Die Zeit war noch graue Vorzeit…
Der Raum war noch grauer Vorraum…
Vorraum und Vorzeit waren angefüllt von Wasser.
Es gab nichts als Wasser.
Und Gott, der Große Schöpfer, blickte unentwegt auf das Wasser…
Er starrte und starrte auf das Wasser und langweilte sich nach einer Weile, die keine Weile war und keine Zeit, er langweilte sich ob des bloßen Starrens…
Und er beschloss, den Menschen zu erschaffen.
Und so geschah es.
Der Mensch wurde von Gottes Hand erschaffen aus Wasser, aus einemTropfen Wasser.

2
Der Mensch hatte Flügel wie ein Schwan, damit er über dem Wasser schweben konnte.
Er flog hin, er flog her, er flog kreuz und quer…
Doch das bloße Herumfliegen über dem Wasser langweilte den Menschen bald. Er wollte sich nicht länger mit der Herumfliegerei begnügen. Er wollte hoch hinaus in die oberen Sphären steigen. Von quälender Neugier gepackt…
Und er ersann sich List und Trug, Gott, seinen Schöpfer hinters Licht zu führen, zu noch höheren Sphären zu kommen.
Was er jedoch nicht wusste, dass List und Trug den Verstand verleitete, den Gott gegeben, damit der Mensch Gutes ersinne.

 

pazarkaya

Yüksel Pazarkaya (Izmir,  24 februari 1940)

 

De Duitse schrijver Erich Loest werd geboren op 24 februari 1926 in Mittweida. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007.

 

Uit: Nicht meine Welt

 

„Weltoffene Stadt, könnte einer meinen, der diese Fotos sieht und sonst keine Ahnung hat. Literaten aus Ost und West im Disput, grenzüberschreitender Dialog in friedlicher Koexistenz. Ich wundere mich, mit zwei Fotos dabei zu sein, denn ich stand am Rande dieses Geschehens. Ab 1970 etwa war ich wieder einigermaßen gelitten in der Messestadt, das war einige Jahre nach Bautzen II. Ab 1976 gab es nur noch Krach wegen Es geht seinen Gang, und 1981 verschwand ich nach dem Westen. … Meine siebziger Jahre waren anders.“

 

erich_loest

Erich Loest (Mittweida, 24 februari 1926)

 

 

De Franstalige schrijfster Irène Némirovsky werd op 24 februari 1903 in Kiev geboren. Als joodse schrijfster van Russische afkomst maakte ze in de jaren dertig furore met haar romans David Golder (1929) en Le bal (1930) en nog een aantal andere titels. In 1942 werd de schrijfster gedeporteerd en omgebracht. Suite Francaise, het ambitieuze magnum opus waaraan ze begin jaren veertig werkte, zou zij nooit voltooien. Jarenlang bleef het manuscript van dat laatste boek in het handen van haar dochter, tot die uiteindelijk besloot het uit te laten geven. In 2004, meer dan zestig jaar na de dood van zijn auteur, kwam het werk uit in Frankrijk.

 

Uit: Suite Francaise

 

„Hot, thought the Parisians. The warm air of spring. It was night, they were at war and there was an air raid. But dawn was near and the war far away. The first to hear the hum of the siren were those who couldn’t sleep?the ill and bedridden, mothers with sons at the front, women crying for the men they loved. To them it began as a long breath, like air being forced into a deep sigh. It wasn’t long before its wailing filled the sky. It came from afar, from beyond the horizon, slowly, almost lazily. Those still asleep dreamed of waves breaking over pebbles, a March storm whipping the woods, a herd of cows trampling the ground with their hooves, until finally sleep was shaken off and they struggled to open their eyes, murmuring, “Is it an air raid?”
The women, more anxious, more alert, were already up, although some of them, after closing the windows and shutters, went back to bed. The night before?Monday, 3 June?bombs had fallen on Paris for the first time since the beginning of the war. Yet everyone remained calm. Even though the reports were terrible, no one believed them. No more so than if victory had been announced. “We don’t understand what’s happening,” people said.“

 

nemirovsky

Irène Némirovsky (24 februari 1903 – 17 augustus 1942)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e februari ook mijn andere blog van vandaag.

 

Paul Alfred Kleinert, Keto von Waberer, Erich Pawlu, Friedrich Spielhagen, Vincent Voiture, Luc Verbeke, Wilhelm Grimm, Rosalía de Castro, Jacques Presser

De Duitse dichter en schrijver Paul Alfred Kleinert werd geboren op 24 februari 1960 in Leipzig. Hij studeerde Theologie en Kelologie in Oost en West Berlijn, Edinburgh en Dublin. Vanaf 1994 was hij werkzaam als uitgever.o.a. van de „Nordischen Reihe“. Kleinert publiceert voornamelijk edichten en vertalingen uit de klassieke talen.

tristia moderna, Budapest 1978

 

zurück von Constanţa, dem alten Tomi – erfrischt nun im Bad

auf der Insel der heiligen Margit mit einem Band

der tristiae Ovids – zu dieser unversehens geraten

in ein Gespräch mit einem von Leid gezeichneten Mann

jetzt ein Wärter des hiesigen Bades – einst doch ein Lehrer

für die Sprache Ovids an einem Gymnásion der Stadt;

im Anschluß ging das Gespräch über die Briefe ex ponto

(von dem ich gerade geschieden) und kam auf das Jahr  ´56;

er wies seine Zähne, die meisten verschandelt von billigen Plomben

´angebohrt jene für unbotmäßiges Tun: die Strafe

der Mächtigen in jenem düsteren Jahr´ – wie er erklärte

 

Aus Liebe zu diesem wollte er nicht verlassen das Land

(blando patriae retinebar amore klang auf die Sentenz)

ertrug so lieber Verbannung und Absatz vom lehrenden Amt

ward kundig denn wiederholt der nicht versiegenden Trauer

und dann, wie einer, der auch die Zeiten also überdauert

sprach er von Ovids Verbannung in seinem Wiener Deutsch

und: das Schreiben von Briefen sei heute wie damals gefährlich

vor allem, wenn sie dergleichen aufnehmen und sei’s im Gedicht…

 

Nach Jahren nun denk ich zurück an die Gestalt des Mannes

Was wohl geworden aus ihm und welcher Anteil am Geist

Seines Volkes ihm noch beschieden – tristia moderna

zurück, ex ponto, im Budapest des Jahres 1978

 

Paul_Kleinert

Paul Kleinert (Leipzig, 24 februari 1960)

 

De Duitse schrijfster en architekte Keto von Waberer werd geboren op 24 februari 1942 in Augsburg. Zij studeerde na het gymnasium kunst en architectuur in München en Mexiko-Stad. Na  haar terugkeer naar Duitsland werkte zij als architekte, galeriehoudster en journaliste. Sinds 1998 doceert zij aan de Hoge School voor Televisie en Film Creative Writing. Tegenwoordig is daarnaast zij zelfstandig schrijfster.

Uit: Umarmungen

“In der Nacht war Schnee gefallen, und wie immer, wenn Enno an dem Laden vorbeikam, blieb er vor dem schmalen Schaufenster stehen und sah sie sitzen, den Kopf über irgendeine Näharbeit gebeugt. Enno sah keine Kunden im Laden, da waren die Ständer, auf denen die Kleider hingen wie schlaffe Blüten, da waren die Hüte auf dem Tischchen, aufgerichtet wie Pilze, und natürlich stand im Fenster die kopf- und armlose Braut in ihrem glänzenden, mit winzigen Perlen bestickten Kleid. Ein kostbares Kleid, das konnte Enno sehen. Und er glaubte zu wissen, wie es der Frau zumute war, die dort im gelben Licht des schmalen Raumes saß und auf Leute wartete, die hereinkamen, in ihre Kleider schlüpften und sie kauften.

Im Frühling hatte sie den Laden eröffnet, und nun war es tiefer Winter und Schnee lag auf der Girlande über der Tür. Der Laden hatte lange Zeit leer gestanden nach Frau Bertas Tod: Zeitungen und Papier. Er lag zwischen der Fahrradwerkstatt und dem chinesischen Imbiss. »Alta Moda« stand in geschwungenen Goldbuchstaben an die Tür geschrieben und darunter klein »Raissa«. Sonst nichts.”

 

VonWaberer

Keto von Waberer (Augsburg, 24 februari 1942)

 

De Duitse schrijver Erich Pawlu werd geboren op 24 februari 1934 in Frankstadt, Mähren. Van 1953 tot 1957 studeerde hij germanistiek, geschiedenis en geografie in München.Van 1959 tot 1996 was hij leraar in Dillingen a.d. Donau. Pawlu publiceerde satires, verhalen en short stories in verschillende kranten en tijdschriften als de Süddeutsche Zeitung, de Welt, de Neuen Zürcher Zeitung en de Frankfurter Rundschau.

Uit: Gestörte Spiele

“Daß es Frühling wurde, merkte man am Nachlassen des Schnupfens, an Schwellungen infolge erster Bienenstiche und an lehmverkrusteten Schuhen. Aber man merkte es alljährlich auch daran, daß der Kolich-Mann durchs Dorf fuhr.

Kaum standen die ersten Blumen in den Gärten, da kam es die Gasse herauf und näherte sich mit Glöckchengebimmel und Blechbüchsengeschepper, und auf einen meist verunglückten Trompetenstoß erfolgte der durchdringende Ruf: »Kooolich!« Das hieß nichts anderes, als daß hier ein reklamekundiger Geschäftsmann Kalk verkaufen wollte.

Ein schwarzes Pony, geschmückt wie ein Zirkusgaul, schüttelte im Eifer des Vorwärtsstrebens wohl ein Dutzend Glöckchen, die überall dort angebracht waren, wo an einem so kleinen Pferd ein Glöckchen zu befestigen war. Und selbst wenn es stehenzubleiben hatte, weil ein Käufer gefunden war, klingelte es noch am zuckenden Ohr oder im schlagenden Schweif des Tieres. Bunte Bänder wehten an beiden Flanken im Märzwind, und wer am Wegrand stand, freute sich über den farbigen, sichtbaren Einzug des Frühlings.

Am meisten lachte der Mann auf dem Wägelchen, der Kolich-Mann, selbst. Seine Freundlichkeit hatte ihm eine Stammkundschaft gesichert, so daß mancher Hausherr schon vorzeitig vor den abblätternden Kalkwänden seines Anwesens stand , in die Richtung blickte, aus der es klingelte und trompetete, und mit dem Geld in seiner Tasche dazu klimperte. Aber auch für den, der sich vergewissert hatte, daß der Hausputz noch ein Jahr aushalten würde, hatte der Kolich-Mann eine freundliche Geste, er winkte herüber und lachte wie jedes Jahr.”

 

boekomslagPawlu

Erich Pawlu (Frankstadt, 24 februari 1934)
Boekomslag (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse schrijver Friedrich Spielhagen werd geboren op 24 februari 1829 in Magdeburg. Van 1847 tot 1851 studeerde hij in Berlijn, Bonn en Greifswald rechten en filologie. Aaansluitend werkte hij als huisleraar, acteur, soldaat en redacteur en uitgever. Zijn literaire doorbraak kwam in 1861 met zijn roman Problematische Naturen.

Uit: Problematische Naturen

Es war an einem warmen Juniabend des Jahres 184*, als ein mit zwei schwerfälligen Braunen bespannter Stuhlwagen mühsam in dem tiefen Sandwege eines Tannenforstes dahinfuhr.

Wird dieser Wald denn nie ein Ende nehmen! rief der junge Mann, der allein in dem Hintersitze des Fuhrwerks saß, und richtete sich ungeduldig in die Höhe.

Der schweigsame Kutscher vor ihm klatschte statt aller Antwort mit der Peitsche. Die schwerfälligen Braunen machten einen verzweifelten Versuch, in Trab zu fallen, standen aber alsbald von einem Vorsatze ab, den ihr Temperament und der tiefe Sand so wenig begünstigten. Der junge Mann legte sich mit einem Seufzer in seine Ecke zurück und fing wieder an, auf die einförmige Musik des mühsam gleisenden Fuhrwerks zu horchen, und ließ wieder die dunklen Stämme der Tannen an sich vorübergleiten, auf die hier und da ein Streifen von dem Licht des Mondes fiel, der so eben über den Forst heraufstieg. Er begann von neuem, sich den Empfang, der seiner auf dem Schlosse harrte, und die so neue Situation, in die er treten sollte, auszumalen; aber die überdies verschwommenen Bilder einer unbekannten Zukunft wurden dunkler und dunkler; die schlummermüden Augen schlossen sich, und der erste Ton, den sein Ohr wieder vernahm, war der dumpfe Hufschlag der Pferde auf einer hölzernen Brücke, die zu einem mächtigen steinernen Thorweg führte. Endlich, rief der junge Mann, sich emporrichtend und neugierig um sich schauend, als der Wagen rascher durch eine dunkle Allee riesiger Bäume fuhr auf einem mit Kies bestreuten offenen Platze einen halben Bogen machte und jetzt vor dem Portale des Schlosses hielt, auf dessen dunklen Fenstern die Mondstrahlen glitzerten.”

spielhagen

Friedrich Spielhagen (24 februari 1829 – 25 februari 1911)

 

De Franse dichter en schrijver Vincent Voiture werd geboren op 24 februari 1598 in Amiens. Hij kreeg een opleiding in Parijs en maakte kennis met de oudere dichters François de Malherbe en Jean-Louis Guez de Balzac. In 1634 werd hij lid van de Académie française. Zijn lichtvoetige verzen en zijn geestige brieven spraken de leden van de Salon de Rambouillet zeer aan. In 1645 was hij een van de protagonisten in een literair duel van sonnetten. De strijd ging tussen de bewonderaars van Isaac de Benserade’s “Sonnet sur Job” en Voiture’s sonnet “L’Amour d’Uranie avec Philis. Voiture won maar de burgeroorlog van 1648-53 maakte kort daarop een einde aan de samenkonsten van Rambouillet.

 

 

Il faut finir mes jours en l’amour d’Uranie

 

Il faut finir mes jours en l’amour d’Uranie,

L’absence ni le temps ne m’en sauraient guérir,

Et je ne vois plus rien qui me pût secourir,

Ni qui sût r’appeler ma liberté bannie.

 

Dès long-temps je connais sa rigueur infinie,

Mais pensant aux beautés pour qui je dois périr,

Je bénis mon martyre, et content de mourir,

Je n’ose murmurer contre sa tyrannie.

 

Quelquefois ma raison, par de faibles discours,

M’incite à la révolte, et me promet secours,

Mais lors qu’à mon besoin je me veux servir d’elle ;

 

Après beaucoup de peine, et d’efforts impuissants,

Elle dit qu’Uranie est seule aimable et belle,

Et m’y r’engage plus que ne font tous mes sens.

 

Vincent_Voiture

Vincent Voiture (24 februari1598 – 26 mei 1648)
Portret door Philippe de Champaigne

 

De Vlaamse dichter en schrijver Luc Verbeke werd geboren in Wakken op 24 februari 1924. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.

 

Oktoberwolken

 

Oktoberwolken vluchten naar het noorden
en in de bomen klaagt en kreunt de wind
zijn dodenlied. Wat mij nog toebehoorde
aan schoonheid, weelde en wat ik heb bemind,

wat in de zomer oog en oor bekoorde,
de vogels en de bloemen, ’t blozend ooft,
de witte zon die in de luchten gloorde,
het wassend groen, ‘ t wordt alles mij ontroofd.

Zo sta ik naakt, ontbladerd als de bomen,
verzoend met alles wat mijn lot mij bood,
het wentelen der seizoenen, ‘ t gaan en ’t komen,
de eeuwige wet van leven en van dood;

van waan ontdaan, onware glans en logen,
zie ik gehard het wee van eeuwen aan,
wijl staag de wolken vluchten voor mijn ogen
en ook in mij het leven moet vergaan.

 

Verbeke

Luc Verbeke (Wakken, 24 februari 1924)

 

De Duitse schrijver en taalwetenschapper Wilhelm Karl Grimm werd geboren in Hanau op 24 februari 1786. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007.

 

Uit: Dornröschen

 

“Ein König u. eine Königin kriegten gar keine Kinder. Eines Tags war die Königin im Bad, da kroch ein Krebs aus dem Wasser ans Land u. sprach: du wirst bald eine Tochter bekommen. Und so geschah es auch und der König in der Freude hielt ein grosses Fest u. im Lande waren dreizehn Feen, er hatte aber nur zwölf goldne Teller und konnte also die dreizehnte nicht einladen. Die Feen begabten sie mit allen Tugenden und Schönheiten. Wie nun das Fest zu Ende ging, so kam die dreizehnte Fee u. sprach: ihr habt mich nicht gebeten u. ich verkündige euch, dass eure Tochter in ihrem funfzehnten Jahr sich an einer Spindel in den Finger stechen u. daran sterben wird. Die andern Feen wollten dies so gut noch machen, als sie konnten u. sagten: sie sollte nur hundert Jahre in Schlaf fallen.”

 

grimm_w

Wilhelm Grimm (24 februari 1786 – 16 december 1859)

 

Rectificatie: De Spaanse dichteres Rosalía de Castro werd geboren op 24 (en niet 21) februari 1837 in  Santiago de Compostela. Zie ook mijn blog van 21 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.

 

Schwarzer Schatten

  

Als ich dachte, du wärst fort,

schwarzer Schatten, der mir folgt,

kehrtest spottend du zurück,

holtest mich aus meinem Schlaf.

 

Als ich glaubte, du wärst gegangen,

zeigst du dich im selben Schein,

wie ein strahlend’ Stern,

wie des Windes wehender Hauch.

 

Und höre ich Gesang, so singst du,

und höre ich ein Weinen, so weinst doch du,

und du bist des Flusses Rauschen,

bist tiefe Nacht und Morgengrauen.

Du bist in Allem und bist alles für ich! –

Denn du wohnst in mir und niemals

wirst du mich verlassen. Du!

Schatten, der mir ständig folgt.

 

Castro

Rosalía de Castro (24 februari 1837 – 15 juli 1885)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 24 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.

De historicus, schrijver en dichter Jacques (Jacob) Presser werd geboren in Amsterdam op 24 februari 1899.