César Aira, Robert Gray, Sonya Hartnett, Marjolijn Februari, Toon Kortooms, Erich Kästner, Jef Geeraerts, Bernard Cornwell

De Argentijnse schrijver en vertaler César Aira werd geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: Humboldts Schatten (Vertaald door Matthias Strobel)

 

Der zweite Blitz schlug keine zwanzig Sekunden nach dem ersten ein. Er war wesentlich stärker und hatte verheerendere Folgen. Sie flogen zwanzig Meter durch die Luft, glühend und knackend wie ein erkaltendes Lagerfeuer. Wahrscheinlich war die atomare Zersetzung, die Körper und Elemente in einem solchen Fall erleiden, der Grund, warum der Aufprall nicht tödlich war: Er war so abgepolstert, dass sie wieder zurückprallten. Und nicht nur das: Das Fell des Tieres war so aufgeladen, dass es wie ein Magnet wirkte und Rugendas durch die Salti nicht aus dem Sattel geworfen wurde; doch kaum waren sie auf dem Boden gelandet, ließ die Anziehungskraft nach, und der Mann fand sich plötzlich auf der trockenen Erde wieder, den Blick gen Himmel gerichtet.
Das Blitzegewirr in den Wolken ließ Albtraumgestalten aufleuchten und wieder verlöschen. Für den Bruchteil einer Sekunde glaubte er, ein schreckliches Gesicht zusehen. Der Monigote! Überall schallte es ohrenbetäubend: Geräusch über Geräusch, Donner über Donner. Der Umstand war in höchstem Grade ungewöhnlich. Das Pferd wälzte sich am Boden wie ein Krebs, um sie herum platzten Tausende von Feuerzellen und bildeten eine Art allumfassende Aureole, die sich mit ihm verschob und ihm nichts anhaben konnte. Schrien der Mann und sein Pferd? Wahrscheinlich befanden sie sich in einem Schockzustand; aber selbst wenn sie aufgeheult hätten, hätte man nichts gehört. Der umgekippte Reiter suchte mit den Händen nach dem Boden, um eine Stelle zu finden, wo er sich aufstützen konnte. Doch er war statisch zu sehr aufgeladen, als dass er etwas hätte berühren können. Das Pferd begann sich aufzurichten, und Rugendas las an seiner plötzlichen Erleichterung ab, dass es so gut war; für einen Moment musste er auf den Trost eines Begleiters verzichten, um dem dritten Blitz zu entkommen.
Dann stand das Pferd wieder, mit gesträubten Haaren, monumental, und verdeckte die Hälfte des Blitzegewirrs; seine Giraffenbeine knickten widerspenstig ein, der Kopf lauschte wieder aufmerksam dem Ruf des Wahnsinns … und dann rannte es los …
Und Rugendas mit! Er konnte und wollte es nicht verstehen, es war zu ungeheuerlich. Er spürte, wie er mitgeschleift wurde, fast schwebte, wie der Satellit eines gefährlichen Sterns. Der Ritt wurde immer schneller, und er hing dahinter, prallte auf und nieder, ohne irgendetwas zu begreifen …
Er wusste nämlich nicht, dass sich der eine Fuß in einem Steigbügel verfangen hatte, ein Unfall, der Klassiker unter den Reitunfällen, der, nur weil er sich schon so oft wiederholt hat, nicht plötzlich nicht mehr vorkommt. Die Stromerzeugung setzte genauso plötzlich aus, wie sie eingesetzt hatte, was ein Jammer war, weil ein Blitzschlag zur rechten Zeit, der das Tier wieder zum Stehen gebracht hätte, dem Maler eine Menge Unannehmlichkeiten erspart hätte. Aber der Strom wurde in die Wolken abgeleitet, Wind kam auf, es begann zu regnen…”

 

Aira

César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)

 

De Australische dichter Robert Gray werd geboren op 23 februari 1945 in Port Macquarie. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

A Bowl Of Pears

 

Swarthy as oilcloth and as squat

as Sancho Panza

wearing a beret’s little stalk

the pear

 

itself suggests the application of some rigour

the finest blade

from the knife drawer

here

 

to freshen it is one slice and then another

the north fall south fall

facets of glacier

the snow-clean juice with a slight crunch that is sweet

 

I find lintels and plinths of white marble

clean angled

where there slides

the perfume globule

 

a freshness

like the breeze that is felt upon

the opening

of day’s fan

 

Enku

sculptor of pine stumps

revealed the ten thousand Buddhas with his attacks

the calligraphic axe

 

Rationalised shape shaped with vertical strokes

I have made of your jowled

buttocks

a squareness neatly pelvic

 

A Sunday of rain

and like a drain

a pipe that was agog and is chock-a-block the limber thunder

rebounds

and bounds

 

it comes pouring down

a funnel the wrong way around

broadcasts

its buffoon militance over the houses all afternoon

 

Undone

the laces of rain

dangle on the windows

now slicing iron

 

a butcher is sharpening

the light

of his favourite knife

its shimmers carving stripes into the garden

 

And I have carved the pear-shaped head

with eyes

close set

as pips that Picasso saw his poor

 

friend who had gone

to war

a cubist

snowman the fragrant and fatal Apollinaire.

 

robertgray

Robert Gray (Port Macquarie, 23 februari 1945)

 

De Australische schrijfster Sonya Hartnett werd geboren op 23 februari 1968 in Box Hill, Melbourne. Haar eerste roman schreef zij al toen zij dertien jaar was. Hartnett schrijft voornamelijk voor kinderen en jonge volwassenen, maar ook wel voor volwassenen. Controvers was de roman “Landscape with Animals” uir 2006 die zij onder het pseudoniem Cameron S. Redfern schreef. In 2008 ontving zij de Astrid Lindgren Memorial Award.

 Uit: Of A Boy

He wasn’t a gregarious boy, he couldn’t push his way into any existing group of friends; he felt that, having nothing to offer, they would recognise him as a parasite and treat him with contempt. The reason he felt he had nothing to offer was that, in his heart, he knew he was dull. Nothing about him gave him value: he was ordinary and dull. But at least he was smart enough to know it: he wouldn’t become one of those wretches who lurk the perimeters, who live the hideous role of whipping-boy, lackey, buffoon. He exiled himself ruthlessly, which at least was dignified. He could not be injured if he shielded himself from harm.
But school is a terrible place for a rejected child. The ringing of the lunchtime bell was enough to cool his blood; the lunch hour seemed an endless desert of time. He didn’t complain or resist going to school but every day he haunted the gates, hoping against hope that his mother would walk by, discover him, and carry him home.

(…)

“I can’t go anywhere. I can’t forget myself – I’ve got to be here every three-thirty, collecting him from school. I get a holiday only when he does. I’ve got to cook a decent meal for him every night, so he doesn’t waste away. He needs cleaning, clothing, carting here and there. It’s hard work, rearing a child. It’s not work for the old.”

Sonya_Hartnett

Sonya Hartnett (Box Hill, 23 februari 1968)

 

De Nederlandse schrijfster, filosofe en columniste Marjolijn Februari (eig. Marjolijn Drenth) werd geboren in Coevorden op 23 februari 1963. Drenth studeerde kunstgeschiedenis, filosofie en rechten aan de Universiteit Utrecht. In 1989 kwam haar eerste roman uit, De zonen van het uitzicht, waarvoor ze het daaropvolgende jaar de Multatuliprijs ontving. In 2007 volgde De Literaire Kring. Sinds 2001 schrijft Drent columns voor de Volkskrant. Omdat ze, zoals ze zelf zei, nog te jong was om de rest van haar leven proza te schrijven, aanvaarde ze in 1991 een positie als AIO aan de Katholieke Universiteit Brabant. Ze deed hier onderzoek naar economie en ethiek, wat resulteerde in haar dissertatie Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek, Amartya Sen en de Onmogelijkheid van de Paretiaanse liberaal. Dit proefschrift werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs.

Uit: O Heden (over de epifanie)

“1. Wie IKEA bezoekt, kan het horen: ´Rosalie wil worden afgehaald uit het Kinderparadijs.´ Een bericht over de verheviging van het heden.

2. Sinds de Verlichting, men leze hierover Kant, behoort de mens tot het heden. Voor de schrijver in deze nieuwe tijd geldt ten overstaan van het verleden dezelfde regel die ervaren wereldreizigers hanteren op hun wereldreizen: alles wat je thuislaat is meegenomen. De verheviging van het moment komt in de literatuur dan ook het meest tot leven door de afwezigheid van alles wat meegenomen is.

3. I don´t know a soul that´s not been battered, I don´t have a friend who feels at ease, zingt Paul Simon, I don´t know a dream that´s not been scattered, or driven to its knees.
Deze woorden klinken iedere keer in me op wanneer ik lees hoe boeken worden verklaard vanuit de Grundverletzung van hun auteur. Dergelijke verklaringen houden naar mijn gevoel precies daar op waar de literatuur begint. Iedere schrijver is immers, zo goed als ieder mens, door zijn verleden geschonden: I don´t know a soul that´s not been battered … Wie het heden in woorden wil vatten, zal woorden moeten kiezen die hun geschiedenis te boven zijn gekomen. Feestelijke woorden.
Woorden die, als de bloem van Kemp, vooral bestaan ´om er met een vaantje om rond te gaan.”

februari

Marjolijn Februari (Coevorden, 23 februari 1963)

 

De Nederlandse schrijver Toon Kortooms werd op 23 februari 1916 in Deurne geboren. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008 en ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: Patertje Pispaal

 

„Nauwelijks had de stoomtrein
vaart gemaakt of hij begon weer af te remmen. Hij kwam steunend en hijgend tot staan bij een kazerne, die over een eigen perron beschikte. Vier militairen stonden daar te wachten. Ze stapten binnen in Humbles coupe. De eerste droeg een sterk gesneden, lichtblauw uniform, de borst behangen met een kleurige verzameling van onderscheidingen. Hij bleef voor Humble staan, keek hem recht in de ogen en zei met een harde stem die door heel de wagon dreunde; ‘ Dit is mijn plaats!’

Humble had in de maanden bij Tim voldoende Liberiaans opgedaan om te weten wat de officier bedoelde. Hij kan mij wat, dacht hij. Ik zit fijn bij het raam en ik blijf zitten.

Opnieuw schreeuwde de militair. ‘ Dit is mijn plaats!’

Zij adjudant schoot toe, tikte Humble op de schouder en maakte een gebaar van “ opstaan “

Ik zal opstaan, maar ik zal ook weer zitten, nam Humble zich voor.

Hij stond op, stak de adjudant het reisbiljet onder de neus en riep, minstens even hard als de officier: ‘ Kaartje betaald, Plaats is van mij!’

Het zou wel niet allemaal vlekkeloos Liberiaans zijn, maar begrijpen zouden ze het. De reizigers in de wagon hielden de adem in en keken over de halve schotten naar het duel tussen leger en kerk. Men zag het gelaat van de officier alle tinten van de regenboog aannemen. De man sprong in de houding,.sloeg met een klap de hakken tegen elkaar en brulde alsof hij voor een zootje recruten stond:

‘ Weet u wel dat ik genereaal Dle Marro ben? ‘

Heel even, een seconde misschien was Humble terug op de loopplank van het vrachtschip in de haven van Santa Maria toen hij de onverhoedse ommekeer in zijn binnenste beleefde. Hij sprong overeind, ging kaarsrecht en op de tenen voor de hoge pief staan en riep even hard: ‘ En weet u dat ik padre Humble Pispaal ben?’

Alle reizigers barstten in lachen uit.“

 

KORTOOMS

Toon Kortooms (23 februari 1916 – 5 februari 1999)

 

De Duitse schrijver, dichter en cabaretier Erich Kästner werd geboren in Dresden op 23 februari 1899. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008 en ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: Als ich ein kleiner Junge war

 

„Ein Vorwort ist für ein Buch so wichtig und so hübsch wie der Vorgarten für ein Haus. Natürlich gibt

es auch Häuser ohne Vorgärtchen und Bücher ohne Vorwörtchen, Verzeihung, ohne Vorwort. Aber mit einem Vorgarten, nein, mit einem Vorwort sind mir die Bücher lieber. Ich bin nicht dafür, daß die Besucher gleich mit der Tür ins Haus fallen. Es ist weder für die Besucher gut, noch fürs Haus. Und für die Tür auch nicht.

So ein Vorgarten mit Blumenrabatten, beispielsweise mit bunten, kunterbunten Stiefmütterchen, und einem kleinen, kurzen Weg aufs Haus zu, mit drei, vier Stufen bis zur Tür und zur Klingel, das soll eine Unart sein?

Mietskasernen, ja siebzigstöckige Wolkenkratzer, sie sind im Laufe der Zeit notwendig geworden. Und dikke Bücher, schwer wie Ziegelsteine, natürlich auch. Trotzdem gehört meine ganze Liebe nach wie vor den kleinen gemütlichen Häusern mit den Stiefmütterchen und Dahlien im Vorgarten. Und den schmalen, handlichen Büchern mit ihrem Vorwort.

Vielleicht liegt es daran, daß ich in Mietskasernen aufgewachsen bin. Ganz und gar ohne Vorgärtchen. Mein Vorgarten war der Hinterhof, und die Teppichstange war mein Lindenbaum. Das ist kein Grund zumWeinen, und eswar kein Grund zumWeinen. Höfe und Teppichstangen sind etwas sehr Schönes. Und ich habe wenig geweint und viel gelacht. Nur, Fliederbüsche und Holundersträucher sind auf andere und noch schönere Weise schön. Das wußte ich schon, als ich ein kleiner Junge war. Und heute weiß ich’s fast noch besser. Denn heute hab ich endlich ein Vorgärtchen und hinterm Haus eine Wiese. Und Rosen und Veilchen und Tulpen und Schneeglöckchen und Narzissen und Hahnenfuß und Männertreu und Glockenblumen und Vergißmeinnicht und meterhohe blühende Gräser, die der Sommerwind streichelt. Und Faulbaumsträucher und Fliederbüsche und zwei hohe Eschen und eine alte, morsche Erle hab ich außerdem. Sogar Blaumeisen, Kohlmeisen, Hänflinge, Kleiber, Dompfaffen, Amseln, Buntspechte und Elstern hab ich. Manchmal könnte ich mich fast beneiden!“

 

erich_kaestner

Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)

 

De Vlaamse schrijver Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: De Nachtvogels

 

“Moemoe!” riep hij opeens, greep haar opnieuw vast, begon haar te kietelen en daarna met haar te walsen. Ze slaakte angstkreetjes en probeerde zich lachend los te trekken, maar voor Carl barstte de wereld met een knal open in veelkleurige vensters, waarin elk voorwerp, elk geluid, elke geur gloednieuw was, wondermooi en glanzend en kostbaar, ondoorgrondelijk en beladen met betekenis, de regen roffelde op het dak, de mist gaf een parelmoeren schijn af, alle mensen waren aardig en kwetsbaar en alert, er heerste een grote band van samenhorigheid en het leven was hartverscheurend, wild en mysterieus.”

 

Geraedts

Jef Geeraerts (Antwerpen, 23 februari 1930)

 

De Britse schrijver Bernard Cornwell werd geboren op 23 februari 1944 in Londen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: Excalibur

 

When suddenly a horn sounded from Mynydd Baddon.

At first few of us heard the horn, so loud were the shouts and the tramp of feet and the moans of the dying, but then the horn called again, then a third time, and at the third call men turned and stared up at Mynydd Baddon’s abandoned rampart. Even the Franks and Saxons stopped. They were only fifty paces from us when the horn checked them and when they, like us, turned to gaze up the long green hillside.

To see a single horseman and a banner.

There was only one banner, but it was a huge one; a wind-spread expanse of white linen on which was embroidered the red dragon of Dumnonia. The beast, all claws, tail and fire, reared on the flag that caught the wind and almost toppled the horseman who carried it. Even at this distance we could see that the horseman rode stiffly and awkwardly as though he could neither handle his black horse nor hold the great banner steady, but then two spearmen appeared behind him and they pricked his horse with their weapons and the beast sprang away down the hill and its rider was jerked hard backwards by the sudden motion. He swayed forward again as the horse raced down the slope, his black cloak flew up behind and I saw that his armour beneath the cloak was shining white, as white as the linen of his fluttering flag. Behind him, spilling off Mynydd Baddon as we had spilled just after dawn, came a shrieking mass of men with black shields and other men with tusked boars on their shields. Oengus mac Airem and Culhwch had come, though instead of striking down the Corinium road they had first worked their way onto Mynydd Baddon so that their men would link up with ours.“

 

Cornwall

Bernard Cornwell (Londen, 23 februari 1944)


Zie voor nog meer schrijvers van de 23e februari ook
mijn vorige blog van vandaag.

 

Elisabeth Langgässer, Amoene van Haersolte, B. Traven, David Kalisch, Samuel Pepys, Josephin Soulary, Henri Meilhac

De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Langgässer werd geboren op 23 februari 1899 in Alzey. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Mein Ursprung …

 

Begreift ihr nun? Mein Ursprung ist der Hauch.

Ein Hauch ist nichts. Und ist der Name auch.

 

Erfühlt es tief. Mein Ende ist der Duft.

Sehr sanft entläßt ihn meines Namens Gruft.

 

Die Gruft ist leer. O neu gehauchtes Glück:

Die Welt strömt ein. Ich atme sie zurück.

 

 

 

Aufzuspringen rot vor Glück

   

Aufzuspringen rot vor Glück,

drängt jetzt auch das Jahr.

Weiß die Rose, daß ihr Blick

eine traf, die – denk’ zurück! –

schon im sechsten war ?

 

In dem sechsten Monat ist

heute alles Kraut.

Nur sie selbst, ohne Zwist,

ohne Paarung, Trug und List

Mutter bleibt und Braut.

 

Langgaesser

Elisabeth Langgässer (23 februari 1899 – 25 juli 1950)

 

De Nederlandse schrijfster Amoene van Haersolte (eig. Ernestine Amoene Sophia van Haersolte-van Holthe tot Echten)  werd geboren in Utrecht op 23 februari 1890. Ze trouwde op 7 maart 1916 met Johan Frederik baron van Haersolte, wethouder van Zwolle, rechter-plaatsvervanger en dijkgraaf. Zij kregen samen vier kinderen. Van Haersolte publiceerde onder andere in Onze Eeuw, Leven en Werken en Den Gulden Winckel. Na de Tweede Wereldoorlog publiceerde ze in De Nieuwe Stem en Overijssel, Jaarboek voor cultuur en historie.

 

Uit: Het joodsche lied’ door Jacob Israël de Haan

 

„Er ligt geen verwijt aan den auteur De Haan in deze woorden. We moeten daarlaten, of er een kleineering van den mensch in gezocht moet of kan worden. Want wie zal bepalen of de bron van een geluk de waarde van hem dien ze gelukkig maakt doet tanen? Voor den ingewijden beschouwer dezer verzen zal het schokkend, verontrustend blijken, dat Gods woord –

 

En God sprak: ‘Ik, Ik vaag de wolken voort,

Als wolken veeg Ik uw zonden voorbij.

Want uw hartdaad was en uw drijvend woord

Als Mijn open hemel is uw hart Mij.

 

in precies gelijke mate syncopisch gerythmeerd klinkt als het relaas van Jacob Israël de Haan’s jeugdvaart van het ouderlijke Zaandam naar het groote Amsterdam:

 

Toen mijn vader, des morgens in den zomer,

Mij plotsling verrast op reis medenam.

Klaar als een waker, verrukt als een droomer,

Verliet ik met de boot den lagen Dam.

 

Ook zal het dien beschouwer in onrust brengen, dat iedere zinsdeel-combinatie tot drie-, vier- of vijfvoudige alliteratie aanleiding moet geven. De Haan is in zijn gedichten de functioneele afgedwongenheid van de alliteratie allang voorbij; hij kruidt er zijn wijsgeerig-huppelende zinnen mee, tot een samengaan van klankdrachtigheid en denkbeelden-hypertrophie ze te gronde voert. Daaraan werken het stuipachtige der zinsformatie en de onophoudelijke zelfherhaling van zijn, uit wonderbaarlijke taal-abyssen opgediepte, naamwoorden mee. En nogmaals, door niets zoo hevig als door deze verwrongen onevenredigheden toont De Haan – hem ten heil! – zijn ‘kunst’ onafhankelijk te kunnen houden van zijn kameleontische menschelijkheid. Want meer waarachtig dan fraai is het gezegd: het kunstwerk is een edel gerecht, uit tallooze ingrediënten toebereid; maar welken weg uit alle de maatschappelijke wegen zij volgden, het kunstwerk verliest zijn adel, zoo men, elk der wegen terug-zoekende, den oorsprong niet vindt in de humaniteit.“

Utrecht_Oudegracht_Domtoren

Amoene van Haersolte (23 februari 1890 – 1 augustus 1952)
Utrecht (Geen portret beschikbaar)

 

 

De Duitstalige schrijver B. Traven werd (vermoedelijk op 23 februari) 1890 geboren. Er is heel weinig over hem bekend, omdat hij nooit interviews toestond en opzettelijk iedere poging tot demystificatie dwarsboomde. Over het algemeen wordt hij geïdentificeerd met Ret Marut, het pseudoniem van een Duitse schrijver die zich in anarchistische kringen bewoog. B. Traven werd beroemd met de romans das Totenschiff en Der Schatz der Sierra Madre, maar hij maakte zijn debut met Die Baumwollpflücker in 1925.  Niet alleen over de identiteit van de schrijver bestaat veel onduidelijkheid, ook zijn biografie is in nevelen gehuld. De man die we als “B. Traven” kennen overleed in 1969 in Mexico. Hij stond officieel bekend als Bernhard Traven Torsvan en had het verhaal dat hij de autoriteiten verteld haast oncontroleerbaar gemaakt. Volgens zijn papieren was hij geboren in 1892 in San Francisco geboren, een stad die in 1905 volkomen was verwoest door een aarbeving, waardoor alle archieven verloren gingen. Zijn testament vermeldde echter dat hij in 1890 in Chicago geboren was. Als hij dezelfde is als Ret Marut die van 1919 tot 1921 in het anarchistische tijdschrift Der Ziegelbrenner publiceerde, wat waarschijnlijk lijkt, zou hij, als deelnemer aan de Beierse Revolutie standrechtelijk worden geëxecuteerd, maar wist te ontvluchten en publiceerde zijn tijdschrift vanuit Keulen. In 1923 duikt zijn spoor op in de archieven van de Britse vreemdelingenpolitie; de foto van „Otto Feige“ uit Schwiebus is onmiskenbaar Traven. Men vermoedt dat Traven van hier naar Canada is vertrokken en vandaar naar Mexico.

 

Uit: Das Totenschiff

 

Nach dem Aussehen eines Schiffes kann man genau die Beköstigung und Behandlung der Mannschaft beurteilen, sobald man erst einmal eine Weile Salzwasser gerochen hat. Da bildet sich manch einer ernsthaft ein, daß er vom Meere, von Schiffen und Seeleuten etwas verstünde, wenn er ein dutzendmal auf einem Passagierschiff, vielleicht sogar Staatskabine, über Ozeane gefahren ist. Aber ein Fahrgast lernt weder etwas vom Meer noch etwas von einem Schiff und noch viel weniger etwas vom Leben der Mannschaft. Die Stewards sind keine Mannschaft, und die Offiziere sind auch keine Mannschaft. Die einen sind nur Kellner und Hausdiener, und die anderen sind nur Beamte mit Pensionsberechtigung. Der Skipper kommandiert das Schiff, aber er kennt es nicht. Wer auf dem Kamel reitet und den Ort angibt, wo er hinreiten will, weiß nichts von dem Kamel. Der Kameltreiber allein kennt das Kamel, zu ihm spricht das Kamel, und er spricht zu dem Kamel. Er allein kennt seine Sorgen und seine Schwächen und seine Wünsche. So ist es auch mit einem S
chiff. Der Skipper ist der Kommandant, der Vorgesetzte, der immer anders will, als das Schiff will. Ihn haßt das Schiff, wie alle Vorgesetzten und Kommandanten gehaßt werden. Und lediglich wenn Kommandanten wirklich einmal geliebt werden, oder es wird gesagt, daß sie geliebt seien, so werden sie nur darum geliebt, weil man in dieser Weise am besten mit ihnen und mit ihren Schrullen zurechtkommt. Aber die Mannschaft ist es, die das Schiff liebt. Die Mannschaft sind die echten und wahren Kameraden des Schiffes. Sie putzen an dem Schiff herum, sie streicheln es, sie kosen es, sie küssen es. Die Mannschaft hat häufig kein andres irgendwo auf dem Lande, er hat seine Frau, er hat seine Kinder.
Es haben auch manche Seeleute eine Frau oder Kinder, aber ihre Arbeit mit dem Schiff und auf dem Schiff ist so hart und ermüdend, daß sie nur an das Schiff denken können und die Familie daheim völlig vergessen, weil sie keine Zeit haben, an ihr Zuhause zu denken. Denn wenn sie anfangen wollen, an das Zuhause zu denken, dann beginnen sie gleich zu schlafen, weil sie zu müde sind. Das Schiff weiß ganz genau, daß es keinen Schritt gehen könnte, wenn die Mannschaft nicht wäre.“

 

Traven

B. Traven (vermoedelijk 1890 – 26 maart 1969)

 

De Duitse schrijver David Kalisch werd geboren op 23 februari 1820 in Breslau. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: Berlin, wie es weint und lacht

 

BERNHARD gewinnt und verliert.

SCHLEPPER die leere Flasche sehend. Ist denn kein Stoff mehr da? Heda, Ferdinand!

FERDINAND. Hm! Was denn?

SCHLEPPER. Sekt her!

FERDINAND sitzen bleibend, laut für sich. I bewahre! Noch länger hier sitzen bleiben. Es kann ja nicht weit vom Morgen sein. Was ist denn die Uhr? – Er sieht nach. Dreiviertel auf Sechs! – Er sieht durchs Fenster. Heller, lichter Tag! Die schöne Nacht wieder um die Ohren geschlagen! Wenn man nicht seinen Profit davon hätte, es wäre nicht zum Aushalten. Aber ich denke, man muß sich nichts daraus machen. Andere Leute leben in den Tag hinein und kommen zu nichts, unsereins lebt in die Nacht hinein und kommt dadurch zu etwas. Er liest in dem Buche.

BERNHARD. Den letzten Louis auf die sept.

EISLEBEN wie oben
. Madame et deux! Sept et roi!

BERNHARD. Pfui! – Alles fort! – Alles verloren!

EISLEBEN. Dix et l’as!

BERNHARD. Attention! Zwanzig Louisdor auf die neuf!

EISLEBEN zögert, den Einsatz des Geldes erwartend. Wenn ich bitten darf.

BERNHARD. Auf Ehrenwort!

EISLEBEN. Auf Ehrenwort! Gut! Er zieht ab. Roi et dix! – Roi et Madam! – Neuf et trois! – Sie haben verloren.“

 

kalisch

David Kalisch (23 februari 1820 – 21 augustus 1872)

 

De Engelse schrijver Samuel Pepys werd geboren op 23 februari 1633 in Londen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: The Diary of Samuel Pepys

 

„Friday 22 February 1666/67

Up, and to the office, where I awhile, and then home with Sir H. Cholmly to give him some tallies upon the business of the Mole at Tangier, and then out with him by coach to the Excise Office, there to enter them, and so back again with him to the Exchange, and there I took another coach, and home to the office, and to my business till dinner, the rest of our officers having been this morning upon the Victuallers’ accounts. At dinner all of us, that is to say, Lord Bruncker, [Sir] J. Minnes, [Sir] W. Batten, [Sir] T. Harvy, and myself, to Sir W. Pen’s house, where some other company. It is instead of a wedding dinner for his daughter, whom I saw in palterly clothes, nothing new but a bracelet that her servant had given her, and ugly she is, as heart can wish. A sorry dinner, not any thing handsome or clean, but some silver plates they borrowed of me. My wife was here too. So a great deal of talk, and I seemingly merry, but took no pleasure at all. We had favours given us all, and we put them in our hats, I against my will, but that my Lord and the rest did, I being displeased that he did carry Sir W. Coventry’s himself several days ago, and the people up and down the town long since, and we must have them but to-day. After dinner to talk a little, and then I away to my office, to draw up a letter of the state of the Office and Navy for the Duke of York against Sunday next, and at it late, and then home to supper and to bed, talking with my wife of the poorness and meanness of all that Sir W. Pen and the people about us do, compared with what we do.“

 

samuel_pepys1

Samuel Pepys (23 februari 1633 – 26 mei 1703)
Portret door J. Hayles, 1666

 

De Franse dichter Josephin Soulary werd geboren op 23 februari 1815 in Lyon. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Sonnet De Decembre

 

L’hiver est là. L’oiseau meurt de faim; l’homme gèle.

Passe pour l’homme encor ; mais l’oiseau, c’est pitié !

Dans un bouquin rongé des rats plus qu’à moitié

j’ai lu qu’il paie aussi la faute originelle.

 

La bise a mangé l’air, durci le sol, lié

Les ruisseaux. – Temps propice aux heureux ! La flanelle

Les couvre ; au coin du feu le festin les appelle.

Mais les autres ?.. Sans doute ils auront mal prié !

 

Le soleil disparaît sous la brume glacée ;

C’est l’acteur des beaux jours qui, la toile baissée,

Prépare sa rentrée au prochain renouveau ;

 

et, tandis qu’on grelotte, il vient, par intervalle,

regarder plaisamment, l’oeil au trou du rideau,

La grimace que fait son public dans la salle.

 

Soulary

Josephin Soulary (23 februari 1815 – 28 maart 1891)
Muurportret in Lyon

 

De Franse schrijver Henri Meilhac werd geboren op 23 februari 1831 in Parijs. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.

 

Uit: Carmen

 

„SCÈNE PREMIÈRE

MORALÈS, MICAËLA, Soldats, Passants.

Au lever du rideau, une quinzaine de soldats (Dragons du régiment d’Alcala) sont groupés devant le corps de garde, les uns assis et fumant, les autres accoudés sur la balustrade de la galerie. – Mouvement de passants sur la place : des gens pressés, affairés, vont, viennent, se rencontrent, se saluent, se bousculent, etc.

 

CHŒUR

Sur la place

Chacun passe,

Chacun vient, chacun va ;

Drôles de gens que ces gens-là !

MORALÈS.

À la porte du corps de garde,

Pour tuer le temps,

On fume, on jase, l’on regarde

Passer les passants.

[ 396 ]

REPRISE DU CHŒUR

Sur la place

Etc.

Depuis quelques minutes, Micaëla est entrée : – jupe bleue, nattes tombant sur les épaules ; – hésitante, embarrassée, elle regarde les soldats avance, recule.

MORALÈS, aux soldats.

Regardez donc cette petite

Qui semble vouloir nous parler…

Voyez, elle tourne, elle hésite…“

 

Meihac

Henri Meilhac (23 februari 1831 – 6 juli 1897)
Portret door Jules Elie Delaunay