De Italiaans filmregisseur, dichter en schrijver Pier Paolo Pasolini werd geboren in Bologna op 5 maart 1922. Zie ook mijn blog van 5 maart 2007 en ook mijn blog van 5 maart 2008 en ook mijn blog van 5 maart 2009.
Stolen Days
We who are poor have little time
for youth and beauty:
you can do well without us.
Our birth enslaves us!
butterflies shorn of all beauty,
buried in the chrysalis of time.
The wealthy don’t pay for our time:
those days stolen from beauty
possessed by our fathers and us.
Will time’s hunger never die?
Vincent
Vincent won’t go to the fair in the towns of the Friuli,
they play only church bells not violins in the Friuli!
When he sees some poor man lost in a square of Friuli
he gives him his jacket since he’s sheltered by some wall,
when he sees a poor man lost and alone in the Friuli
he gladly gives him his heart as the sky turns to dusk.
“Good-bye, mom, good-bye, dad I am leaving the Friuli
I’m leaving for America, the glory of the Friuli!”
The train is taking me toward the clear blue sea,
oh, the sad loneliness of dying so far from Friuli.
Vertaald door Adeodato Piazza Nicolai
Uit: Amado Mio. Unkeusche Handlungen
Und eines Nachmittags oder Abends lief ich schreiend
Auf den sonntäglichen Straßen, nach dem Fußballspiel,
zum alten Friedhof, dort hinter der Bahn,
um wieder und wieder bis aufs Blut
den süßesten Akt des Lebens zu vollziehen,
ganz allein, auf dem Erdhaufen
der zwei oder drei Gräber
italienischer oder deutscher Soldaten,
die ohne Namen auf dem Balkenkreuz
hier liegen aus dem vorigen Krieg.
Vertaald door Maja Pflug
Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 – 2 november 1975)
De Nederlandse schrijver Arthur van Schendel werd geboren op 5 maart 1874 in Batavia. Zie ook mijn blog van 5 maart 2007 en ook mijn blog van 5 maart 2008 en ook mijn blog van 5 maart 2009.
Uit: Een zwerver verliefd
„Toen Tamalone een knaap was van dertien jaren, bleek en bescheiden, was hij het meest geliefde kind van zijn vader, die hem altoos bij zich verlangde, hem ’s morgens medenam naar het hof van den baljuw en hem zijn boek liet dragen. En thuis na het avondeten las hij hem voor, dicht bij hem gezeten. De jongen luisterde dan met oogen neêrgeslagen naar de geschiedenissen van de heiligen, van de koningen en de oorlogen en zat nog langen tijd daarna zwijgend voor zich te staren. Maar zelden sprak hij een woord.
Eens zag een priester hem en was getroffen door de zonderling teedere bekoring dier donkere oogen; en nadat hij vele malen in de woning van Anfroy, den vader, was komen spreken nam hij den knaap mede naar zijn kapel, achter het gasthuis bij de rivier. Daar, in de sacristij, waar hij door de hooge ruitjes de kalme zonnige wolken aan de lucht zag gaan, zat voortaan Tamal des morgens met andere jongens op banken, luisterend naar den priester, die in ’t midden met schoone klanken stond te zingen; hun aller hooge stemmen herhaalden dan een korte wijs, – bij het ijl geluid zijner eigen stem voelde hij zijn hart verwonderlijk poperen, zijn wangen waren heet en hij wendde zijn oogen van den meester niet af. Den langen weg naar huis, en des morgens weder naar de kapel toegaande dacht hij gedurig hoe heerlijk het was in de ruimte van een kerk te zingen; hij keek niet meer naar het koopvolk en de huizen die hij voorbij liep, hij zag inwendig zoovele nieuwe dingen en hoorde steeds den klank van de stem des priesters – het waren zijn eerste droomen waar zijn gelaat van bloosde en dit was zijn eerste liefde, het koraalgezang dat vader Mahy hem leerde.
In de kapel hielden de geestelijken veel van hem; zijn vader was heimelijk verblijd wanneer hij des avonds den jongen met een boek op de knieën stillekens bij het licht zag lezen, en dacht glimlachend aan later tijd.“
Arthur van Schendel (5 maart 1874 – 11 september 1946)
Borstbeeld in Amsterdam
De Nederlandse schrijver, columnist en dichter Koos van Zomeren werd geboren in Velp op 5 maart 1946. Zie ook mijn blog van 5 maart 2007 en ook mijn blog van 5 maart 2008 en ook mijn blog van 5 maart 2009.
Uit: Otto’s oorlog
„Stein hield kantoor in de achterkamer van een woning boven een van zijn winkels. Meubilair uit de jaren vijftig en spetters duivenkak op de ruiten. De geur van vermolmd hout en verschoten behang. Het geheel ademde een onbeschaamde smakeloosheid uit en had een ontwrichtende uitwerking op zijn zakenrelaties. Toch was intimidatie niet zijn belangrijkste oogmerk. Evenmin was het zijn bedoeling te koketteren met zijn eenvoudige afkomst. Op de allerlaatste plaats liet hij zich leiden door overwegingen van zuinigheid. Alles liet hij bij het oude omdat hij eraan gehecht was.“
(…)
„Het grijsgroene, slijmerige slik verweerde zich energiek. Het zoog, kneedde en slurpte, het beroofde hen van hun adem, moed en zweet, maar het kon niet verhinderen dat ze het eiland bereikten. Zodra ze vaste grond onder de voeten hadden liet Simon zich vallen. Stein stond te kotsen. De eerste tien minuten zeiden ze geen stom woord. In die tijd werden ze zich bewust van de eigenaardige, weeë geur die over Arel hing. Naast een rotsblok lag met gespreide vleugels en een opzij gezakte kop het gemummificeerd kadaver van een pelikaan. Als een lugubere kopie lag achter de volwassen vogel in precies dezelfde houding een donzig bruin jong. En zij waren de eersten niet die hier door de dood waren overmeesterd. Het hele eiland was bedekt met karkassen en knekels, die in de loop der jaren de poreuze, zachtgele kleur van de bodem hadden aangenomen. Je kon geen stap verzetten zonder op een bot te trappen.“
Koos van Zomeren (Velp, 5 maart 1946)
De Britse schrijver Danny King werd geboren op 5 maart 1969 in Slough, Berkshire. Zie ook mijn blog van 5 maart 2009.
Uit: The Burglar Diaries
‘How the fuck should I know? This ain’t my house, I don’t live here do I? Have a look in those drawers over there by the videos,’ which he does, as I make a little more room for my hand so I can finally yank out the last of the cables. I pull the machine out from under the table and take it through to the back door – our point of entry for this evening – to put with the rest of the pile. A big telly, a portable, a microwave, one of those miniature hi-fi systems, an answerphone, a camera, a leather jacket, a three quarter’s full bottle of scotch (for personal consumption later) and an alright looking set of graphite golf clubs. Some burglars would take the furniture as well, but I’m not really in that game. Too big and too much of an effort to be arsed with. I’m strictly an electrical appliances man; they yield the most amount of wedge for the least amount of bulk – not counting jewellery of course, though there ain’t an awful lot of that about in reality. The image of some Milk Tray man shinning up a drainpipe to steal Lady Fanshaw’s diamond tiara is nothing more than a product of Hollywood and a romantic view of burglary. Let me assure you, if Raffles had lived on this estate, he would’ve nicked videos as well.
‘These ‘em?’ says Ollie, holding out a manual with ‘How to use your new video recorder’ written in big letters on the front.
‘Yeah, that’s them,’ I say.
‘Well here’ya.’
‘Don’t give ‘em to me, I don’t want them. Stick ‘em in your pocket.’
‘I ain’t got the room, you take ‘em.’
This is another of Ollie’s little traits, filling his pocket with crap. We ain’t in most houses more than ten minutes before he’s stashed half a ton of junk we ain’t ever going to get a penny for away in his slacks. Calculators, pens, cheap digital watches and anything else shiny that catches his eye. We did this one job once where the geezer had a big bottle of coppers – you know, one and two pence pieces – and old jackdaw here practically gives himself a hernia trying to clamber over the back fence in a hurry, a bit later on, with little more than £19 in his pocket. Cunt!“
Danny King (Slough, 5 maart 1969)
De Indiaans-Amerikaanse schrijfster Leslie Marmon Silko werd geboren op 5 maart 1948 in Albuquerque, New Mexico. Zie ook mijn blog van 5 maart 2007 en ook mijn blog van 5 maart 2009.
Uit: Language and Literature from a Pueblo Indian Perspective
„In the Creation story, Antelope says that he will help knock a hole in the earth so that the people can come up, out into the next world. Antelope tries and tries; he uses his hooves, but is unable to break through. It is then that Badger says, “Let me help you.” And Badger very patiently uses his claws and digs a way through, bringing the people into the world. When the Badger clan people think of themselves, or when the Antelope people think of themselves, it is as people who are of this story, and this is our place, and we fit into the very beginning when the people first came, before we began our journey south.
Within the clans there are stories that identify the clan. One moves, then from the idea of one’s identity as a tribal person into clan identity, then to one’s identity as a member of an extended family. And it is the notion of “extended family” that has produced a kind of story that some distinguish from other Pueblo stories, though Pueblo people do not. Anthropologists and ethnologists have, for a long time, differentiated the types of stories the Pueblos tell. They tended to elevate the old, sacred, and traditional stories and to brush aside family stories, the family’s account of itself. But in Pueblo culture, these family stories are given equal recognition. There is no definite, present pattern for the way one will hear the stories of one’s own family, but it is a very critical part of one’s childhood, and the storytelling continues throughout one’s life. One will hear stories of importance to the family—sometimes wonderful stories—stories about the time a maternal uncle got the biggest deer that was ever seen and brought it back from the mountains. And so an individual’s identity will extend from the identity constructed around the family—“I am from the family of my uncle who brought in this wonderful deer and it was a wonderful hunt.”
Leslie Marmon Silko (Albuquerque, 5 maart 1948)
Zie voor nog meer schrijvers van de 5e maart ook mijn vorige blog van vandaag.