Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Werner Fritsch, Jan Mulder, Olia Lialina

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939.

 

Uit: Een verhaal van liefde en duisternis (Vertaald door Hilde Pach)

 

Ik ben geboren en opgegroeid in een heel kleine woning op de begane grond, van zo’n dertig vierkante meter, met een laag plafond. Mijn ouders sliepen op een slaapbank die ’s avonds als hij uitgeschoven werd, de kamer bijna van wand tot wand besloeg. Vroeg in de ochtend duwden ze de bank diep weg in zichzelf, verborgen het beddengoed in het duister van de kist eronder, draaiden de matras om, sloten de zaak af, spreidden over het geheel een lichtgrijs kleed uit, legden er hier en daar een paar geborduurde oosterse kussentjes op, en zorgden daarmee dat elk teken van hun nachtelijke slaap verdwenen was. Zo diende de kamer hun niet alleen tot slaapkamer, maar ook tot werkkamer, bibliotheek, eetkamer en ook nog eens tot zitkamer.

Tegenover deze kamer was mijn kamertje, groenig van kleur, waarvan de helft in beslag genomen werd door een dikbuikige kleerkast. Een lange, nauwe, duistere, enigszins kronkelige gang, net een tunnel waardoor boeven uit de gevangenis ontsnappen, verbond het keukentje en de wc met de twee kamertjes. Een zwakke gloeilamp, gevangen in een ijzeren kooi, wierp over deze gang ook overdag een troebel licht dat die naam nauwelijks verdiende. Aan de voorkant hadden beide kamers slechts één raam, allebei beschermd door ijzeren tralies, allebei ingespannen met hun luiken knipperend om een blik op het oosten te werpen, maar wat ze zagen was niet meer dan een stoffige cipres en een muur van ruwe natuursteen. Door een getralied bovenlicht gluurden onze keuken en wc naar een kleine gevangenisluchtplaats, omgeven door hoge muren en geplaveid met beton, een binnenplaats waar een bleke geranium in een roestig olijvenblik door gebrek aan zonlicht stond weg te kwijnen. Op de vensterbanken van de raampjes stonden altijd weckpotten met ingelegde augurken, en verder een cactus die een zwaar leven had en zich had ingegraven in de aarde van een gebarsten vaas die nu dienstdeed als bloempot.”

 

AmosOz

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006

 

Uit: De etaleur

 

‘Hebben ze je vrijgelaten?’ vraagt hij. In het parterrerestaurantheeft hij een kop thee voor haar ge-maakt. Zelf schenkt hij een glas vruchtensap in, die hij in een teug achteroverslaat. Blijkbaar heeft hij al eentijdlang ongemerkt ontiegelijke dorst gehad. ‘Heb je een proces gehad? Ben je veroordeeld? Vrijgesproken?’‘Ik heb gezwegen.’‘Gezwegen? En toen?’‘Toen hebben ze me laten gaan. Gebrek aan bewijs.’Door het raam scheren d elichten van een passerende vrachtauto. Victor loopt naar de bar om zichzelf bij te schenken uit de glazen kan met sap. Het parterrerestaurant is zijn eigen keuken. De meubelafdeling beschouwt hij als zijn woonkamer, de boekenafdeling zijn privé-bibliotheek, enzovoorts. Hij heeft de ExtraLarge-variant van een huis. Je kunt zelfs stellen dat hij alle mogelijke huizen tegelijk bewoont. Hij is daar al zo aan gewend dat hij vreest voor het moment dat de etalages af zijn, zijn opdracht volbracht is en hij terug de gewone wereld in moet.‘Sinds wanneer ben je al te-rug?’ vraagt hij, als hij weer tegenoverhaar zit en zijn stoel aanschuift.‘Uit de gevangenis? Of hier in de stad?’‘Allebei. Vertel me alles Vita.’Hij buigt zich naar haar toe, wil haar handen vastgrijpen, maar legt uiteindelijk zijn onderarmen vlak op tafel neer.Vita staart hem onderzoekend aan en vraagt wat ze de hele tijd al heeft willen vragen: ‘Zou je die hoeden niet eens afzetten?”

 

Weijts

Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen.

 

Uit: De vermaledijde vaders

“Hij steekt zo gunstig af bij de moeder, die vader, dat we met hem leren ons voor haar te schamen. Vrouwen zijn goed voor de ergernis en de minachting. Vrouwen zijn goed voor de afkeer van de eigen geilheid. Vrouwen zijn dom. Heel slim worden we attent gemaakt op moeders dwaasheid. Haar liegen. Haar luiheid (…) En als we hem nodig hebben, als het erop aan komt, hebben we geen vader meer. Gelukkig. Want in werkelijkheid maakt hij ons bang. We kunnen geen zoon worden, en geen vrouw om hem te behagen. En we weten dat hij dat niet zal pikken. In het diepste van zijn gedachten heeft hij ons gemaakt, een mislukking die hij zichzelf niet kan vergeven. We lijken op zijn moeder, waar hij niet onderuit komt. Arme vader.”

(…)

 

“Toch ben ik nog lang bereid die man te verdedigen, ook al heeft hij ongelijk. Want al heb ik geen moeder, dan wil ik wel een vader hebben. En omdat ik niet aanwijsbaar uit hem ben voortgekomen, is het een verhouding waarvan ik me voorstel dat ik er een eigen inbreng in heb.”

 

monica_paemel

Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen.

 

Uit: Making an Elephant

 

“The death of a father is, in most cases, an inevitable passage of life. If you’re a novelist, however open-mindedly or unwittingly you start out, you know that certain big personal events must one day be accommodated into your work. There will, for example, be the novel you write after your father’s death. It won’t be about his death or even about him, but it can’t help but be informed by his death.

He had a battery of first names: Lionel Allan Stanley. Fortunately, he liked to be known as Allan or simply Al. I never heard the word Lionel pass his lips. He was born in London in the early 1920s and brought up in Lower Sydenham, SE26, in a street optimistically called Fairlawn Park. I’d never been there, but after he died I went, on a sort of a pilgrimage, to see where he’d come from. A little, squat, terraced house, like thousands of others, but distinguished by its standing at an odd slight angle to the house next door and by the fact that, though occupied, it was spectacularly neglected. The tiny front garden was a seethe of creeping ivy, and seated on or sinking, rather, into the vegetation were two immobilized, rusting cars. They filled the cramped space between front window and street. The ivy had taken hold and was creeping up into the wheel arches.

I was strangely relieved — elated even — by this conspicuous dereliction. The place wasn’t just ordinary and anonymous. It was singled out, even by that crooked angle, from its unremarkable neighbours, and that ivy and wreckage (I’ll never know the story) were like some mock-portentous, tongue-in-cheek acknowledgement of mortality and the grave.”

 

Graham-Swift

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

 

 De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle.

 

Uit: Snow Falling on Cedars

 

„At the intersection of Center Valley Road and South Beach Drive Ishmael spied, ahead of him in the bend, a car that had failed to negotiate the grade as it coiled around a grove of snow-hung cedars. Ishmael recognized it as the Willys station wagon that belonged to Fujiko and Hisao Imada; in fact, Hisao was working with a shovel at its rear right wheel, which had dropped into the roadside drainage ditch.
Hisao Imada was small enough most of the time, but he looked even smaller bundled up in his winter clothes, his hat pulled low and his scarf across his chin so that only his mouth, nose, and eyes showed. Ishmael knew he would not ask for help, in part because San Piedro people never did, in part because such was his character. Ishmael decided to park at the bottom of the grade beside Gordon Ostrom’s mailbox and walk the fifty yards up South Beach Drive, keeping his DeSoto well out of the road while he convinced Hisao Imada to accept a ride from him.
Ishmael had known Hisao a long time. When he was eight years old he’d seen the Japanese man trudging along behind his swaybacked white plow horse: a Japanese man who carried a machete at his belt in order to cut down vine maples. His family lived in two canvas tents while they cleared their newly purchased property. They drew water from a feeder creek and warmed themselves at a slash pile kept burning by his children–girls in rubber boots, including Hatsue–who dragged branches and brought armfuls of brush to it. Hisao was lean and tough and worked methodically, never altering his pace. He wore a shoulder strap T-shirt, and this, coupled with the sharp-honed weapon at his belt, put Is
hmael in mind of the pirates he’d read about in illustrated books his father had brought him from the Amity Harbor Public Library. But all of this was more than twenty years ago now, so that as he approached Hisao Imada in the South Beach Drive, Ishmael saw the man in another light: hapless, small in the storm, numb with the cold and ineffective with his shovel while the trees threatened to come down around him.“

 

guterson

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren.

 

Uit: Das sind die Gewitter in der Natur

 

In der Basilika von Waldsassen. Vor einem Seitenaltar.

In Brokat gekleidete Totengerippe hinter Glasschreinen.

Hier in der Kirche bin ich zur Kommunion gekommen.

Zur Firmung gekommen. Und da sind überall früher. Vor ein paar tausend Jahren, wie sie das Kloster so gebaut gehabt haben. Sind die Römer gekommen. Haben die Heiligen all umgebracht. Da hinunter in die Gruft sind die Heiligen begraben worden. Und sind da noch sehr viele Geliebte da oder Gerippe?

Gelübde da.

Haben sie sich versteckt drunten. Dann haben sie sie überall verfolgt. Und heroben überall. Wo sie sie haben haben können, haben sie die Toten überall. Die Heiligen all umgebracht.

 Aufschwenk ins Astgewirr einer winterkalten Eiche.

 Mein Vater stammt von Hundsbach ab.

Und da haben sie ein kleines Anwesen gehabt, wo er raus ist. Aber die sind wieder weitschichtig gewesen. Das kann in Asch auch gewesen sein. Und da ist ein alter Vater gewesen. Der war früher einmal auf der Regierung.

Die andere Generation schon. Das hat der durchgesetzt, daß es erlaubt worden ist. Was ich gehört hab allemal. Ich weiß auch nicht. Oder weiß ichs?

Daß das Volk nicht ausstirbt. Daß sie Kinder erzeugen dürfen. Das ist da nicht erlaubt gewesen. Hat er gesagt gehabt, er geht jetzt. Und ist gegangen und ist nimmer kommen.”

 

Fritsch

Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Jan Mulder viert vandaag zijn 65e verjaardag.  Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Uit: Gastcolumn (Persmuseum)

 

Ja, ze hebben je het goed verteld: ik ben een zure columnist van een progressief dagblad, ik geef het toe ik ben in principe niet voor de monarchie maar voor de democratie, maar nu jij er bent, twijfel ik weer aan alles’. Zo sprak ik wel eens in mijn gedachten tegen haar, zij die ons bestaan zo ingrijpend heeft veranderd. En wanneer prins Willem-Alexander komt, is het niet ondenkbaar dat hij Máxima meeneemt, waar of niet, Willem? Waar ís ze?
Inburgeren is een lelijk woord, maar met Máxima is het opeens feest. Inburgeren! Vrolijk klinkt het door stad en land. De zon staat hoog aan de hemel, de vensters en deuren gaan open, de mensen hebben er weer zin in nadat ze zo lang hebben gewacht: het is weer Máxima, de jaarlijkse inburgertijd! De roemers zijn vol en de korenschoven rijp, straks gaan we dansen en openen we het inburgerseizoen met vuurwerk, siersmeden en een optreden van een groep confronterende columnisten op een plein. Alles wat ik van Máxima dacht, is waar. Ik heb haar zojuist de hand gedrukt. Hartveroverende vrouw. Zij toonde zich dan ook spontaan bereid om samen met mij een confronterende dialoog uit te spreken over de pers en de bijdrage die het Persmuseum aan onze samenleving kan leveren, dit als extra verrassing bij de zo reeds feestelijke opening. U moet weten dat een columnist niet per se de waarheid schrijft en dat ik deze column geschreven heb in de veronderstelling dat Máxima hier níet zou zijn. Dat zij er plotseling wél is maakt het allemaal wat ingewikkelder. Aan de ene kant raakt mijn confronterende column kant noch wal meer, aan de andere kant ben ik dolgelukkig dat Máxima er is. U begrijpt dat ik dit heb opgeschreven voor het geval zij inderdaad met Willem-Alexander zou meekomen. Gelukkig, zij is er niet. Ik bedoel dit goed, koninklijke hoogheid. Veel liever had ik Máxima gezien natuurlijk, laten we het maar bekennen: een columnist is geen haar beter dan de gemiddelde Gelderlander.”

 

Jan_Mulder

Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Russische netkunstenares Olia Lialina werd geboren op 4 mei 1971 in Moskou. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Ga naar http://www.c3.hu/collection/agatha  

 

Of naar: http://art.teleportacia.org  

 

OliaLialina

Olia Lialina (Moskou, 4 mei 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Ishita Bhaduri, Gerlind Reinshagen, Jacques Lanzmann, Maxence Van der Meersch, Wilhelm Lehmann

De Indiase dichteres Ishita Bhaduri werd geboren op 4 mei 1961 in Kolkata in West-Bengalen. Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Why This Rainfall of Letters!

 

That watercoloured dream
trampled by feet and lost forever,
Why flash on its face the light of letters?
That moon covered by ash-grey clouds,
Why a blue veil for it now?
That yellow velvety flower, already blown away,
Why should it now get drenched
in the rainfall of letters?
That river, distanced from its shores,
What more can a nor’wester give her now?
The morning, that walked into the hazy fog,
Can it be woken up by the sound of dewdrops?

 

 

Vertaald door Soma Roy

 

 

The Endless Night

On the thirty-six inches bed
You take six
And give me the rest,
Can I take so much space?
So much anger? Such void?
Can I? Can I?
# #
On a thirty-six inches bed
If you occupy only six inches
How will I survive
This endless night?
The dust storm of Chaitra?

 

Vertaald door Boudhayan Mukhopadhyay

Bhaduri

Ishita Bhaduri (Kolkata 4 mei, 1961)

 

 

De Duitse schrijfster Gerlind Reinshagen werd geboren op 4 mei 1926 in Königsberg. Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Uit: Rovinato oder Die Seele des Geschäfts

 

“Die Ruschigk ist eine, die ein Privatleben hat.

Zwar behaupten das viele von sich, Bilder werden herumgezeigt: Kinder auf Rutschbahnen, junge Männer bei der Silvesterfeier mit Glas in der Hand, eine Locke forsch, wie unabsichtlich, in der Stirn, Frauen mit Säuglingen vor der Brust, die älteren Männer im guten Anzug, geradezu und aufrecht in die Linse blickend; aber glauben, nein, glauben tut man es ihnen allen miteinander doch nicht so recht. Man sieht, was spät am Abend und am Wochenende sich zuhaus ereignet, doch eher als Marginalie, als unwesentliches Nachspiel an; zu tief, zu fest ist jeder einzelne in das Leben des Geschäfts verwachsen, in die Beziehungen zu den Kollegen, so vielfach dahinein verschlungen, als daß ihm noch Luft bliebe für das Private, als daß er da noch groß investieren könnte.

Nur die Ruschigk, die macht sich für beides stark. Der nimmt man es ab. Die schafft das Private und das Geschäft und noch so einiges andere dazu. Also, könnte man sagen, daß die Ruschigk ihr häusliches Leben auf das Glücklichste mit dem Geschäftlichen verbunden hat, oder anders vielleicht: ihr Privates bricht sich sozusagen im Geschäftlichen, oder noch anders: es brandet, es brummt im Geschäftlichen auf; das Geschäft ist sozusagen Ruschigks Ufer, an dem die Fluten zum Stillstand kommen.

Das Ruschigksche Privatleben taucht unvermutet auf, steht plötzlich kurz vor Feierabend in der Tür, schreibt sogar Briefe ab und an; fast jeder männliche Beschäftigte kriegt irgendwann einmal damit zu tun.

Die Ruschigksche Ehe spielt sich nicht ab im Bett, nicht am Couchtisch, nicht vor dem Fernsehschirm, wie es bei anderen Paaren der Fall ist. Sie gewinnt Leben und Hitze auf dem kurzen Stück Weg zwischen Glastür und Park, (durch den die Ruschigk dann nach Hause geht), wo für gewöhnlich auf der ersten Bank mit freiem Blick zu unserem Geschäftshaus hin, Herr Ruschigk, ein Finanzbeamter, sitzt und lauert. Ihr auflauert, meinen einige, aber so einfach ist die Sache nicht.“

 

reinshagen

Gerlind Reinshagen (Königsberg, 4 mei 1926)

 

De Franse schrijver, journalist en tekstschrijver Jacques Lanzmann werd geboren op 4 mei 1927 in Bois-Colombes. Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Paris s’éveille

Je suis le dauphin de la place Dauphine
Et la place Blanche a mauvais’ mine
Les camions sont pleins de lait
Les balayeurs sont pleins d’balais

 

Il est 5 heures, Paris s’éveille, Paris s’éveille

 

Les travestis vont se raser
Les strip-teaseuses sont rhabillées
Les traversins sont écrasés
Les amoureux sont fatigués

 

Le café est dans les tasses
Les cafés nettoient leurs glaces
Et sur le boulevard Montparnasse
La gare n’est plus qu’une carcasse

 

Les banlieusards sont dans les gares
À la Villette on tranche le lard
Paris by night regagne les cars
Les boulangers font des bâtards

 

La Tour Eiffel a froid aux pieds
L’Arc de Triomphe est ranimé
Et l’Obélisque est bien dressé
Entre la nuit et la journée

 

Les journaux sont imprimés
Les ouvriers sont déprimés
Les gens se lèvent ils sont brimés
C’est l’heure où je vais me coucher

 

Il est 5 heures Paris se lève
Il est 5 heures je n’ai pas sommeil

 

Lanzmann

Jacques Lanzmann (4 mei 1927 – 21 juni 2006)

 

De Franse schrijver van Vlaamse afkomst Maxence Van der Meersch werd geboren op 4 mei 1907 in Roubaix. Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Uit: La maison dans la dune

 

Il n’y avait plus de sentier. Tom devait suivre maintenant d’étroits passages, des bandes d’herbe, les rives bosselées de ruisseaux limitant les champs. Derrière lui, brusquement, la lune se montra, entre deux nuages noirs déchiquetés par une rafale. Et Tom, dès lors, instinctivement, se baissa, fit plus bas et plus long, se coula d’une allure féline les long des blés et des avoines. Une fois, il s’arrêta encore, il leva la tête par-dessus les tiges d’avoine, il regarda au loin l’immensité des champs, qui, sous la lune, s’éclairaient d’une pâleur spectrale d’au-delà. Et il vit au milieu de ce désert plat et morne, très loin encore, vers la ligne sombre des dunes qui, à droite, fermaient l’horizon, la silhouette d’un homme qui attendait.

Tom fit un long circuit, contourna l’homme, à deux cent mètres de distance, de façon à être sous le vent. Il sut alors qu’il y avait un chien avec l’homme. Et cela lui inspira de la méfiance. Son expérience lui rappelait que ces gens-là, qui attendent, la nuit, avec des armes et des chiens, sont à craindre et à

éviter.

Lentement, Tom se coula dans les blés. Il se fit plus petit encore, rasant la terre sous son ventre, écartant du bout de son nez les chaumes, ondulant, s’insinuant, faisant à peine frémir les tiges autour de lui. Dans cette mer ondoyante de verdure, il glissait comme un navire, sans bruit, sans heurt…

Mais brusquement, son nez, qui fendait comme une étrave l’épaisseur des blés, trouva devant lui le vide. Il était arrivé à la limite des champs. Plus loin, il n’y avait qu’une lande nue, pelée, à peine tachée, ça et là, d’une plaque d’herbe courte et roussâtre.“

 

VanderMeersch

Maxence Van der Meersch (4 mei 1907 – 14 januari 1951)

 

De Duitse schrijver en dichter Wilhelm Lehmann werd geboren op 4 mei 1882 in Puerto Cabello. Zie ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

Signale

Seewärts hör ich Signale tuten:
Sie schießen die Torpedos ein.
Auf fernen Meeren, nah dem Ohre,
Gesprengter Leiber letztes Schrein.

Der Märzwind greift den Wandernden,
Ich gleite wie auf Flügelschuhn;
Dann bin ich selbst ihm aufgestiegen
Und kann auf seinem Rücken ruhn.

Ein Girren streicht um meine Kniee,
Ein Rebhahn schwirrt am Kleinbahndamm.
Vor aufgerauhter Schlehdornhecke
Säugt Mutterschaf sein erstes Lamm.

Hör ich noch die Signale rufen?
Sie wurden Klang von Roncevalles:
Woran die Herzen eins zersprangen,
Schwebt echoleicht als Hörnerschall.

Mich feit der süße Augenblick.
Die Zügel häng ich ins Genick
Dem Windpferd, daß es schweifend grase.
Huflattich blüht, es springt der Hase.

Die Wolken bauen Pyrenäen,
Der Erdgeist denkt die Vogelreise:
Und ohne daß sie wissen, zucken
In Aufbruchslust die Kuckuckszehen.

Sie landen, höheren Flugs getragen
Als ihn Schrapnells, Granaten wagen.

Ob draußen noch Signale tuten?
Schießt man noch die Torpedos ein?
Schreckt noch das Ohr auf fernen Meeren
Zerfetzter Leiber Todesschrein?

Tief innen übte sich inzwischen
Gesang, der Thebens Mauern baute.
Fang an mit zwiegespaltnem Laute:
Und “heile, heile, heile!” tönt es,
Kuckuck! Kein Fluch der Erde höhnt es.

Granaten und Schrapnells verzischen.

 

Lehman Wilhelm

Wilhelm Lehmann (4 mei 1882 – 17 november 1968)