Echte wereld (Huub Oosterhuis), David Guterson

 

Bij 4 mei

 

Oorlogsmonument in Steenwijk

 

Echte Wereld

Meer dan vijftig jaar geleden
in de dagen dat een nieuwe tijd begon
schreef Hans Lodeizen, een dichter:
‘deze wereld is niet de echte’.

1.
Denk je in: wij hier
met tien miljoen vermenigvuldigd
zouden zeker weten
dat door met spandoeken te lopen
op blote voeten en te zingen,
wij een nieuwe oorlog
konden voorkomen,
wie zou niet –

Bereken
of door prijs te geven
de helft van onze kapitalen
wij misschien doden
zouden doen leven,
breken
de armoedespiraal.

Stel dat een oogopslag bestaat
een handomdraai
die wij door gestage oefening
kunnen leren,
en waarmee wij,
in plaats van ons dood te vechten,
het lot keren en deze wereld
veranderen in de echte –

dan zou Afghanistan
weldra een boomgaard zijn,
en Irak het stromenland weer
waar de mensheid begon
en van Gaza

tot de ceders van de Libanon
zouden vriend en vijand
dansen tot diep in de nacht
bij de bandoneon.

2.
Sinds onheuglijke tijden
staat de hoop geschreven
dat ooit grote woorden als
‘verzoening – leed geleden –
mensenrecht – schoon water – vrede’

tot een nieuwe wereld worden
eindelijk de echte.

In naam van hen
die vóór ons waren
en omwille van wie na ons komen

blijf die grote woorden dromen –
laat de hoop niet varen.

 

Huub Oosterhuis (1 november 1933 – 9 april 2023)
Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam, de geboorteplaats van Huub Oosterhuis

 

De Amerikaanse dichter en schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

GESLOTEN MOLEN

Sommige van die bomen zijn nu verdwenen en sommige zijn er nog.
De molen, die verdween, heeft mos achtergelaten.
Tussen de bramen ligt een kluwen kabels
Bij de rivier – in de open plekken tussen dorens,
In beslag genomen chokers, een in beslag genomen motor.
Zelfs de zaagselberg is tot onkruid verwaaid,
Waartussen brandnetels niet meer te ontwijken zijn.
Ik herinner me de ochtend dat de kok
Vertrok en zijn verfrommelde schort achterliet
Onder de warme lampen terwijl plakken wentelteefjes
Rookten op de grillplaat. Ik heb genoeg vijanden gemaakt
Om de toekomst te kleuren. ik heb niets gedaan
Om het heft uit handen te geven. Mijn vriend wilde
Jack Daniel’s in het ziekenhuis en kreeg het.
Iemand probeerde me met een hamer te slaan.
We konden nergens naar toe en we gingen
Er samen heen. Terugkomen is niet erger dan
Een nare droom, denk ik, maar ik heb spijt,
Nu, van die draaiende molen.
Al die luidruchtig door de zaag gedreven bomen
In de tijd dat ik koning was.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei  mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

Christiaan Weijts, Amos Oz, J.W.F. Werumeus Buning, Cola Debrot, Graham Swift, Monika van Paemel, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: Via Cappello 23

“Venetië, zondag 8 mei 2003 – Bij de bagageband drong het tot me door dat ik een boek in het vliegtuig had laten liggen. Buiten naderde een kerosinewagen het toestel, dat in zijn onverschillig-trotse vorm zijn krachten stond te verzamelen voor de terugvlucht. Hitte maakte het beeld vloeibaar. Teruggaan leek me belachelijk. Ik had een plaats vóór aan de band bemachtigd en wachtte op het zoemsignaal waarop hij zich in beweging zou zetten. Vooralsnog klonken er alleen inschakelende telefoontjes en drukke gesprekken van medepassagiers die van alles te regelen hadden.
Ik wist dat ik morgen Transavia kon bellen met de vraag of het boek was gevonden, en ik wist ook dat ik dat te veel moeite zou vinden. Toch zat het me dwars: het was een tweetalige pocket, met Engelse en Italiaanse tekst naast elkaar, waarmee ik tijdens dit tripje mijn Italiaans wat wilde opvijzelen. Het verwerken van dit verlies kostte me een minuut of twee.
‘William Shakespeare? Excuse me, William Shakespeare, anyone?!’
Even was er de idiote gedachte dat iemand uit de groep werd aangesproken, totdat ik de steward opmerkte, die mijn boek omhoogstak. Ik snelde toe, volbracht het ritueel van bedanken en was mijn plaats vooraan kwijt.
‘Pas goed op uzelf meneer,’ riep de steward me na. Een advies dat evengoed voor een dreigement kon doorgaan.
Alsof er op dit moment gewacht was, klonk nu het signaal en begon het rubber, eerst nog schokkerig, aan zijn rondegang. Collectief gemompel klonk in de aankomsthal van Treviso Aeroporto. Twee agenten in grijs uniform, die al wat dreigend op de loer hadden gestaan, lieten een hond los – een herder met een gemene kop die begon te snuffelen aan wat er allemaal uit het gat kwam geschoven: koffers, weekendtassen, gitaartassen, ingeklapte kinderbuggy’s; alle rommel die mensen nodig hebben om tijdelijk te overleven. Mijn koffer maakte als twaalfde zijn entree. Ik heb voor deze gelegenheid een nieuwe gekocht, eentje van harde kunststof, fel lichtblauw. Zo te zien had hij tijdens het transport al wat schrammen opgelopen.
Ik plaatste hem in het bagagevak onder in de Atvo-bus die ons via het altijd naargeestige Mestre naar het Piazzale Roma zou brengen. De chauffeur was een jongen van een jaar of twintig. Zijn uniform vloekte wat met zijn leeftijd. Toen hij zijn sigaret op had, smakte hij de bagageluiken dicht, stapte in en startte de motor, waarop Radio Uno uit de speakers snerpte. Het was snikheet. Om de zoveel tijd grepen handen omhoog, als tentakels van één organisme, naar de ventilators die niet werkten.”

 

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.

Uit: Judas (Vertaald door Hilde Pach)

“Soms gebeurt het dat de loop van het leven vertraagd wordt, hapert als het water uit de regenpijp dat een dun stroompje vormt in de aarde van de tuin. Die stroom wordt tegengehouden door een zandheuveltje, remt af, verzamelt zich even tot een plasje, aarzelt, tast rond om het zandheuveltje dat hem de weg verspert aan te vreten of het te ondermijnen. Vanwege het obstakel splitst het water zich soms in een paar dunne takjes. Of het geeft de moed op en zakt weg in de aarde van de tuin. Sjmoeël Asj, wiens ouders in één klap al hun geld hadden verloren, wiens onderzoek mislukt was, wiens studie aan de universiteit was afgebroken en wiens geliefde was getrouwd met haar vorige vriend, besloot daarom het werk te accepteren dat hem was aangeboden in het huis in de Rav Albazsteeg, inclusief kost en inwoning en inclusief een heel bescheiden maandsalaris: een paar uur per dag zou hij doorbrengen in het gezelschap van de invalide man en de rest van de tijd was hij vrij. En dan was ook Atalja er nog, die bijna tweemaal zo oud was als hij, en toch was hij elke keer een beetje teleurgesteld als ze de kamer verliet. Sjmoeël verbeeldde zich dat er een soort afstand of verschil was tussen haar woorden en haar stem. Ze sprak weinig woorden en soms waren ze sarcastisch, maar haar stem was warm.
Twee dagen later maakte hij zijn kamer in Tel Arza leeg en verhuisde naar het huis met de betegelde tuin eromheen, beschaduwd door een vijgenboom en wijnranken, het huis dat hem bij de eerste aanblik al had aangetrokken. In vijf kartonnen dozen en een oude plunjezak bracht hij zijn kleren, zijn boeken, zijn schrijfmachine, en ook de opgerolde affiches met de gestalten van de stervende gekruisigde in de armen van zijn moeder en de helden van de Cubaanse revolutie. Onder zijn arm droeg hij de grammofoon en in zijn hand de stapel grammofoonplaten. Ditmaal struikelde hij niet doordat het voetenbankje achter de voordeur omhoogkwam, maar stapte hij er in één keer overheen.”

 


Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Zie ook alle tags voor J. W. F. Werumeus Buning op dit blog.

 

Zo tedere schade als de bloemen vrezen

Zo tedere schade als de bloemen vrezen
Van zachte regen in de maand van mei,
Zo koel en teder heeft uw sterven mij
Schade gedaan, die nimmer zal genezen.

Eens, toen wij na de nacht tesaam verrezen
Lagen de rozen vochtig en gebroken, ik en gij
Wisten die lange nacht de regen, ik noch gij
Konden van teerheid immermeer genezen.

Gij hebt de witte en de rode rozenbladen
Gebeurd in uwe smalle hand, – zij vielen
Vochtig en sidderend weer in ’t diepe gras.

Hoe zal dan ’t hart van even tedere schade
Genezen, nu om u de rozen vielen,
Nu uwe handen stil zijn, diep in ’t gras.

 

Een oud vers

Wat ik betreur te hebben niet bezeten
Is het geluk van menig burgerman:
De vrede van het huisgezin, en van
De kinderen, die mee aan tafel eten.

En ik weet wel, dat in mijn arm gelegen
De liefste is bezwijmd van zaligheid,
Dat ik de stem ken van de eeuwigheid,
En van het hart, dat mijn hart is genegen.

Maar dit is alles niets, al deze dingen,
Gezegend, en te min; ’t is eens niet meer;
Men hoort de vogels in de bomen zingen,
De jaren gaan, de winter keert steeds weer,
De sterren staan. Ik heb niet goed gekozen.
Wat doet een bedelaar met rode rozen?

 

 
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)
Naar een portretschets van Lizzy Ansingh, 1912

 

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

 

De stervende kluizenaar

Ik ben bevrijd van de impuls van Satan,
o drijfveer van het innerlijk duel,
terwijl berusting van het laatste Amen
mijn ziel hoedt voor de gaping van de hel.

Wie hoopt niet, als zijn stervensuur nabij is,
dat stormweer, nacht en onraad overgaan
naar hemelglans, waar het een eeuwige Mei is
en waar de bloemige harmonie bestaat…?

Of staart straks op een dode kluizenaar
de schedel met zijn sombere oogkassen,
die ik zo vaak getild heb in de hand,

en wordt dan met een koude schrik gewaar,
in kamerstilte, aan de dood verwant,
de grijnslach van wie voor de dood wou passen?

 

Vijf sonnetten uit Hades

I
Ik word steeds wreveliger, steeds meer verveeld,
het dodenrijk is slechts bewoond door gnomen.
Wij zijn postuum bij onze neus genomen,
er wordt verraderlijk met ons gespeeld.

Zoals die leven van de doden dromen
als een steeds bleker wordend dierbaar beeld,
zo weten wij, van ’t leven niet geheeld,
liefdesbeloften zijn niet na te komen.

Blijf mij nabij, schoon wijf, verlaat mij niet.
Al ben ik dood, ik druip toch van verdriet.
Ik weet, het had zo anders kunnen wezen.

Eeuwig zie ik mijn vonnis in ’t verschiet.
Nochtans, de eerste kus vergeet ik niet.
Adieu, mijn lief. En wees bedankt bij dezen.

II
De dronkaards en de andere watergeuzen
houden meer van de dochter dan de vrouw,
daar zij, ondanks hun grote bek, niet gauw
volwassen worden met hun paarse neuzen.

Onethisch als zij zijn doen zij geen keuze.
Grijp naar de pook! Zij maken het te bont!
Met volle bierkruik aan de wulpse mond
schalmeien zij hun steeds vernieuwde leuzen.

Dan treedt de stilte ook in deze harten,
de avond is gedaald, de dag vergaan.
Niet langer speelt hun veil- of geilheid parten.

Zij wandlen mede door de dodenlaan
waar men, beïnvloed door de schrijver Sartre,
doorloopt om niet voorgoed te blijven staan.

 

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Cola Debrot als gevolmachtigd minister circa 1955

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Moeders Zondag (Vertaald door Irving Pardoen)

“Ooit, in de tijd voordat de jongens sneuvelden en er meer paarden waren dan auto’s, voordat het mannelijk huispersoneel verdween en men zich op Upleigh en Beechwood zou beperken tot een keukenmeid en een dienstmeisje, bezaten de Sheringhams niet alleen vier paarden in een eigen stal, maar ook een ‘echt paard’, zoals je het zou kunnen noemen, een renpaard, een volbloed. Fandango heette het. Het stond in een stal in de buurt van Newbury. Het had nooit iets gewonnen, maar de familie veroorloofde het zich als liefhebberij, vanwege hun verlangen naar roem en eer op de renbanen van Zuid-Engeland. De afspraak was dat pa en ma, in zijn merkwaardige spraakgebruik ook bekend als ‘de druilen’, het hoofd en de romp bezaten en Dick en Freddy en hijzelf elk een been.
‘En het vierde been dan?’
‘O, het vierde been. Dat was altijd de vraag.’
Doorgaans was het paard niet meer dan een naam en bleef het ongezien, maar die naam werd wel duur gehuisvest en getraind. Het paard werd verkocht in 1915 – toen ook hij vijftien was. ‘Voordat jij kwam, Jay.’ Maar één keer, lang geleden, vroeg op een ochtend in juni, waren ze met z’n allen, alleen omdat het zo’n rare, krankzinnige onderneming was, naar hem gaan kijken, alleen maar om te zien hoe Fandango, hun paard, in galop door de heuvels werd gereden. Alleen maar om daar aan het hek te zien hoe hij samen met de andere paarden op hen af kwam denderen en dan voorbijflitste. Pa, ma, Dick, Freddy en hij. En – wie weet? – misschien nog een andere, spookachtige belanghebbende, die eigenlijk het vierde been bezat.
Hij had zijn hand op haar been gelegd.
Het was de enige keer dat ze had meegemaakt dat zijn blik enigszins omfloerst raakte. En ze had het heldere, scherp omlijnde beeld voor ogen (wat ze op haar negentigste nog zou hebben) dat ze met hem meegegaan zou kunnen zijn – misschien alsnog op de een of andere wonderbaarlijke manier met hem mee zou kunnen gaan, met hem alleen – om aan het hek te staan en Fandango voorbij te zien razen, aardkluiten en dauwdruppels te zien opwerpen. Ze had zoiets nooit gezien, maar ze kon het zich voorstellen, kon het zich goed voorstellen. De zon nog aan het opkomen, een rode schijf boven de grijze heuvels, de lucht nog helder en koud, terwijl hij haar misschien een heupfles met zilveren dop aanreikte en, niet bijzonder onopvallend, in haar kont kneep.”

 


Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)
Cover

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.

Uit: De vermaledijde vaders

“De periode van de politieke discussies. De familie verdeeld in kampen. Er zijn mensen die je niet meer mag groeten. Of die ons niet meer willen groeten. Mijn grootmoeder vervloekt nog maar eens de mannen. Ze had zich de last kunnen besparen. Vrouwen worden van het debat uitgesloten. Mijn vader herhaalt dat hij zich bekocht voelt, maar hij slaagt er niet in zich afzijdig te houden. Voor of tegen de koning? Woorden als referendum en oorlog oorlog oorlog… Volwassenen zijn niet meer te benaderen. Ze leven op een andere planeet. Vooral mijn vader is vervuld van dreiging en wrok, waarvan de herkomst mij ontgaat. Op de divan ligt hij met mijn broer te spelen, hij noemt hem: leeuwejong. Mijn leeuwejong. Ik ben zo suf dat ik met mijn hoofd tegen een van de nieuwe lantarenpalen loop. De straat heeft tussen twee verblijven in een ander aanzien gekregen. ‘Heb je geen ogen in je kop?’ vraagt mijn vader. In het aanbrengen van ijskompressen is hij handig. Hij eist van mij veel meer dan van mijn broer. Ik ben de oudste. Ik moet mijn verstand gebruiken. En het goede voorbeeld geven. Ik heb er alles voor over om aan zijn verwachtingen te voldoen. Daarom grieft het me des te meer als hij met een zucht te kennen geeft dat het allemaal vergeefse moeite is. ‘Jij zult mijn naam niet verder dragen’. Ik weet welk belang hij aan zijn naam hecht. Je hoeft hem maar de telefoon te horen aannemen. Die naam is hij zelf.
‘Op onze naam kunnen we fier zijn’, zegt mijn grootvader. Het is een teer punt dat mijn grootmoeder de zaak onder haar eigen naam voert. Als ze brieven ondertekent verlaat haar echtgenoot de kamer. En ook mijn vader vraagt haar niet graag om een handtekening. ‘De heren zijn op hun staart getrapt’, lacht mijn grootmoeder. Op mijn vragen antwoordt ze bondig dat een naam niet meer is dan een etiket dat op de fles wordt geplakt. Als je niemand bent zal je door een naam ook niet iemand worden. Toch durf ik haar niet te vertellen dat de familie van mijn moeder de clan spottend ‘de familie Klepkens’ noemt.
De gevolgen van de voorbije oorlog zijn als booby-traps. Nietsvermoedend raak je een pijnlijke plek aan en blijf je met de stukken zit-ten. Maar er is ook nog een andere oorlog aan de gang, een die nooit overgaat, en ik kom meteen in de vuurlinie te liggen. ‘Vrouwen zijn goed om met hun kont te draaien’, laat mijn grootvader zich ontvallen.”

 


Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

Dharma Bum

Boat on the water—
A treble note, fading.

In the new light, it’s clear:
We’re moving toward rain.

Fallen flowers on the table—
Night has laid them under.

Already I’m foolish enough
To have hopes for the coming hours.

My morning tea’s rich,
Superior to other things.

I cling to the dancers
And the cruel remark.

I haven’t overcome the applause
Or the hearse.

My waste bin’s full of pleas.
I think about my needs.

Deposited on the shore of waking, alive,
A mayfly, like me, has all day.

 

Exiting The Bardos

It’s a moment of regret,
Finding parents.
You wake up in the old realm.

Was your will honored?
Imagine all the lovers on the night in question
Seeing God on His distant shore.

You fall in. Lathered, rank with one another,
Those two chuff like fish on a deck
And return to their sheets and opened door.

Thus are you bound again
With your burden but no staff.
Love, you sojourner, is your way back.

 

 
David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Zie ook alle tags voor Jan Mulder op dit blog.

Uit: Kip Caramba, stijl in sport

“Een voetballer was in een sloot gegooid en met zijn hoofd onder water gehouden tot hij bijna verdronken was. De middenvelders trokken hem op het laatste nippertje op de kant en tuigden hem daar nog eens goed af. Deze overtreding is geen uitzondering in de Amsterdamse afdeling van de knvb. In Het Parool van 12 december 1987 zegt de heer De Haas, voorzitter van de tuchtcommissie: ‘Ik sta aan het hoofd van een vuilverwerkingsindustrie die de aanvoer nauwelijks nog kan verwerken.’ Zij smeren schorsingen over de teams uit, verdonkeremanen uitslagen en plegen valsheid in geschrifte. Men communiceert met elkaar via het al of niet opsteken van gestrekte vingers. Zeer geliefd is het bij verrassing naar voren stoten van het voorhoofd, tegen dat van onschuldige voorbijgangers aan. Scheidsrechters proberen het vege lijf te redden door de hand voortdurend snel naar een borstzak te brengen (gele kaart) en door veel grijnzen. Maar ondertussen.
‘Waar fluit papa vandaag moeder?’
‘In Bos en Lommer kind.’
‘Wat doen wij vandaag moeder?’
‘Bidden jongen, den helen dag. Ons gereed houden, voor het ergste geval. Tot ten minste vanavond zeven uur binnen handbereik van de telefoon blijven, dat is onze taak op zondag. Ga jij maar buiten spelen en maak je kleren niet vuil, want we kunnen elk moment opgeroepen worden voor identificatie in het uitvaartcentrum, waar je pa ligt opgebaard.’
Het Parool: ‘Ieder weekeinde lopen er wedstrijden in de Amsterdamse Voetbal Bond finaal uit de hand, omdat de spelers het spugen, trappen en slaan naar elkaar en de scheidsrechter belangrijker vinden dan de sportieve ontspanning. De normvervaging in de maatschappij weerspiegelt zich pijnlijk nauwkeurig op het voetbalveld. Enkele cijfers uit het seizoen 1986/1987 illustreren dit sombere beeld. Totaal aantal strafzaken: 2084. Uitsluitingen: 882. Aantal clubs zonder strafzaken: o.”

 

 
Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. Zie ook alle tags voor Werner Fritsch op dit blog.

Uit: Faust Sonnengesang – Das sind die Gewitter in der Natur

Im Geist unseren Tod sehen
Und offen zu sein für alles Leid ringsum
Ist schwer wie der Stein in der Brust
Nach uns erst auf ewig im All unterwegs
Feuer Wasser Asche was weiß ich
Das Blei der Buchstaben im Kopf
Und Bilder eines dunklen Horizonts
Magmaherz Jetzt meines zweiten Kindes
Im Paradies noch des Mutterleibs
Schlag Feuer Es ist der Dornbusch
Der aus mir spricht in Zungen
Schweig ich vom Rauch
Meiner Sünden gewürgt
Wer unter euch hat nicht getötet
Mücken zumindest
Wer hat das eigene Leben
Nicht am stärksten gespürt
Dem Tod gegenüber
Ein Stück Eisen auf der Autobahn
Schwarz im Schatten einer Betonbrücke
Ein dumpfer Schlag
Und du kommst ins Schleudern
Schlingerst hin und her
Links Metall des Mittelstreifens rechts Hügelkuppen
Eines gerodeten Kiefernwaldes
Johanna

 

 
Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blogs van 4 mei 2017 en ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.

Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

Beauté mortelle

Marmeren glans, ik geef er niet meer om,
De wellust van Uw hals viel ik ten prooi.
Ik hield van amaryllen, half verstrooid,
Voor ik mij op Uw lippenrood bezon.

De hitte van de Castiliaansche zon
Wedijvert met Uw rossen harentooi.
De schoonste lelie voelt zich soms berooid,
Omdat Uw voorhoofd ’t van haar blankheid won.

Maar voorhoofd, hals, lippen en haren blond,
Eeuwige oorsprong mijner vreugd bevonden,
Zij hooren aan Uw lijk toe, ijzig koud,

En ‘k zit, mijn voorhoofd op Uw witte sponde,
Vertwijfeld, daar ik evenmin doorgrond
Uw starren blik, die naar den einder schouwt.

 

Uit: Kwatrijnen uit fort Amsterdam

De tuin

Vroeger bastion, werd het een luxe-tuin
met tegels van grijs zandsteen en arduin.
De troepiaal zingt van haar hef en leed.
Het uitzicht is nog steeds een stad in puin.

 

For a soldier’s album

Soldiers do not die, they fade away,
Said a general in array or in disarray.
It could not be otherwise, you can be assured.
Also governors sometimes die and sometimes fade away.


Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)

Lees verder “Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann”

Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

Dachau
voor Ed. Hoornik

Als mensen met de mensenrechten spotten,
hoort men van de wanhopigen eerst het gillen,
maar weldra volgt de eeuwigheid der stilte,
die uitgaat van een veld bezaaid met botten.
 
En die hier verder aan een water rotten,
eens glansden hemelen in hun pupillen
en ook het voorjaar, dat de boom deed botten,
kon nooit het heimwee van hun harten stillen.
 
Op deze wijs, in ’t grauwe dal der zuchten,
zijn onze vrienden met een snik vergaan,
terwijl wij ’t enkel hoorden van geruchten
 
tegengesproken, nauwelijks verstaan,
uit kampen, ook na eeuwen niet te luchten
van ’t misdrijf aan onschuldigen begaan.

 

Jeroen Bosch

Dit is de kwaal der kwalen,
het hart wordt, schraal en guur,
behekst door manestralen,
spooklicht te elfder uur.

In web van manestralen
hangt de gekruisigde.
De schooiers, woeste, vale,
rondom verguizen hem.

O Christus, Man van Smarten,
bevrijd ons uit de hel,
behoed de mensenharten
voor duivels waanzin-spel,

waarin zij, kwaal der kwalen,
verteren in het vuur
der kille manestralen,
spooklicht te elfder uur.

 

Witte bloesems

Straks zie ik van haar avondjurk de slippen,
wanneer zij heenglijdt uit de schaduwplek.
Nu kijk ik naar de onrust van haar lippen
en naar het maanlicht aan haar wang en nek.

Wij zouden wel hartstochtlijk willen wenen,
getroffen door de gunst van het geluk
tot ik van de jasmijnen, maanbeschenen,
het takje witte bloesems voor haar pluk.

Blijken van liefde worden uitgewisseld,
ofschoon wij zwijgen in het licht der maan,
omdat met woordengalm slechts wordt bedisseld
de eenzaamheid van ons bewolkt bestaan.

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Portret door Carel Willink, 1972

Lees verder “Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann”

Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit:De linkshandigen

“Simon Sinkelberg vindt zijn schoen terug op de zondag dat hij ontslag neemt bij de krant. Het is de rechterhelft van een veel te duur paar, Italiaans kalfsleer, dat hij ooit voor het huwelijk van zijn zus kocht, samen met – voor het eerst in zijn leven – twee cederhouten spanners. Een jaar geleden was de schoen ineens verdwenen. Op het rekje onder de kapstok stond het linker exemplaar in z’n eentje te glimmen, elke dag opnieuw, steeds vileiner.
Simon zocht overal. Dagelijks kamde hij een andere kamer of kast uit, maar hij vond niets, en de weesschoen begon hem uit te lachen: lapzwans, klungel, onnozelaar… Iets langer dan een maand verdroeg hij dit. Toen trok hij het ding aan de veters omhoog, sleurde het mee naar zijn atelier, stak een stanleymes in de gave, volmaakte huid, die hij aan repen sneed en in de vuilnisbak mikte.
Dat luchtte op. Uiteindelijk vergat hij het voorval, totdat hij nu, op weg naar een afspraak met zijn hoofdredacteur, in de hal een draadje opmerkt dat uit het luik naar de watermeter krult. Het is amper vijf centimeter lang. Hij hurkt neer. Het is het uiteinde van een veter. Als hij het luik opent ligt daar, glanzend alsof hij net uit de doos komt, de rechterschoen.
Hij begrijpt het niet meteen. Hij moet ooit de meterstand hebben opgenomen, waarna het luik open is blijven staan en de schoen vanaf het rekje het gat in is getuimeld. Hij moet op een dag in het voorbijgaan het open luik geregistreerd hebben en dit gedachteloos hebben gesloten.
Hij tilt zijn vondst op en laat die rusten op zijn handpalmen. Zo blijft hij een poosje onbeweeglijk in de hal staan.”

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

Lees verder “Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann”

Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: Euforie

“Concentreren nu. Terwijl het ene deel van hemzelf het busje meester probeert te worden, is het andere het afgelegde traject bliksemsnel aan het nalopen op een gemist stoplicht, een te hoge snelheid – best mogelijk op zo’n lang recht stuk – of nog erger. Ach zeik niet, als ik iemand had aangereden dan had ik dat goddomme toch wel…
Dan schuift het raampje alsnog open, heel kalmpjes, mis­plaatst gelijkmatig: de slaafse onverstoorbaarheid van elektro­nica heeft iets onuitstaanbaars. Wat de agent te melden heeft verdrinkt in de herrie. Het is een cd, dezelfde Philip Glassach­tige zenuwmuziek die Olivier – Vermeers compagnon en de ei­genaar van dit voertuig – vaak tijdens het werk draait. Hier is het de begeleiding bij een druk mimende agent, die iets uitlegt en in de verte wijst. Het enige wat Vermeer opvangt is: ‘De laad­ruimte, die is leeg?’
‘Zo goed als,’ roept hij. ‘Alleen wat karton.’
De agent wil dat blijkbaar met eigen ogen vaststellen. Zonder toestemming te vragen schuift hij de laaddeur aan de zijkant open, voert een minimale inspectie uit en trekt de deur weer dicht, die met een smak in het slot valt. Er volgt een uitleg waar Vermeer opnieuw niets van meekrijgt, totdat de man zijn helm­hoofd de auto in duwt en schreeuwt, als boven aan een trap te­gen iemand beneden: ‘Als u mij volgt, dan breng ik u d’r heen.’
Er is geen tijd om vragen te stellen. Zodra Vermeer knikt, ver­laat de helm hem. De agent klapt het vizier dicht en bestijgt zijn tweewieler weer. Gedwee wijkt het verkeer als hij de trambaan op zwenkt. Als Vermeer wil volgen slaat z’n motor af, wat hem vaker overkomt in vreemde auto’s, vooral in diesels. Hij start opnieuw, concentreert zich op het samenspel van de pedalen, en rijdt het gat dicht. Achter hem tingelt nijdig een tram die hij niet zag aankomen. Die takketrams ook altijd. Antoni Gaudí was in Barcelona omvergereden door een tram – hij vond dat voetgangers principieel voorrang hadden – en omdat de archi­tect van de Sagrada Família eruitzag als een dronken zwerver wilde geen enkele taxi hem naar het ziekenhuis rijden. Hij stierf een paar dagen later in het armenhospitaal waar de politie hem had gedropt.”

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

Lees verder “Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch”

David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Olia Lialina

De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

Uit: Snow Falling on Cedars

 

“Ishmael saw something else, too. On the far side of the car, with her own shovel in hand, Hatsue worked without looking up. She was digging through the snow to the black earth of the cedar woods and throwing spadefuls of it underneath the tires.
Fifteen minutes later the three of them walked down the road toward his DeSoto. The Willys station wagon’s rear right tire had been perforated by a fallen branch still wedged up under both axles. The rear length of exhaust pipe had been crushed, too. The car wasn’t going anywhere–Ishmael could see that–but it took Hisao some time to accept this truth. With his shovel he’d struggled defiantly, as if the tool could indeed change the car’s fate. After ten minutes of polite assistance Ishmael wondered aloud if his DeSoto wasn’t the answer and persisted in this vein for five minutes more before Hisao yielded to it as an unavoidable evil. He opened his car door, put in his shovel, and came out with a bag of groceries and a gallon of kerosene. Hatsue, for her part, went on with her digging, saying nothing and keeping to the far side of the car, and throwing black earth beneath the tires.
At last her father rounded the Willys and spoke to her once in Japanese. She stopped her work and came into the road then, and Ishmael was granted a good look at her. He had spoken to her only the morning before in the second-floor hallway of the Island County Courthouse, where she’d sat on a bench with her back to an arched window just outside the assessor’s office. Her hair had been woven then, as now, into a black knot against the nape of her neck. She’d told him four times to go away.”

 

 

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

Lees verder “David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Olia Lialina”

Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Wish You Were Here

“There is no end to madness, Jack thinks, once it takes hold. Hadn’t those experts said it could take years before it flared up in human beings? So, it had flared up now in him and Ellie.
Sixty-five head of healthy-seeming cattle that finally succumbed to the rushed-through culling order, leaving a silence and emptiness as hollow as the morning Mum died, and the small angry wisp of a thought floating in it: Well, they’d better be right, those experts, it had better damn well flare up some day or this will have been a whole load of grief for nothing.
So then.
Healthy cattle. Sound of limb and udder and hoof—and mind. “Not one of them mad as far as I ever saw,” Dad had said, as if it was the start of one of his rare jokes and his face would crack into a smile to prove it. But his face had looked like simply cracking anyway and staying cracked, and the words he might have said, by way of a punchline, never left his lips, though Jack thinks now that he heard them. Or it was his own silent joke to himself. Or it’s the joke he’s only arrived at now; “We must be the mad ones.”
And if ever there was a time when Jack’s dad might have put his two arms round his two sons, that was it. His arms were certainly long enough, even for his sons’ big shoulders—both brothers out of the same large Luxton mould, though with all of eight years between them. Tom would have been fifteen then, but growing fast. And Jack, though it was a fact he sometimes wished to hide, even to reverse, already had a clear inch over his father.
The three of them had stood there, like the only life left, in the yard at Jebb Farm.
But Michael Luxton hadn’t put his arms round his two sons. He’d done what he’d begun to do, occasionally, only after his wife’s death. He’d looked hard at his feet, at the ground he was standing on, and spat.”

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

Lees verder “Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder”

David Guterson, Werner Fritsch, Jan Mulder, Olia Lialina, Ishita Bhaduri

De Amerikaanse schrijver David Gutersonwerd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009 en ook mijn blog van 4 mei 2010.

 

Uit: The Other

 

“John William had a Chevrolet Impala with cream paint and a vinyl top. His parents bought it new in ’67 and drove it for five years before handing him the keys, and it was this Impala that we used, as frequently as we could, to light out for the territories — to light out with all the subtext of escape implied by that phrase from Huck Finn. Before we were nineteen, we had already climbed Mount Saint Helens (before it famously blew), Mount Rainier, Mount Baker, and Mount Adams — in short, we were mountaineers at an early and reckless age. We’d hiked beside the ocean from Point of the Arches to the Quillayute Needles, and we’d seen the Pickets in the North Cascades, and the range above the Hoh now known as the Valhallas but back then still called the Pleiades. That Impala served us well. Once, near Yellow Bluff, on State Route 109, along the coast, John William pulled over to face the breaking waves and told me that here, where we were now sitting, looking at the ocean on a summer afternoon, something had happened which he remembered in detail from five years earlier — from the year when his mother, Ginnie Barry, landed in a psych ward.

In the spring John William was telling me about — the spring of ’67 — she’d become obsessed with Ralph Nader’s “Unsafe at Any Speed” and wouldn’t eat in restaurants because of DDT and BHC. She kept a copy of New and Nonofficial Drugs on her bedside table and became an expert on adrenal glands. She was forty-six, and she’d lost weight to the point where her blouses and jackets hung from her prominent clavicles like sheets. She stayed in bed a lot, with her face sandwiched between fat pillows, worrying, she told John William, that the prevailing winds had driven nuclear radiation toward Seattle from H-bomb test islands in the South Pacific.”

 

 

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

Lees verder “David Guterson, Werner Fritsch, Jan Mulder, Olia Lialina, Ishita Bhaduri”

Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Werner Fritsch, Jan Mulder, Olia Lialina

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939.

 

Uit: Een verhaal van liefde en duisternis (Vertaald door Hilde Pach)

 

Ik ben geboren en opgegroeid in een heel kleine woning op de begane grond, van zo’n dertig vierkante meter, met een laag plafond. Mijn ouders sliepen op een slaapbank die ’s avonds als hij uitgeschoven werd, de kamer bijna van wand tot wand besloeg. Vroeg in de ochtend duwden ze de bank diep weg in zichzelf, verborgen het beddengoed in het duister van de kist eronder, draaiden de matras om, sloten de zaak af, spreidden over het geheel een lichtgrijs kleed uit, legden er hier en daar een paar geborduurde oosterse kussentjes op, en zorgden daarmee dat elk teken van hun nachtelijke slaap verdwenen was. Zo diende de kamer hun niet alleen tot slaapkamer, maar ook tot werkkamer, bibliotheek, eetkamer en ook nog eens tot zitkamer.

Tegenover deze kamer was mijn kamertje, groenig van kleur, waarvan de helft in beslag genomen werd door een dikbuikige kleerkast. Een lange, nauwe, duistere, enigszins kronkelige gang, net een tunnel waardoor boeven uit de gevangenis ontsnappen, verbond het keukentje en de wc met de twee kamertjes. Een zwakke gloeilamp, gevangen in een ijzeren kooi, wierp over deze gang ook overdag een troebel licht dat die naam nauwelijks verdiende. Aan de voorkant hadden beide kamers slechts één raam, allebei beschermd door ijzeren tralies, allebei ingespannen met hun luiken knipperend om een blik op het oosten te werpen, maar wat ze zagen was niet meer dan een stoffige cipres en een muur van ruwe natuursteen. Door een getralied bovenlicht gluurden onze keuken en wc naar een kleine gevangenisluchtplaats, omgeven door hoge muren en geplaveid met beton, een binnenplaats waar een bleke geranium in een roestig olijvenblik door gebrek aan zonlicht stond weg te kwijnen. Op de vensterbanken van de raampjes stonden altijd weckpotten met ingelegde augurken, en verder een cactus die een zwaar leven had en zich had ingegraven in de aarde van een gebarsten vaas die nu dienstdeed als bloempot.”

 

AmosOz

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006

 

Uit: De etaleur

 

‘Hebben ze je vrijgelaten?’ vraagt hij. In het parterrerestaurantheeft hij een kop thee voor haar ge-maakt. Zelf schenkt hij een glas vruchtensap in, die hij in een teug achteroverslaat. Blijkbaar heeft hij al eentijdlang ongemerkt ontiegelijke dorst gehad. ‘Heb je een proces gehad? Ben je veroordeeld? Vrijgesproken?’‘Ik heb gezwegen.’‘Gezwegen? En toen?’‘Toen hebben ze me laten gaan. Gebrek aan bewijs.’Door het raam scheren d elichten van een passerende vrachtauto. Victor loopt naar de bar om zichzelf bij te schenken uit de glazen kan met sap. Het parterrerestaurant is zijn eigen keuken. De meubelafdeling beschouwt hij als zijn woonkamer, de boekenafdeling zijn privé-bibliotheek, enzovoorts. Hij heeft de ExtraLarge-variant van een huis. Je kunt zelfs stellen dat hij alle mogelijke huizen tegelijk bewoont. Hij is daar al zo aan gewend dat hij vreest voor het moment dat de etalages af zijn, zijn opdracht volbracht is en hij terug de gewone wereld in moet.‘Sinds wanneer ben je al te-rug?’ vraagt hij, als hij weer tegenoverhaar zit en zijn stoel aanschuift.‘Uit de gevangenis? Of hier in de stad?’‘Allebei. Vertel me alles Vita.’Hij buigt zich naar haar toe, wil haar handen vastgrijpen, maar legt uiteindelijk zijn onderarmen vlak op tafel neer.Vita staart hem onderzoekend aan en vraagt wat ze de hele tijd al heeft willen vragen: ‘Zou je die hoeden niet eens afzetten?”

 

Weijts

Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen.

 

Uit: De vermaledijde vaders

“Hij steekt zo gunstig af bij de moeder, die vader, dat we met hem leren ons voor haar te schamen. Vrouwen zijn goed voor de ergernis en de minachting. Vrouwen zijn goed voor de afkeer van de eigen geilheid. Vrouwen zijn dom. Heel slim worden we attent gemaakt op moeders dwaasheid. Haar liegen. Haar luiheid (…) En als we hem nodig hebben, als het erop aan komt, hebben we geen vader meer. Gelukkig. Want in werkelijkheid maakt hij ons bang. We kunnen geen zoon worden, en geen vrouw om hem te behagen. En we weten dat hij dat niet zal pikken. In het diepste van zijn gedachten heeft hij ons gemaakt, een mislukking die hij zichzelf niet kan vergeven. We lijken op zijn moeder, waar hij niet onderuit komt. Arme vader.”

(…)

 

“Toch ben ik nog lang bereid die man te verdedigen, ook al heeft hij ongelijk. Want al heb ik geen moeder, dan wil ik wel een vader hebben. En omdat ik niet aanwijsbaar uit hem ben voortgekomen, is het een verhouding waarvan ik me voorstel dat ik er een eigen inbreng in heb.”

 

monica_paemel

Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen.

 

Uit: Making an Elephant

 

“The death of a father is, in most cases, an inevitable passage of life. If you’re a novelist, however open-mindedly or unwittingly you start out, you know that certain big personal events must one day be accommodated into your work. There will, for example, be the novel you write after your father’s death. It won’t be about his death or even about him, but it can’t help but be informed by his death.

He had a battery of first names: Lionel Allan Stanley. Fortunately, he liked to be known as Allan or simply Al. I never heard the word Lionel pass his lips. He was born in London in the early 1920s and brought up in Lower Sydenham, SE26, in a street optimistically called Fairlawn Park. I’d never been there, but after he died I went, on a sort of a pilgrimage, to see where he’d come from. A little, squat, terraced house, like thousands of others, but distinguished by its standing at an odd slight angle to the house next door and by the fact that, though occupied, it was spectacularly neglected. The tiny front garden was a seethe of creeping ivy, and seated on or sinking, rather, into the vegetation were two immobilized, rusting cars. They filled the cramped space between front window and street. The ivy had taken hold and was creeping up into the wheel arches.

I was strangely relieved — elated even — by this conspicuous dereliction. The place wasn’t just ordinary and anonymous. It was singled out, even by that crooked angle, from its unremarkable neighbours, and that ivy and wreckage (I’ll never know the story) were like some mock-portentous, tongue-in-cheek acknowledgement of mortality and the grave.”

 

Graham-Swift

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

 

 De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle.

 

Uit: Snow Falling on Cedars

 

„At the intersection of Center Valley Road and South Beach Drive Ishmael spied, ahead of him in the bend, a car that had failed to negotiate the grade as it coiled around a grove of snow-hung cedars. Ishmael recognized it as the Willys station wagon that belonged to Fujiko and Hisao Imada; in fact, Hisao was working with a shovel at its rear right wheel, which had dropped into the roadside drainage ditch.
Hisao Imada was small enough most of the time, but he looked even smaller bundled up in his winter clothes, his hat pulled low and his scarf across his chin so that only his mouth, nose, and eyes showed. Ishmael knew he would not ask for help, in part because San Piedro people never did, in part because such was his character. Ishmael decided to park at the bottom of the grade beside Gordon Ostrom’s mailbox and walk the fifty yards up South Beach Drive, keeping his DeSoto well out of the road while he convinced Hisao Imada to accept a ride from him.
Ishmael had known Hisao a long time. When he was eight years old he’d seen the Japanese man trudging along behind his swaybacked white plow horse: a Japanese man who carried a machete at his belt in order to cut down vine maples. His family lived in two canvas tents while they cleared their newly purchased property. They drew water from a feeder creek and warmed themselves at a slash pile kept burning by his children–girls in rubber boots, including Hatsue–who dragged branches and brought armfuls of brush to it. Hisao was lean and tough and worked methodically, never altering his pace. He wore a shoulder strap T-shirt, and this, coupled with the sharp-honed weapon at his belt, put Is
hmael in mind of the pirates he’d read about in illustrated books his father had brought him from the Amity Harbor Public Library. But all of this was more than twenty years ago now, so that as he approached Hisao Imada in the South Beach Drive, Ishmael saw the man in another light: hapless, small in the storm, numb with the cold and ineffective with his shovel while the trees threatened to come down around him.“

 

guterson

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren.

 

Uit: Das sind die Gewitter in der Natur

 

In der Basilika von Waldsassen. Vor einem Seitenaltar.

In Brokat gekleidete Totengerippe hinter Glasschreinen.

Hier in der Kirche bin ich zur Kommunion gekommen.

Zur Firmung gekommen. Und da sind überall früher. Vor ein paar tausend Jahren, wie sie das Kloster so gebaut gehabt haben. Sind die Römer gekommen. Haben die Heiligen all umgebracht. Da hinunter in die Gruft sind die Heiligen begraben worden. Und sind da noch sehr viele Geliebte da oder Gerippe?

Gelübde da.

Haben sie sich versteckt drunten. Dann haben sie sie überall verfolgt. Und heroben überall. Wo sie sie haben haben können, haben sie die Toten überall. Die Heiligen all umgebracht.

 Aufschwenk ins Astgewirr einer winterkalten Eiche.

 Mein Vater stammt von Hundsbach ab.

Und da haben sie ein kleines Anwesen gehabt, wo er raus ist. Aber die sind wieder weitschichtig gewesen. Das kann in Asch auch gewesen sein. Und da ist ein alter Vater gewesen. Der war früher einmal auf der Regierung.

Die andere Generation schon. Das hat der durchgesetzt, daß es erlaubt worden ist. Was ich gehört hab allemal. Ich weiß auch nicht. Oder weiß ichs?

Daß das Volk nicht ausstirbt. Daß sie Kinder erzeugen dürfen. Das ist da nicht erlaubt gewesen. Hat er gesagt gehabt, er geht jetzt. Und ist gegangen und ist nimmer kommen.”

 

Fritsch

Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Jan Mulder viert vandaag zijn 65e verjaardag.  Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Uit: Gastcolumn (Persmuseum)

 

Ja, ze hebben je het goed verteld: ik ben een zure columnist van een progressief dagblad, ik geef het toe ik ben in principe niet voor de monarchie maar voor de democratie, maar nu jij er bent, twijfel ik weer aan alles’. Zo sprak ik wel eens in mijn gedachten tegen haar, zij die ons bestaan zo ingrijpend heeft veranderd. En wanneer prins Willem-Alexander komt, is het niet ondenkbaar dat hij Máxima meeneemt, waar of niet, Willem? Waar ís ze?
Inburgeren is een lelijk woord, maar met Máxima is het opeens feest. Inburgeren! Vrolijk klinkt het door stad en land. De zon staat hoog aan de hemel, de vensters en deuren gaan open, de mensen hebben er weer zin in nadat ze zo lang hebben gewacht: het is weer Máxima, de jaarlijkse inburgertijd! De roemers zijn vol en de korenschoven rijp, straks gaan we dansen en openen we het inburgerseizoen met vuurwerk, siersmeden en een optreden van een groep confronterende columnisten op een plein. Alles wat ik van Máxima dacht, is waar. Ik heb haar zojuist de hand gedrukt. Hartveroverende vrouw. Zij toonde zich dan ook spontaan bereid om samen met mij een confronterende dialoog uit te spreken over de pers en de bijdrage die het Persmuseum aan onze samenleving kan leveren, dit als extra verrassing bij de zo reeds feestelijke opening. U moet weten dat een columnist niet per se de waarheid schrijft en dat ik deze column geschreven heb in de veronderstelling dat Máxima hier níet zou zijn. Dat zij er plotseling wél is maakt het allemaal wat ingewikkelder. Aan de ene kant raakt mijn confronterende column kant noch wal meer, aan de andere kant ben ik dolgelukkig dat Máxima er is. U begrijpt dat ik dit heb opgeschreven voor het geval zij inderdaad met Willem-Alexander zou meekomen. Gelukkig, zij is er niet. Ik bedoel dit goed, koninklijke hoogheid. Veel liever had ik Máxima gezien natuurlijk, laten we het maar bekennen: een columnist is geen haar beter dan de gemiddelde Gelderlander.”

 

Jan_Mulder

Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Russische netkunstenares Olia Lialina werd geboren op 4 mei 1971 in Moskou. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Ga naar http://www.c3.hu/collection/agatha  

 

Of naar: http://art.teleportacia.org  

 

OliaLialina

Olia Lialina (Moskou, 4 mei 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.