Echte wereld (Huub Oosterhuis), David Guterson

 

Bij 4 mei

 

Oorlogsmonument in Steenwijk

 

Echte Wereld

Meer dan vijftig jaar geleden
in de dagen dat een nieuwe tijd begon
schreef Hans Lodeizen, een dichter:
‘deze wereld is niet de echte’.

1.
Denk je in: wij hier
met tien miljoen vermenigvuldigd
zouden zeker weten
dat door met spandoeken te lopen
op blote voeten en te zingen,
wij een nieuwe oorlog
konden voorkomen,
wie zou niet –

Bereken
of door prijs te geven
de helft van onze kapitalen
wij misschien doden
zouden doen leven,
breken
de armoedespiraal.

Stel dat een oogopslag bestaat
een handomdraai
die wij door gestage oefening
kunnen leren,
en waarmee wij,
in plaats van ons dood te vechten,
het lot keren en deze wereld
veranderen in de echte –

dan zou Afghanistan
weldra een boomgaard zijn,
en Irak het stromenland weer
waar de mensheid begon
en van Gaza

tot de ceders van de Libanon
zouden vriend en vijand
dansen tot diep in de nacht
bij de bandoneon.

2.
Sinds onheuglijke tijden
staat de hoop geschreven
dat ooit grote woorden als
‘verzoening – leed geleden –
mensenrecht – schoon water – vrede’

tot een nieuwe wereld worden
eindelijk de echte.

In naam van hen
die vóór ons waren
en omwille van wie na ons komen

blijf die grote woorden dromen –
laat de hoop niet varen.

 

Huub Oosterhuis (1 november 1933 – 9 april 2023)
Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam, de geboorteplaats van Huub Oosterhuis

 

De Amerikaanse dichter en schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

GESLOTEN MOLEN

Sommige van die bomen zijn nu verdwenen en sommige zijn er nog.
De molen, die verdween, heeft mos achtergelaten.
Tussen de bramen ligt een kluwen kabels
Bij de rivier – in de open plekken tussen dorens,
In beslag genomen chokers, een in beslag genomen motor.
Zelfs de zaagselberg is tot onkruid verwaaid,
Waartussen brandnetels niet meer te ontwijken zijn.
Ik herinner me de ochtend dat de kok
Vertrok en zijn verfrommelde schort achterliet
Onder de warme lampen terwijl plakken wentelteefjes
Rookten op de grillplaat. Ik heb genoeg vijanden gemaakt
Om de toekomst te kleuren. ik heb niets gedaan
Om het heft uit handen te geven. Mijn vriend wilde
Jack Daniel’s in het ziekenhuis en kreeg het.
Iemand probeerde me met een hamer te slaan.
We konden nergens naar toe en we gingen
Er samen heen. Terugkomen is niet erger dan
Een nare droom, denk ik, maar ik heb spijt,
Nu, van die draaiende molen.
Al die luidruchtig door de zaag gedreven bomen
In de tijd dat ik koning was.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei  mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

De Laatste Wereldvrede (Leo Vroman), Paul Heyse

 

Bij 4 mei

 

Oorlogsmonument op het Kerkplein in Arnhem

 

De Laatste Wereldvrede

Waarom draait een groot geschil?
Kijk vannacht eens lang en dood
doodstil vanuit de sterren
naar deze kleine aarde.
Wat blijft eigenlijk van verre
over van onze eigenwaarde?
Niets in de eeuwigheid
om voor te vechten zo gezien en
waar kan een oorlog anders nog toedienen?

Ikzelf was eens in een daarvan gevangen
en zag de eeuwigheid al gapen in de dood-saaie eindeloze tijd
van ons hopeloos verslappende verlangen
naar vrijheid of desnoods een kopje chocola
met niets dan eindeloze slaap daarna.

Mensen! Hoe zoet is men geschapen!
Hoe prachtig pas men in elkaar!
Ik ben verliefd op jullie, maar
ik ga met één oog open slapen:
ergens is jullie vreselijkste wapen
vast bijna klaar.

 

Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)
Dodenherdenking op de markt in Gouda, de geboorteplaats van Leo Vroman

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Paul Heyse werd geboren in Berlijn op 15 maart 1830. Zie ook alle tags voor Paul Heyse op dit blog.

 

In het Coliseum te Rome

Veel rustiger vloeit in dees lucht ons ’t bloed.
Hier leert het hart zijn stormen te bedwingen,
En schaamt zich dat, waar werelden vergingen,
’t Verganklijk schoon zoo fel ’t nog jagen doet.

Roept hier niet elke steen: ‘Gij worm, gij bloed!
Houd op uw nietig Ik voorop te dringen!
Wat u beweegt, u klagen doet of zingen,
’t Is een atoom in ’s geestenwerelds vloed!’

Doch, zie, terwijl mij de oeverlooze stroomen
Omruischen, waar zooveel in om moest komen,
Dat heerlijk was, en schoon, en wonderbaar,
Kan ik mijn leed toch maar niet goed verzetten,
Als ’t rijm mij faalt voor een van mijn sonnetten.
O tegenspraak! uw naam is Mensch, voorwaar!

 

Vertaald door J.P. Hasebroek

 

Paul Heyse (15 maart 1830 – 2 april 1914

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei  mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

De demon (Gerrit Komrij), Ulla Hahn

Bij 4 mei

 

Verzetsmonument in ‘s-Hertogenbosch

 

De demon

Het is een sport om met gestrekte vinger
Te wijzen naar de goeden en de kwaden.
Ik houd het liever bij de binnendringer
Die in mij zelf verlangt naar euveldaden.

Twee zielen huizen in ons en ze heten
Ons meestal-kwade en soms-betere ik.
Ik hoor ze altijd. In mij woedt hun vete.
Straks klopt de demon weer. Vrees ik zijn tik?

De vrede om ons is maar schijn van vrede.
Ons eerste ik voert oorlog met ons tweede,
Ik word zó weer de ander die ik ben.

Zolang ik mijn gehate ik maar kén
En in de gaten houd ben ik niet bang.
Elk uur van lauwheid is een uur te lang.

 

Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)
Oorlogsmonument in Winterswijk, de geboorteplaats van Gerrit Komrij.

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulla Hahn werd geboren op 30 april 1946 in Brachthausen. Zie ook alle tags voor Ulla Hahn op dit blog.

 

Dat zou een leven zijn

Ik bouw mijn nest in de oksel
van de man met de gouden helm. Gaat hij zo
dan ga ik roerloos met hem mee. Buigt hij
zijn lichaam dan doe ik rechtuit hetzelfde.
Eet hij zijn brood in het zweet van zijn
aanschijn dan lig ik bekoord door de geuren
onder zijn mannelijke arm.
Zijn woorden ja nee zijn zonder twijfel altijd de
mijne. Zaai niet, oogst niet: Hij voedt en
kleedt me toch wel. Hij vraagt er niets voor
dan zijn dagelijkse hoeveelheid rozen
zonder doornen wikkel ik de krans voor hem
kwetterend rond zijn goddelijke hoofd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ulla Hahn (Brachthausen, 30 april 1946)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei  mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

Dag van de doden (Gerrit Kouwenaar), Paul Heyse

Bij 4 mei

 

Oorlogsmonument in Nieuwegein

 

Dag van de doden  

Het is weer voorjaar, dag van de doden
maar het sneeuwde toen deze woorden zich schreven

zij schreven vandaag, maar nu zij zich spreken
sneeuwt het nog steeds op een doodstille stad

vandaag hoort de woorden de stilte bezweren
alsof de tijd ooit te stillen was

zij noemen zich bij onteigende namen
zij willen wat doodzwijgt verstaanbaar maken

en roepen omlaag en omhoog in een gat
en spellen de sneeuw die maar niet wil smelten

op voorjaarsbloemen en monumenten
op vuilnisbelten en vazen met as

de witte stilte wordt gaandeweg grijzer
en wat de woorden ook willen ontzwijgen
de doden zijn dood, de bladzij is zwart –

 

Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Paul Heyse werd geboren in Berlijn op 15 maart 1830. Zie ook alle tags voor Paul Heyse op dit blog.

Laatste wil

Op de dag dat het leven zal verdwijnen
en ik niet wakker worden kan,
in welke plaats of welke stad doet er voor mij niet toe,
ze zullen het bed voor me willen opmaken.
Een rustig graf zou ik hier graag willen,
onder deze cipressen,
waar ik met mijn zoete dromen rustte
en waarheen ik mijn schreden richtte.

Aan de oever van mijn meer, waar aan de randen
de vrede wappert met zijn vleugels,
zou ik met de mompelende golven
luisteren naar een cicadengetjilp,
zou ik vanaf de hoge Monte Baldo begroeten
de in slaap gevallen top,
zwartglanzend op het meer,
en trots en onveranderlijk, bekroond met sterren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Heyse (15 maart 1830 – 2 april 1914)
Portret door Adolph Menzel, 1853

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blogs van 4 mei 2019.

Inktvlekken (Rogi Wieg)

 

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Swalmen, Limburg

 

Inktvlekken

Dagboeken zijn als leven, data, dag in dag
uit. Blauwe, strakke hemels, regen. Als het aan mij lag
zou ik zeggen: laat men de dagboeken voltooien,
handschriften, thema’s doen er niet toe. Gooien

we de mens voor leegoogige, gladgeschoren leeuwen
die om het bestaan van een dagboek slechts geeuwen,
dan zijn we niet die betere verre vriend of goede buur,
al kleden we ons naar de tijd en betalen we zuivere huur.

Er zijn slechte buren geweest. Het theeservies
van de mens wiens dagboek als een raam
werd dichtgeklapt – glasgerinkel, inktvlekken staat vies
op andermans aanrecht. Maak het nu beter, was het af en breng het terug.

Maar alleen de doden mogen vergeven en zij kunnen niet spreken.
Hun buren zijn andere doden, eindelijk veilig, zij hebben geen mond
of een kaarsrechte rug.

 


Rogi Wieg (21 augustus 1962 – 15 juli 2015)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Oorlog (Rutger Kopland)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Meppel

 

Oorlog

Terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af

zeker, het is mij verteld en verteld
maar nog

ik zie die grijze beduimelde foto
maar nog is het gras weer groener dan gras
en de bloesem weer witter dan bloesem

in die grijze tuin moet het oorlog zijn geweest
in die man, die vrouw, dat kind
in dat grijze gras onder die grijs bloeiende boom

het is mij verteld en verteld hoe zij daar
hadden moeten verdwijnen, worden weggevoerd
in goederentreinen, nooit terugkomen

terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af

zeker, het is mij verteld en verteld
hoe vrede weerkeerde

maar nog is er geen andere foto dan deze
waarin het nog moet


Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Stad (Willem van Toorn)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Rheden

 

Stad

Achter de stad die je ziet
elke dag, de zo kleurrijke, vrije,
zo klatergouden, ligt altijd de grijze
andere stad. In verglaasd zwartwit

beelden ervan op je netvlies
als je maar kijken wil:
schokkerig bewogen of stil,
verbleekte foto of film. Je weet
niet eens of ze uit jouw ziel,

ook genoemd herinnering, komen
of uit iedereens angstdromen,
vergaard in duizenden boeken,
in museumzalen vol pijn, in hoeken
van zolders die je liever mijdt

om hun geur van afwezige mensen,
van kou en van as. Maar altijd
zijn ze daar op de achtergrond,
de beelden van de stad die dit was,
dezelfde als nu en toch niet.

Zodat je soms middenin een lach
in een zacht plantsoen, een hoerig lied
op een gracht, ineens stilvallen moet
omdat er een donkere stoet
je gedachten binnen trekt, dwars
door je lustige leven heen-

en ontelbare stemmen even
hevig in je hoofd spreken
tegen het groot vergeten.

 


Willem van Toorn (Amsterdam, 4 november 1935)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Dodenherdenking II (Gerrit Achterberg)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Woerden: Drukkers in verzet

 

Dodenherdenking II

De collaborateurs, de snorkers van vandaag,
allang weer aan de macht, op jacht naar geld en goed,
zouden uit winstbejag die dag van goed en bloed
het liefst verdonkeremanen, kregen zij hun zin.

Nooit ging de tijd tegen het volkgeweten in.
En wat de vreemdeling moest zeggen als hij zag
dat ere dierf en geen saluut verwierf de vloed
soldaten die in onze grond begraven lag?

Die rusten op de Holterberg en bij Margraten,
wit van de kruizen, duizelend in carré geschaard,
hebben deel aan deze nationale dag:

halfstok boven hun stof de Nederlandse vlag;
dat wij de vrouwen, waar ter wereld, niet vergaten,
door wie zij lang over de zee zijn nagestaard.

 

 
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Gedicht (C. O. Jellema)

Bij 4 mei

 

 
Monument De Vaandeldrager, Nijmegen

 

Gedicht

So schaute Thales die Einheit des Seienden:
und wie er sich nitteilen wollte
redete er vom Wasser.
Nietsche

In stilte schrijf ik jou, gedicht, in stilte,
een stoel draagt mij, op tafel rust mijn arm,
en als ik opkijk zie ik over buxushagen
in ’t open veld de trage schapen grazen
onder gelaten wolken van dit kustgebied –
in stilte schrijf ik jou, in deze stilte.

Is dit jouw recht, zo met jezelf alleen
uit woorden te bestaan die niets bederven,
aan de benoemden niets ontnemen wat hen schaadt,
je toe te voegen aan de dingen die er waren
zo vanzelfsprekend van eenzelvigheid,
is dat jouw recht, en voor jou zelf alleen?

Maar in mijn hoofd, gedicht, gaan dingen om
waar jij geen weet van hebt en die niet rijmen:
dat wie jou leest een moordenaar kan zijn
om een stuk land, een vreemde taal, een god;
dat wie jou schrijft ten dode haten kan –
maar jij, gedicht, keert alle dingen om

tot spiegeling in ’t woordelijke water
waarin zij één zijn zoals Thales zag,
mens uit Milete die een denken schiep
uit schouwen, dacht in beeldspraak: hielp dat spreken
een wereld te ontwrichten van vooroordeel
en misverstand? – Het zijn, gedicht, jouw naasten

die weigeren verwantschap te verdragen,
die dagelijks nog moeten sterven om
hun stukje land, hun taal, hun eigen god.
En jij verzwijgt hen in jouw woorden wolk en water? –
Ik heb van jou gedroomd: jij schiep de weiden grazig
en leidde ons aan wateren der rust.

 

 
C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Een mooie dag om stilte te verscheuren (Ramsey Nasr)

Bij 4 mei

 

 
Dodenherdenking op de Dam

 

Een mooie dag om stilte te verscheuren

Een mooie dag om stilte te verscheuren.
Oud-strijders staan te beven aan de kant
de blikken op zwartwit – en het gebeurt.
Gewoon, omdat het kan. Omdat één man.

Het is de wet van Nederland.
Bij ons moet alles vroeg of laat een keer gebeuren
dus dan ook dit. Elkeen zoekt naar het licht
als hamsters in een bak met open deuren.

Ik heb vandaag mijn oorlogsland herdacht
en struikel voort in ongeremdheid
zozeer bevrijd dat ik een kind vertrap.

Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde
in zijn soldatenpak. Hij huilt. Ik kijk.
Waar alles mag, is ieder vogelvrij.

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)
Zadkines, De verwoeste stad, Rotterdam (Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam)

 

Het gedicht werd door de toenmalige Dichter des Vaderlands geschreven bij de verstoring van de Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam, 4 mei 2010

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige twee blogs van vandaag.