Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

Dachau
voor Ed. Hoornik

Als mensen met de mensenrechten spotten,
hoort men van de wanhopigen eerst het gillen,
maar weldra volgt de eeuwigheid der stilte,
die uitgaat van een veld bezaaid met botten.
 
En die hier verder aan een water rotten,
eens glansden hemelen in hun pupillen
en ook het voorjaar, dat de boom deed botten,
kon nooit het heimwee van hun harten stillen.
 
Op deze wijs, in ’t grauwe dal der zuchten,
zijn onze vrienden met een snik vergaan,
terwijl wij ’t enkel hoorden van geruchten
 
tegengesproken, nauwelijks verstaan,
uit kampen, ook na eeuwen niet te luchten
van ’t misdrijf aan onschuldigen begaan.

 

Jeroen Bosch

Dit is de kwaal der kwalen,
het hart wordt, schraal en guur,
behekst door manestralen,
spooklicht te elfder uur.

In web van manestralen
hangt de gekruisigde.
De schooiers, woeste, vale,
rondom verguizen hem.

O Christus, Man van Smarten,
bevrijd ons uit de hel,
behoed de mensenharten
voor duivels waanzin-spel,

waarin zij, kwaal der kwalen,
verteren in het vuur
der kille manestralen,
spooklicht te elfder uur.

 

Witte bloesems

Straks zie ik van haar avondjurk de slippen,
wanneer zij heenglijdt uit de schaduwplek.
Nu kijk ik naar de onrust van haar lippen
en naar het maanlicht aan haar wang en nek.

Wij zouden wel hartstochtlijk willen wenen,
getroffen door de gunst van het geluk
tot ik van de jasmijnen, maanbeschenen,
het takje witte bloesems voor haar pluk.

Blijken van liefde worden uitgewisseld,
ofschoon wij zwijgen in het licht der maan,
omdat met woordengalm slechts wordt bedisseld
de eenzaamheid van ons bewolkt bestaan.

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Portret door Carel Willink, 1972

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: De etaleur

“Vita’s en Victors afzonderlijk doorgebrachte jaren, met de oceaan als tussenschot, doen er ongeveer twee weken over om te mengen. Elke avond om half elf wacht ze voor de ingang van Cocagne, waar hij haar binnenlaat. Terwijl ze over de verschillende afdelingen en verdiepingen wandelen – een activiteit die hij ervaart als een rondleiding door zijn kasteel, en die op haar hetzelfde effect heeft als een boswandeling praten ze bij.
De eerste week cirkelen hun gesprekken rond twee vragen, die elkaar afwisselen en samen een sinusachtig patroon opleveren. De eerste is: hoe is Vita bij Paint lt Green terechtgekomen? De tweede: hoe is Victor etaleur en nachtbewoner van Cocagne geworden? Victors antwoorden komen steeds uit bij een variant op: toevallig. Die van Vita bij het omgekeerde: het moest zo zijn.
Waarom moest het zo zijn?’ Dat vraagt hij haar als ze op de vierde nacht van hun gesprek langs een rek met nachthemden lopen. Vita taxeert ze vlug, alsof de kleerhangers de pagina’s van een boek zijn waar ze iets in opzoekt.
‘Omdat ik dat zo voel,’ zegt ze, en ze trekt een donkerpaars hemdje van het rek, dat ze omhooghoudt. ‘Omdat ik me op mijn plaats voel. Het past me, zoals de dans me ook altijd heeft gepast. Ik denk dat het simpelweg mijn natuur is. In de natuur heeft alles zijn plaats. Een ijsvogel voelt zich prettig rond rivieren met veel begroeiing, een ijsbeer op de Noordpool en ik in een organisatie waarin mensen voor de natuur opkomen.’
Ze hangt het hemdje terug en loopt langs een rij plastic benen die kousen in alle variaties dragen: visgraat, kant, wit, zwart, kuis, uitdagend.
‘Ik voel me in de etaleerwereld redelijk op m’n plek,’ zegt Victor, ‘maar ik zou dat, als alles anders was gelopen, waarschijnlijk ook zo gevoeld hebben in de filmwereld, de modefotografie, het circus misschien zelfs.’


Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.

Uit: A Tale of Love and Darkness

“Words like “cottage,” “meadow,” or “goose girl” excited and seduced me all through my childhood. They had the sensual aroma of a genuine, cozy world, far from the dusty tin roofs, the urban wasteland of scrap iron and thistles, the parched hillsides of our Jerusalem suffocating under the weight of white-hot summer. It was enough for me to whisper to myself “meadow,” and at once I could hear the lowing of cows with little bells tied around their necks, and the burbling of brooks. Closing my eyes, I could see the barefoot goose girl, whose sexiness brought me to tears before I knew about anything.
As the years passed I became aware that Jerusalem, under British rule in the 1920s, 1930s, and 1940s, must be a fascinatingly cultured city. It had big businessmen, musicians, scholars, and writers: Martin Buber, Gershom Scholem, S. Y. Agnon, and a host of other eminent academics and artists. Sometimes as we walked down Ben Yehuda Street or Ben Maimon Avenue, my father would whisper to me: “Look, there is a scholar with a worldwide reputation.” I did not know what he meant. I thought that having a worldwide reputation was somehow connected with having weak legs, because the person in question was often an elderly man who felt his way with a stick and stumbled as he walked along, and wore a heavy woolen suit even in summer.
The Jerusalem my parents looked up to lay far from the area where we lived: it was in leafy Rehavia with its gardens and its strains of piano music, it was in three or four cafés with gilded chandeliers on the Jaffa Road or Ben Yehuda Street, in the halls of the YMCA or the King David Hotel, where culture-seeking Jews and Arabs mixed with cultivated Englishmen with perfect manners, where dreamy, long-necked ladies floated in evening dresses, on the arms of gentlemen in dark suits, where broad-minded Britons dined with cultured Jews or educated Arabs, where there were recitals, balls, literary evenings, thés dansants, and exquisite, artistic conversations.”

 
Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Mothering Sunday

“Once upon a time, before the boys were killed and when there were more horses than cars, before the male servants disappeared and they made do, at Upleigh and at Beechwood, with just a cook and a maid, the Sheringhams had owned not just four horses in their own stable, but what might be called a “real horse,” a raeehorse, a thoroughbred. Its name was Fandango. It was stabled near Newbury. It had never won a damn thing. But it was the family’s indulgence, their hope for fame and glory on the racecourses of southern England. The deal was that Ma and Pa-otherwise known in his strange language as “the shower”-owned the head and body and he and Dick and lt‘reddy had a leg each.
“What about the fourth leg?”
“Oh the fourth leg. That was always the question.”
For most of the time it was just a name, never seen, though an expensively quartered and trained name. It had been sold in 1915-when he’d been fifteen too. “Before you showed up, Jay.” But once, long ago, early one June morning, they’d all gone, for the strange, mad expedition of it, just. to watch it, just to watch Fandango, their horse, being galloped over the downs. Just to stand at the rail and watch it, with other horses, thundering towards them, then flashing past. He and Ma and Pa and Dick and Freddy.
And-who knows?-some other ghostly interested party who really owned the fourth leg.
He had a hand on her leg.
It was the only time she’d known his eyes go anything close to misty. And she’d had the clear sharp vision (she would have it still when she was ninety) that she might have gone with him-might still somehow miraculously go with him, just him-to stand at the rail and watch Fandango hurtle past, kicking up the mud and dew.”

 
Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.

Uit:  Een klomp met een zeiltje

“De Nederlandse ambassadeur in België verschijnt op de televisie. Clichés worden uitgewisseld. Of Nederlanders echt geloven dat Belgen dom zijn? Welnee, de ambassadeur kent zelfs een Belg die een winstgevend zaakje heeft opgezet met het verkopen van Nederlanders. Hoezo? Nou, hij koopt ze voor wat ze waard zijn, en verkoopt ze voor wat ze denken dat ze waard zijn. Terwijl de ambassadeur olijk in de camera blikt, merkt in de huiskamer een Belgische kijker op: ‘Als die Hollander denkt dat we daar intrappen…’
Buren verkeren niet met elkaar, maar met elkanders vooroordelen. Ik ben ouderwets opgevoed, als de oogkleppen te klein dreigden te worden werden ze vervangen door grotere, maar ik was nieuwsgierig en achterdochtig, en wilde alles zelf uitzoeken. Het zou met mij slecht aflopen. Dat klopt: ik ben schrijver geworden en mijn boeken worden in Nederland uitgegeven.
Nederlanders werden verondersteld zuinig zoniet schraperig te zijn, gewiekst dus zakelijk onbetrouwbaar, ze zagen eruit als doorgeschoten waterplanten en hun eten leek nergens op. Bovenal waren ze protestants, ze geloofden in het woord en lazen boeken. Hun zal veel vergeven worden, dacht ik.
Dat was het begin van een dubbelzinnige situatie die ik ruiterlijk wil toegeven voor ik me in het diepe stort. De uitgever koopt mijn werk voor wat het hem waard is, en verkoopt het voor veel minder dan het waard is, en door die leesafwijking van de Nederlanders worden we daar allebei beter van. Tenminste, dat is de bedoeling.
Kritiek is ondankbaar en lof onbetrouwbaar, maar laat het door de laatste der Belgen geschreven zijn: Goed dat het er is, Nederland!
Een land leer je kennen door zijn inwoners, en daarvoor moet je in dit geval naar het moederland, want eenmaal buitengaats worden Nederlanders, Hollanders. Hoe dat in zijn werk gaat weet ik niet, maar het is een verschijnsel dat je wereldwijd kunt waarnemen. Ook als de Hollander klein van stuk is heeft hij de neiging op de inboorlingen neer te kijken, hij geeft ongevraagd zijn mening, wil zich overal mee bemoeien, vindt alles gek en raar, staat erop de prijs van kip en doperwten in guldens om te rekenen, en wil met een ‘dagje Antwerpen’ zijn Frans ophalen!”

 
Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

Uit: Snow Falling on Cedars

“Hello, Hatsue,” said Ishmael. “I can give you a lift home, if you want.”
“My father says he’s accepted,” Hatsue replied. “He says he’s grateful for your help.”
She followed her father and Ishmael down the hill, still carrying her shovel, to the DeSoto. When they were well on their way down South Beach Drive, easing through the flats along the salt water, Hisao explained in broken English that his daughter was staying with him during the trial; Ishmael could drop them at his house. Then he described how a branch had hurled down into the road in front of him; to avoid it he’d hit his brake pedal. The Willys had fishtailed while it climbed the snapped branch and nudged down into the drainage ditch.
Only once, driving and listening, nodding politely and inserting small exclamations of interest–“I see, I see, yes, of course, I can understand”–did Ishmael risk looking at Hatsue Miyamoto in the rectangle of his rearview mirror: a risk that filled all of two seconds. He saw then that she was staring out the side window with enormous deliberation, with intense concentration on the world outside his car–she was making it a point to be absorbed by the storm–and that her black hair was wringing wet with snow. Two strands had escaped from their immaculate arrangement and lay pasted against her frozen cheek.
“I know it’s caused you trouble,” Ishmael said. “But don’t you think the snow is beautiful? Isn’t it beautiful coming down?”
The boughs in the fir trees hung heavy with it, the fence rails and mailboxes wore mantles of it, the road before him lay filled with it, and there was no sign, anywhere, of people. Hisao Imada agreed that it was so–ah, yes, beautiful, he commented softly–and at the same moment his daughter turned swiftly forward so that her eyes met Ishmael’s in the mirror. It was the cryptic look, he recognized, that she’d aimed at him fleetingly on the second floor of the courthouse when he’d tried to speak to her before her husband’s trial. Ishmael still could not read what her eyes meant–punishment, sorrow, perhaps buried anger, perhaps all three simultaneously. Perhaps some sort of disappointment.“

 
David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Zie ook alle tags voor Jan Mulder op dit blog.

Uit: Kleurboek (Column)

“Hoewel de krachten van de liefde niet mogen worden onderschat, geloof ik meer in de werking van de ijskast. Maar als je dat te cru vindt, zijn er meer opties op de markt. Bij AA Gent hechten ze veel waarde aan te gekke muziek. Ajax bezit een focuscoach. Sparta uit Rotterdam staat bovenaan in de eerste divisie omdat de spelers elke dinsdagmiddag hun kleurboek meenemen en onder leiding van een tekenleraar twee uur lang plaatjes inkleuren, waarbij men buiten de lijntjes mag gaan.
‘Kleur je kalm.’
Sparta schijnt zelden of nooit zo zelfverzekerd te hebben gevoetbald. Het contract van de trainer wordt opengebroken, in de Rijnmond vliegen de kleurboeken over de toonbank.
Paintballen is uit, stem- en focuscoach zijn ouderwets, het Jupiler-kleurboek gaat een grote toekomst tegemoet.
Wanneer een team tot een zó bedenkelijk laag niveau is gezakt, zoals Anderlecht in Kortrijk, zou je kunnen besluiten tot kleuren in het erotisch kleurboek.
Het bestaat. Het zweept op. Het maakt een winnaarsmentaliteit in je los. Vooral in bejaardentehuizen is het een hit. Ik verzin dit niet. Papazoglou maakt met zijn mooie Vasiliki een onnodige omweg, een doos kleurpotloden volstaat voor de juiste mentale oppepper. Erotiek schept vreugde in het leven en een gelukkige middenvoor scoort vaker.
Helpt dit ook niet, Besnik, hou dan zestien prachtig uitgevoerde oorlogskleurboeken met plaatjes van Syrische schermutselingen achter de hand als jullie weer naar het Guldensporenstadion in Kortrijk moeten en de groep verdacht stil de bus instapt.”

 
Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. Zie ook alle tags voor Werner Fritsch op dit blog.

Uit: Die Alchemie der Utopie

„Jenseits des Kirchsteigs auf einem Stock oder einem Stein saß ich, blickte auf den Bach, auf eine Wiese, auf die Fichte, die mein Vater bei meiner Geburt gepflanzt hatte, auf drei Apfelbäume und sprach. Für andere, die mich so sitzen und sprechen sahen, sprach ich für mich, für mich sprach ich mit Gott.
Es war kein Gebet. Ich denke noch heute, wie sehr es Gott, gibt es ihn, langweilen muß, Gebetsmühlen zu lauschen. Den Rosenkranz ausgenommen, der etwas Mantraartiges hat durch Rhythmuswechsel vom Jambischen ins Daktylische, vom Daktylischen ins Jambische …
Auch die Kettenlyrik der Litaneien Heilige Cäcilia bitt für uns Heiliger Cyprian bitt für uns Ihr heiligen Märtyrer und Blutzeugen bittet für uns etc. mag durch Sprachmagie in eine meditative Stimmung versetzen.
Nicht in der Prokrustesbett-Rhetorik der Bittgebete und Märtyrerlitaneien sprach ich da, nicht in den sanft geschwungenen Melodiebögen des freudenreichen Rosenkranzes noch im zitternden Zungenschlag des Beichtkindes durchs Sprachgitter hindurch, sondern in der Sprache, die in diesem Augenblick mich, den Stein, mein Herz, Gott, der den Bach, die Wiese, die Apfelbäume, den Hof meines Gedächtnisses, mich, den Stein, mein Herz erschuf, erschuf …
Ich sprach mit Mutter Sprache, die meine Gedanken unmittelbar zur Welt bringt und diese dabei aus sich heraus schöpft, den Mäandern des Bewußtseins auf der Spur, den wild umtosten Regungen des Herzens.
Die gesamte Kindheit hindurch glaubte ich, daß Gottes Auge auf mir ruhe, in Gestalt der Sonne, die Licht verströmte am Horizont …“

 
Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)

 

De Franse schrijver, journalist en tekstschrijver Jacques Lanzmann werd geboren op 4 mei 1927 in Bois-Colombes. Zie ook alle tags voor Jacques Lanzmann op dit blog.

Uit: La baleine blanche

“Je voudrais qu’on me saute dessus dans la rue
Je voudrais que sur moi les autres se ruent
Qu’on me dise: vous n’avez besoin de rien
De répondre: si c’est de rien, j’ai pas besoin
Qu’on mon dise:c’est l’expression n’est pas au point
De répondre : en ce cas, laissons la le malentendu
Et de chanter
Et de chanter
Je veux qu’on m’aime à perdre haleine
A perdre la aine du pull-over
A perdre l’alène du cordonnier
Et pouvoir me retricoter
Et pouvoir me ressemeler
Mes jeunes amours des jours de veine
Mes vieilles amours des mois en R
Et de chanter
Et de chanter
Je veux qu’on m’aime à corps perdu
Au corps à corps, au coude à coude
A corps et âme, à cri de guerre
Et pouvoir encore en découdre
Et pouvoir encore satisfaire
Mes vieilles amours des jours déchus
Mes jeunes amours si court vêtues »

 
Jacques Lanzmann (4 mei 1927 – 21 juni 2006)

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.