Christiaan Weijts, Amos Oz, J.W.F. Werumeus Buning, Cola Debrot, Graham Swift, Monika van Paemel, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: Via Cappello 23

“Venetië, zondag 8 mei 2003 – Bij de bagageband drong het tot me door dat ik een boek in het vliegtuig had laten liggen. Buiten naderde een kerosinewagen het toestel, dat in zijn onverschillig-trotse vorm zijn krachten stond te verzamelen voor de terugvlucht. Hitte maakte het beeld vloeibaar. Teruggaan leek me belachelijk. Ik had een plaats vóór aan de band bemachtigd en wachtte op het zoemsignaal waarop hij zich in beweging zou zetten. Vooralsnog klonken er alleen inschakelende telefoontjes en drukke gesprekken van medepassagiers die van alles te regelen hadden.
Ik wist dat ik morgen Transavia kon bellen met de vraag of het boek was gevonden, en ik wist ook dat ik dat te veel moeite zou vinden. Toch zat het me dwars: het was een tweetalige pocket, met Engelse en Italiaanse tekst naast elkaar, waarmee ik tijdens dit tripje mijn Italiaans wat wilde opvijzelen. Het verwerken van dit verlies kostte me een minuut of twee.
‘William Shakespeare? Excuse me, William Shakespeare, anyone?!’
Even was er de idiote gedachte dat iemand uit de groep werd aangesproken, totdat ik de steward opmerkte, die mijn boek omhoogstak. Ik snelde toe, volbracht het ritueel van bedanken en was mijn plaats vooraan kwijt.
‘Pas goed op uzelf meneer,’ riep de steward me na. Een advies dat evengoed voor een dreigement kon doorgaan.
Alsof er op dit moment gewacht was, klonk nu het signaal en begon het rubber, eerst nog schokkerig, aan zijn rondegang. Collectief gemompel klonk in de aankomsthal van Treviso Aeroporto. Twee agenten in grijs uniform, die al wat dreigend op de loer hadden gestaan, lieten een hond los – een herder met een gemene kop die begon te snuffelen aan wat er allemaal uit het gat kwam geschoven: koffers, weekendtassen, gitaartassen, ingeklapte kinderbuggy’s; alle rommel die mensen nodig hebben om tijdelijk te overleven. Mijn koffer maakte als twaalfde zijn entree. Ik heb voor deze gelegenheid een nieuwe gekocht, eentje van harde kunststof, fel lichtblauw. Zo te zien had hij tijdens het transport al wat schrammen opgelopen.
Ik plaatste hem in het bagagevak onder in de Atvo-bus die ons via het altijd naargeestige Mestre naar het Piazzale Roma zou brengen. De chauffeur was een jongen van een jaar of twintig. Zijn uniform vloekte wat met zijn leeftijd. Toen hij zijn sigaret op had, smakte hij de bagageluiken dicht, stapte in en startte de motor, waarop Radio Uno uit de speakers snerpte. Het was snikheet. Om de zoveel tijd grepen handen omhoog, als tentakels van één organisme, naar de ventilators die niet werkten.”

 

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.

Uit: Judas (Vertaald door Hilde Pach)

“Soms gebeurt het dat de loop van het leven vertraagd wordt, hapert als het water uit de regenpijp dat een dun stroompje vormt in de aarde van de tuin. Die stroom wordt tegengehouden door een zandheuveltje, remt af, verzamelt zich even tot een plasje, aarzelt, tast rond om het zandheuveltje dat hem de weg verspert aan te vreten of het te ondermijnen. Vanwege het obstakel splitst het water zich soms in een paar dunne takjes. Of het geeft de moed op en zakt weg in de aarde van de tuin. Sjmoeël Asj, wiens ouders in één klap al hun geld hadden verloren, wiens onderzoek mislukt was, wiens studie aan de universiteit was afgebroken en wiens geliefde was getrouwd met haar vorige vriend, besloot daarom het werk te accepteren dat hem was aangeboden in het huis in de Rav Albazsteeg, inclusief kost en inwoning en inclusief een heel bescheiden maandsalaris: een paar uur per dag zou hij doorbrengen in het gezelschap van de invalide man en de rest van de tijd was hij vrij. En dan was ook Atalja er nog, die bijna tweemaal zo oud was als hij, en toch was hij elke keer een beetje teleurgesteld als ze de kamer verliet. Sjmoeël verbeeldde zich dat er een soort afstand of verschil was tussen haar woorden en haar stem. Ze sprak weinig woorden en soms waren ze sarcastisch, maar haar stem was warm.
Twee dagen later maakte hij zijn kamer in Tel Arza leeg en verhuisde naar het huis met de betegelde tuin eromheen, beschaduwd door een vijgenboom en wijnranken, het huis dat hem bij de eerste aanblik al had aangetrokken. In vijf kartonnen dozen en een oude plunjezak bracht hij zijn kleren, zijn boeken, zijn schrijfmachine, en ook de opgerolde affiches met de gestalten van de stervende gekruisigde in de armen van zijn moeder en de helden van de Cubaanse revolutie. Onder zijn arm droeg hij de grammofoon en in zijn hand de stapel grammofoonplaten. Ditmaal struikelde hij niet doordat het voetenbankje achter de voordeur omhoogkwam, maar stapte hij er in één keer overheen.”

 


Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Zie ook alle tags voor J. W. F. Werumeus Buning op dit blog.

 

Zo tedere schade als de bloemen vrezen

Zo tedere schade als de bloemen vrezen
Van zachte regen in de maand van mei,
Zo koel en teder heeft uw sterven mij
Schade gedaan, die nimmer zal genezen.

Eens, toen wij na de nacht tesaam verrezen
Lagen de rozen vochtig en gebroken, ik en gij
Wisten die lange nacht de regen, ik noch gij
Konden van teerheid immermeer genezen.

Gij hebt de witte en de rode rozenbladen
Gebeurd in uwe smalle hand, – zij vielen
Vochtig en sidderend weer in ’t diepe gras.

Hoe zal dan ’t hart van even tedere schade
Genezen, nu om u de rozen vielen,
Nu uwe handen stil zijn, diep in ’t gras.

 

Een oud vers

Wat ik betreur te hebben niet bezeten
Is het geluk van menig burgerman:
De vrede van het huisgezin, en van
De kinderen, die mee aan tafel eten.

En ik weet wel, dat in mijn arm gelegen
De liefste is bezwijmd van zaligheid,
Dat ik de stem ken van de eeuwigheid,
En van het hart, dat mijn hart is genegen.

Maar dit is alles niets, al deze dingen,
Gezegend, en te min; ’t is eens niet meer;
Men hoort de vogels in de bomen zingen,
De jaren gaan, de winter keert steeds weer,
De sterren staan. Ik heb niet goed gekozen.
Wat doet een bedelaar met rode rozen?

 

 
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)
Naar een portretschets van Lizzy Ansingh, 1912

 

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

 

De stervende kluizenaar

Ik ben bevrijd van de impuls van Satan,
o drijfveer van het innerlijk duel,
terwijl berusting van het laatste Amen
mijn ziel hoedt voor de gaping van de hel.

Wie hoopt niet, als zijn stervensuur nabij is,
dat stormweer, nacht en onraad overgaan
naar hemelglans, waar het een eeuwige Mei is
en waar de bloemige harmonie bestaat…?

Of staart straks op een dode kluizenaar
de schedel met zijn sombere oogkassen,
die ik zo vaak getild heb in de hand,

en wordt dan met een koude schrik gewaar,
in kamerstilte, aan de dood verwant,
de grijnslach van wie voor de dood wou passen?

 

Vijf sonnetten uit Hades

I
Ik word steeds wreveliger, steeds meer verveeld,
het dodenrijk is slechts bewoond door gnomen.
Wij zijn postuum bij onze neus genomen,
er wordt verraderlijk met ons gespeeld.

Zoals die leven van de doden dromen
als een steeds bleker wordend dierbaar beeld,
zo weten wij, van ’t leven niet geheeld,
liefdesbeloften zijn niet na te komen.

Blijf mij nabij, schoon wijf, verlaat mij niet.
Al ben ik dood, ik druip toch van verdriet.
Ik weet, het had zo anders kunnen wezen.

Eeuwig zie ik mijn vonnis in ’t verschiet.
Nochtans, de eerste kus vergeet ik niet.
Adieu, mijn lief. En wees bedankt bij dezen.

II
De dronkaards en de andere watergeuzen
houden meer van de dochter dan de vrouw,
daar zij, ondanks hun grote bek, niet gauw
volwassen worden met hun paarse neuzen.

Onethisch als zij zijn doen zij geen keuze.
Grijp naar de pook! Zij maken het te bont!
Met volle bierkruik aan de wulpse mond
schalmeien zij hun steeds vernieuwde leuzen.

Dan treedt de stilte ook in deze harten,
de avond is gedaald, de dag vergaan.
Niet langer speelt hun veil- of geilheid parten.

Zij wandlen mede door de dodenlaan
waar men, beïnvloed door de schrijver Sartre,
doorloopt om niet voorgoed te blijven staan.

 

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Cola Debrot als gevolmachtigd minister circa 1955

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Moeders Zondag (Vertaald door Irving Pardoen)

“Ooit, in de tijd voordat de jongens sneuvelden en er meer paarden waren dan auto’s, voordat het mannelijk huispersoneel verdween en men zich op Upleigh en Beechwood zou beperken tot een keukenmeid en een dienstmeisje, bezaten de Sheringhams niet alleen vier paarden in een eigen stal, maar ook een ‘echt paard’, zoals je het zou kunnen noemen, een renpaard, een volbloed. Fandango heette het. Het stond in een stal in de buurt van Newbury. Het had nooit iets gewonnen, maar de familie veroorloofde het zich als liefhebberij, vanwege hun verlangen naar roem en eer op de renbanen van Zuid-Engeland. De afspraak was dat pa en ma, in zijn merkwaardige spraakgebruik ook bekend als ‘de druilen’, het hoofd en de romp bezaten en Dick en Freddy en hijzelf elk een been.
‘En het vierde been dan?’
‘O, het vierde been. Dat was altijd de vraag.’
Doorgaans was het paard niet meer dan een naam en bleef het ongezien, maar die naam werd wel duur gehuisvest en getraind. Het paard werd verkocht in 1915 – toen ook hij vijftien was. ‘Voordat jij kwam, Jay.’ Maar één keer, lang geleden, vroeg op een ochtend in juni, waren ze met z’n allen, alleen omdat het zo’n rare, krankzinnige onderneming was, naar hem gaan kijken, alleen maar om te zien hoe Fandango, hun paard, in galop door de heuvels werd gereden. Alleen maar om daar aan het hek te zien hoe hij samen met de andere paarden op hen af kwam denderen en dan voorbijflitste. Pa, ma, Dick, Freddy en hij. En – wie weet? – misschien nog een andere, spookachtige belanghebbende, die eigenlijk het vierde been bezat.
Hij had zijn hand op haar been gelegd.
Het was de enige keer dat ze had meegemaakt dat zijn blik enigszins omfloerst raakte. En ze had het heldere, scherp omlijnde beeld voor ogen (wat ze op haar negentigste nog zou hebben) dat ze met hem meegegaan zou kunnen zijn – misschien alsnog op de een of andere wonderbaarlijke manier met hem mee zou kunnen gaan, met hem alleen – om aan het hek te staan en Fandango voorbij te zien razen, aardkluiten en dauwdruppels te zien opwerpen. Ze had zoiets nooit gezien, maar ze kon het zich voorstellen, kon het zich goed voorstellen. De zon nog aan het opkomen, een rode schijf boven de grijze heuvels, de lucht nog helder en koud, terwijl hij haar misschien een heupfles met zilveren dop aanreikte en, niet bijzonder onopvallend, in haar kont kneep.”

 


Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)
Cover

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.

Uit: De vermaledijde vaders

“De periode van de politieke discussies. De familie verdeeld in kampen. Er zijn mensen die je niet meer mag groeten. Of die ons niet meer willen groeten. Mijn grootmoeder vervloekt nog maar eens de mannen. Ze had zich de last kunnen besparen. Vrouwen worden van het debat uitgesloten. Mijn vader herhaalt dat hij zich bekocht voelt, maar hij slaagt er niet in zich afzijdig te houden. Voor of tegen de koning? Woorden als referendum en oorlog oorlog oorlog… Volwassenen zijn niet meer te benaderen. Ze leven op een andere planeet. Vooral mijn vader is vervuld van dreiging en wrok, waarvan de herkomst mij ontgaat. Op de divan ligt hij met mijn broer te spelen, hij noemt hem: leeuwejong. Mijn leeuwejong. Ik ben zo suf dat ik met mijn hoofd tegen een van de nieuwe lantarenpalen loop. De straat heeft tussen twee verblijven in een ander aanzien gekregen. ‘Heb je geen ogen in je kop?’ vraagt mijn vader. In het aanbrengen van ijskompressen is hij handig. Hij eist van mij veel meer dan van mijn broer. Ik ben de oudste. Ik moet mijn verstand gebruiken. En het goede voorbeeld geven. Ik heb er alles voor over om aan zijn verwachtingen te voldoen. Daarom grieft het me des te meer als hij met een zucht te kennen geeft dat het allemaal vergeefse moeite is. ‘Jij zult mijn naam niet verder dragen’. Ik weet welk belang hij aan zijn naam hecht. Je hoeft hem maar de telefoon te horen aannemen. Die naam is hij zelf.
‘Op onze naam kunnen we fier zijn’, zegt mijn grootvader. Het is een teer punt dat mijn grootmoeder de zaak onder haar eigen naam voert. Als ze brieven ondertekent verlaat haar echtgenoot de kamer. En ook mijn vader vraagt haar niet graag om een handtekening. ‘De heren zijn op hun staart getrapt’, lacht mijn grootmoeder. Op mijn vragen antwoordt ze bondig dat een naam niet meer is dan een etiket dat op de fles wordt geplakt. Als je niemand bent zal je door een naam ook niet iemand worden. Toch durf ik haar niet te vertellen dat de familie van mijn moeder de clan spottend ‘de familie Klepkens’ noemt.
De gevolgen van de voorbije oorlog zijn als booby-traps. Nietsvermoedend raak je een pijnlijke plek aan en blijf je met de stukken zit-ten. Maar er is ook nog een andere oorlog aan de gang, een die nooit overgaat, en ik kom meteen in de vuurlinie te liggen. ‘Vrouwen zijn goed om met hun kont te draaien’, laat mijn grootvader zich ontvallen.”

 


Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

Dharma Bum

Boat on the water—
A treble note, fading.

In the new light, it’s clear:
We’re moving toward rain.

Fallen flowers on the table—
Night has laid them under.

Already I’m foolish enough
To have hopes for the coming hours.

My morning tea’s rich,
Superior to other things.

I cling to the dancers
And the cruel remark.

I haven’t overcome the applause
Or the hearse.

My waste bin’s full of pleas.
I think about my needs.

Deposited on the shore of waking, alive,
A mayfly, like me, has all day.

 

Exiting The Bardos

It’s a moment of regret,
Finding parents.
You wake up in the old realm.

Was your will honored?
Imagine all the lovers on the night in question
Seeing God on His distant shore.

You fall in. Lathered, rank with one another,
Those two chuff like fish on a deck
And return to their sheets and opened door.

Thus are you bound again
With your burden but no staff.
Love, you sojourner, is your way back.

 

 
David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Zie ook alle tags voor Jan Mulder op dit blog.

Uit: Kip Caramba, stijl in sport

“Een voetballer was in een sloot gegooid en met zijn hoofd onder water gehouden tot hij bijna verdronken was. De middenvelders trokken hem op het laatste nippertje op de kant en tuigden hem daar nog eens goed af. Deze overtreding is geen uitzondering in de Amsterdamse afdeling van de knvb. In Het Parool van 12 december 1987 zegt de heer De Haas, voorzitter van de tuchtcommissie: ‘Ik sta aan het hoofd van een vuilverwerkingsindustrie die de aanvoer nauwelijks nog kan verwerken.’ Zij smeren schorsingen over de teams uit, verdonkeremanen uitslagen en plegen valsheid in geschrifte. Men communiceert met elkaar via het al of niet opsteken van gestrekte vingers. Zeer geliefd is het bij verrassing naar voren stoten van het voorhoofd, tegen dat van onschuldige voorbijgangers aan. Scheidsrechters proberen het vege lijf te redden door de hand voortdurend snel naar een borstzak te brengen (gele kaart) en door veel grijnzen. Maar ondertussen.
‘Waar fluit papa vandaag moeder?’
‘In Bos en Lommer kind.’
‘Wat doen wij vandaag moeder?’
‘Bidden jongen, den helen dag. Ons gereed houden, voor het ergste geval. Tot ten minste vanavond zeven uur binnen handbereik van de telefoon blijven, dat is onze taak op zondag. Ga jij maar buiten spelen en maak je kleren niet vuil, want we kunnen elk moment opgeroepen worden voor identificatie in het uitvaartcentrum, waar je pa ligt opgebaard.’
Het Parool: ‘Ieder weekeinde lopen er wedstrijden in de Amsterdamse Voetbal Bond finaal uit de hand, omdat de spelers het spugen, trappen en slaan naar elkaar en de scheidsrechter belangrijker vinden dan de sportieve ontspanning. De normvervaging in de maatschappij weerspiegelt zich pijnlijk nauwkeurig op het voetbalveld. Enkele cijfers uit het seizoen 1986/1987 illustreren dit sombere beeld. Totaal aantal strafzaken: 2084. Uitsluitingen: 882. Aantal clubs zonder strafzaken: o.”

 

 
Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. Zie ook alle tags voor Werner Fritsch op dit blog.

Uit: Faust Sonnengesang – Das sind die Gewitter in der Natur

Im Geist unseren Tod sehen
Und offen zu sein für alles Leid ringsum
Ist schwer wie der Stein in der Brust
Nach uns erst auf ewig im All unterwegs
Feuer Wasser Asche was weiß ich
Das Blei der Buchstaben im Kopf
Und Bilder eines dunklen Horizonts
Magmaherz Jetzt meines zweiten Kindes
Im Paradies noch des Mutterleibs
Schlag Feuer Es ist der Dornbusch
Der aus mir spricht in Zungen
Schweig ich vom Rauch
Meiner Sünden gewürgt
Wer unter euch hat nicht getötet
Mücken zumindest
Wer hat das eigene Leben
Nicht am stärksten gespürt
Dem Tod gegenüber
Ein Stück Eisen auf der Autobahn
Schwarz im Schatten einer Betonbrücke
Ein dumpfer Schlag
Und du kommst ins Schleudern
Schlingerst hin und her
Links Metall des Mittelstreifens rechts Hügelkuppen
Eines gerodeten Kiefernwaldes
Johanna

 

 
Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blogs van 4 mei 2017 en ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.

Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

Beauté mortelle

Marmeren glans, ik geef er niet meer om,
De wellust van Uw hals viel ik ten prooi.
Ik hield van amaryllen, half verstrooid,
Voor ik mij op Uw lippenrood bezon.

De hitte van de Castiliaansche zon
Wedijvert met Uw rossen harentooi.
De schoonste lelie voelt zich soms berooid,
Omdat Uw voorhoofd ’t van haar blankheid won.

Maar voorhoofd, hals, lippen en haren blond,
Eeuwige oorsprong mijner vreugd bevonden,
Zij hooren aan Uw lijk toe, ijzig koud,

En ‘k zit, mijn voorhoofd op Uw witte sponde,
Vertwijfeld, daar ik evenmin doorgrond
Uw starren blik, die naar den einder schouwt.

 

Uit: Kwatrijnen uit fort Amsterdam

De tuin

Vroeger bastion, werd het een luxe-tuin
met tegels van grijs zandsteen en arduin.
De troepiaal zingt van haar hef en leed.
Het uitzicht is nog steeds een stad in puin.

 

For a soldier’s album

Soldiers do not die, they fade away,
Said a general in array or in disarray.
It could not be otherwise, you can be assured.
Also governors sometimes die and sometimes fade away.


Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)

Lees verder “Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann”

Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

Dachau
voor Ed. Hoornik

Als mensen met de mensenrechten spotten,
hoort men van de wanhopigen eerst het gillen,
maar weldra volgt de eeuwigheid der stilte,
die uitgaat van een veld bezaaid met botten.
 
En die hier verder aan een water rotten,
eens glansden hemelen in hun pupillen
en ook het voorjaar, dat de boom deed botten,
kon nooit het heimwee van hun harten stillen.
 
Op deze wijs, in ’t grauwe dal der zuchten,
zijn onze vrienden met een snik vergaan,
terwijl wij ’t enkel hoorden van geruchten
 
tegengesproken, nauwelijks verstaan,
uit kampen, ook na eeuwen niet te luchten
van ’t misdrijf aan onschuldigen begaan.

 

Jeroen Bosch

Dit is de kwaal der kwalen,
het hart wordt, schraal en guur,
behekst door manestralen,
spooklicht te elfder uur.

In web van manestralen
hangt de gekruisigde.
De schooiers, woeste, vale,
rondom verguizen hem.

O Christus, Man van Smarten,
bevrijd ons uit de hel,
behoed de mensenharten
voor duivels waanzin-spel,

waarin zij, kwaal der kwalen,
verteren in het vuur
der kille manestralen,
spooklicht te elfder uur.

 

Witte bloesems

Straks zie ik van haar avondjurk de slippen,
wanneer zij heenglijdt uit de schaduwplek.
Nu kijk ik naar de onrust van haar lippen
en naar het maanlicht aan haar wang en nek.

Wij zouden wel hartstochtlijk willen wenen,
getroffen door de gunst van het geluk
tot ik van de jasmijnen, maanbeschenen,
het takje witte bloesems voor haar pluk.

Blijken van liefde worden uitgewisseld,
ofschoon wij zwijgen in het licht der maan,
omdat met woordengalm slechts wordt bedisseld
de eenzaamheid van ons bewolkt bestaan.

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Portret door Carel Willink, 1972

Lees verder “Cola Debrot, Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann”

Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit:De linkshandigen

“Simon Sinkelberg vindt zijn schoen terug op de zondag dat hij ontslag neemt bij de krant. Het is de rechterhelft van een veel te duur paar, Italiaans kalfsleer, dat hij ooit voor het huwelijk van zijn zus kocht, samen met – voor het eerst in zijn leven – twee cederhouten spanners. Een jaar geleden was de schoen ineens verdwenen. Op het rekje onder de kapstok stond het linker exemplaar in z’n eentje te glimmen, elke dag opnieuw, steeds vileiner.
Simon zocht overal. Dagelijks kamde hij een andere kamer of kast uit, maar hij vond niets, en de weesschoen begon hem uit te lachen: lapzwans, klungel, onnozelaar… Iets langer dan een maand verdroeg hij dit. Toen trok hij het ding aan de veters omhoog, sleurde het mee naar zijn atelier, stak een stanleymes in de gave, volmaakte huid, die hij aan repen sneed en in de vuilnisbak mikte.
Dat luchtte op. Uiteindelijk vergat hij het voorval, totdat hij nu, op weg naar een afspraak met zijn hoofdredacteur, in de hal een draadje opmerkt dat uit het luik naar de watermeter krult. Het is amper vijf centimeter lang. Hij hurkt neer. Het is het uiteinde van een veter. Als hij het luik opent ligt daar, glanzend alsof hij net uit de doos komt, de rechterschoen.
Hij begrijpt het niet meteen. Hij moet ooit de meterstand hebben opgenomen, waarna het luik open is blijven staan en de schoen vanaf het rekje het gat in is getuimeld. Hij moet op een dag in het voorbijgaan het open luik geregistreerd hebben en dit gedachteloos hebben gesloten.
Hij tilt zijn vondst op en laat die rusten op zijn handpalmen. Zo blijft hij een poosje onbeweeglijk in de hal staan.”

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

Lees verder “Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch, Jacques Lanzmann”

Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: Euforie

“Concentreren nu. Terwijl het ene deel van hemzelf het busje meester probeert te worden, is het andere het afgelegde traject bliksemsnel aan het nalopen op een gemist stoplicht, een te hoge snelheid – best mogelijk op zo’n lang recht stuk – of nog erger. Ach zeik niet, als ik iemand had aangereden dan had ik dat goddomme toch wel…
Dan schuift het raampje alsnog open, heel kalmpjes, mis­plaatst gelijkmatig: de slaafse onverstoorbaarheid van elektro­nica heeft iets onuitstaanbaars. Wat de agent te melden heeft verdrinkt in de herrie. Het is een cd, dezelfde Philip Glassach­tige zenuwmuziek die Olivier – Vermeers compagnon en de ei­genaar van dit voertuig – vaak tijdens het werk draait. Hier is het de begeleiding bij een druk mimende agent, die iets uitlegt en in de verte wijst. Het enige wat Vermeer opvangt is: ‘De laad­ruimte, die is leeg?’
‘Zo goed als,’ roept hij. ‘Alleen wat karton.’
De agent wil dat blijkbaar met eigen ogen vaststellen. Zonder toestemming te vragen schuift hij de laaddeur aan de zijkant open, voert een minimale inspectie uit en trekt de deur weer dicht, die met een smak in het slot valt. Er volgt een uitleg waar Vermeer opnieuw niets van meekrijgt, totdat de man zijn helm­hoofd de auto in duwt en schreeuwt, als boven aan een trap te­gen iemand beneden: ‘Als u mij volgt, dan breng ik u d’r heen.’
Er is geen tijd om vragen te stellen. Zodra Vermeer knikt, ver­laat de helm hem. De agent klapt het vizier dicht en bestijgt zijn tweewieler weer. Gedwee wijkt het verkeer als hij de trambaan op zwenkt. Als Vermeer wil volgen slaat z’n motor af, wat hem vaker overkomt in vreemde auto’s, vooral in diesels. Hij start opnieuw, concentreert zich op het samenspel van de pedalen, en rijdt het gat dicht. Achter hem tingelt nijdig een tram die hij niet zag aankomen. Die takketrams ook altijd. Antoni Gaudí was in Barcelona omvergereden door een tram – hij vond dat voetgangers principieel voorrang hadden – en omdat de archi­tect van de Sagrada Família eruitzag als een dronken zwerver wilde geen enkele taxi hem naar het ziekenhuis rijden. Hij stierf een paar dagen later in het armenhospitaal waar de politie hem had gedropt.”

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

Lees verder “Christiaan Weijts, Amos Oz, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch”

Adriaan Roland Holst, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift

Bij 4 mei

 

 

Monument op de Dam met de tekst van Roland Holst

 

 

“Nimmer, van erts tot arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres de mens. Uit die eersteling daalden de ontelbaren. Duchtend zijn hoge blik deinsden hun zwermen binnen de wet terug en werden volkeren en stonden elkander naar het leven, onder nachtgewolkten verward treurspel, dat wereld heet. Sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak, geen volk dan beheerst van boven zijn torens. Blijve ons dat bij, verlost als we werden uit het schrikbewind van een onderwereld. Niet onbeheerst, doch enkel beheerst van boven de wereld blijft vrijheid ons deel.”

 

 

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)

Hier met prinses Beatrix en prins Claus bij zijn 80e verjaardag.

Lees verder “Adriaan Roland Holst, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift”

Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Wish You Were Here

“There is no end to madness, Jack thinks, once it takes hold. Hadn’t those experts said it could take years before it flared up in human beings? So, it had flared up now in him and Ellie.
Sixty-five head of healthy-seeming cattle that finally succumbed to the rushed-through culling order, leaving a silence and emptiness as hollow as the morning Mum died, and the small angry wisp of a thought floating in it: Well, they’d better be right, those experts, it had better damn well flare up some day or this will have been a whole load of grief for nothing.
So then.
Healthy cattle. Sound of limb and udder and hoof—and mind. “Not one of them mad as far as I ever saw,” Dad had said, as if it was the start of one of his rare jokes and his face would crack into a smile to prove it. But his face had looked like simply cracking anyway and staying cracked, and the words he might have said, by way of a punchline, never left his lips, though Jack thinks now that he heard them. Or it was his own silent joke to himself. Or it’s the joke he’s only arrived at now; “We must be the mad ones.”
And if ever there was a time when Jack’s dad might have put his two arms round his two sons, that was it. His arms were certainly long enough, even for his sons’ big shoulders—both brothers out of the same large Luxton mould, though with all of eight years between them. Tom would have been fifteen then, but growing fast. And Jack, though it was a fact he sometimes wished to hide, even to reverse, already had a clear inch over his father.
The three of them had stood there, like the only life left, in the yard at Jebb Farm.
But Michael Luxton hadn’t put his arms round his two sons. He’d done what he’d begun to do, occasionally, only after his wife’s death. He’d looked hard at his feet, at the ground he was standing on, and spat.”

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

Lees verder “Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder”

Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook mijn blog van 4 mei 2010 en verder de tags voor Amos Oz op deze blog.

 

Uit: Eine wahre Geschichte über Liebe und Abenteuer (Vertaald door Mirjam Pressler)

 

“Am Schabbat vormittag, hieß es, würden alle Delegierten der Vollversammlung an einem Ort namens Lake Success zusammenkommen und über unser Schicksal entscheiden: “Wem Leben und wem Untergang beschieden ist!” sagte Herr Abramsky. Frau Tosia Krochmal holte unterdessen die Verlängerungsschnur der elektrischen Nähmaschine aus der Puppenklinik ihres Mannes, damit die Lembergs ihr schweres schwarzes Rundfunkgerät hinaustragen und auf den Balkontisch stellen konnten. (Es war das einzige Radiogerät in der Amos-Straße, wenn nicht das einzige in ganz Kerem Avraham.) Dort, auf dem Balkon der Lembergs, würde man das Gerät auf volle Lautstärke drehen, und wir alle würden uns versammeln – bei den Lembergs, im Hof, auf der Straße, auf dem Balkon der Wohnung über ihnen und den Balkonen gegenüber, und so könnte die ganze Straße die “laufende Sendung” mithören (so nannte man damals auf hebräisch die Direktübertragung), damit wir erführen, wie die Entscheidung ausfiele und was die Zukunft für uns bereithielte (“wenn es nach diesem Schabbat überhaupt noch eine Zukunft gibt”).

“Lake Success”, sagte Vater, “bedeutet übersetzt ‘See des Erfolgs’, das heißt, es ist das Gegenteil von dem Tränenmeer, das für Bialik das Schicksal unseres Volkes symbolisiert. Und Eurer Hoheit”, fügte er hinzu, “werden wir diesmal entschieden erlauben, an dem Ereignis teilzunehmen, im Rahmen der neuen Position von Eurer Hoheit als Zeitungsleser par excellence und als militärischer und politischer Kommentator.”

Mutter sagte: “Ja, aber mit Pullover. Es ist schon kalt.”

Doch am Schabbat morgen stellten wir fest, daß die schicksalsentscheidende Beratung, die in Lake Success für nachmittags anberaumt war, bei uns erst am Schabbatausgang beginnen würde, wegen des Zeitunterschieds zwischen New York und Jerusalem. Oder vielleicht auch, weil Jerusalem ein so entlegener Ort war, fernab der großen Welt, hinter den Bergen und in weiter Ferne, so daß alles, was in der großen Welt geschah, zu uns immer nur als schwacher Widerhall drang, als blasses Echo eines Echos, und selbst das immer mit erheblicher Verspätung. Die Abstimmung, so rechnete man bei uns aus, würde nach Jerusalemer Zeit erst sehr spät stattfinden, kurz vor Mitternacht, zu einer Uhrzeit, an der dieser Junge längst im Bett sein müsse, denn auch morgen müsse man ja aufstehen und zur Schule gehen.”

 

 

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

Een jonge Amos Oz 

 

Lees verder “Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift”

Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel, Graham Swift, David Guterson, Werner Fritsch, Jan Mulder, Olia Lialina

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939.

 

Uit: Een verhaal van liefde en duisternis (Vertaald door Hilde Pach)

 

Ik ben geboren en opgegroeid in een heel kleine woning op de begane grond, van zo’n dertig vierkante meter, met een laag plafond. Mijn ouders sliepen op een slaapbank die ’s avonds als hij uitgeschoven werd, de kamer bijna van wand tot wand besloeg. Vroeg in de ochtend duwden ze de bank diep weg in zichzelf, verborgen het beddengoed in het duister van de kist eronder, draaiden de matras om, sloten de zaak af, spreidden over het geheel een lichtgrijs kleed uit, legden er hier en daar een paar geborduurde oosterse kussentjes op, en zorgden daarmee dat elk teken van hun nachtelijke slaap verdwenen was. Zo diende de kamer hun niet alleen tot slaapkamer, maar ook tot werkkamer, bibliotheek, eetkamer en ook nog eens tot zitkamer.

Tegenover deze kamer was mijn kamertje, groenig van kleur, waarvan de helft in beslag genomen werd door een dikbuikige kleerkast. Een lange, nauwe, duistere, enigszins kronkelige gang, net een tunnel waardoor boeven uit de gevangenis ontsnappen, verbond het keukentje en de wc met de twee kamertjes. Een zwakke gloeilamp, gevangen in een ijzeren kooi, wierp over deze gang ook overdag een troebel licht dat die naam nauwelijks verdiende. Aan de voorkant hadden beide kamers slechts één raam, allebei beschermd door ijzeren tralies, allebei ingespannen met hun luiken knipperend om een blik op het oosten te werpen, maar wat ze zagen was niet meer dan een stoffige cipres en een muur van ruwe natuursteen. Door een getralied bovenlicht gluurden onze keuken en wc naar een kleine gevangenisluchtplaats, omgeven door hoge muren en geplaveid met beton, een binnenplaats waar een bleke geranium in een roestig olijvenblik door gebrek aan zonlicht stond weg te kwijnen. Op de vensterbanken van de raampjes stonden altijd weckpotten met ingelegde augurken, en verder een cactus die een zwaar leven had en zich had ingegraven in de aarde van een gebarsten vaas die nu dienstdeed als bloempot.”

 

AmosOz

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006

 

Uit: De etaleur

 

‘Hebben ze je vrijgelaten?’ vraagt hij. In het parterrerestaurantheeft hij een kop thee voor haar ge-maakt. Zelf schenkt hij een glas vruchtensap in, die hij in een teug achteroverslaat. Blijkbaar heeft hij al eentijdlang ongemerkt ontiegelijke dorst gehad. ‘Heb je een proces gehad? Ben je veroordeeld? Vrijgesproken?’‘Ik heb gezwegen.’‘Gezwegen? En toen?’‘Toen hebben ze me laten gaan. Gebrek aan bewijs.’Door het raam scheren d elichten van een passerende vrachtauto. Victor loopt naar de bar om zichzelf bij te schenken uit de glazen kan met sap. Het parterrerestaurant is zijn eigen keuken. De meubelafdeling beschouwt hij als zijn woonkamer, de boekenafdeling zijn privé-bibliotheek, enzovoorts. Hij heeft de ExtraLarge-variant van een huis. Je kunt zelfs stellen dat hij alle mogelijke huizen tegelijk bewoont. Hij is daar al zo aan gewend dat hij vreest voor het moment dat de etalages af zijn, zijn opdracht volbracht is en hij terug de gewone wereld in moet.‘Sinds wanneer ben je al te-rug?’ vraagt hij, als hij weer tegenoverhaar zit en zijn stoel aanschuift.‘Uit de gevangenis? Of hier in de stad?’‘Allebei. Vertel me alles Vita.’Hij buigt zich naar haar toe, wil haar handen vastgrijpen, maar legt uiteindelijk zijn onderarmen vlak op tafel neer.Vita staart hem onderzoekend aan en vraagt wat ze de hele tijd al heeft willen vragen: ‘Zou je die hoeden niet eens afzetten?”

 

Weijts

Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen.

 

Uit: De vermaledijde vaders

“Hij steekt zo gunstig af bij de moeder, die vader, dat we met hem leren ons voor haar te schamen. Vrouwen zijn goed voor de ergernis en de minachting. Vrouwen zijn goed voor de afkeer van de eigen geilheid. Vrouwen zijn dom. Heel slim worden we attent gemaakt op moeders dwaasheid. Haar liegen. Haar luiheid (…) En als we hem nodig hebben, als het erop aan komt, hebben we geen vader meer. Gelukkig. Want in werkelijkheid maakt hij ons bang. We kunnen geen zoon worden, en geen vrouw om hem te behagen. En we weten dat hij dat niet zal pikken. In het diepste van zijn gedachten heeft hij ons gemaakt, een mislukking die hij zichzelf niet kan vergeven. We lijken op zijn moeder, waar hij niet onderuit komt. Arme vader.”

(…)

 

“Toch ben ik nog lang bereid die man te verdedigen, ook al heeft hij ongelijk. Want al heb ik geen moeder, dan wil ik wel een vader hebben. En omdat ik niet aanwijsbaar uit hem ben voortgekomen, is het een verhouding waarvan ik me voorstel dat ik er een eigen inbreng in heb.”

 

monica_paemel

Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen.

 

Uit: Making an Elephant

 

“The death of a father is, in most cases, an inevitable passage of life. If you’re a novelist, however open-mindedly or unwittingly you start out, you know that certain big personal events must one day be accommodated into your work. There will, for example, be the novel you write after your father’s death. It won’t be about his death or even about him, but it can’t help but be informed by his death.

He had a battery of first names: Lionel Allan Stanley. Fortunately, he liked to be known as Allan or simply Al. I never heard the word Lionel pass his lips. He was born in London in the early 1920s and brought up in Lower Sydenham, SE26, in a street optimistically called Fairlawn Park. I’d never been there, but after he died I went, on a sort of a pilgrimage, to see where he’d come from. A little, squat, terraced house, like thousands of others, but distinguished by its standing at an odd slight angle to the house next door and by the fact that, though occupied, it was spectacularly neglected. The tiny front garden was a seethe of creeping ivy, and seated on or sinking, rather, into the vegetation were two immobilized, rusting cars. They filled the cramped space between front window and street. The ivy had taken hold and was creeping up into the wheel arches.

I was strangely relieved — elated even — by this conspicuous dereliction. The place wasn’t just ordinary and anonymous. It was singled out, even by that crooked angle, from its unremarkable neighbours, and that ivy and wreckage (I’ll never know the story) were like some mock-portentous, tongue-in-cheek acknowledgement of mortality and the grave.”

 

Graham-Swift

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

 

 De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle.

 

Uit: Snow Falling on Cedars

 

„At the intersection of Center Valley Road and South Beach Drive Ishmael spied, ahead of him in the bend, a car that had failed to negotiate the grade as it coiled around a grove of snow-hung cedars. Ishmael recognized it as the Willys station wagon that belonged to Fujiko and Hisao Imada; in fact, Hisao was working with a shovel at its rear right wheel, which had dropped into the roadside drainage ditch.
Hisao Imada was small enough most of the time, but he looked even smaller bundled up in his winter clothes, his hat pulled low and his scarf across his chin so that only his mouth, nose, and eyes showed. Ishmael knew he would not ask for help, in part because San Piedro people never did, in part because such was his character. Ishmael decided to park at the bottom of the grade beside Gordon Ostrom’s mailbox and walk the fifty yards up South Beach Drive, keeping his DeSoto well out of the road while he convinced Hisao Imada to accept a ride from him.
Ishmael had known Hisao a long time. When he was eight years old he’d seen the Japanese man trudging along behind his swaybacked white plow horse: a Japanese man who carried a machete at his belt in order to cut down vine maples. His family lived in two canvas tents while they cleared their newly purchased property. They drew water from a feeder creek and warmed themselves at a slash pile kept burning by his children–girls in rubber boots, including Hatsue–who dragged branches and brought armfuls of brush to it. Hisao was lean and tough and worked methodically, never altering his pace. He wore a shoulder strap T-shirt, and this, coupled with the sharp-honed weapon at his belt, put Is
hmael in mind of the pirates he’d read about in illustrated books his father had brought him from the Amity Harbor Public Library. But all of this was more than twenty years ago now, so that as he approached Hisao Imada in the South Beach Drive, Ishmael saw the man in another light: hapless, small in the storm, numb with the cold and ineffective with his shovel while the trees threatened to come down around him.“

 

guterson

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren.

 

Uit: Das sind die Gewitter in der Natur

 

In der Basilika von Waldsassen. Vor einem Seitenaltar.

In Brokat gekleidete Totengerippe hinter Glasschreinen.

Hier in der Kirche bin ich zur Kommunion gekommen.

Zur Firmung gekommen. Und da sind überall früher. Vor ein paar tausend Jahren, wie sie das Kloster so gebaut gehabt haben. Sind die Römer gekommen. Haben die Heiligen all umgebracht. Da hinunter in die Gruft sind die Heiligen begraben worden. Und sind da noch sehr viele Geliebte da oder Gerippe?

Gelübde da.

Haben sie sich versteckt drunten. Dann haben sie sie überall verfolgt. Und heroben überall. Wo sie sie haben haben können, haben sie die Toten überall. Die Heiligen all umgebracht.

 Aufschwenk ins Astgewirr einer winterkalten Eiche.

 Mein Vater stammt von Hundsbach ab.

Und da haben sie ein kleines Anwesen gehabt, wo er raus ist. Aber die sind wieder weitschichtig gewesen. Das kann in Asch auch gewesen sein. Und da ist ein alter Vater gewesen. Der war früher einmal auf der Regierung.

Die andere Generation schon. Das hat der durchgesetzt, daß es erlaubt worden ist. Was ich gehört hab allemal. Ich weiß auch nicht. Oder weiß ichs?

Daß das Volk nicht ausstirbt. Daß sie Kinder erzeugen dürfen. Das ist da nicht erlaubt gewesen. Hat er gesagt gehabt, er geht jetzt. Und ist gegangen und ist nimmer kommen.”

 

Fritsch

Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 4 mei 2008 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Jan Mulder viert vandaag zijn 65e verjaardag.  Zie ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Uit: Gastcolumn (Persmuseum)

 

Ja, ze hebben je het goed verteld: ik ben een zure columnist van een progressief dagblad, ik geef het toe ik ben in principe niet voor de monarchie maar voor de democratie, maar nu jij er bent, twijfel ik weer aan alles’. Zo sprak ik wel eens in mijn gedachten tegen haar, zij die ons bestaan zo ingrijpend heeft veranderd. En wanneer prins Willem-Alexander komt, is het niet ondenkbaar dat hij Máxima meeneemt, waar of niet, Willem? Waar ís ze?
Inburgeren is een lelijk woord, maar met Máxima is het opeens feest. Inburgeren! Vrolijk klinkt het door stad en land. De zon staat hoog aan de hemel, de vensters en deuren gaan open, de mensen hebben er weer zin in nadat ze zo lang hebben gewacht: het is weer Máxima, de jaarlijkse inburgertijd! De roemers zijn vol en de korenschoven rijp, straks gaan we dansen en openen we het inburgerseizoen met vuurwerk, siersmeden en een optreden van een groep confronterende columnisten op een plein. Alles wat ik van Máxima dacht, is waar. Ik heb haar zojuist de hand gedrukt. Hartveroverende vrouw. Zij toonde zich dan ook spontaan bereid om samen met mij een confronterende dialoog uit te spreken over de pers en de bijdrage die het Persmuseum aan onze samenleving kan leveren, dit als extra verrassing bij de zo reeds feestelijke opening. U moet weten dat een columnist niet per se de waarheid schrijft en dat ik deze column geschreven heb in de veronderstelling dat Máxima hier níet zou zijn. Dat zij er plotseling wél is maakt het allemaal wat ingewikkelder. Aan de ene kant raakt mijn confronterende column kant noch wal meer, aan de andere kant ben ik dolgelukkig dat Máxima er is. U begrijpt dat ik dit heb opgeschreven voor het geval zij inderdaad met Willem-Alexander zou meekomen. Gelukkig, zij is er niet. Ik bedoel dit goed, koninklijke hoogheid. Veel liever had ik Máxima gezien natuurlijk, laten we het maar bekennen: een columnist is geen haar beter dan de gemiddelde Gelderlander.”

 

Jan_Mulder

Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Russische netkunstenares Olia Lialina werd geboren op 4 mei 1971 in Moskou. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2009.

 

Ga naar http://www.c3.hu/collection/agatha  

 

Of naar: http://art.teleportacia.org  

 

OliaLialina

Olia Lialina (Moskou, 4 mei 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Amos Oz, Monika van Paemel, Christiaan Weijts, Graham Swift, Werner Fritsch, David Guterson, Olia Lialina, Jan Mulder, Gerlind Reinshagen, Ishita Bhaduri, Jacques Lanzmann, Maxence Van derMeersch, Wilhelm Lehmann

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2008.

Uit: A Tale of Love and Darkness

“I WAS BORN and bred in a tiny, low-ceilinged ground-floor apartment. My parents slept on a sofa bed that filled their room almost from wall to wall when it was opened up each evening. Early every morning they used to shut away this bed deep into itself, hide the bedclothes in the chest underneath, turn the mattress over, press it all tight shut, and conceal the whole under a light gray cover, then scatter a few embroidered oriental cushions on top, so that all evidence of their night’s sleep disappeared. In this way their bedroom also served as study, library, dining room, and living room.

Opposite this room was my little green room, half taken up with a big-bellied wardrobe. A narrow, low passage, dark and slightly curved, like an escape tunnel from a prison, linked the little kitchenette and toilet to these two small rooms. A lightbulb imprisoned in an iron cage cast a gloomy half-light on this passage even during the daytime. At the front both rooms had just a single window, guarded by metal blinds, squinting to catch a glimpse of the view to the east but seeing only a dusty cypress tree and a low wall of roughly dressed stones. Through a tiny opening high up in their back walls the kitchenette and toilet peered out into a little prison yard surrounded by high walls and paved with concrete, where a pale geranium planted in a rusty olive can was gradually dying for want of a single ray of sunlight. On the sills of these tiny openings we always kept jars of pickles and a stubborn cactus in a cracked vase that served as a flowerpot.

It was actually a basement apartment, as the ground floor of the building had been hollowed out of the rocky hillside. This hill was our next-door neighbor, a heavy, introverted, silent neighbor, an old, sad hill with the regular habits of a bachelor, a drowsy, still wintry hill, which never scraped the furniture or entertained guests, never made a noise or disturbed us, but through the walls there seeped constantly toward us, like a faint yet persistent musty smell, the cold, dark silence and dampness of this melancholy neighbor.“

 

oz

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007 en ook mijn blog van 4 mei 2008.

 

Uit: De eerste steen

 

„ Alle voeten van de stad lopen voorbij de betraliede vensters van het souterrain. ‘Waarom woon je niet in de heuvels?’ vraagt May. Een minachtend gesnuif is het antwoord. Hagar leunt achterover in de relaxfauteuil waarin ze het grootste deel van haar dagen doorbrengt. Woest zwart haar, het figuur van een Russische boerin. Misnoegdheid omhul
t haar als een onweerswolk, alleen de notebruine ogen kijken de wereld teder aan. Met die ogen verleidt ze, zonder te weten wat ze doet, zegt ze, een en al slachtoffer en geladen met wraak. Ze is niet teder maar bijziend. Het verleden is haar aangedaan en de toekomst zal haar overkomen. Lastig leven.“

 

VanPaemel

Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007 en mijn blog van 18 oktober 2006  en ook mijn blog van 4 mei 2008.

Uit: Personagenamen (column)

“Hebben kinderrijke schrijvers als Thomas Mann of Jan Wolkers zich ook ooit over deze problematiek het hoofd gebroken? Wolkers gebruikte de naam Eric zowel voor zijn eerste zoon als voor zijn personage Eric van Poelgeest. Dat zou ik dus niet kunnen. Vroeg of laat gaat je nageslacht jouw werk lezen, en als hij of zij de hoofdpersoon lijkt, schept dat toch verwarring. Personagenamen dien je zodanig te kiezen dat je ze nooit later voor eventuele kinderen wilt gebruiken.

Ik ging terug achter mijn computer zitten, om de hele naamgevingsprocedure opnieuw te doorlopen, Google, Hyves… Ineens begreep ik waarom het universum van Frans Kellendonk bevolkt wordt door typen als Frits Goudvis, Latour van Uffel en Felix Mandaat. Alhoewel, op het acht uur journaal, zie ik vaak de meest onwaarschijnlijke namen onder de geïnterviewde in beeld verschijnen, die rechtstreeks een roman in zouden kunnen.

En waar haalde Bordewijk zijn achternamen vandaan? Whimpysinger, De Moraatz, Van der Karbargenbok, Surdie Finnis, Schattenkeinder: allemaal gewoon uit het telefoonboek. Een groep van zestien Amerikaanse auteurs, onder wie Stephen King, Amy Tan en John Grisham, hield een paar jaar terug op eBay een veiling, waarbij mensen zichzelf als personagenaam in hun volgende boeken konden inkopen. De omgekeerde wereld: alsof Harry Bekkering zou willen betálen voor een plaatsje aan Bernlefs raampje, waar hij voor eeuwig naar die maandag buiten moet turen. Nee, een veiling organiseren leek me onzinnig.”

Weijts

Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook mijn blog van 4 mei 2008.

Uit: Last Orders

„It aint like your regular sort of day.
Bernie pulls me a pint and puts it in front of me. He looks at me, puzzled, with his loose, doggy face but he can tell I don’t want no chit-chat. That’s why I’m here, five minutes after opening, for a little silent pow-wow with a pint glass. He can see the black tie, though it’s four days since the funeral. I hand him a fiver and he takes it to the till and brings back my change. He puts the coins, extra gently, eyeing me, on the bar beside my pint.
‘Won’t be the same, will it?’ he says, shaking his head and looking a little way along the bar, like at unoccupied space. ‘Won’t be the same.’
I say, ‘You aint seen the last of him yet.’
He says, ‘You what?’
I sip the froth off my beer. ‘I said you aint seen the last of him yet.’
He frowns, scratching his cheek, looking at me. ‘Course, Ray,’ he says and moves off down the bar.
I never meant to make no joke of it.
I suck an inch off my pint and light up a snout. There’s maybe three or four other early-birds apart from me, and the place don’t look its best. Chilly, a whiff of disinfectant, too much empty space. There’s a shaft of sunlight coming through the window, full of specks. Makes you think of a church.
I sit there, watching the old clock, up behind the bar. Thos. Slattery, Clockmaker, Southwark. The bottles racked up like organ pipes.“

GRAHAM_SWIFT

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

 

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. Zie ook mijn blog van 4 mei 2008.

 

Uit: SCHWEJK? 

 

„II. 2. An einem Feuer:

DER HILTLER

Hilf mir halt, der Krieg ist in Nullkommanix vergeigt.

Rück ein, Kerl! Rück ein!

WENZEL

Ich hab doch keine Montur und keine. Keine rechte Lust nicht!

Was will ich da auch im Krieg ohne Lust. Nicht einmal ein Gewehr hab ich!

DER HILTLER

Wir sind doch verwandt zueinand!

Durch das Blut von der Mutter. Durch ästreich!

Durch das Urmutterzeug ineinander!

WENZEL

Du hast die Lungenkranken sterisieren lassen!

Und den alten Frauen die Stöck weggenommen!

DER HILTLER

Ja, wenns sonst nix ist! Ja, warum sagst das nicht gleich?!

Das kann man doch ausräumen! Mit mir kann man doch reden!

Über Deutschland! Über alles!

WENZEL

Du warst doch die gesamte Zeit besetzt. Da hat niemand zuhingedurft zu dir.

Da hätten mich deine, meine eigenen Leut hätten mich da derschossen!

Und die Besetzung nicht. Da hat allen Augenblick eine Granate eingeschlagen. Oder ein Geschütz. Alles weggekämpft gewesen bereits. Geschossen haben sie so Zeug. Wie Schwefel. Und Bomben geschmissen. Alles demoliert gewesen auch und Rauch. Und Aschenhaufen haben geraucht.

Und da bin ich nicht zuhinkommen mehr zu dir!

Und da hast nur du fest weitergekämpft mords! Wies alle bombardiert haben ineinander.“

 

Fritsch

Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)

 

De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook mijn blog van 4 mei 2008.

 

Uit: Our Lady of The Forest

 

The girl’s errand in the forest that day was to gather chanterelle mushrooms in a bucket to sell in town at dusk. According to her own account and th
e accounts of others in the North Fork Campground who would later be questioned by the diocesan committee, by Father Collins of Saint Joseph’s of North Fork, by the bishop’s representative, and by reporters covering the purported apparitions–including tabloid journalists who treated the story like a visitation by Martians or the birth of a two-headed infant–the girl left her camp before eight o’clock and walked alone into the woods. She wore a sweatshirt with its hood drawn tight. She didn’t speak to others of her intentions. Setting out with no direction in mind, she crossed a maple bottom and a copse of alders, traversed a creek on a rotten log, then climbed a ridge into deep rain forest and began searching for mushrooms in earnest.

As she went the girl ate potato chips and knelt beside rivulets to drink. She swallowed the antihistamine that kept her allergies at bay. Other than looking for mushrooms, she listened for the lonely music of birds and–she confessed this later to Father Collins–stopped twice to masturbate. It was a still day with no rain or fog and no wind stirring branches in the trees, the kind of stillness that stops time, or seems to, for a hiker.“

 

Guterson

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Russische netkunstenares Olia Lialina werd geboren op 4 mei 1971 in Moskou. Zie ook mijn blog van 4 mei 2007.

 

Ga naar http://www.c3.hu/collection/agatha  

 

OliaLialina

Olia Lialina (Moskou, 4 mei 1971)

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisieman Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Mulder groeide op in Winschoten en volgde de HBS die hij niet afmaakte. Mulder begon zijn carrière bij WVV in Winschoten tegen VV Zwaagwesteinde. Daar werd hij ontdekt door RSC Anderlecht, waar hij zeven jaar zou spelen. Als columnist heeft hij onder andere voor de weekbladen HP/De Tijd en Elsevier gewerkt. Voor Humo is hij nu (2007) nog altijd actief. In de Volkskrant schreef hij tot juli 2006 samen met Remco Campert de column CAMU op de voorpagina. Samen met Remco Campert trok hij enkele jaren van theater naar theater met een literair programma (“De Teen” (1993) en “Herinneringen” (1995)). In 2004 waren beide heren verantwoordelijk voor de tekst van het Groot Dictee der Nederlandse Taal, die zij samen voordroegen.Tot en met april 2006, toen het programma stopte, was hij verbonden aan het praatprogramma Barend & Van Dorp.

 

Uit: De vrouw als karretje

Ik zat aan de keukentafel met mij herinneringen en leed aan met liefde en verlangen vermengde verontwaardiging. Over de manier waarop het afscheid gekomen was zogenaamd, maar ik wist dat het iets anders was.
Ik miste haar.
Waarom heeft de evolutie dit zo bekokstoofd? Waarom heb ik geen chip (tussen de niertjes is nog plaats genoeg) die me in staat stelt geen verdriet te hebben, integendeel, me een goed gevoel geeft: dolblij dat we d’r kwijt zijn, op naar de volgende!’

mulder

Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Duitse schrijfster Gerlind Reinshagen werd geboren op 4 mei 1926 in Königsberg. Zij volgde een apothekersopleiding. Van 1953 tot 1956 studeerde zij aan de Hogeschool voor de Kunsten in Berlijn, waar zij vanaf 1956 als zelfstandig schrijfster woont. Reinshagen begon haar loopbaan met het schrijven van jeugdboeken en hoorspelen. Vanaf 1968 begon zij maatschappijkritische theaterstukkken te schrijven. Zij ontving diverse prijzen waaronder in 1974 de Fördergabe des Schiller-Gedächtnispreises des Landes Baden-Württemberg, 1977 de Mülheimer Dramatikerpreis, 1982 de Ehrengabe des Andreas-Gryphius-Preises.

Uit: Vom Feuer

 “Was liegt dort, Freunde, so weit erstreckt zu unseren Füßen, so unberührt, dass wirs nicht wagen anzugreifen? Ist es ein Meer, schön grau und silberfarben, das in der Ferne dunkler wird und tiefer? Wer sind am Ufer diese winzigen Figuren, zitternd vor Lust, sich da hineinzustürzen, wie jeden Sommer in die heimatlichen Flüsse?
Sind wirs, die dort – o Schande – die dort noch immer unbeweglich sitzen und ziehen, wie eben noch im Krieg, im Frieden jetzt die Köpfe ein?
Sieht uns die Stunde Null noch immer schläfrig. Der Kinderkrankheit, dem Koma unserer Jugendzeit noch nicht entwischt?”

Reishagen

Gerlind Reinshagen (Königsberg, 4 mei 1926)

 

De Indiase dichteres Ishita Bhaduri werd geboren op 4 mei 1961 in Kolkata in West-Bengalen. Zij begon haar loopbaan bij het Thungri magazine in de jaren tachtig. Een gedichtenverzameling verscheen in 2006 onder de titel Prem O Biraher Kabita in Dhaka, Bangladesh. Een verzameling korte gedichten verscheen in het Engels als “Marigold Moments”.

 

Gold-Laced Evening of Mine

 

Your aroma fills the skies.

Dreams on you adorn deodar trees

I see you as a planet

I see you as sunlight

You are my golden halo

You are my golden love

You can be rain

You can be cloud also

When you are a firefly

When you are the sunlight

I will give you a floral-perfumed twilight

I will shower you poems the whole night

 

The rains have drenched the room

In that room moonlight hued love exists

I see you as sun

I see you as waves

You are my blue horizon

You are my incessant waterfall

You may be the sea

You can be the river also

When you become mountain

When you become forest

I will give you storms of expectations

I will give you turbulent springs

 

I will let you be fire

I will let you be a Doel bird

With you I will float in the mountain-clouds

With you is the gold-laced evening of mine

 

 

Vertaald door Soma Roy

 

Bhaduri

Ishita Bhaduri (Kolkata 4 mei, 1961)

 

De Franse schrijver, journalist en tekstschrijver Jacques Lanzmann werd geboren op 4 mei 1927 in Bois-Colombes. Lanzmann schreef tientallen boeken en een honderdtal chansons, waaronder veel liedjes voor de zanger en acteur Jacques Dutronc. Lanzmann schreef onder meer Il est cinq heures, Paris s’éveille, J`aime les filles en Les play-boys. Zijn eerste boek, Rat d’Amérique, werd in 1954 gepubliceerd, als eerste opgemerkt door Simone de Beauvoir. Lanzmann was ook verslaggever op Cuba tentijde van de Cuba crisis. Hij kreeg het zelfs voor elkaar om een interview te hebben met Fidel Castro. Als fervent wandelaar schreef hij bovendien veel reisverhalen. Tussen 1963 en 1968 was hij hoofdredacteur van het Franse mannentijdschrift Lui. Lanzmanns laatse werk, Une vie de famille, verscheen in januari 2006.

 

Uit: Une histoire d’hommes

 

« Au fil des jours,j’en avais fait mon amoureuse.

Jaloux, Bisson ne me parlait plus. Je me donnais tout entier à elle. Mon sang, ma chaleur, ma peau ne m’appartenaient plus.J’avais greffé mon coeur sur le sien, et, à force, elle avait repris espoir.

Sarah, ils l’avaient cueillie le jour de ses quinze ans, dans un petit restaurant de Clermont où ses parents fêtaient son anniversaire. Ils avaient attendu, cachés dans l’office, que le petite toute émue soufflât les bougies de son gâteau. Elle s’y était reprise à trois fois, et soudain elle avait vu devant elle surgir les musiciens. Ils avaient bâfré le gâteau à la crème, raflé la famille et les amis.

Cela faisait une semaine qu’elle était là, sans nouvelles des siens.

Les siens, nous le savions, étaient partis dans un convoi précédent. Elle semblait l’ignorer. Elle ne parlait jamais d’eux, pas même à moi, ou alors, par bribes, la nuit, quand elle s’abandonnait dans mes bras. »

 

Lanzmann

Jacques Lanzmann (4 mei 1927 – 21 juni 2006)

 

De Franse schrijver van Vlaamse afkomst Maxence Van der Meersch werd geboren op 4 mei 1907 in Roubaix. Hij studeerde rechten en werd in 1934 advocaat. Zijn eerste boek La Maison dans la Dune verscheen in 1932. Er volgden nog zeventien boeken en talrijke artikelen. In 1937 kreeg hij de Prix Goncourt voor l’Empreinte de Dieux. Maxence Van der Meersch was tijdens het interbellum een populaire schrijver. Nord-Pas-de-Calais, de regio in het noorden van Frankrijk, vormde de achtergrond in veel van zijn werk.

 

Uit: La maison dans la dune

 

Quand Sylvain, le lendemain à midi, arriva chez son ami, il trouva César en maillot blanc, occupé à boxer, dans sa cuisine, avec le grand Jules, l’agent de police.

Un gentil garçon, ce Jules. Il demeurait trois maisons plus loin. Et bien qu’il connût le trafic suspect de César et de Sylvain, il était cependant demeuré leur ami. César et lui s’étaient liés d’amitié par un commun amour de la boxe et des sports. Jules avait pratiqué le «noble art», dans sa jeunesse, en amateur. Et César, quand il était repris par une de ses crises d’entraînement, allait régulièrement le chercher pour quelques rounds.

Grand, massif, raide de torse et de membres, totalement dépourvu de souplesse et d’agilité, le grand Jules, grâce à son poids et à sa résistance, finissait toujours cependant par mettre hors de combat son camarade César, plus vieux, et fatigué surtout par une vie déréglée. César en rageait, trouvait chaque fois des excuses à sa défaite, affirmait qu’il prendrait sa revanche la fois d’après. Si grande était son humiliation, qu’il lui arrivait, après ces rudes leçons, de se remettre à l’entraînement, de vouloir à toute force retrouver «sa forme». Et, pendant quelques jours, on le voyait, tôt le matin, courir sur la route, tenter des quatre cents et des huit cents mètres, soulever des poids de fonte, sauter à la corde, et lancer de longs bâtons en guise de javelots. Il ne buvait plus que de l’eau, il ne fumait plus. Sa femme en était émerveillée et ravie. »

 

Maxence

Maxence Van der Meersch (4 mei 1907 – 14 januari 1951)

 

De Duitse schrijver en dichter Wilhelm Lehmann werd geboren op 4 mei 1882 in Puerto Cabello. Zie ook mijn blog van 4 mei 2008.

Uit: Bukolisches Tagebuchaus den Jahren 1927 – 1932

 „Als junger Student machte ich, der Philologie über-drüssig, Exkursionen mit einem Botaniker. Er ist berühmt geworden durch seine Erforschung einiger Wasserpflanzen. Ich sah einen Käfer über eine Blu-menbinse laufen und fragte, wie er wohl hieße. Wie er das auch noch wissen sollte? schalt der Botaniker mich. Die Kenntnis des einzelnen kann heute nicht mehr aristotelisch die Welt umspannen. Ich wollte ja aber auch nur den Namen erfragen. Was man »Al-les« heißt, ist dem »Nichts« sehr nahe. In der Mitte schwebt das »Etwas« – im »Etwas« schwebt das Ganze, wie die ganze Natur in einer einzigen Pflanze, in einem einzigen Tier gegenwärtig ist. Das Etwas trägt wie jene Schildkröte der Inder das Weltall. Der Name aber eines solchen Etwas ist nach uraltem Glauben seine tatsächliche Existenz. Was nicht benannt war, konnte nicht sein.Und darum bin ich namengierig und freute mich, als ich erfuhr, daß die Pflanze, die jetzt auf über-schwemmt gewesenem Boden und in flachem Wasser an Ufern, auf Feldern und Wegen reichlich blüht, der »verbrecherische Hahnenfuß« ist. Er ist sehr giftig — aber mag er Mensch und Vieh schaden, die Erde, den Himmel vergiftet er nicht. Der Mensch ist das Maß aller Dinge, dachten die Griechen. Es gibt aber auch Übermenschliches als Maß. Wie aus gedüngtem Boden der Kürbis, wächst aus dem Genie des echten Namens das Genie des Daseins.“

 

lehmann__WilhelmBueste

Wilhelm Lehmann (4 mei 1882 – 17 november 1968)
Wilhelm Lehmann-Büste in Eckernförd