Bruno Frank, Leopoldo Lugones, Lode Zielens, Dorothy L. Sayers, Fanny Burney, Heinrich Hoffmann

De Duitse schrijver Bruno Frank werd geboren in Stuttgart op 13 juni 1887. Hij studeerde rechten en filosofie  in Tübingen, München, Straatsburg  en Heidelberg. Later behaalde Frank een doctoraat in Tübingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij soldaat. Hij onderhield nauwe banden met Lion Feuchtwanger en Klaus Mann. Een dag na de brand in de Reichstag, op 28 februari 1933, emigreerde Frank naar Oostenrijk, daarna naar Zwitserland en later naar Frankrijk en Engeland. Hij schreef toen zijn tweede historische roman Cervantes (1934) na Trenck in (1926). In 1937 verscheen de roman Der Reisepass. Succesvol was de komedie Sturm im Wasserglas (1930). Deze komedie werd verfilmd in 1936 in Groot-Brittannië en in 1960 in Duitsland. De komedie werd geregisseerd door Josef von Baky met Peter Luhr. Een andere komedie, Nina, verscheen in 1931. Frank leefde van 1939 tot zijn dood in 1945 in de Verenigde Staten.

Uit: Von München nach Weimar am Pazifik. Leben und Werk des deutschen Schriftstellers Bruno Frank (Biografie door Hans Rudolf Vaget)

„Bruno Franks große Zeit war die Weimarer Republik. Mit Tage des Königs und Trenck. Roman eines Günstlings, beide aus der Welt Friedrichs II., gelang Frank der literarische Durchbruch. Kirchner legt zu Recht großen Wert darauf, Franks psychologischen Zugriff auf den Preußenkönig von der nationalistischen »Fredericus Rex«-Mode, die in Hitler-Deutschland Kultstatus annahm, deutlich zu unterscheiden. Dem Erfolg seiner Erzählkunst folgte der Erfolg seiner Bühnenwerke auf dem Fuß. Zwölftausend wurde auf 400 deutschsprachigen Bühnen aufgeführt und war auch am Broadway erfolgreich. Sturm im Wasserglas, eine Satire auf die Münchner Hundesteuer, wurde 1930 in ganz Deutschland gespielt und erschien bereits ein Jahr darauf unter der Regie von Georg Jacoby in den deutschen Kinos. Was die umstrittene, auch von der Linken kritisierte Politische Novelle von 1928 anbelangt, eine kritische Zeitdiagnose Deutschlands im transnationalen »Geist von Locarno«, so verteidigt sie Kirchner beherzt gegen die später erhobenen Vorwürfe des latenten Rassismus, Sexismus und Antisemitismus.
    Auch Franks persönliche Verhältnisse gerieten in den zwanziger Jahren in ruhigeres Fahrwasser zumal nach seiner Eheschließung mit Elisabeth Massary-Pallenberg, Tochter des Operettenstars Fritzy Massary. »Liesls« leiblicher Vater war Karl-Kuno Graf von Coudenhove, Max Pallenberg, Fritzis Ehemann, ihr Adoptivvater. Die Franks bezogen das zuvor von Bruno Walter bewohnte Haus Mauerkircherstraße 43 in München-Bogenhausen und waren somit Thomas Manns Nachbarn.“

 

Die Wasser
 
Und ob ihr auch das Ziel nur murmelnd nennt,
Euch Wassern ist der Weg
schon lang gewiesen,
Dir Strom, der schleicht, dir kurzem Bach, der rennt.
 
Wird es nicht schön sein, dorthin sich zu gießen,
Wo keine braune Erdhand mehr euch trennt?
Wie friedlich wird dort Well’ in Welle fließen.

 

Frank
Bruno Frank (13 juni 1887 – 20 juni 1945)

 

De Argentijnse schrijver en journalist Leopoldo Lugones Argüello werd geboren op 13 juni 1874 in Villa María del Río Seco, een stad Córdoba, in het hart van Argentinië, Lugones behoorde tot een familie van grootgrondbezitters. Hij werkte eerst voor La Montaña, een krant, en was in de gunst bij de aristocraat Manuel Quintana, een kandidaat voor het presidentschap van Argentinië. Dit bracht hem naar Buenos Aires, waar zijn literaire talent zich snel ontwikkelde. Lugones was de belangrijkste exponent van de Latijns-Amerikaanse literaire stroming, bekend als Modernismo. Hij was de auteur van de ongelooflijk dichte en rijke roman La Guerra Gaúcha (1905). Hij was een gepassioneerde journalist, polemist en openbare spreker die eerst socialist was, later een conservatief / traditionalist en ten slotte een aanhanger van het fascisme en als zodanig een bron van inspiratie voor een groep van rechtse intellectuelen zoals Juan Carulla en Rodolfo Irazusta. Leopoldo Lugones bezocht Europa in 1906, 1911, 1913 en in 1930. In het begin van 1938 pleegde Lugones, wanhopig en gedesillusioneerd, zelfmoord door middel van een mengsel van whisky en cyanide.

Uit: Strange Forces: The Fantastic Tales of Leopoldo Lugones (Vertaald door Gilbert Alter-Gilbert)

„Soon we were forced to abandon this hope in deference to a spectacle as desolate as it was dangerous.
It was a troop of lions, the fierce survivors of the desert, which had repaired to the city as if it were an oasis, furious with thirst, crazed by the cataclysm.
Thirst and not hunger infuriated them, since they passed by without noticing us. And in that state they circled and circled. Nothing revealed the lugubriousness of the catastrophe as revealingly as they.
Bald as mangy cats, their manes reduced to pitiful wisps of singed strands, their flanks seared unevenly, giving them the comic disproportion of half-clothed clowns wearing oversized masks, their tails standing on end and twitching, like those of rats in flight, their pustulous paws dribbling blood — all this declared in the clearest terms their three days of horror beneath the celestial lash, at the mercy of the insecure dens which proved unable to protect them.
They prowled the dry precincts with a human derangement in their eyes, abruptly meandering from extinguished well to extinguished well; until finally they sat down in the dust, dropping onto their haunches, blistered muzzles in the air, eyes glazed over in a wandering stare filled with desolation and with eternity, questioning the sky, I am sure of it, as they started to roar with unendurable abjection.“

leopoldo-lugones

Leopoldo Lugones (13 juni 1874 – 18 februari 1938)

 

De Engelse schrijfster, dichteres en vertaalster Dorothy Leigh Sayers werd
geboren op 13 juni 1893 in Oxford.
Zie ook mijn blog van 13 juni 2007 en ook mijn blog van 13 juni 2009.

Uit: The Dogma is the Drama

Somehow or other, and with the best intentions, we have shown the world the typical Christian in the likeness of a crashing and rather ill-natured bore—and this in the Name of One Who assuredly never bored a soul in those thirty-three years during which He passed through the world like a flame.

(…)

It is the dogma that is the drama–not beautiful phrases, nor comforting sentiments, nor vague aspirations to loving-kindness and uplift, nor the promise of something nice after death–but the terrifying assertion that the same God Who made the world lived in the world and passed through the grave and gate of death. Show that to the heathen, and they may not believe it; but at least they may realise that here is something that a man might be glad to believe.

 

dorothysayers
Dorothy L. Sayers (13 juni 1893 – 17 december 1957)

 

De Vlaamse schrijver Lode Zielens werd geboren in Antwerpen op 13 juni 1901. Zie ook mijn blog van 13 juni 2007 en ook mijn blog van 13 juni 2009.

Uit: Ludo Stynen. Lode Zielens’ dromen van maatschappij en mens

De eerste verhalen, schetsen waarin kinderen centraal staan, zijn haast alle gesitueerd in de Antwerpse arbeidersbuurten waar Zielens opgroeide. Kinderen die lijden onder het gedrag van volwassenen, volwassenen die niet echt verantwoordelijk zijn voor de situatie. Ellende waar misschien mee te leven valt, maar ellende die al snel doet verlangen naar wat anders. Naar een andere en betere wereld waarover het, zowel in vroege schetsen als in latere verhalen en romans, aan de boorden van de Schelde makkelijk mijmeren is.

Soms is de ellende zo groot dat alleen via de dood nog aan beterschap kan gedacht worden. Zo wil Zielens’ bekendste personage Netje zich een keer verdrinken, zo wordt in ‘Levensbericht’3 ongeduldig gewacht op het einde, op de overgang naar een goudglanzend tegelijk vorm-volkomen en vormeloze Niet.

Vooral als je jong bent, hoeft het andere niet voorbij de grens van leven en dood te liggen. In Netje wekken de winterse ijsbloemen het verlangen naar iets ver en schoon waar het ànders moet zijn als hier, een droom van glanzende blankheid, van zuiver en puur licht, een verlangen naar een

wereld, die niet de onze is. De wereld, waarin ijskristallen fonkelen en schitteren, waar er ijsbloemen ranken langs de wegen en waar het duister blauw is. De wereld, waar
in grote, zwarte vogels rond het hoofd kringen, wegzwalpen en weer en immer aanflapperen. De wereld van het puurste licht, waarin roze kinderen u toestaren. De wereld waarin elke beweging verstild is in een gebaar, – dat blijft en zich niet oplost.

Een ideale wereld die wel een niet-wereld lijkt, een wereld na de dood. Of een wereld voor het leven. De herinnering aan een soort zuiverheid die niet des mensen is. Het verlangen naar een verloren paradijs, zoals Zielens het in Robert, zonder Bertrand! …noemt; het verloren paradijs dat het hoofdpersonage uit Het duistere bloed letterlijk hartstochtelijk najaagt. 

Gedenkplaat_geboortehuis_Zielens
Lode Zielens  (13 juni 1901 – 28 november 1944)

Gedenkplaat aan zijn geboortehuis in Antwerpen

 

De Engelse schrijfster Frances „Fanny“ Burney werd geboren op 13 juni 1752 in King’s Lynn, Norfolk. Zie ook  Zie ook mijn blog van 13 juni 2007 en ook mijn blog van 13 juni 2009.

Uit: Cecilia Or Memoirs of an Heiress

“Peace to the spirits of my honoured parents, respected be their remains, and immortalized their virtues! may time, while it moulders their frail relicks to dust, commit to tradition the record of their

goodness; and Oh, may their orphan-descendant be influenced through life by the remembrance of their purity, and be solaced in death, that by her it was unsullied!”

Such was the secret prayer with which the only survivor of the Beverley family quitted the abode of her youth, and residence of her forefathers; while tears of recollecting sorrow filled her eyes, and obstructed the last view of her native town which had excited them.

Cecilia, this fair traveller, had lately entered into the one-and- twentieth year of her age. Her ancestors had been rich farmers in the county of Suffolk, though her father, in whom a spirit of elegance had supplanted the rapacity of wealth, had spent his time as a private country gentleman, satisfied, without increasing his store, to live upon what he inherited from the labours of his predecessors. She had lost him in her early youth, and her mother had not long survived him. They had bequeathed to her 10,000 pounds, and consigned her to the care of the Dean of ——, her uncle. With this gentleman, in whom, by various contingencies, the accumulated possessions of a rising and prosperous family were centred, she had pas
sed the last four years of her life; and a few weeks only had yet elapsed since his death, which, by depriving her of her last relation, made her heiress to an estate of 3000 pounds per annum; with no other restriction than that of annexing her name, if she married, to the disposal of her hand and her riches.”

Burney

Fanny Burney (13 juni 1752 – 6 januari 1840)

 

De Duitse schrijver en psychiater Heinrich Hoffmann werd geboren op 13 juni 1809 in Frankfurt am Main. Hij studeerde medicijnen in Heidelberg en was vanaf 1851 directeur van het psychiatrisch ziekenhuis in Frankfurt. Naast zijn professionele publicaties schreef Hoffmann korte verhalen voor kinderen. Zijn bekendste boek is “Der Struwwelpeter“, een verzameling van geïllustreerde kinderversjes, waar gezegd wordt het definitieve lot is van kinderen die onbeleefd of roekeloos zijn, een boek met veel zwarte humor. Hij schreef het met Kerstmis 1844 voor zijn oudste zoon.

Aus: Der Struwwelpeter

Wenn die Kinder artig sind
kommt zu ihnen das Christkind;
wenn sie ihre Suppe essen
und auch das Brot nicht vergessen,
wenn sie, ohne Lärm zu machen,
still sind bei den Siebensachen,
beim Spazierengehen auf den Gassen
von Mamma sich führen lassen,
bringt es ihnen Guts genug
und ein schönes Kinderbuch.

Sieh einmal, hier steht er
pfui, der Struwwelpeter!
An den Händen beiden
ließ er sich nicht schneiden
seine Nägel fast ein Jahr;
kämmen ließ er nicht sein Haar.
Pfui, ruft da ein jeder:
Garstger Struwwelpeter!

 

HoffmannHeinrichPortrait
Heinrich Hoffmann (13 juni 1809 – 20 september 1894)

 

 

Anne Frank, Christoph Meckel, Renan Demirkan, Djuna Barnes, Sandro Penna, Brigid Brophy

De Nederlandse schrijfster Anne Frank werd geboren in Frankfurt am Main op 12 juni 1929. Dat is vandaag dus precies 80 jaar geleden.

Uit: Dagboek van Anne Frank

Zaterdag, 20 juni 1942

Het is voor iemand als ik een heel eigenaardige gewaarwording om in een dagboek te schrijven. Niet alleen dat ik nog nooit geschreven heb, maar het komt me zo voor dat later ik, noch iemand anders, in de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje belang zal stellen. Maar ja, eigenlijk komt dat er niet op aan, ik heb zin om te schrijven en nog veel meer om m’n hart over allerlei dingen eens grondig en helemaal te luchten.

‘Papier is geduldiger dan mensen’, dit gezegde schoot me te binnen toen ik op een van m’n lichtmelancholische dagen verveeld met m’n hoofd op m’n handen zat en van lamlendigheid niet wist of ik uit moest gaan dan wel thuisblijven, en zo uiteindelijk op dezelfde plek bleef zitten piekeren. Ja inderdaad, papier is geduldig, en daar ik niet van plan ben dat gekartonneerde schrift dat de weidse naam ‘dagboek’ draagt, ooit aan iemand te laten lezen, tenzij ik nog eens ooit in m’n leven een vriend of vriendin krijg die dan ‘de’ vriend of vriendin is, kan het waarschijnlijk niemand schelen. Nu ben ik bij een punt aangeland waarvandaan het hele dagboekidee begonnen is: ik heb geen vriendin.

Om nog duidelijker te zijn moet hierop een verklaring volgen, want niemand kan begrijpen dat een meisje van dertien geheel alleen op de wereld staat. Dat is ook niet waar. Ik heb lieve ouders en een zuster van zestien, ik heb alles bij elkaar zeker wel dertig kennisjes en wat je dan vriendinnen noemt. Ik het een stoet aanbidders die mij naar de ogen zien en, als ’t niet anders kan, met een gebroken zakspiegeltje in de klas nog een glimp van me trachten op te vangen. Ik heb familie, lieve tantes en een goed thuis. Nee, zo ogenschijnlijk ontbreekt het me aan niets, behalve ‘de’ vriendin. Ik kan met geen van m’n kennisjes iets anders doen dan pret maken, ik kan er nooit toe komen eens over iets anders dan over de alledaagse dingen te spreken of wat intiemer te worden, en daar zit ‘m de knoop. Misschien ligt dat gebrek aan vertrouwelijkheid bij mij, in ieder geval het feit is er en het is jammer genoeg ook niet weg te werken. Daarom dit dagboek. Om nu het idee van de lang verbeide vriendin nog te verhogen in m’n fantasie wil ik niet de feiten zomaar gewoon als ieder ander in dit dagboek plaatsen, maar wil ik dit dagboek de vriendin-zelf laten zijn en die vriendin heet Kitty.“

Anne_Frank_House

Anne Frank (12 juni 1929 – maart 1945
Het Anne Frank Huis in Amsterdam

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Christoph Meckel viert vandaag zijn 75e verjaardag.

 Uit: Seele des Messers

Bahnhofstreppe
Wer will immer wieder Sternbilder ordnen
und auseinanderreißen. Ich erwarte
eine Schnauze mit Reißzahn, einen bezahlten Kuß
eine Faust an der Gurgel,
meine Faust an der Gurgel des andern
dreckig von Leben, nicht länger schuldlos
Auge in Auge, er ich oder beide.
Als wir hintereinander zu den Biertischen
runtergingen, in schlechter Beleuchtung –
meine Zigarettenkippe auf den Stufen
er hob sie auf und steckte sie zwischen die Zähne
hohnvoll, lässig, der andere, Dreckstück, Engel
Mörder Mensch, meine furchtbare Chance –
Leben, Leben, auseinandergerissen.

Der Spanische Platz
Der Spanische Platz wurde umbenannt in Naumann-Bezirk.
Was ist falsch an Spanien und wer war Naumann.
Alberto, Theodor, Harry Naumann?
Tycoon einer Handelskette, ein Sponsor, Agent?
Die besonnten Fassaden am Spanischen Platz.
Die geräumten Läden im Naumann-Bezirk.
Wird man wohnen an Promenaden,
Prospekten und Küsten mit hellen Namen.
Passage du petit Cladan. Die Straße der Küsse.
Die Höfe der Spieler. Die Kolibri-Gärten.
Am Sonnenufer. Im Regenbogen. Am Meer.
Am Schnee. Am Süßgras. Am Baum des Propheten.
Am Krematorium. Am Camping. Am Rieselfeld.
An Jubals Weg. Im Raum. An den Sieben Gestirnen.
Im Jammertal. Am Schlachthof. Im Nixon-Distrikt.
An der Straße des Südwinds. Am Blauen Horn.
Wer will die Sonne umbenennen, den Wind
mit den zwölftausend Vogelstärken im frühen Licht!
Prospero

Go and catch a falling star,
Get with child a mandrake root,
Tell me where all past years are,
Or who cleft the devil’s foot.
Stimmt, was ich höre: du machst Schluß
mit deiner Tätigkeit?

Meckel

Christoph Meckel (Berlijn, 12 juni 1935)

 

Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 12 juni 2006 en ook mijn blog van 12 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 12 juni 2009.

 

De Turks-Duitse schrijfster en actrice Renan Demirkan werd geboren op 12 juni 1955 in Ankara.

Uit: Die Frau mit Bart

Katrin hatte Anna die dazugehörige Geschichte erzählt. Das Bild zeigt eine Storch, der in einem Herbst vor fünfzig Jahren dem Zug der anderen in den Süden nicht folgen wollte und lieber an der Küste, auf dem Festland blieb. Es war nicht herauszubekommen, ob er noch zu jung war oder krank. Er flog nicht mit, überwinterte bei den Tieren des Bauernhofes im Stall. Die Leute sagten, wenn die anderen zurückkämen, würden sie ihn töten. So war es dann auch geschehen. Als der eigenwillige Außenseiter die Artgenossen nach der Rückkehr begrüßen wollten, stürzten sie sich in einer großen Gruppe auf ihn, zerfetzten den wehrlosen Vogel zu Tode.

Es reicht eben nicht, aus einem Storchenei von einer Storchenmutter in einen Storchennest ausgebrütet zu sein<<, dachte Anna. >>Das heißt noch lange nicht, daß du auch ein richtiger Storch bist. Du mußt den Storchensippengesetzen gestorcheln, du dummer Storch. Willst du mit Kühen und Schafen kuhmuhen und schafmeckern, bist du nach den Storchensippengesetzen  eben kein richtiger Klapperstorch mehr. Das Schaf mag d
ir ziemlich blöd erscheinen, weil es sich immer kahl rasieren läßt, aber es würde sich nie ein Ring durch die Nase ziehen lassen. Das ist eben das Schafsippengesetz. Nach dem Kuhsippengesetz darf sich eine Kuh zwar melken lassen, aber für Schafe ist die Kuhweide verboten. Die werden gnadenlos weggeboxt. Sie hätten dich sicher geduldet, aber sie hätten dich nie geliebt. Es wäre ein trauriges Storchenleben geworden. Und wenn du zurückgehst, wirst du bestraft, weil du Neues mitbringst, denn Neues macht Angst, armer, toter Storch.“

Demirkan
Renan Demirkan (Ankara, 12 juni 1955)

 

De Amerikaanse schrijfster Djuna Barnes werd geboren in Cornwall-on-Hudson, Orange County in de staat New York op 12 juni 1892.

Uit: Nightwood

This memory and the handkerchief that accompanied it had wrought in Guido (as certain flowers brought to a pitch of florid ecstasy no sooner attain their specific type than they fall into its decay) the sum total of what is the Jew. He had walked, hot, incautious and damned, his eyelids quivering over the thick eyeballs, black with the pain of a participation that, four centuries later, made him a victim, as he felt the echo in his own throat of that cry running the Piazza Montanara long ago, “Roba vecchia!”, – the degradation by which his people had survived.

Childless at fifty-nine, Guido had prepared out of his own heart for his coming child a heart, fashioned on his own preoccupation, the remorseless homage to nobility, the genuflexion the hunted body makes from muscular contraction, going down before the impending and inaccessible, as before a great heat. It had made Guido, as it was to make his son, heavy with impermissible blood.

And childless he had died, save for the promise that hung at the Christian belt of Hedvig. Guido had lived as all Jews do who, cut off from their people by accident or choice, find that they must inhabit a world whose constituents, being alien, force the mind to succumb to an imaginary populace. When a Jew dies on a Christian bosom he dies impaled. Hedvig, in spite of her agony, wept upon an outcast. Her body at that moment became the barrier and Guido died against that wall, troubled and alone. In life he had done everything possible to span the impossible gap, the saddest and most futile gesture of all had been his pretense to a Barony. He had adopted the sign of the cross; he had said that he was an Austrian of an old, almost extinct line, producing, to uphold his story, the most amazing and inaccurate proofs: a coat of arms that he had no right to and a list of progenitors (including their Christian names) who had never existed. When Hedvig came upon his black and yellow handkerchiefs he had said that they were to remind him that one branch of his family had bloomed in Rome.“

barnes

Djuna Barnes (12 juni 1892 – 18 juni 1982)
Djuna Barnes en haar literaire mentor Natalie Barney, c. 1930

 

De Italiaanse dichter en schrijver  Sandro Penna werd geboren op 12 juni 1906 in Perugia.

To Us, To Us

A crowd snarled “to us” “to us”
And black reigned beneath the sun
But the new urban planning!
The restlessness of the pissoirs!
And evenings the calm worry of cats

 

To Sit at an Unknown Table

To sit at an unknown table
To sleep in someone else’s bed
To feel the already empty square
Swell in tender goodbye

 

A thought of love returns

A thought of love returns
To the tired heart
As in winter twilight
a young boy
Homeward against the sun

 

Vertaald door Alexander Booth

Penna

Sandro Penna (12 juni 1906 – 21 januari 1977)
Hier met Pier Paolo Pasolini (r)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 12 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 12 juni 2009.

 

De Engelse schrijfster, essayiste, criticaen biografe Brigid Antonia Brophy werd geboren op 12 juni 1929 in Londen. Ze was een feministe en pacifiste die uitdrukking gaf aan controversiële opinies over het huwelijk, de oorlog in Vietnam, het godsdienstonderwijs in de scholen, sexualiteit (ze was openlijk biseksueel) en pornografie. Ze was een strijdster voor de rechten van dieren en vegetarisme. Door haar openhartigheid werd ze op velerlei wijze getypeerd, bijvoorbeeld als “een van onze toonaangevende literaire spitsmuizen” door het Times Literary Supplement. Brophy was gehuwd met kunsthistoricus Sir Michael Levey. Ze werd gediagnosticeerd met multiple sclerose in 1984. Elf jaar later stierf ze aan deze ziekte.

Uit: In Transit

„Ce qui m’étonnait c’était qu’it was my French that disintegrated first.
Thus I expounded my affliction, an instant after I noticed its onset. My words went, of course, unvoiced. A comic-strippist would balloon them under the heading THINKS — a pretty convention, but a convention just the same. For instance, is the THINKS part of the thought, implying the thinker is aware of thinking?
Moreover — and this is a much more important omission — comic strips don’t shew whom the thoughts are thought to.
Obviously, it wasn’t myself I was informing I had contracted linguistic leprosy. I’d already known for a good split second.
I was addressing the imaginary interlocutor who is entertained, I surmise, by all self-conscious beings — short of, possibly, the dumb and, probably, infants (in the radical sense of the word).
Consciousness: a nigger minstrel show in which you are for ever grabbing a disembodied buttonhole and gabbling, `Pardon me, Mister Interlocutor.’

From the moment infant begins to trail round that rag doll, mop-head or battered bunny and can’t get off to sleep except in its company, you know he’s no longer infant but fant. Bunny is the first of the shadow siblings, a proto-life-partner. Mister and Missus Interlocutor: an incestuous and frequently homosexual marriage has been prearranged. Pity Bunny, thatdoomed childbride.
I have known myself label the interlocutor with the name and, if I can conjure it, the face of someone I am badly in love with or awe of. But these are forced loans. Cut short the love or awe, and the dialogue continues.
Only death, perhaps, breaks the connection. Perhaps it is Mister Interlocutor who dies first, turning away his head and heed.
The phantom faces of the interlocutor are less troubling than the question of where he is. I am beset by an insidious compulsion to locate him. When my languages gave their first dowser’s-twig twitch and I conceived they might be going to fall off, I still treated that matter less gravely than the problem of where I was addressing my account of it.“

Brophy

Brigid Brophy (12 juni 1929 – 7 augustus 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Günter Nehm, H. C. Artmann, Rona Jaffe, André Suarès, Johanna Spyri, Charles Kingsley

De Duitse dichter Günter Nehm werd geboren in Wattenscheid op 12 juni 1926. Nehm groeide op in Clausthal en Aken. Vanaf 1943 hielp hij bij de luchtmacht. Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog werkte hij in de wegenbouw, de landbouw en de mijnbouw. Van 1949 tot 1953 studeerde hij mijnbouw en was nadien actief bij verschillende bedrijven uit de sector, vooral in steenkoolmijnen. Sinds 1975 publiceerde Günter Nehm verschillende gedichtenbundels, eerst vooral met humoristische gedichten en nadien met woordspelingen allerhande, zoals abecedariums, anagrammen, palindromen en spoonerismes. Hij was een der belangrijkste Duitse hedendaagse humoristische  dichters en woordspelkunstenaars

Geschüttelte Eierballade

Am Montag schellt Herr Meier an.
Herr Meier ist der Eiermann.
Er trifft sich gern auf freier Au
Mit Irma, einer Eierfrau.

Da er ein ernster Freier ist,
Sagt er nach kurzer Eierfrist:
„Sag Ja zur Hochzeitsfeier, Irma,
Zwecks Gründung einer Eierfirma.”

Er schwärmt: „Nie geht ein Meier unter,
Ihn halten frische Eier munter.
Gib nur auf deinen Schleier acht,
Zur Hochzeit gibt’s ‘ne Eierschlacht.”

So kam’s auch zu der Meier Ehr’,
Doch jetzt gab’s keine Eier mehr.
Sie wurden durch die Feier arm,
Und aus war’s mit der Eierfarm.

Kurzum, nach alter Leier eben
Verendeten zwei Eierleben
Durch schicksalhafte Eierwende
Vereint in einem Weiher. Ende.

Nehm

Günter Nehm (12 juni 1926 – 11 februari 2009)

 

De Oostenrijkse dichter en vertaler Hans Carl Artmann werd geboren op 12 juni 1921 in Wenen. Zie ook mijn blog van 12 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 12 juni 2009.

Im Jahre 2002
Der 50. Traum

Träumst du dich als bordellbesucher in cape und zylinderhut, das blitzende
einglas im aug, den spazierstock unter die achsel geklemmt, und es empfangen
dich wunderhübsche skelette in seide und tüll, unbezahlbare mädchen ein jedes,
und man serviert dir ihr einstiges fleisch auf silbernen platten, hier gebratene
brüste, da einen zartrosa schenkel und dralle arme und gesottene stückchen
vom brauch mit spargel garniert, verschiedenste arten gegrillter popos,
kandierter lippen oder leicht überbackener finger, und unter speiseglocken
die leckere fülle verbotenster delikatessen – dann rühre die sachen nicht an,
so sehr dich madame auch drängt, nimm deine pistole und schieße nach den
gasflammen der fünfzig ampeln im salon, und misse keine von ihnen – so
werden sich alle skelette wieder befleischen und die nacht ist für diesmal
gerettet.

 

wald . . .

ich bin der tiefdunkle krug : ein sonnennachmittag ist das blatt
meiner eigenen daemmerseele : perlenungeziert dufte ich auch
voller ahnung die augen : bluetenwurzelig im nachtmoos
ein licht nach dem andern : raschelnde mondseide
verrinnt in meinem laecheln : die spinnen atmen

Artmann

H. C. Artmann (12 juni 1921 – 4 december 2000)

 

De Amerikaanse schrijfster Rona Jaffe werd geboren op 12 juni 1932 in New York. Zie ook mijn blog van 12 juni 2007 en ook mijn blog van 12 juni 2009.

Uit: The Best Of Everything

At eight-forty-five Wednesday morning, January second, 1952, a twenty-year-old girl named Caroline Bender came out of Grand Central Station and headed west and uptown toward Radio City. She was a more than pretty girl with dark hair and light eyes and a face with a good deal of softness and intelligence in it. She was wearing a grey tweed suit, which had been her dress-up suit in college, and was carrying a small attaché case, which contained a wallet with five dollars in it, a book of commuter tickets, some make-up, and three magazines entitled respectively The Cross, My Secret Life, and America’s Woman.It was one of those cold, foggy midwinter mornings in New York, the kind that makes you think of lung ailments. Caroline hurried along with the rest of the crowd, hardly noticing anybody, nervous and frightened and slightly elated. It was her first day at the first job she had ever had in her life, and she did not consider herself basically a career girl. Last year, looking ahead to this damp day in January, she had thought she would be married. Since she’d had a fiancé it seemed logical. Now she had no fiancé and no one she was interested in, and the new job was more than an economic convenience, it was an emotional necessity. She wasn’t sure that being a secretary in a typing pool could possibly be engrossing, but she was going to have to make it so. Otherwise she would have time to think, and would remember too much…Fabian Publications occupied five air-conditioned floors in one of the modern buildings in Radio City. On this first week of the new year the annual hiring has just been completed. Three secretaries had left the typing pool, one to get married, the other two for better jobs. Three new secretaries had been hired to start on Wednesday, the second of January. One of these was Caroline Bender.”

Raffe

Rona Jaffe (12 juni 1932 – 30 december 2005)

 

De Franse schrijver André Suarès (eig. Félix André Yves Scantre) werd geboren op 12 juni 1868 in Marseille. Vanaf 1912 was hij een van de vier „zuilen“ van de Nouvelle Revue Française, samen met André Gide, Paul Claudel en Paul Valéry. In 1931 schreef hij “Marsilho“, waarin hij zijn gevoelens voor zijn geboortestad beschreef. Aan de Ecole Normale Superieur was hij een medeleerling van Romain Rolland. Geruïneerd, berooid na de dood van zijn vader leefde hij daarna in afzondering in Marseille tot 1895. Hij kwam deze ramp teboven dankzij de zorgen van zijn broer John en zijn zus Esther. In 1893 maakte Andre Suares te voet een reis naar Italië, waar hij het materiaal vond voor zijn meesterwerk „Voyage du condottière“ met onder andere beschrijvingen van Venetië, Florence, Siena, Genua, maar ook van kunstenaars, zoals Giotto, Dante, Piero della Francesca, Fra Angelico, Leonardo da Vinci, Luca Signorelli, Botticelli, Michelangelo, Veronese, Titiaan en Monteverdi.

Uit: Temples grecs, Maisons des dieux

“Il faut venir à Paestum pour se consoler de Sélinonte et ne pas quitter les dieux sur l’horreur de leurs ruines. Ici, du moins, la terre d’Italie garde intacte une image de la beauté grecque. En général, l’Italie n’est pas sévère ni tragique. On peut emporter le souvenir de Paestum avec une piété heureuse : on y croit encore à la vie : et qu’est-ce donc, sinon croire à la joie de vivre ? A Paestum, on peut ensevelir dans la pourpre la mort de l’Olympe et rendre à la nuit du Nord la lumière de l’antique. Le crépuscule de Paestum n’est pas un lac de sang, mais l’ivresse amoureuse du couchant : cerises en boucles aux oreilles, fraises aux lèvres, le soleil est Bacchus lui-même qui s’en va tout en feu au rendez-vous de la mer. Ha, comme elle l’attend ! C’est le charme du grand temple que la mer en passion est partout entre les colonnes palpitantes du bleu le plus ardent ou plus violette que les yeux de Sapho, elle appelle son Roi, elle le désire à ce point que le temple frissonne et les colonnes s’ébranlent pour le laisser sortir de sa maison. 

Une lande maigre, une herbe pauvre ; ni bourg ni village, à peine une auberge, le pays est délaissé. Des pierres en ordre, restes de murs anciens ; deux ou trois tours démantelées ; des remparts abattus et décrépits : on marche à Paestum sur l’ombre d’une ville. D’ailleurs, rien n’y sent la destruction ni le tremblement de terre : l’abandon seulement. La trace des rues droites se reconnaît encore, où de nobles Doriens se promenaient, peut-être, voilà vingt-cinq siècles, en allant vers la mer. Le sol est assez uni : ici, le stade où ils jouaient sans doute ; et là-bas, la plage où ils prenaient leur bain. Mais la poussière est la peau fine et légère de l’oubli.“

Suarez

André Suarès (12 juni 1868 – 7 september 1948

 

De Zwitserse schrijfster Johanna Spyri werd geboren in Hirzel op 12 juni 1827. Zie ook mijn blog van 12 juni 2007 en ook mijn blog van 12 juni 2009.

Uit: Rosenresli

„Der Dorfbote Dietrich aus Wildbach, der früher ein ordentliches Heim besessen, war seit einigen Jahren sehr heruntergekommen und hatte dadurch auch Amt und Verdienst verloren. Seine einzige Beschäftigung bestand darin, hier und da aus seinem unbebauten Acker einige Büschel Gras auszureißen, die er der mageren Geiß als Mittagsmahl heimbrachte. Für ihn und sein Pflegekind gab’s dann nur einige Kartoffeln und ein wenig Milch. Nach dem Essen verschwand Dietrich und erschien erst Gegend Abend wieder, um die Geiß zu melken.

Dann sah man ihn daheim nicht mehr. Jedermann wußte aber, daß er bis spät in die Nacht hinein im Wirtshaus saß, und ihm bald Haus und Acker und Geiß genommen wurde, um seine Schulden damit zu bezahlen. So lange seine Frau gelebt hatte, war alles noch besser gegangen. Sie hatten mehr Feld und eine Kuh gehabt, und früh und spät hatte die Frau fleißig gearbeitet. Eigene Kinder hatten sie nie gehabt, aber eine verwaiste Nichte von Dietrich lebte seit drei Jahren bei ihnen.

Vor einem Jahr hatte er seine Frau verloren, und seither war es so rasch abwärts mit ihm gegangen, daß sich nur jeder über das frische, blühende Aussehen des Kindes wundern mußte. Es war jetzt acht Jahre alt und hieß überall nur das Rosenresli, denn es wurde niemals gesehen, ohne daß es ein Röslein in der Hand oder im Mund hatte. Das Resli, das ursprünglich Therese hieß, hatte ein solches Wohlgefallen an den Rosen, daß es mit seinen fröhlichen blauen Augen so lange in jeden Rosengarten hineinguckte; bis die Leute darin freundlich riefen: »Willst du eine?« Und freudestrahlend steckte Rosenresli die kleine Hand durch das Gitter und nahm dankbar seinen Schatz in Empfang. So sah man das Kind immer von Rosen umgeben, wenn sie blühten, und jedermann kannte das liebe Rosenresli und hatte es gern.“

JohannaSpyri
Johanna Spyri  (12 juni 1827 –  7 juli 1901)

 

De Engelse schrijver, predikant en historicus Charles Kingsley werd geboren op 12 juni 1819 in Holne, Devon.  Hij studeerde aan het King’s College in Londen en de Universiteit van Cambridge. Kingsley werd toegelaten tot het Magdalene College in Cambridge in 1838, en studeerde er af in 1842. Hij koos ervoor om zijn werk in de kerk voort te zetten. Van 1844 was hij rector van Eversley in Hampshire, en in 1860 werd hij benoemd tot hoogleraar Moderne Geschiedenis aan de Universiteit van Cambridge. In een relatief korte leven heeft hij een ongelooflijke hoeveelheid werk en activiteiten ontplooid: als pastoor, deken van Chester en Westminster, kapelaan van de koningin, leraar van de prins van Wales, docent geschiedenis aan Cambridge, dichter, schrijver, criticus, vertaler, politieke pamflettist, sanitaire hervormer, popularisator van de geologie en zoölogie. Rond zijn hoofd woedden enkele van de grote controverses van de tijd, in het bijzonder die werd opgeroepen door de christen-socialistische beweging.

Uit: The Works of Charles Kingsley

„I know that Deformed; he has been a vile thief this seven year; he goes up and down like a gentleman : I remember his name.”—Much Ado about Nothing. Amyas slept that night a tired and yet a troubled sleep; and his mother and Frank, as they bent over his pillow, could see that his brain was busy with many dreams. And no wonder; for over and above all the excitement of the day, the recollection of John Oxenham had taken strange possession of his mind; and all that evening, as he sat in the bay-windowed room where he had seen him last, Amyas was recalling to himself every look and gesture of the lost adventurer, and wondering at himself for so doing, till he retired to sleep, only to renew the fancy in his dreams. At last he found himself, he knew not how, sailing westward ever, up the wake of the setting sun, in chase of a tiny sail which was John Oxenham’s. Upon him was a painful sense that, unless he came u
p with her in time, something fearful would come to pass : but the ship would not sail. All around floated the sargasso beds, clogging her bows with their long snaky coils of weed ; and still he tried to sail, and tried to fancy that he was sailing, till the sun went down and all was utter dark. And then the moon arose, and in a moment John Oxenham’s ship was close aboard; her sails were torn and fluttering; the pitch was streaming from her sides; her bulwarks were rotting to decay. And what was that line of dark objects dangling along the mainyard 1—A line of hanged men! And, horror of horrors, from the yard-arm close above him, John Oxenham’s corpselooked down with grave-light eyes, and beckoned and pointed, as if to show him his way, and strove to speak,…“

charles_kingsley_portrait

Charles Kingsley (12 juni 1819 – 23 jan 1875)

 

William Styron, Renée Vivien, Jean-Pierre Chabrol, Sophie van der Stap, Ben Jonson

De Amerikaanse schrijver William Styron werd op 11 juni 1925 in Newport News in de staat Virginia geboren. Zie ook mijn blogs van 11 juni 2006, van 4 november 2006. en mijn blog van 11 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 11 juni 2009.

Uit: The Suicide Run

Amid the smelly stretch of riptides and treacherous currents formed by the confluence of the upper East River and Long Island Sound stands a small low-lying island. Surmounted for most of its length by ancient prison buildings, it is an island hardly distinguishable, in its time-exhausted drabness, from those dozen or so other islands occupied by prisons and hospitals which give to the New York waterways such a bleak look of municipal necessity and — for some reason especially at twilight — that air of melancholy and erosion of the spirit. Yet something here compels a second glance. Something makes this island seem even excessively ugly, and a meaner and shabbier eyesore. Perhaps this is because of the island’s situation; for a prison island it just seems to be in too nice a place. It commands a fine wide view of the blue Sound to the east and the white houses on the mainland nearby — houses which, though situated in the Bronx, are so neat and scrubbed and summery-looking as to make New York City seem as remote as Nantucket. One passing by the island might more logically envision a pretty park here, or groves of trees, or a harbor for sailboats, than this squalid acre of prison buildings. Yet perhaps it’s the buildings themselves which make the place look more than ordinarily grim and depressing — so that the cleanly utilitarian, white marble structures on the other of the city’s islands seem, by comparison, almost beguiling sanctuaries. These date back nearly a century, soot-encrusted brick piles of turrets and fake moats and parapets and Victorian towers. With these, and with their crenellated battlements and lofty embrasures and all the sham artifices of fortressed power, the buildings possess a calculated, ridiculous ugliness, as if for someone locked within the walls they must add to the injury of simple confinement the diurnal insulting reminder — in every nook and cranny unavoidable and symbolic — of his incarceration.”

Styron

William Styron (11 juni 1925 – 1 november 2006)

 

De Britse dichteres en schrijfster Renée Vivien (eig. Pauline Mary Tarn) werd geboren op 11 juni 1877 in Londen. Zie ook mijn blog van 11 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 11 juni 2009.

Ondina

Je lach is helder, je streling is diep;
Je koude kussen beminnen het begane kwaad;
Je ogen zijn blauw zoals een lotus op een golf,
en je voorhoofd is zuiverder dan waterlelies.

Je vorm vlucht, je beweging is vloeiend;
Je haren lijken op wuivend riet;
Je stem ruist zoals een verraderlijke vloed;
Je armen zijn buigzaam als riet.

Langs het hoge riet van rivieren, wiens omhelzing
verstrengelt, versmacht, wreedaardig wurgt;
Diep in de golven, dooft een doodsstrijd
in een nachtelijke bezwijming.

 Vertaald door Lepus

 

Chanson

In pleated robes, long and flowing
Like all chimeras, gleaming bright
The bloom of spring to me you bring
Within your hands, so fair and light.

I dread that thrill, pearly and fresh;
Your fragile breast, I do not touch;
Trembling before your sacred flesh,
I dread your charming mouth as much!

To God, I feel my soul allies
When, underneath my proud embrace
The sweet blue bruising of your eyes
Extinguishes, without a trace.

But then, so white in my arms’ bonds,
At my love-cry, faint and devout,
You smile and you give no response,
Your closed eyes freezing my soul out…

Spectral remorse still makes me dread, –
Which ecstasy cannot suppress, –
That you, somehow, may be wounded
By a spontaneous caress.

Vertaald door Melanie Davies

Vivien

Renée Vivien (11 juni 1877 – 10 november 1909)

 

De Franse schrijver Jean-Pierre Chabrol werd geboren op 11 juni 1925 in Chamborigaud. Zie ook mijn blog van 11 juni 2009.

Uit: L’arbre de la liberté

„Quand j’étais petit, je voyais un homme embrasser un arbre. L’homme avait quatre-vingts ans. L’arbre avait soixante ans. Moi, j’avais cinq ans.

Ce vieillard était l’un de ces artisans autodidactes, féru d’idées nouvelles. Sa religion à lui, c’était la science. Il était bavard, il pouvait, pendant des heures, vous citer aussi bien la Bible que Proudhon.

Il me disait : « Mon petit, quelle chance tu as d’arriver dans un siècle où la science avance à pas de géant. Bientôt, l’homme sera tellement intelligent, tellement bon, qu’il n’y aura plus de guerre, plus d’armée, plus de frontière, plus de nation. Chacun se régalera de vivre à son aise, avec le métier qu’il aura choisi, le métier qui le passion¬nera. Chacun se cultivera, s’épanouira. L’homme sera enfin un ami pour l’homme… »

Les soirs d’été, il se rendait à pas lents vers notre petite mairie pour saluer l’arbre de le Liberté. Cet arbre avait été planté en 1871, à la chute de l’Empire, pour célébrer la République nouvelle. Le vieillard avait alors vingt ans. Il avait fait partie de ces garçons et de ces filles qui avaient dansé des rondes folles autour de l’arbuste qu’ils venaient de planter.

Mais l’arbuste était devenu un arbre magnifique. Le vieux posait sa canne contre le tronc rugueux, de ses bras maigres il enlaçait convulsi¬vement le tronc, il levait les yeux vers le feuillage magnifique, et on entendait qu’il murmurait : « Ah, ma liberta ! » et une grosse larme allait se perdre dans sa barbe blanche.„

jp-chabrol

Jean-Pierre Chabrol (11 juni 1925 – 1 december 2001)

 

De Nederlandse schrijfster Sophie van der Stap werd geboren in Amsterdam op 11 juni 1983. Zie ook mijn blog van 11 juni 2009.

Uit: Duurzaamheid (Column)

Ook in de keuken doe ik hard mee met het opvreten van het wereldschoon. Eigenlijk maak ik me tussen opstaan en weer
naar bed gaan meerdere keren per dag schuldig aan een overbodig consumeergedrag, en moet ik helaas toegeven dat er met de jaren meer behoeftes dan principes in mijn lijf zijn geslopen. Goed, ik ben geen werkpaard dat zijn geluk binnen de muren van een winstgevend bedrijf zoekt, maar dat komt eerlijk gezegd slechts door een kapitalistisch gelukje waar ik nog steeds de vruchten van pluk. In ieder geval niet omdat ik al begrijp dat het niet hebben van geld misschien wel veel meer vrijheid waarborgt dan het altijd hebben van geld.
Deze test ga ik binnenkort trouwens aan levende lijve ondervinden. Als reizende schrijfster is niet alleen het bed waar ik in wakker word vrij onbepaald, maar tegenwoordig ook mijn bankrekening. Wat wil zeggen dat ik geen idee heb of ik in het voorjaar nog duurzame kippen van 23 euro per stuk kan kopen. (Een Bresse kip gaat hier op de Rue de Bretagne voor 35 euro over de toonbank).”

VanderStap

Sophie van der Stap (Amsterdam, 11 juni 1983)

 

De Engelse dichter en schrijver Ben Jonson werd geboren rond 11 juni 1572 in Westminster, Londen. Zie ook mijn blog van 11 juni 2006 en ook mijn blog van 11 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 11 juni 2009.

That Women Are But Men’s Shadows

Follow a shadow, it still flies you,
Seem to fly it, it will pursue :
So court a mistress, she denies you ;
Let her alone, she will court you.
Say are not women truly, then,
Styl’d but the shadows of us men ?

At morn and even shades are longest ;
At noon they are or short, or none :
So men at weakest, they are strongest,
But grant us perfect, they’re not known.
Say, are not women truly, then,
Styl’d but the shadows of us men ?

BenJonson

Ben Jonson (ca. 11 juni 1572 – 6 augustus 1637)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Athol Fugard, Yasunari Kawabata, Jules Vallès, George Wither, Barnabe Googe

De Zuidafrikaanse schrijver Harold Athol Lannigan Fugard werd geboren op 11 juni 1932 in Middelburg, Kaapprovincie. Zie ook mijn blog van 11 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2008 en ook mijn blog van 11 juni 2009.

Uit: Tsotsi

„Tsotsi opened his eyes and listened to the knocking on his door.
Instinctively, but for no other reason than having awoken, he put his hand under his pillow to find his knife.
Before he found it, another thought crossed his mind and he sat up on his elbows and looked down at the foot of the bed. The baby was still there, and apparently asleep.
The knocking had stopped, but now came again. Tsotsi shook his head.
He must have fallen asleep; some time in the night his tiredness must have caught up with him and he had fallen asleep.
No, it was in the morning. He remembered going out once to piss and hearing cocks crowing and noticing that the sky was pale.
How long had he slept? He looked at the window and listened. Bright light and casual noise. Early morning.“

Fugard

Athol Fugard (Middelburg (ZA), 11 juni 1932)

 

De Japanse schrijver Yasunari Kawabata werd geboren op 11 juni 1899 in Osaka. Zie ook mijn blog van 11 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2009.

Uit: The dancing girl of Izu and other stories (Vertaald door J. Martin Holman)

Since I was a boy, I have had neither my own house nor home. During school vacations I stayed with relatives. I made the rounds of my many relatives from one house to another. However, I spent most of my school vacations at the homes of two of my closest relatives. The
se two houses were south and north of the Yodo River, one in a town in Kawachi Province and the other in a mountain village in Settsu Province. I traveled back and forth by ferry. At either house I was greeted not with “Thank you for coming” but with “Welcome home.”

During the summer holiday when I was twenty-two, I attended three funerals in the space of less than a month. Each time, I wore my late father’s silk gauze jacket, long divided skirts, and white socks, and I carried a Buddhist rosary. </p> <p> First there was a funeral in a branch of the Kawachi household. The mother of the family’s patriarch had died. She was quite old; they said she had grandchildren in their thirties and that she had been nursed through a long illness. You might say she had gone on to her reward without regrets. When I gazed at the patriarch’s despondent appearance and the granddaughters’ red eyes, I could see their grief. But my heart did not mourn directly for the late woman; I could not grieve her death. Although I burned incense before the altar, I did not know the face of the woman in the coffin. I had forgotten there even was such a person. </p> <p> Before the coffin was carried out, I made a condolence call in mourning clothes, rosary and fan in hand, with my elder cousin who had come from Settsu. Compared to my cousin’s behavior, what little I did, though I was young, appeared considerably more composed and appropriate for a funeral ceremony. I was comfortable performing my role. Surprised, my cousin studied my bearing and imitated me. Five or six cousins were gathered in the main house. They felt no need to make solemn faces. </p> <p> About a week later, I was in Kawachi when I received a telephone call from my elder cousin in Settsu. There was going to be a funeral in a branch of the family into which his elder sister had married.”

kawabata-japanesestamp

Yasunari Kawabata (11 juni 1899 — 16 april 1972)

 

De Franse schrijver Jules Vallès werd geboren op 11 juni 1832 in Puy-en-Velay, Haute-Loire. Zie ook mijn blog van 11 juni 2009.

Uit: Les Enfants du Peuple

“Nous parlerons de la prison et point du prisonnier, non d’un coupable, mais d’un supplice. Je connais Mazas. Il y a de cela pas mal d’années, nous fûmes, quelques amis et moi, arrêtés. Ce n’était la faute de personne. Un pauvre garçon nous avait dénoncés comme complices de je ne sais quelle conspiration, et l’on nous conduisit en prison. Renseignements pris, le juge d’instruction reconnut que notre accusateur n’était qu’un fou. Depuis le collège où nous avions été ses camarades et où nous nous mettions quelquefois à dix pour le maintenir dans ses accès, il était en proie à des attaques d’épilepsie et de délire ; lui-même avoua sa folie : on nous relâcha. Mais nous avions passé là quelques semaines, et entendant parler ces jours-ci prison et prisonnier, il m’est revenu à la mémoire quelques-unes des sensations que j’éprouvai dans la cellule et entre les murs des promenoirs…”

valles

Jules Vallès (11 juni 1832 – 14 februari 1885)

 

De Engelse dichter en satiricus George Wither werd geboren op 11 juni 1588 in Bentworth. Zie ook mijn blog van 11 juni 2007 en ook mijn blog van 11 juni 2009.

 A Sonnet Upon a Stolen Kiss 

Now gentle sleep hath clos’d up those eyes
Which waking kept my boldest thoughts in awe,
And free access unto that sweet lip lies,
From whence I long the rosy breath to draw;
Methinks no wrong it were if I should steal
From those two melting rubies one poor kiss;
None sees the theft that would the thief reveal,
Nor rob I her of aught which she can miss;
Nay, should I twenty kisses take away,
There would be little sign I had done so;
Why then should I this robbery delay?
Oh! she may wake and therewith angry grow.
Well, if she do, I’ll back restore that one,
And twenty hundred thousand more for loan.

George_Wither

George Wither (11 juni 1588 – 2 mei 1667)

 

De Engelse dichter en vertaler Barnabe Googe werd geboren op 11 juni 1540 in Londen of Kent. Zie ook mijn blog van 11 juni 2009.

Out Of Sight, Out Of Mind

The oftener seen, the more I lust,
The more I lust, the more I smart,
The more I smart, the more I trust,
The more I trust, the heavier heart;
The heavy hearty breeds mine unrest,
Thy absence, therefore, like I best.
The rarer seen, the lest in mind,
The less in mind, the lesser pain,
The lesser pain, less grief I find,
The lesser grief, the greater gain,
The greater gain, the merrier I,
The further off, the more I joy,
The more I joy, the happier life,
The happier life, less hurts annoy,
The lesser hurts, pleasure most rife:
Such pleasures rife shall I obtain
When distance doth depart us twain.

staple_inn
Barnabe Googe (11 juni 1540 – 1594)
Staple’s Inn, het oudste gebouw in Londen, geschilderd door Eric Bottomley
(Geen portret beschikbaar)

Louis Couperus, Saul Bellow, Mensje van Keulen, Jan Brokken, Oktay Rifat, Peter Kurzeck, Ion Creanga, Norbert Bugeja

De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Louis Couperus op dit blog.

Uit: De berg van licht

“In den zoelen nacht van nazomer triltintelden over Emessa aan wijd effen hemel van wolkenlooze nachtkleur de duizende en duizende kristallen sterren, en tusschen de schitterendste vulde de hemelafgrond zich met fijner gepoeier van licht, terwijl daar omheen weêr kleinere dan die zongroote, maar grootere dan zoó poeierfijne geprikt waren in onbenaderbaren overdaad, als waren van starrenweelde de goden dronken geweest, als hadden zij allen, de goden, alle de starren uitgezaaid in zwijmelende lichtdronkenschap. En dwars over dien hemel van weelde blankte de breede en uitvloeiende Melkweg, nauwlijks als een sluier en meer als een glorie, en een pad van triomf voor den oppergod, gepoeierd met lichtstof, gestapeld met sterren, zoo vele, dat de

voeten der goden, welke er over heen zouden gaan, daar zeker in verzinken zouden als in een gouden zand, diep.

Onder zoo overdadige nazomernacht lijnden de tempelgebouwen breed, ver, en hoog op, met glans aangegeven kroonlijsten, en met afzonderlijken terrasvormigen toren, wiens top versmalde en vervaagde in het lichtelijke niets. In een dicht bladergeheim van tuinen, stille van wind, lagen in het wijde park de tempel-gebouwen verspreid, blankten nu aangelicht marmer of grauwden dof van graniet, streepten zuilen zich rank, en verloor zich het al in geboomte-schaduwen, waartegen, lichtovergoten van rijzende maan, reusachtige agaven opstaken hare zwaarden òf wit òf zwart, naar mate het maanlicht zijn glans veegde aan de lemmers dier bladeren, of dat zijzelve zich spietsten in schaduw en wègpriemden in nacht. Een oranjegeur zweefde als een wierook, zwaar en bijna onadembaar, en daartusschen hielden de Syrische rozen hare gillende kreten van lustverlangen làng aan….”

 

louiscouperus0cv
Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)

 

De joods-Amerikaanse schrijver Saul Bellow werd geboren op 10 juni 1915 te Lachine, een voorstad van Montreal. Zie ook alle tags voor Saul Bellow op dit blog.

Uit: Humboldt’s Gift

„He was waiting between the lions in front of the Institute, exactly as expected in the cloak and blue velvet suit and boots with canvas sides. The only change was in his hair which he was now wearing in the Directoire style, the points coming down over his forehead. Because of the cold his face was deep red. He had a long mulberry-colored mouth, and impressive stature, and warts, and the distorted nose and leopard eyes. Our meetings were always happy and we hugged each other. “Old boy, how are you? One of your good Chicago days. I’ve missed the cold air in California. Terrific! Isn’t it. Well, we may as well start right with a few of those marvelous Monet’s.” We left attached case, umbrella, sturgeon, rolls, and marmalade in the checkroom. I paid two dollars for admission and we mounted to the Impressionist collection.
There was one Norwegian winter landscape by Monet that we always went to see straightaway: a house, a bridge, and the snow falling. Through the covering snow came the pink of the house, and the frost was delicious. The whole weight of snow, of winter, was lifted effortlessly by the astonishing strength of the light. Looking at this pure snowy dusky light, Thaxter clamped his pincenez on the powerful twisted bridge of his nose with a gleam of glass and silver and his color deepened. He knew what he was doing. With this painting his visit began on the right tone.“

 

bellow
Saul Bellow (10 juni 1915 – 5 april 2005)

 

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.

Uit: De schriften wachten

“Hoe vreemd het ook mag klinken, het zijn veelal de personages die me gaandeweg de details aanreiken en voor een onverwachte wending zorgen. Ik beleef een en ander zelfs fysiek. Zo kreeg ik herhaaldelijk koorts en werd door benauwdheid overvallen toen ik Van Lieverlede schreef, en na een passage over de snoeplust van Anton Hofman in Overspel zat ik met een tong rauw van het kauwen, al had ik niet de beschreven drop en chocola verorberd. Ik heb mededogen met ze, heb een aversie voor ze, walg van ze, houd van ze. Ik kan om ze en met ze woedend en sentimenteel zijn, maar ik kan ze ook met distantie bezien, al verkeren ze in nog zo’n penibele situatie. Ik ben ze dankbaar, ook of misschien juist als ze ver van me afstaan. Ik kan schik en vilein plezier in ze hebben, zoals in de oude kinderhater Ratti (in het kinderboek Meneer Ratti) en de jonge Maria (in De rode strik). Ook Florrie (in De laatste gasten) kon, al is ze als verteller niet voortdurend nadrukkelijk aanwezig, zo’n bezit van me nemen dat ik er verstrooid door raakte. Het verbaasde me daarom niet maar gaf me wel een rilling toen ik, niet ver voor het eind van de roman, in haar kleine zolderkamer, naast haar spaarzame bezittingen, een vertaling van Henry James’ spookverhaal The turn of the screw zag liggen.

Als mensen me vragen ‘hoe ik er op kom’ of ‘waar ik het allemaal vandaan haal’, kan ik net zo goed kort en eerlijk antwoorden dat ik het lang niet altijd weet, dat het behoort tot het duistere terrein van de fantasie. Ik wil dat graag zo laten.”

 

 

mensje_van_keulen
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

 

De Nederlandse schrijver Jan Brokken werd geboren op 10 juni 1949 in Leiden. Zie ook alle tags voor Jan Brokken op dit blog.

Uit: Afleiding is het brood van de schrijver (Interview met Remco Campert)

“‘Die prijs zal het schrijven extra stimuleren. Jarenlang heb ik bijna niet kunnen schrijven. Ik had er geen zin meer in. Tegen het schrijven voelde ik een fysieke afkeer. Ik dacht er wel aan, maar ik werd geteisterd door een verlammende twijfel. Die column in HP was zo’n beetje het enige wat ik schreef, en ook dat kostte me soms moeite. Het schrijfvuur ontbrak, ik vroeg me af of ik ook de tweede helft van mijn leven met schrijven moest vullen. Aanvankelijk was het antwoord op die vraag: nee. Ik had geen zin meer in het gedoe. Maar na enige jaren kwam ik erachter dat het schrijven het enige is wat ik kan. En dat het een van de leukste dingen is om te doen.

Geen schrijver ontkomt aan zo’n crisis. Op een gegeven moment vraag je je af: waar ben je mee bezig? Niet iedere schrijver kan het zich permitteren aan zo’n crisis toe te geven, sommige schrijvers moeten, om de centen, doorgaan, ook al hebben ze er geen zin meer in. Ik kon het me godzijdank veroorloven een paar jaar te stoppen.

Ik ben jong begonnen, ik debuteerde op mijn achttiende. De eerste boeken heb ik argeloos geschreven, fris van de lever, ik heb nooit bij het creatieve proces stilgestaan. Ik schreef, het ging goed, en mijn boeken verkochten. Ja, god, het kostte geen enkele moeite. Het ging als vanzelfsprekend. Nu ben ik ouder geworden, het vuur van de jeugd is gedoofd, het einde van mijn leven komt in zicht.”

 

jan_brokken
Jan Brokken (Leiden, 10 juni 1949)

 

De Turkse dichter Oktay Rifat werd geboren op 10 juni 1914 in Trabzon. Zie ook alle tags voor Oktay Rifat op dit blog.

 

The Cemetery For Turkish Soldiers

I’m a sailor in the navy,
fishes ate my eyes.
Seeing and weeping are over for me.
I was tall in my life,
if you don’t believe me
look at my clothes.

Someone says -I’m a soldier too,
no different from the other dead.
Once we lived in houses.
Now we’re outside the doors,
we pass through the wall.

And another says –
Don’t believe them,
they’re all liars,
we don’t exist.

II

To enter my room with more ease
they come in the form of dead relations.
I look -it’s an uncle or brother.
I look -it’s a Polish sergeant
and at once he speaks.

I had a daughter five years old.
She’s dead, now we’re together.
She’s fed-up here,
she can’t roll a hoop,
she left her hands behind in Warsaw.

A voice says –
No potatoes to hoe,
no stones to break,
no burdens to carry to market,
I’m at peace here.

One is worried about his wife.
He asks me news from home.

When I died
they took my greatcoat.
I’m cold,
winter’s ahead.

Then they speak as one.

 

Vertaald door Ruth Christie

 

Rifat
Oktay Rifat (10 juni 1914 – 10 april 1988)

 

De Duitse schrijver Peter Kurzeck werd geboren op 10 juni 1943 in Tachau, Bohemen. Zie ook alle tags voor Peter Kurzeck op dit blog.

Uit: Oktober und wer wir selbst sind

„Schächtelein sagt Carina zu den Lackkästchen. Kleiner als Bierdeckel und Zigarettenschachteln die Bilder mit den Flüssen, die groß wie der Himmel sind. Und manche Tage, besonders im Sommer, ist hier vor dem Laden und ringsum in allen Straßen so ein helles Licht. Überall in der Stadt und weit in das Land hinaus dieses Licht. Nicht nur die Vororte, Großbaustellen und Autobahnabfahrten ? die ganze Mainebene, Taunus, Wetterau, Spessart, Odenwald, Bergstraße. Weithin das Licht und du mußt eine Weile stehen bleiben und es dir für immer merken. Und wenn du dann weitergehst in diesem Licht, dann kommt dir vor, es ist das gleiche Licht wie auf den kleinen Bildern. Der Abglanz des Abends. Bilder, die nur aus kaum drei Strichen bestehen, also hauptsächlich Licht auf den Bildern. Wie kostbare Seide das Licht, wie sehr heller Tee. Darjeeling. Das gleiche Licht, in dem du manchmal am Abend müd heimgehst. Und einmal, das weißt du, einmal wirst du in so einem Licht aus der Stadt hinaus. Zu Fuß. Wie ein Wanderer auf einem Bild. Vielleicht als Kind einmal so ein Bild gesehen und den Wanderer auf dem Bild. Und ihm lang nachgesehen, weil er vorher mit dir gesprochen hat und dir zugenickt, bevor er dann weiterging in das Bild hinein. Aber kein Licht jetzt. Die Scheibe beschlagen. Nebel und Dämmerung. Und immer wieder große und kleine Monde an der Scheibe vorbei. Immer andere. Langsam. Halbmonde, Monde und Nebelsonnen. Einmal der Tee noch zu heiß. Einmal trinkst du ein Glas und gleich bleibt die Zeit stehen. Gleich auch so eine Nähe zu dir selbst. Du trinkst drei-vier Gläser in kaum fünf Minuten. Und stehst da, noch eben dein ganzes Leben im Gedächtnis und jetzt fällt nichtmal dein Name dir ein. Wer bin ich? Und warum hier?“

 

Peter-kurzeck
Peter Kurzeck (Tachau, 10 juni 1943)

 

De Roemeense schrijver Ion Creanga werd geboren op 10 juni 1839 in Humuleşti. Zie ook alle tags voor Ion Creanga op dit blog.

Uit: Two money bags

“It was once an old woman and an old man. Hen eggs old woman is two times per day, and eat lots of eggs Baba and the old man did not give him any. One day the old man lost his patience and said:
– Hey Baba, eat like the borough of Flint. Let me also take some eggs to even catch my appetite.
– Yes’ as not, “said the old woman who was very stingy. If you are craving eggs, and you beat your rooster to make eggs and eat them, so I knocked that chicken and eggs as a iacătă.
Old man, greedy and greedy old woman is taken by mouth and rage comes rather quickly and rooster and giving him a good beating, saying:
– Na! or you eggs, or go to my house, not to spoil the food for nothing.
Rooster, as the old man escapes from his hands, go home and walk the roads, bezmetec. And as he went on the road, only two iaca found a bag with money.“

 

Ion_Creanga_bust
Ion Creanga (10 juni 1839 – 31 december 1889)
Buste in Iasi

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Maltese dichter Norbert Bugeja werd geboren in Siġġiewi in 1980. Zie ook mijn blog van 10 juni 2009.

 

LAS RAMBLAS, 15.45 p.m.

The Sailor sits beneath the bastions of El Corte Ingles,
a scrawny cat, gnawing at the sun with his vile oaths
and unknotting the yarns that prod him in his sleep.
The very shape of him, like waves of vintage radios
stinks in between one country and another,
snatches words uttered, and those slain,
and then transmits the moral of the story —
an olive-skinned giggle, a filterless cigarette
and two italians trailing a one-nighter.

Ola mujer, que pasa? Ostia puta.

If you come into the complex and start climbing
one floor after another,you can look down
and see him curse from every point of view:
trussardi, zegna, fnac and valentino
regard you with a slightly bizarre beard
downing the sun beneath a scorching beer. . .

And if you get to the top floor and gaze,
down at this city that loves you by the rate
you may be late — by then the Sailor will have picked
the pick of tales to date.

 

norbert_bugeja
Norbert Bugeja (Siġġiewi, 1980)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 10 juni 2007.

De Kroatische dichter en diplomaat Antun Mihanović werd geboren in Zagreb op 10 juni 1796.

Maarten Doorman, Xander Michiel Beute, Mirko Bonné, Curzio Malaparte, Charles Webb, Bertha von Suttner

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Westring A10

 

Doorzichtig nauw hoorbaar en hoog rolt
het wiel zwart verstoorbaar en zacht op
de ring rond de stad en het sluit van
de hemel iets uit in de lucht en
iets in, onderdoor raast de ring rond
de stad en het raakt noch de grond noch
het dak van het lichte belasting-
kantoor en verwaait en rolt door in
een koor hees van damp uit benzine
en wordt in een brandschone hemel verdraaid.

 

 

 

In dit land is zo veel vochte lucht

 

In dit land is zo veel vochte lucht
die angstige gebouwen plat op de grond
drukt, zelfs in de stad. Zo weinig ruimte
dat bedilzucht de mond vult met dikke tong.
Diensten herkauwen een taaie taal
van vormgeving en voorschrift alsof
een aardbeving elke maandag verstoort.
Huizen worden tot woningen omgetekend
in broodpudding opgediend na de maaltijd.
Neemt iemand over bouwen het woord –
de prijs is uitgerekend de luchtigheid
uitgekiend tot het pannebier aan toe.
Men trommelt op papier ongehinderd
een taptoe van wooneenheden bij elkaar
onder het zuidelijk excuus van patio en kasba.
Overminderd walst infrastructuur ondertussen
elk uur elke meter op orde, kantoren huizen zwaar
en huizen kantoren, lag dit land niet plompverloren
plat, het zou diep gebukt gaan onder gezwoeg van

eensgezinswoningen, gevulde eenrichtingsborden
amechtige eenvormingheid die deze
zelfgenoegzaamheid wasemt.

 

Doorman

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)

 

 

De Nederlandse schrijver Xander Michiel Beute werd geboren in 9 juni 1975 te Gouda.

 

Uit: Moord

 

Op de bijrijderstoel van de Fiat Panda staat het geweer overeind tegen de rugleuning. De loop is nog warm. Andrea geeft richting aan en slaat rechtsaf. Deze weg kent hij als zijn broekzak. Al tien jaar rijdt hij hier heen en weer naar het werk. Het is een slingerend lint van asfalt tussen de heuvels van Toscane. De zon kleurt het landschap elke minuut anders. Andrea rijdt zo snel als hij kan naar huis. De zandweg. De grazende schapen. De wijngaard. Het is nog een kwartier rijden. Hij kijkt naar het geweer. Hij had het weg moeten gooien, het moeten begraven of het in stukken in een snelstromende rivier smijten. Bewijsmateriaal. Er is geen tijd. Het maakt niet uit. Het is de laatste keer dat hij hier rijdt. Elk moment verwacht hij sirenes te horen, dat politiewagens in zijn achteruitkijkspiegel opduiken. Achter hem rijden alleen een gele sedan en een vrachtwagen.
In de binnenspiegel ziet hij zichzelf. Onder de mondhoeken zitten kleine rode pukkels. ‘Mannen van midden dertig hebben geen puistjes,’ zegt hij iedere ochtend in de spiegel, maar dat helpt niet. De zeep ook niet. De bactroban van de apotheek niet. De eryacne niet. Hij wrijft, wast, zalft en tipt met een wattenstokje aan. De pukkels blijven. Hij heeft de huid van een zestienjarige en de schedel van een vijftigjarige. Kalend. Dat hij nog waardig door het leven gaat, is te danken aan het feit dat hij heeft geleerd wat stijl is. Wat klasse is. Het juiste overhemd bij de juiste broek en schoenen.”

 

Beute

Xander Michiel Beute (Gouda, 9 juni 1975)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Mirko Bonné werd op 9 Juni 1965 in Tegernsee / Oberbayern geboren. Zie ook mijn blog van 26 juni 2006.

 

Pulk

Mit polterndem Flügelschlag steht die Gans auf aus dem Wasser
Das Gedächtnis schwärmt zusammen, ordnet sich
Noch ein Kind und liest einen Band Keats
Da stockten die Gespräche, und alle zählen – Blitz

Das Gedächtnis schwärmt zusammen, ordnet sich
Eine Graugans, Luft, eine Graugans, Luft
Da stockten die Gespräche, und alle zählen – Blitz
Über die Wände getrabt kam das Lichtpferd

Eine Graugans, Luft, eine Graugans, Luft
Jedes Gewitter löscht alle Bilder aller Gewitter
Über die Wände getrabt kam das Lichtpferd
Ihr hell- und dunkelblau geblümtes Kleid auf der Hüfte

Jedes Gewitter löscht alle Bilder aller Gewitter
Ein Junge blieb am Fußballplatz hocken
Ihr hell- und dunkelblau geblümtes Kleid auf der Hüfte
Stütz dich mit den Händen ab auf meiner Brust

Ein Junge blieb am Fußballplatz hocken
Noch ein Kind und liest einen Band Keats
Stütz dich mit den Händen ab auf meiner Brust
Mit polterndem Flügelschlag steht die Gans auf aus dem Wasser

 

 

Finnischer Prospekt

Herrlichkeit, der alte Niederhafen,
wo mein Cousin in der Zeit Runge
lebte und heute auf dem Architrav
am Vorsetzen lang die eiserne Lunge
der U-Bahn in die Einkauf-City keucht.
Schuten voller Astwerk. Vier Tauben
flattern auf überm Fleet, und vielleicht
weiß ich, wohin es mich zieht, nur glaube
dem breiigen Prospekt nicht: Ferne, Magie,
»Reisen und Rätsel« – es gibt kein »Helsinki«.

 

 

Mutter und Sohn

Es ist ein Weiher irgendwo, schreibt Ovid,
der einmal eine Mutter gewesen ist
„sie schmolz dahin in Tränen“, trauernd
um ihren totgeglaubten Sohn

aber er lebte noch – er hatte den Tod gesucht
indem er von einem Felsen sprang, aber er fiel nicht,
in den Worten von Ovid: „schwebend ward er
in der Luft ein Schwan mit weißen Federn“.

Derlei geschah einst – zuweilen war
die Wirklichkeit so unerträglich
dass etwas geschah, was nicht sein konnte.

Das ist alles, was wir wissen: Mutter und Sohn
vereint – du siehst in Gedanken, wie ein weißer Schwan
gewiegt wird von einem Weiher, und du fragst:
Kennt wohl der Vogel die Trauer des Wassers
und weiß wohl das Wasser, wen es wiegt.

 

MirkoBonné

Mirko Bonné (Tegernsee, 9 juni 1965)

 

De Italiaanse schrijver van Duitse afkomst Curzio Malaparte (pseudoniem van Kurt Erich Suckert) werd geboren in Prato Toscane, 9 juni 1898.

 

Uit: De huid  (Vertaald door Jan van der Haar)

 

“O, dat betekent niets,” zei ik, “dat is een lachertje, de honger, de bombardementen, de executies, de concentratiekampen, allemaal een lachertje, kleinigheden, ouwe koek. Die dingen kennen we in Europa al eeuwen. We zijn er wel aan gewend. Dat zijn niet de dingen waardoor we er zo aan toe zijn.”
“Waardoor bent u er dan zo aan toe?” zei generaal Guillaume met een wat doffe stem.
“De huid.”
“De huid? Welke huid?” vroeg generaal Guillaume.
“De huid,” antwoordde ik zachtjes, “onze huid, die vervloekte huid. U hebt geen idee waartoe een mens in staat is, tot welke heldhaftigheden en welke laagheden hij in staat is om zijn huid te redden. Deze, deze weerzinwekkende huid, ziet u wel?”

 

malacurz

Curzio Malaparte (9 juni 1898 – 19 juli 1957)

 

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 9 juni 2007 en ook mijn blog van 9 juni 2008 en ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

 

De Amerikaanse schrijver Charles Webb werd geboren op 9 juni 1939 in San Francisco. Zie ook mijn blog van 9 juni 2007 en ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Uit: The Graduate

 “Ben?” he said. “I want to shake your hand.”

Benjamin shook it.

“Goddammit I’m proud of you,” Mr. Terhune said, still holding his hand.

Benjamin nodded. “Thank you,” he said. “Now if you’ll excuse me I’m going for a walk. I’ll be back later.”

Mrs. Pearson appeared at the end of the hall. “Oh Benjamin,” she said, smiling at him. She hurried to where he was standing and reached up to pull his head down and kiss him. “Benjamin?” she said. “I’m just speechless.”

Benjamin nodded.

“Golly you did a fine job back there.”

“I’m sorry to seem rude,” Benjamin said, “but I’m trying to go on a walk right now.”

Mr. Robinson appeared at the end of the hall with a drink in his hand. He began grinning when he saw Benjamin and walked into the group of people surrounding him to shake his hand. “Ben, how in hell are you,” he said. “You look swell.”

“I’m fine.”

“Say, that’s something out in the garage. That little Italian job your old man gave you for graduation?”

“Oh how exciting,” Mrs. Pearson said.

“Let’s go for a spin,” Mr. Robinson said.

Benjamin reached into his pocket and pulled out the keys. “Can you work a foreign gearshift?” he said, holding them out.

“What?”

“Do you know how to operate a foreign gearshift.”

“Well sure,” Mr. Robinson said. “But I thought you’d take me for a little spin yourself.”

“I can’t right now,” Benjamin said. “Excuse me.” He reached for the doorknob and turned it, then pulled open the door. Just as he was about to step outside Mr. and Mrs. Carlson walked up onto the front porch.“

 

 

the_graduate

Charles Webb (San Francisco, 9 juni 1939)

Justin Hoffman en „Mrs Robinson“ (Anne Bancroft) in de film The Graduate uit 1967.

 

 

De Oostenrijkse schrijfster en pacifiste Bertha Sophie Felicitas Barones von Suttner werd geboren op  9 juni 1843 in Praag. Zie ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Uit: Memoiren

 

„Ungefähr drei Jahre bin ich alt. Es ist ein schöner Nachmittag und meine Mutter und mein Vormund wollen mich mitnehmen zu einer Landpartie in den »Schreibwald«. Der Begriff »Schreibwald«, ein beliebter Ausflugsort der Brünner, leuchtet aus meinen Kindererinnerungen als der Inbegriff von Naturpracht, Festesfreude, Waldesdunkel, Gebirgsbesteigung, Kaffeegenüssen, mit einem Wort als die Kulmination von dem Freudenkomplex, genannt Landpartie. Damals an dem denkwürdigen Nachmittag waren alle diese Erfahrungen wohl noch nicht vorhanden, vielleicht war es sogar das erstemal, daß ich in den Schreibwald geführt werden sollte, aber der Name blieb mir stets mit der folgenden Begebenheit verbunden.

Ein weißes Kaschmirkleidchen, ausgenäht mit schmalen roten Borten, wurde mir angelegt. Ein Prachtding: dekolletiert – das Muster der Ausnähung sehe ich noch vor mir, ich könnte es nachzeichnen. Wie würde die Umwelt staunen, wenn sie das erblickte! Ich fühlte mich schön, positiv schön darin. Da bemerkte mein Vormund vom Fenster – auch ihn sehe ich in seiner Generalsuniform –, daß das Wetter sich verzieht, daß es wahrscheinlich regnen werde. Ein kurzer Kabinettsrat (der General, meine Mama und die Kammerzofe Babette) folgte, und die Resolution ward verkündet: das schöne neue Kleid könnte Schaden leiden.

»Zieh der Komteß ein altes Kleid an,« lautete der mütterliche Befehl. Aber die Komteß erklärte mit aller Entschiedenheit, daß sie sich dagegen verwahre. Im neuen Kleide bin ich: j’y suis, j’y reste; mit diesem um dreißig Jahre vorgreifenden Plagiat gab sie ihren unerschütterlichen Willen kund. Vielleicht übrigens nicht so sehr mit Worten als mit Heulen und Trampeln.

Das nächste Bild aber in dieser mir unauslöschlichen Bildergalerie zeigt mir also das strahlend gekleidete, schöne und energische Wesen auf einen großen Tisch hingelegt, das Gesicht gegen die Tischplatte, das rotgestickte Röckchen von gefälliger Hand des nebenstehenden hohen Militärs gehoben, und von mütterlicher Hand sauste – klatsch, klatsch – die erste Prügelstrafe verzweiflungserweckend und entehrend auf das Objekt hernieder.“

 

 

Bertha_von_Suttner

Bertha von Suttner (9 juni 1843 – 21 juni 1914)


Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook
mijn vorige blog van vandaag.

Jurij Brězan, Willy Roggeman, José Antonio Ramos Sucre, Rudolf Borchardt, Akaki Zereteli, John Gillespie Magee jr.


De Sorbische schrijver Jurij Brězan werd geboren in Räckelwitz op 9 juni 1916. Zie ook mijn blog van 9 juni 2007 en ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Uit: Der alte Mann und das enge Weite

 

Vom Waldrand her geht ein Mann auf das Hügelchen zu, das wie ein umgestürzter Napfkuchen in der Landschaft sitzt, Überbleibsel einer Endmoräne, Warft zwischen den abfließenden Wassern der Eiszeit. Auf halbem Weg hinauf verhält der Mann, stützt sich beidhändig auf seinen Stock und betrachtet die mächtige Eiche drei Schritt vor der Kuppe, als sähe er sie zum ersten Mal. Er kennt sie seit fast vier Jahrzehnten und oft und oft hat er dagestanden und sie bis in das sperrig-feine Geäst des Wipfels bewundert. Vielleicht nicht bewundert, sondern einen unbenennbaren Stolz mit ihrer ruhigen Mächtigkeit geteilt. Stünde er nun so da, dränge dumpfer Schmerz vom Nacken her in die Schläfen. Für einen Augenblick jedoch legt er den Kopf weit zurück, weil sich zwei Kolkraben hoch im Baum laut quarrend unterhalten. Er meint, er kenne die beiden. Zwar hört und sieht er sie nicht jeden Tag, wenn es auch scheint, sie mögen diesen Hoch-Platz, der eine weite Aussicht bietet und wo sie flötendes und plapperndes Kleinvogelvolk selten stört.“

 

 

 

brezan

Jurij Brězan (9 juni 1916 – 12 maart 2006)

 

 

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Willy Roggeman werd geboren in Ninove op 9 juni 1934. Zie ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Uit: Het zomers nihil

 

‘Nu ik opnieuw in de spiraalbeweging van de woorden gevangen zit, er mijzelf in gevangen heb om vrij te zijn, word ik bedreigd door personages, beschuithelden die met psychologisch speeksel worden geweekt en gekneed, die in een boek onverhoeds binnenvallen en er nadien niet uit te jagen zijn. ’

 (…)

 

‘Ik wil hen niet uitsluiten. Men koestert tenslotte ook zijn zwakheden, zij krijgen hun kans in deze bladzijden in zoverre zij de vrijheid en het gevaar van het woord niet hinderen. Ik betrek hen in de dans maar weiger hun causaliteit, hun psychische stolling, hun onder het juk gebogen staan’

(…)

 

‚…mijn afkeer voor onvoorziene ontmoetingen, zelfs met personen van wie ik een geplande ontmoeting zou op prijs stellen. Het gevolg is dat ik op straat liever iemand over het hoofd zie dan hem te groeten, omdat een gesprek, een oponthoud, mij stoort, mij afleidt’

 

 

 

Roggeman

Willy Roggeman (Ninove, 9 juni 1934)

 

 

 

 

De Venezolaanse dichter, schrijver en geleerde José Antonio Ramos Sucre werd geboren op 9 juni 1890 in Cumaná. Zie ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Uit: Lucia (El cielo de esmalte)

“I was opening the windows of the naked chamber and entrusting the name of the absent girl to the errors of an insalubrious gust of wind. My voice was fighting a gravestone, imitating the seabird’s assault on the harbor beacon.
     I was guessing the clear accents of dawn, emerging from my retreat and stepping with reverence and fear on the flight of steps corroded by the open air. I was entertaining sorrow with the view of a diaphanous horizon. The ash tree and the pine were abounding far off and haphazardly in the country of lakes and torrents.
     I was censuring myself faithfully. I wanted to find a slip of ineptitude or apathy in the process of her inhuman pains and I couldn’t remember anything besides my activity and my continuous presence in the room. Her death reproduced the countenance of the agony of Jesus.
     The slow mists were being born, when night began, from the wells of rain water, they would calm the noises and lose themselves in the hallucinated home.
     The veils of malarial water facilitated the return of the assiduous virgin. She agreed to leave in my hands, a sign of acknowledgment, the jewel of her candor. She gave me back the crown of her forehead.“

 

 

 

jose-antonio-ramos-sucre

José Antonio Ramos Sucre (9 juni 1890 – 13 juni 1930)

 

 

 

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Rudolf Borchardt werd geboren op 9 juni 1877 in Königsberg. Zie ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

Uit: Wo bin ich denn behaust? (Biografie door Alexander Kissler)

 

„Das Haus am Berliner Kronprinzenufer steht fast leer. Die Eltern mitsamt den sechs Geschwistern sind nach Ostpreußen abgereist. Im Seebad Cranz wird man den Sommerurlaub verbringen. Zurückgeblieben sind einzig der achtjährige Rudolf, die Hausangestellte Justine und Herr Schulz, ein großgewachsener Student, der „Präzeptor oder Erzieher“ des Jungen. Wie die meisten der großbürgerlichen „pomphaft düsteren Mietwohnungen“ aus der Gründerzeit verfügt auch das Domizil der Familie Borchardt über zahlreiche Räume. Zwei davon sind der bevorzugte Aufenthaltsort des kleinen Rudolf: der Tanzsaal und das „Pompejanische Zimmer“, benannt nach einem Gemälde, das eine antike Schönheit aus der untergegangenen Stadt zeigt. Auf einer hölzernen Anrichte stehen vielfarbige „Meißner Papageien im durchbrochenen Porzellankäfig“. Mit ihnen hält der kleine Junge Zwiesprache, muntert sie auf, spendet als Leidensgenosse Trost. Schließlich sei auch er „gefangen und versteinert und geflügelt […] wie sie“. Bald aber werde ihre gemeinsame bedrückende Lage ein Ende finden, wenn erst „das Tor der Verzauberung sich aufgetan hätte und die Freiheit sich erschlossen.“

Der Blick, den der fast fünfzigjährige Borchardt zurück auf seine Kindheit wirft, fördert ein Dasein in Einsamkeit und Isolation zutage. Die Ereignisse des Sommers 1885, mit denen ‚Rudolf Borchardts Leben von ihm selbst erzählt‘ endet, führen zum Abschied aus dem „Paradies“ der beiden Säle. In einem solchen nämlich fühlt das Kind sich, solange es mit sich und den Dingen allein ist. Die behauptete Ähnlichkeit mit den Porzellanfiguren beschreibt insofern trotz der Klage über die gefängnishafte Existenz keinen Zustand der Verzweiflung, sondern der Erwähltheit. Noch sind die Papageien und das Kind zur Starre verurteilt, doch sie verfügen eben auch über Flügel, die kaum einem Wesen sonst geschenkt sind.“

 

 

borchardt

Rudolf Borchardt (9 juni 1877 – 10 januari 1945)

 

 

 

 

 

De Georgische dichter, schrijver en politicus Akaki Zereteli werd geboren op 9 juni 1840 in Schwitori. Zie ook mijn blog van 9 juni 2007 en ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

 

SPRING

The swallow twittered, shrill and gay,
Arriving from across the main.
“‘Tis spring! ‘Tis spring!” it called to me;
My heart with hope was filled again.

I flung my window open wide.
How changed and fair was all the world!
And cleaving to my throbbing breast,
Delight its rosy wings unfurled.

Spring’s fragrance filled the air, and I
Inhaled the sweetness, and was glad.
The future seemed so rosy that
I cried with joy: “O why be sad!”

I will attain my heart’s desire
By wintry frosts made cold and drear.
In wedlock will all nature smile,And Hymen’s anthem will I hear.

Sweet is the essence of the rose,
The violet droops before my eye,
The nightingale her lays of love
Pours forth in thrilling melody.

 

 

 

 

Vertaald door Verena Urushadze

 

 

 

 

Tschawtschawadse_-_Zereteli_Monument_Tbilissi
Akaki Zereteli (9 juni 1840 – 26 januari 1915)

Monument voor Ilia Chavchavadze en Akaki Zereteli in Tbilissi

 

 

 

 

De Brits-Amerikaanse dichter en piloot John Gillespie Magee jr. werd geboren op 9 juni 1922 in Shanghai. Zie ook mijn blog van 9 juni 2007 en ook mijn blog van 9 juni 2009.

 

 

Sonnet to Rupert Brooke

 

“We laid him in a cool and shadowed grove

One evening in the dreamy scent of thyme

Where leaves were green, and whispered high above —

A grave as humble as it was sublime;

 

There, dreaming in the fading deeps of light —

The hands that thrilled to touch a woman’s hair;

Brown eyes, that loved the Day, and looked on Night,

A soul that found at last its answered Prayer…

 

There daylight, as a dust, slips through the trees.

And drifting, gilds the fern around his grave —

Where even now, perhaps, the evening breeze

 

Steals shyly past the tomb of him who gave

New sight to blinded eyes; who sometimes wept —

A short time dearly loved; and after, — slept.”

 

 

 

GillespieMagee

John Gillespie Magee jr. (9 juni 1922 – 11 december 1941)

 

Marguerite Yourcenar, Ulf Stolterfoht, Gwen Harwood, Gerald Bisinger, Andre Rudolph, Levin Westermann, Sina Klein, Michael Basse

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog

Uit: Mémoires d’Hadrien

”La méditation de la mort n’apprend pas à mourir; elle ne rend pas la sortie plus facile, mais la facilité n’est plus ce que je recherche.
Petite figure boudeuse et volontaire, ton sacrifice n’aura pas enrichi ma vie, mais ma mort. Son approche rétablit entre nous une sorte d’étroite complicité: les vivants qui m’entourent, les serviteurs dévoués, parfois importuns, ne sauront jamais à quel point le monde ne nous intéresse plus. Je pense avec dégoût aux noirs symboles des tombes égyptiennes: le sec scarabée, la momie rigide, la grenouille des parturitions éternelles. À en croire les prêtres, je t’ai laissé à cet endroit où les éléments d’un être se déchirent comme un vêtement usé sur lequel on tire, à ce carrefour sinistre entre ce qui existe éternellement, ce qui fut, et ce qui sera. Il se peut après tout que ces gens-là aient raison, et que la mort soit faite de la même matière fuyante et confuse que la vie. Mais toutes les théories de l’immortalité m’inspirent de la méfiance; le système des rétributions et des peines laisse froid un juge averti de la difficulté de juger. D’autre part, il m’arrive aussi de trouver trop simple la solution contraire, le néant propre, le vide creux où sonne le rire d’Épicure. J’observe ma fin: cette série d’expérimentations faites sur moi-même continue la longue étude commencée dans la clinique de Satyrus. Jusqu’à présent, les modifications sont aussi extérieures que celles que le temps et les intempéries font subir à un monument dont ils n’altèrent ni la matière, ni l’architecture: je crois parfois apercevoir et toucher à travers les crevasses le soubassement indestructible, le tuf éternel. À première vue, l’enfant robuste des jardins d’Espagne, l’officier ambitieux rentrant sous sa tente en secouant de ses épaules des flocons de neige semblent aussi anéantis que je le serai quand j’aurai passé par le bûcher; mais ils sont là; j’en suis inséparable. L’homme qui hurlait sur la poitrine d’un mort continue à gémir dans un coin de moi-même, en dépit du calme plus ou moins qu’humain auquel je participe déjà; le voyageur enfermé dans le malade à jamais sédentaire s’intéresse à la mort parce qu’elle représente un départ. Cette force qui fut moi semble encore capable d’instrumenter plusieurs autres vies, de soulever des mondes. Si quelques siècles venaient par miracle s’ajouter au peu de jours qui me restent, je referais les mêmes Olympes et les mêmes Enfers.
Une pareille constatation est un excellent argument en faveur de l’utilité de la mort, mais elle m’inspire en même temps des doutes à sa totale efficacité.”

 

MargueriteYourcenar
Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Portret door Nicole Lavallée

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Ulf Stolterfoht werd geboren op 8 juni 1963 in Stuttgart. Zie ook alle tags voor Ulf Stolterfoht op dit blog.

 

doch klamen jahre des fants

doch klamen jahre des fants. in dolsten
kletter in biel. anrainer immer die
mang: probalk-fahrung mitten gezaust.
lebso. tegel. veitsdienst. nachts denk-

lich bei doc (paar für wien darwesen /
war glut). hangüber tieft schriftig holz
zu litauen. scholz zwar him krim. ja
der rar staturen knabe nixt balder ab.

es klam. klemmen mußte. kaum ioden als
schmalztopf der base: mangel. sprei-
ten gelenke: die fittich. trocksauer.
nagen der zeigenen pfote. den schweiß

gesalzt. die wunde wackelt. hand hinein.
was knauserst bist tu fistel du es. doch
klamen gebannte des krauts übern schlern.
kaschmir den triefen unseelen das ohr.

 

das punktuelle zünden der welt

das punktuelle zünden der welt «hängt alles
wie an lunten» / brennt dementsprechend ab:
beziehung sprengmeister zu detonat bei soge-
nanntem bombenwetter sollt ihr den dichter

kennenlernen / die ganze wucht des bergschuhs
fühlen: er setzt statt spürest merkest. du denk-
bar vag surrogat – kaum schwund! ach sprache /
das gefühl im mund: lyrik jahrelang mit einem

unaufgeräumten kulturbeutel verwechselt zu haben.
schlägt ein wie eine jambe: schwulst pop und neue
sachlichkeit – ganz sacht hat es gekracht. wo jetzt
im saal die lücke klafft saß vormals was wie

hörerschaft. tatsächlich aber dürfte dieses hei-
sere wegkauen der sätze nur einer eingeschwornen
klientel ans herz gewachsen sein. selbst die war
nicht zu halten. dann also auf autismus schalten.

ich ist wieder wer – das urgemütliche drüsen-
idyll. wo etwas anders ausgedrückt: allein das
ungeschriebne glückt / sogar das abgetriebne
schmückt. zufrieden lehnt man sich zurück. welt

findet zwischen ohren statt. der rest sei: schweigen
schmunzeln schädel öffnen um so – von jeder andern
pflicht befreit – synapsenzuwachs zu betrachten.
dann küß die hand und glückhaftes umnachten

UlfStolterfoht

Ulf Stolterfoht (Stuttgart, 8 juni 1963)

 

De Australische dichteres en librettiste Gwen Harwood werd geboren op 8 juni 1920 in Taringa, Queensland. Zie ook alle tags voor Gwen Harwood op dit blog.

 

Anniversary

So the light falls, and so it fell
on branched leaved with flocking birds.
Loght stole a citys weight to swell
the coloured lofe of stone. Your words
hung weightless in my ear: Remember me.

All words except those words were drowned
in the fresh babbling rush of spring.
In summer’s dream-filled light one sound
echoed through all the whispering
galleries of green: Remember me.

Rods of light point home the flocking
starlings to wintry trees, and turn
stone into golden ochre, locking
the orbit of my pain. I learn
the weight of light and stone. Remember me.

Harwood

Gwen Harwood (8 juni 1920 –  5 december 1995)

 

De Oostenrijkse dichter en vertaler Gerald Bisinger werd geboren op 8 juni 1936 in Wenen. Zie ook alle tags voor Gerald Bisinger op dit blog.

 

Jetzt etwas zu sagen

In einem Gasthausvorgarten sitz
ich an der Vorgartenstraße ein
wenig sonnenbestrahlt soeben hab
einen Blick ich auf die Donau ge-
worfen in der Ferne auch auf den
Leopoldsberg was will ich heute
am Ersten des Mai was nicht hab
schon ich geschrieben ich aß Pa-
latschinken mit Marmelade (sie aus
Marillen) gut bin ich ausgeschissen
und genieße den Zustand trink Rot-
wein trink Sodawasser von Oregano
den Geruch in der Nase und mehr
noch von Knoblauch schreib ich an
diesem Gedicht verspüre den Wunsch
nicht donauabwärts demnächst zu
verreisen altere so vor mich hin
und habe niemand jetzt etwas zu sagen

 

bi
Gerald Bisinger (8 juni 1936 – 22 februari 1999)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Duitse dichter Andre Rudolph werd geboren in Warschau in 1975 en groeide op in Leipzig. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009.

 

sonne über platons haus, wo es
lange still ist, bis eine von den hohlen

nachmittagsstunden plötzlich auf-
platzt. sonne, wie nektar. kinder

kommen. kinder, duftende, wie
eine frisch verbundene wunde. die

papas tasche tragen (stolz).
kinder aus messing, die klinken.

kaum schriftverkehr. platon legt
das ganze haus mit fliesen aus. stille

in den fugen um papas sätze.
kein schatten erhebt sich. kinder

wie lampen, in eine probefassung
geschraubt. sie leuchten
platons nächte

rudolph

Andre Rudolph (Warschau, 1975)

 

De Duitse dichter Levin Westermann werd in 1980 in Meerbusch, Nordrhein-Westfalen, geboren. Zie ook alle tags voor Levin Westermann op dit blog.

 

wie ein fresko, das vom rand her eitert,
sagst du. drei mal drei entsprechungen entfernt,
auf dem grund des sees. wir schalten um auf kiemenatmung.
somnambulismus from this point forward. zunehmender druck,
bei abnehmender sicht. die welt wird immer kleinerkleiner.
das schroffe antlitz eines quastenflossers, hängende gärten,
triefend vor nass. stille, oder: die abwesenheit von lauten,
sagst du.

westermann

Levin Westermann (Meerbusch, 1980)

 

De Duitse dichteres Sina Klein werd geboren in 1983 in Düsseldorf. In dezelfde plaats studeert zij sinds 2003 romanistiek, anglistiek, germanistiek en vertaalwetenschappen. Sinds 2006 is zij werkzaam op het gebied van de Franse taalwetenschap.

 

Der Kaffee ist definierbar

Sonne schlitzt mir ihren Gruß in die Pupille,
lichte Krallen treffen mich verschmitzt
auf der Caféterrasse – sitze ich,
dämmernd im Aufgang, alleine-still.

Ich rühre mit zwei baren Fingern
in der braunen Brühe rum: Kaffee,
kalt ist mir, von innen bin ich schnee-
erfüllt und grau noch von der letzten Dunkelheit.

Lieder kippe ich aus Zuckerkorn
in meine soupe à la tristesse.
Am Sumpf aus allen Farben
nippe ich und bade lippenlang
am lauen Ufer dieser Tasse.

Muss lächeln: bin ein schiefer Ton
in einem Zwischenraumkonzert,
kein Paukenschlag, nur fehlplatziert,
nur definiert in Abgrenzung zu Passendem –
Kaffee, sehr bitter an diesem Mittagmorgen:

im Zenit jetzt brüllt das Sonnentier mit mir
ein Ensemble aus garen Paraphonien.

sinaklein

Sina Klein (Düsseldorf, 1983)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Basse werd geboren in 1957 in Bad-Salzuflen / Nordrhein-Westfalen. Hij studeerde filosofie, psychologie en germanistiek in Regensburg en München, waarhij sinds 1984 woont. Sinds 1993 is hij werkzaam bij de redactie cultuurkritiek van de Bayerische Rundfunk. Hij schreef talrijke radioessays en schrijversportretten. Daarnaast vertaalde hij gedichten van o.a.  Blaga Dimitrova, Ljubomir Nikolov, Boiko Lambovski (Bulgaars), Anise Koltz, Jean Portante (Frans) und John F. Deane (Engels).

 

Körperexzesse

Dumm über körperexzesse zu schreiben
dafür gibts pasolinifilme
dafür gibt es fassbinderfilme
unsre körper bleiben tabu

andre stellen sie aus
muskeln glatzen waschbrettbäuche
meist labile drüsenfunktionen
immer prekärere bulletins

die wundmale nehmen zu
auf allen kanälen in jedem format
wer sie nicht zeigt wird nicht geheilt
geht zu wie auf nem beichtebasar

wir sehen nicht hin
wir hören nicht zu
wir stellen nicht aus
unsre körper bleiben tabu

Basse

Michael Basse (Bad-Salzuflen, 1957)

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2006.

 

Uit: Das Museum der Unschuld (Vertaald door Gerhard Meier)

 

“Die Geschehnisse und Zufälle, die meinem Leben einen anderen Verlauf geben sollten, nahmen einen Monat vorher ihren Anfang, nämlich am 27. April 1975, dem Tag, an dem ich zusammen mit Sibel in einem Schaufenster eine Handtasche der berühmten Marke Jenny Colon sah. Meine Fastverlobte und ich genossen in der Valikona˘gı-Straße den lauen Frühlingsabend, und beide waren wir etwas angeheitert und sehr glücklich. Im Fuaye, einem neueröffneten schicken Restaurant im Stadtteil Ni¸santa¸sı, hatten wir gerade beim Abendessen mit meinen Eltern ausführlich die Verlobungsvorbereitungen besprochen. Die Feier sollte Mitte Juni stattfinden, damit auch Sibels in Paris wohnende Freundin Nurcihan daran teilnehmen konnte, mit der sie in Istanbul bei den Dames de Sion zur Schule gegangen war und in Paris studiert hatte. Bei Ipek, damals einer der angesehensten und teuersten Schneiderinnen von Istanbul, hatte Sibel schon längst ihr Verlobungskleid bestellt. Meine Mutter hatte mit Sibel zum erstenmal darüber beratschlagt, wie die Perlen, die sie ihr dafür geben würde, in das Kleid eingearbeitet werden sollten. Mein zukünftiger Schwiegervater wollte seinem einzigen Kind eine Verlobung ausrichten, die nicht minder prächtig ausfallen sollte als die Hochzeit selbst, und davon war meine Mutter sehr angetan. Mein Vater wiederum war hocherfreut über eine Schwiegertochter, die in Paris an der Sorbonne studiert hatte (wenn aus der Istanbuler Bourgeoisie jemand seine Tochter in Paris studieren ließ, dann hieß es grundsätzlich, sie sei »an der Sorbonne«).

Ich war dabei, Sibel nach dem Essen nach Hause zu bringen, und dachte gerade voller Stolz, den Arm liebevoll um ihre Schulter gelegt, was für ein Glückspilz ich doch war, als Sibel plötzlich ausrief: »Schau mal, die schöne Tasche!«

 

 

Pamuk

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

 

De Duitse schrijfster Monika Mann werd als vierde kind van Thomas Mann geboren op 7 juni 1910 in München.

 

Uit: Das fahrende Haus

 

„Daß ich automatisch mit meinem Vater ausgebürgert wurde – er hatte sich offensichtlich gegen die deutschnazistische Regierung und ihr Unwesen ausgesprochen, ich nicht –, ist läppisch, um so läppischer, da derjenige, welcher das Urteil so famillant über uns verhing, keinen Familiensinn hatte. Doch jene Ausbürgerung war mir bei aller Läppischkeit und bei aller Schrecklichkeit eine Ehre: Und bei aller Ehre war ich staatenlos. Es war einem das Kleid vom Leibe gerissen worden, das man ohnedies nicht mehr tragen wollte, aber jetzt stand man schutzlos im Winde. Ich befand mich gerade in Italien und wollte, da es um Weihnachten war, meine Eltern in der Schweiz besuchen. Dies

ermöglichten mir fremde provisorische Schutzherren wie der später vom Duce ermordete Conte Ciano und der Bundespräsident Motta in Form eines italienischen Ausreise- und schweizerischen Einreisepasses. Nun aber kam wie der Weihnachtsmann ein geb
ildeter und beherzter Demokrat mit Namen Benesch und schenkte uns ein neues Kleid – genau gesagt, eine ganze Garderobe, denn es waren acht neue Kleider. Ich vergesse nicht, wie der tschechische Generalkonsul dem «Freilein» die Hand küßte und ihm Glück wünschte zur tschechischen Karriere.

Meine Brüder gingen wirklich nach der neuen Heimat und hatten sie gern. Golo erlernte sogar ihre (konsonantenreiche, für uns verzwickte) Sprache so weit, daß er beachtliche Artikel ihren Zeitungen lieferte. Klaus eroberte sich einen guten Platz in der «Literatur» Prags. Mein Vater hielt Vorträge in Prag . . . Wir waren Tschechen, so traumhaft es uns anmutete. Ich selbst wußte in meiner dankbaren Befangenheit nichts anderes zu tun, als Smetana zu spielen. – Als ich – «Deutsche» bei meiner Heirat in England – einem italienischen Aufenthalt zu verdanken – meinen tschechischen Paß verlor («und sollen sein ein Fleisch» aus fünf Nationalitäten!), war es mir leid darum. Denn er hatte mir jene Zeit hindurch treuen, wenn auch ein bißchen traumhaften Schutz verliehen. Er kam freilich von Benesch, vom Geiste eines Masaryk und nicht eines Zapotocky.“

 

Mann

Monika Mann (7 juni 1910 – 17 maart 1992)

In ballingschap in het Zuidfranse Sanary-sur-Mer, 1933

 

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee.

 

Uit: On My Journey Now

 

America was looking for very, very, very cheap labor, because they wanted workers who were even cheaper than indentured servants. The Africans were taken from their homes, their villages, their cities. They were chained and lined up, and people who could not keep up were thrown to the side. So many people dying changed the patterns of the predators, especially the hyenas, the buzzards, the scavengers. The animals came in closer to the coast, following their prey.
They rowed these people out to the sailboats that were going to take them to America. When they put people on ships – and it was deliberate – they separated family groups so they could not speak to each other, so they could not plot. So the slavers had these people on their hands who they had to keep healthy-looking, or else they weren’t going to get anything for them. Sometimes they had to force them to eat, because some of them would go on hunger strikes. They were packed head to toe in the ship. Anything that came out of the next person fell on you. So the sailors had to bring you up and pour water on you to more or less wash you. It’s not a wash, but it does what it is supposed to do; it gets off all the dirt and mess that is covering you.
We know from the diaries of slave captains that if they brought the Africans up the first or second day, they would jump overboard because the people could just look back and see home. And, having seen it, having recognized that this was not really going to be a good idea at all, and having struggled, they would want to go back. There is something I’m always laughing about: the myth that Africans don’t swim, which is crazy.“

 

 

nikki_giovanni

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijver Harry Crews werd geboren op 7 juni 1935 in Bacon County, Georgia.

 

Uit: Leaving Home for Home

 

„But I didn’t because the front door opened at that precise moment and through it came a tiny, fragile old woman, moving slowly, her eyes bright as a bird’s behind the flashing lenses of her glasses. Her high sharp cheekbones flushed with the lovely color a young girl might show from the heat of the day.

A fullness in my chest, the heat of tears in my eyes, tears whether of joy or sadness, I did not know. My Aunt Eva, ninety-three years old, mother to eight children, wife of Mama’s youngest brother, Uncle Alton, long dead now, and matriarch to the extended family. I went straight to her. Her eyes never left

my face, but I saw no flash of recognition either, and I remembered suddenly how little those bright eyes really saw.

When I was close enough that I could lean forward and touch her cheek with my lips, her old velvet-smooth voice said: “Harry?”

I felt the start of tears now, I moved to embrace her, her bones insistent

under her nearly fleshless body.

“Yes, Aunt Eva,” I said. “Harry.”

And with the sound of my name came the surge of memory, quick and awful, of me and Mama on another June day, this very time of year and every bit as painful. 1945. I was carrying the clothes I would be taking with me: a pair of drawers, one shirt, a pair of overalls, and a pair of socks, all of it stuffed into a pillowcase that had the neck tied off with string. The whole thing could not have weighed more than five pounds, but it seemed to get heavier with every step I took.

It was early but Mama’s thin print dress was already sticking to her back between her shoulder blades because we were nearing the end of a six-block walk. That was as close as the city bus went to the Greyhound station on Bay Street, which ran parallel to the St. Johns River, at that time probably the dirtiest river in the country. I, along with every boy I knew, swam in it anyway during the summer months. The fact that we often came out of the water with human shit in our hair did not bother us at all.“

 

 

Harry_Crews_cover

Harry Crews (Bacon County, 7 juni 1935)

 

Zie voor de vier bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 7 juni 2007 en ook mijn blog van 7 juni 2008 en ook mijn blog van 7 juni 2009.

 

 

 

De Amerikaanse schrijfster Louise Erdrich werd geboren op 7 juni 1954 in Little Falls, Minnesota. Zie ook mijn blog van 7 juni 2009.

 

Uit: Master Butchers Singing Club

 

Fidelis walked home from the great war in twelve days and slept thirty-eight hours once he crawled into his childhood bed. When he woke in Germany in late November of the year 1918, he was only a few centimeters away from becoming French on Clemenceau and Wilson’s redrawn map, a fact that mattered nothing compared to what there might be to eat. He pushed aside the white eiderdown that his mother had aired and restuffed every spring since he was six years old. Although she had tried with repeated scrubbings to remove from its cover the stains of a bloody nose he’d suffered at thirteen, the faint spot was still there, faded to a pale tea-brown and shaped like a jagged nest. He smelled food cooking — just a paltry steam but enough to inspire optimism. Potatoes maybe. A bit of soft cheese. An egg? He hoped for an egg. The bed was commodious, soft, and after his many strange and miserable beds of the past three years, it was of such perfect comfort that he’d shuddered when first lying down. Fidelis had fallen asleep to the sound of his mother’s quiet, full, joyous weeping. He thought he still heard her now, but it was the sunlight. The light pouring through the curtains made a liquid sound, he thought, an emotional and female sound as it moved across the ivory wall.

After a while he decided that he heard the light because he was clean. Disorientingly clean. Two nights ago, before he’d entered the house, he begged to bathe in a washtub out in the tiny roofed courtyard, beneath the grape arbor. They built a fire to warm the water. His sister, Maria Theresa, picked the lice from his hair and his father brought fresh clothing. In order to endure all that the war necessitated, including his own filth, Fidelis had shut down his senses. As he opened to the world again, everything around him was distressingly intense and all things were possessed of feeling, alive, as in a powerful dream.“

 

 

erdrich

Louise Erdrich (Little Falls, 7 juni 1954)

 

 

De Duitstalige dichteres Mascha Kaléko (eig. Golda Malka Aufen) werd geboren op 7 juni 1907 in Krenau of Schidlow in Galicië in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije, nu Polen. Zie ook mijn blog van 7 juni 2007 en ook mijn blog van 7 juni 2008 en ook mijn blog van 7 juni 2009.

 

 
Großstadtliebe 

 

Man lernt sich irgendwo ganz flüchtig kennen

Und gibt sich irgendwann ein Rendezvous.

Ein Irgendwas, — ’s ist nicht genau zu nennen —

Verführt dazu, sich gar nicht mehr zu trennen.

Beim zweiten Himbeereis sagt man sich ›du‹.

 

Man hat sich lieb und ahnt im Grau der Tage

Das Leuchten froher Abendstunden schon.

Man teilt die Alltagssorgen und die Plage,

Man teilt die Freuden der Gehaltszulage,

… Das übrige besorgt das Telephon.

 

Man trifft sich im Gewühl der Großstadtstraßen.

Zu Hause geht es nicht. Man wohnt möbliert.

— Durch das Gewirr von Lärm und Autorasen,

— Vorbei am Klatsch der Tanten und der Basen

Geht man zu zweien still und unberührt.

 

Man küßt sich dann und wann auf stillen Bänken,

— Beziehungsweise auf dem Paddelboot.

Erotik muß auf Sonntag sich beschränken.

… Wer denkt daran, an später noch zu denken?

Man spricht konkret und wird nur selten rot.

 

Man schenkt sich keine Rosen und Narzissen,

Und schickt auch keinen Pagen sich ins Haus.

— Hat man genug von Weekendfahrt und Küssen,

Läßt mans einander durch die Reichspost wissen

Per Stenographenschrift ein Wörtchen: ›aus‹!

 

 

Mascha_Kaleko

Mascha Kaléko (7 juni 1907 – 21 januari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn vorige blog van vandaag.