Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: De nachten van de pest (Vertaald door Hanneke van der Heijden)

“Passagiers op een stoomschip dat in 1901, zwarte roetwolken uitstotend, vanuit Istanbul de zee op voer, konden nadat ze vier dagen in zuidelijke richting hadden gevaren, Rhodos gepasseerd waren en over de verraderlijke en stormachtige wateren nog een halve dag richting Alexandrië hadden gereisd, de elegante torens zien van de burcht Arkaz op het eiland Minger. Aangezien het eiland op de route van de Istanbul-Alexandriëlijn ligt, hebben tal van reizigers de mysterieuze contouren van de burcht verrukt en met bewondering kunnen aanschouwen. Kapiteins van fijnbesnaarde aard wilden de opvarenden nog wel eens aan dek roepen wanneer het schitterende panorama, door Homeros in de Ilias beschreven als ‘een groen juweel uit roze steen gehouwen’, aan de horizon verscheen, zodat de reizigers ten volle van het uitzicht op Minger konden genieten. Vele kunstschilders op weg naar de Oriënt hebben dit romantische tafereel met toevoeging van onheilspellende onweerswolken vol begeestering vereeuwigd.
Slechts een paar van die schepen deden Minger ook daadwerkelijk aan, want toentertijd waren er maar drie lijnschepen, die ieder eens per week de haven binnenvoeren: de Saghalien van de maatschappij Messageries Maritimes, met zijn typerende hoog klinkende scheepshoorn, die iedereen op het eiland kon herkennen, de Equateur, die van dezelfde maatschappij was maar een dieper geluid voortbracht, en dan nog de ranke Zeus van de Kretenzische maatschappij Pantaleon, die maar zelden en dan met korte stootjes zijn hoorn liet horen. Dus toen op 22 april 1901, de dag dat ons verhaal begint, twee uur voor middernacht een schip van buiten de dienstregeling de haven van Minger naderde, wees dat op iets ongewoons.
Het jacht met zijn ranke witte schoorsteen en zijn spitse boeg, dat het eiland onopvallend als een spionageschip vanuit het noorden naderde, bleek de Aziziye te zijn, varend onder Osmaanse vlag. Het schip vervoerde een select comité dat op bevel van sultan Abdülhamit ii op een uitzonderlijke missie was naar China. Aan de zeventien leden van dit gezelschap, geestelijken, militairen, tolken en hoge ambtenaren, getooid met fez, tulband dan wel hoed, had Abdülhamit op het laatste moment nog zijn door hem uitgehuwelijkte nichtje Pakize sultane toegevoegd, en haar kersverse echtgenoot, meneer Nuri, ook wel dokter Schoonzoon genoemd. Het gelukkige en opgetogen maar ook enigszins confuse bruidspaar had geen idee waarom ze meegestuurd werden met dit comité op weg naar China, ze hadden het er al vaak over gehad.
Pakize sultane, die net als haar oudere zusters niet erg dol was op haar oom de sultan, was er weliswaar van overtuigd dat Abdülhamit haar en haar man met louter kwalijke bedoelingen aan het comité had toegevoegd, maar de precieze reden had ze nog niet kunnen achterhalen.”

 

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Wanneer ik dood ga

Wanneer ik dood ga, hoop ik dat niemand die me ooit pijn heeft gedaan, huilt
en als ze huilen, hoop ik dat hun ogen eruit vallen
en een miljoen maden die hun hersens vormden
uit de lege gaten kruipen en het vlees verslinden
dat het kwaad bedekte dat zich voordeed als een persoon
die ik waarschijnlijk geprobeerd heb
lief te hebben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Ik heet Karmozijn (Vertaald door Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden)

“Na twaalf jaar kwam ik Istanbul, de stad waar ik geboren en getogen ben, binnen als een slaapwandelaar. Over stervenden zeggen ze wel dat het aardse leven trekt, maar mij trok de dood. Toen ik terugkwam in de stad dacht ik aanvankelijk dat er behalve de dood niets te vinden was; later liep ik er ook de liefde tegen het lijf. Maar liefde, dat was op dat moment, toen ik voor het eerst weer voet zette in Istanbul, net zo ver weg en vergeten als mijn herinneringen aan die stad. Twaalf jaar daarvoor was ik er verliefd geworden op mijn nichtje, toen nog een kind. Slechts vier jaar na mijn vertrek uit Istanbul, toen ik over de eindeloze steppen, door de besneeuwde bergen en in de troosteloze steden van Perzië rondzwierf, brieven vervoerde en belastingen inde, kwam ik tot de ontdekking dat ik het gezicht van mijn jonge geliefde, die in die stad was achtergebleven, langzamerhand aan het vergeten was. Ik raakte in paniek en probeerde het me uit alle macht voor de geest te halen, maar ik begreep wel dat een gezicht, al is het van iemand van wie je nog zo veel houdt, geleidelijk uit je geheugen wordt gewist als je het niet meer ziet. In het zesde jaar dat ik reizend en als secretaris in dienst van de pasja’s in het oosten doorbracht, drong het tot me door dat het gezicht dat me bijstond niet dat van mijn geliefde in Istanbul was. En ik wist ook dat ik het gelaat dat ik me in dat jaar verkeerd herinnerde later, in het achtste jaar, nogmaals vergeten was en me weer compleet anders had voorgesteld. Toen ik twaalf jaar later, op mijn zesendertigste, naar mijn stad terugkeerde, was ik me er pijnlijk van bewust dat het gezicht van mijn geliefde me intussen allang ontschoten was. In die twaalf jaar waren de meeste vrienden, familieleden en kennissen uit onze wijk gestorven. Ik ging naar de begraafplaats, die uitkeek over de Gouden Hoorn, en bad voor mijn moeder en voor mijn ooms die tijdens mijn afwezigheid overleden waren. De geur van de modderige grond vermengde zich met mijn herinneringen; iemand had aan de rand van het graf van mijn moeder een kruik gebroken, en om de een of andere reden moest ik huilen toen ik naar de scherven keek. Of het was om de doden, om het feit dat ik na zoveel jaren vreemd genoeg nog steeds aan het begin van mijn leven stond, of, precies het tegenovergestelde, omdat ik voelde dat ik aan het einde van mijn levensreis gekomen was, ik weet het niet. Het begon zacht te sneeuwen. Ik volgde, afwezig, de enkele sneeuwvlokken die door de wind werden voortgejaagd, ik was in de ongewisse loop van mijn eigen leven zo verdwaald, dat ik niet gemerkt had dat in een duister hoekje van de begraafplaats een donkere hondengestalte zat die naar me keek.”

 

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Egotrippen (er kan een reden zijn waarom)

Ik ben geboren in congo
Ik liep naar de vruchtbare halve maan en bouwde
….de sfinx
Ik ontwierp een piramide zo sterk dat een ster
….die slechts om de honderd jaar gloeit
….naar het centrum valt en goddelijk perfect licht geeft
ik ben slecht

Ik zat op de troon
….en dronk nectar met allah
Ik kreeg het warm en stuurde een ijstijd naar Europa
….om mijn dorst te lessen
Mijn oudste dochter is nefertiti
….de tranen van mijn bevallingspijnen
….schiepen de nijl
Ik ben een mooie vrouw

Ik staarde naar het bos en brandde
….de Sahara woestijn uit
….met een pakje geitenvlees
….en een verandering van kleding
Ik ging er in twee uur doorheen
Ik ben een gazelle zo snel
….zo snel dat je me niet kunt vangen

….Voor een verjaardagscadeau heb mijn zoon Hannibal
toen hij drie werd een olifant gegeven
….Hij gaf me Rome voor moederdag
Mijn kracht stroomt altijd door

Mijn zoon Noah bouwde nieuw/ark en
Ik stond trots aan het roer
….terwijl we zeilden op een zachte zomerdag
Ik veranderde mezelf in mezelf en was
….jezus
….mannen zingen mijn liefdevolle naam
….Allemaal lofzangen Allemaal lofzangen
Ik ben degene die zou redden

Ik zaaide diamanten in mijn achtertuin
Mijn darmen leveren uranium
….de vijlsels van mijn vingernagels zijn
….halfedelstenen juwelen
….Op reis naar het noorden
werd ik verkouden en snoot
mijn neus en schonk olie aan de Arabische wereld
Ik ben zo hip dat zelfs mijn fouten correct zijn
Ik zeilde naar het westen om het oosten te bereiken en moest
….de aarde rond toen ik ging
….Het haar van mijn hoofd werd dunner en er werd goud gelegd
….dwars over drie continenten

Ik ben zo perfect, zo goddelijk, zo etherisch, zo surrealistisch
Ik kan niet worden begrepen
….behalve met mijn toestemming

Ik bedoel . . . Ik . . . kan vliegen
….als een vogel in de lucht. . .

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: De vrouw met het rode haar (Vertaald door Hanneke van der Heijden)

“Niet drie maar vijf volle dagen later kwam meneer Hayri met zijn kleine vrachtwagen langs. Hij wist dat we nog steeds geen water hadden gevonden, maar hij deed alsof het hem niet uitmaakte. Hij had ook zijn vrouw meegenomen en zijn zoon, die een paar jaar jonger was dan ik. Wandelend over het terrein liet hij ze zien waar de werkplaatsen voor het verven en wassen van textiel zouden komen als er eenmaal water gevonden was. Kijkend op de tekeningen en de afstanden met zijn passen metend wees hij vervolgens de plek aan waar de toekomstige opslagloods zou komen, waar het directiekantoor en waar de kantine voor het personeel. Zijn zoon stond met nieuwe voetbalschoenen aan zijn voeten en onder zijn arm de plastic voetbal die hij uit de wagen had gehaald, naar zijn vader te luisteren.
Wat later trapten vader en zoon in een hoek van het terrein een balletje, met een paar stenen hadden ze de plaats van een doel gemarkeerd, nu namen ze om de beurt strafschoppen. De moeder spreidde onder mijn walnotenboom een kleed uit en begon daarop het voedsel uit te stallen dat ze in een mand had meegebracht. Ze stuurde Ali naar ons om te zeggen dat we allemaal voor het middageten werden verwacht, wat mijn baas een ongemakkelijk gevoel gaf. Hij besefte dat deze pontificale en onnodige picknick de plechtigheid was die meneer Hayri eerder bedacht had om te vieren dat er water was. Meneer Hayri had duidelijk veel over die dag gefantaseerd. Mijn baas kwam met tegenzin met ons mee, ging aan de rand van het kleed zitten en nam van ieder gerecht, de hardgekookte eieren, de tomatensalade met ui, de gevulde pastei, één klein hapje.
Na het eten ging de zoon van meneer Hayri naast zijn moeder liggen en viel in slaap. De dikke, sterke en goedlachse vrouw stak een sigaret op en las de krant Goedemorgen, het krantenpapier ritselde in de wind.
Ik zag dat mijn baas meneer Hayri nog eens meenam naar de plek waar wij het zand stortten, en liep naar hen toe. Al die tijd is er geen water in de put gekomen, stond op het droeve gezicht van de eigenaar van het terrein te lezen, op korte termijn zal dat ook niet gebeuren, misschien komt dat water wel nooit.
‘Meneer Hayri, met permissie, geef ons nog drie dagen…’ zei mijn baas.
Hij had het heel deemoedig en zachtjes gezegd. Ik geneerde me er getuige van te zijn dat mijn baas in deze situatie was beland, ik werd kwaad op meneer Hayri. De textielondernemer liep terug naar de walnotenboom, overlegde even met zijn vrouw en zoon en kwam toen terug.”

 

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

De wetten van beweging

(voor Harlem Magic)

De wetten van de wetenschap leren ons dat een pond goud evenveel weegt als
als een pond meel maar dat als je het in de natuurlijke staat
van een onbepaalde hoogte laat vallen het ene
de bodem zou bereiken en het andere zou wegwaaien

Bewegingswetten vertellen ons dat je een inert object moeilijker kunt
voortstuwen dan dat je een object, dat in de verkeerde richting gaat,
kunt laten omkeren. Beweging is energie – traagheid – apathie.
Apathie staat gelijk aan vijandigheid. Vijandigheid – geweld. Geweld,
zijnde energie, is zijn eigen deugd. Bewegingswetten leren ons dat

Zwarte mensen niet minder in de war zijn vanwege onze
Zwartheid dan wij verstrooid zijn vanwege onze
machteloosheid. De mens, zo wordt ons verteld, is het enige dier dat
lacht met zijn lippen. De ogen zijn echter de spiegel van
de ziel

Het probleem met liefde is niet wat we voelen, maar wat we
hadden willen voelen toen we begonnen te voelen dat we iets zouden moeten
voelen. Net zoals publiciteit geen productie is: verleiding
is niet verleidelijk

Als ik een wens mocht doen, zou ik alle kennis van de wereld
wensen. Zwart is misschien mooi zegt Professor Micheau,
maar kennis is macht. Elk gewenst object werd
gekocht en verkocht – elk verwaarloosd object daalt in waarde.
Het is tegen de aard van de mens om in een van beide categorieën te zitten

Als wit Zwart definieert en goed het kwaad definieert, dan definiëren
mannen vrouwen of definiëren vrouwen wetenschappelijk gesproken
mannen. Als zoet het tegenovergestelde is van zuur en hitte de
afwezigheid van kou dan is liefde de tegenstelling van pijn en
schoonheid is in het oog van de toeschouwer.

Soms wil ik je aanraken en aangeraakt worden
op mijn beurt. Maar jij denkt dat ik naar je grijp en ik denk dat jij
me ontwijkt en mama zei altijd om uit te kijken voor mannen zoals jij

Dus ik ga de straat op met mijn lippen rood geverfd en mijn
ogen zorgvuldig afgeschermd om de wereld te verleiden mijn onwillige
minnaar

En jij zoekt met een goed gevoel het gezelschap van je mannen op
doet je voor als een man omdat je weet dat zolang je heel
heel stil zit de bewegingswetten van kracht zullen zijn

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Dat vreemde in mijn hoofd (Vertaald door Hanneke van der Heijden en Margreet Dorleijn)

‘Om beter verslag te kunnen doen van het leven en de dromen van Mevlut zal ik ergens midden in zijn verhaal beginnen en eerst vertellen hoe onze held in juni 1982 een meisje schaakte uit het naburige dorp Gümüşdere (dat gelegen is in het district Beyşehir in de provincie Konya). Het meisje, dat Mevlut vier jaar daarvoor op een trouwerij in Istanbul had gezien, had ermee ingestemd met hem weg te lopen. Mevlut zag haar voor het eerst in 1978 in de wijk Mecidiyeköy, op de bruiloft van Korkut, de oudste zoon van Mevluts oom van vaderskant. Mevlut heeft het altijd ongelooflijk gevonden dat het beeldschone meisje, een kind nog (ze was dertien), dat hij op die bruiloft in Istanbul zag, ook wat voor hem voelde. Ze was de zus van de vrouw van Korkut, Mevluts neef, en ze was voor het eerst van haar leven in Istanbul, vanwege de bruiloft van haar zus. Drie jaar lang schreef Mevlut haar liefdesbrieven. Ze beantwoordde die niet, maar Süleyman, Korkuts broer, die haar de brieven bezorgde, moedigde Mevlut aan en zei dat hij moest blijven schrijven.
Ook bij het schaken van het meisje hielp Süleyman zijn neef: hij reisde samen met Mevlut van Istanbul terug naar het dorp waar hij zijn jeugd had doorgebracht, hij bestuurde de auto, een kleine vrachtwagen van het merk Ford. De twee vrienden maakten in het geheim een plan voor de schaking. Volgens dat plan zou Süleyman op een uur afstand van het dorp Gümüşdere in het vrachtwagentje op Mevlut en het geschaakte meisje wachten, vervolgens zou hij met de twee geliefden door de bergen naar het noorden rijden – iedereen zou er namelijk van uitgaan dat ze richting Beyşehir gingen – en ze dan afzetten op het treinstation van Akşehir.
Mevlut had het plan een keer of vijf nagelopen en was vooraf in het geheim twee keer poolshoogte gaan nemen bij de koude bron, de smalle beek, de beboste heuvel, de achtertuin van het meisje en andere belangrijke locaties. Een halfuur tevoren was hij uit de door Süleyman bestuurde vrachtwagen gestapt en de aan de straatweg gelegen begraafplaats van het dorp op gelopen, had naar de grafstenen gekeken en gebeden, en God gesmeekt dat alles goed mocht gaan. Hij durfde het zichzelf niet toe te geven, maar hij vertrouwde Süleyman niet helemaal. Stel, dacht hij, dat Süleyman niet met de auto naar de bron komt waar we hebben afgesproken? Hij verbood zichzelf daar bang voor te zijn, het zou hem maar in de war maken.
Mevlut droeg een nog nieuwe terlenka broek en een blauw overhemd die hij in een winkel in Beyoğlu, in het centrum van Istanbul gekocht had toen hij nog op de middelbare school zat en met zijn vader yoghurt verkocht; zijn schoenen had hij vóór hij in dienst ging bij het staatswarenhuis Sümerbank aangeschaft.”

 

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

The Song of the Feet

It is appropriate that I sing
The song of the feet

The weight of the body
And what the body chooses to bear
Fall on me

I trampled the American wilderness
Forged frontier trails
Outran the mob in Tulsa
Got caught in Philadelphia

And am still unreparated

I soldiered on in Korea
Jungled through Vietnam sweated out Desert Storm
Caved my way through Afghanistan
Tunneled the World Trade Center

And on the worst day of my life
Walked behind JFK
Shouldered MLK
Stood embracing Sister Betty

I wiggle my toes
In the sands of time
Trusting the touch that controls my motion
Basking in the warmth of the embrace
Day’s end offers with warm salty water

It is appropriate I sing
The praise of the feet

I am a Black woman

 

Love is

Some people forget that love is
tucking you in and kissing you
‘Good night’
no matter how young or old you are
Some people don’t remember that
love is
listening and laughing and asking
questions
no matter what your age
Few recognize that love is
commitment, responsibility
no fun at all
unless

Love is
You and me

 

Ik schreef een goede omelet

Ik schreef een goede omelet … en at
een warm gedicht … na van je gehouden te hebben
Knoopte ik mijn auto dicht … en reed mijn
jas naar huis … in de regen …
na van je gehouden te hebben
Ik ging op rood … en stopte op
groen … drijvend ergens tussen …
hier zijn en daar zijn …
na van je gehouden te hebben
Ik rolde mijn bed … sloeg
mijn haar terug… een beetje
in de war, maar … het kan me niet schelen …
Ik deed mijn tanden uit … en gorgelde mijn
jurk … toen stond ik
… en ging liggen …
Om te slapen…
na van je gehouden te hebben

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman, Gwendolyn Brooks, Elizabeth Bowen

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Istanbul. Herinneringen en de stad (Vertaald door Hanneke van der Heijden)

“Terwijl ik luisterde naar de verhalen van mijn vader, die hij soms onderbrak om me te wijzen op een mooi uitzicht, of op mooie vrouwen die over het trottoir liepen, en naar zijn wijze raad over het leven, die hij er terloops en ontspannen tussendoor vlocht, keek ik op die loodgrijze winterochtenden naar de Istanbulse beelden die aan de voorruit voorbijtrokken. Ik keek naar de voertuigen die over de Galatabrug reden, de achterbuurten, toen nog omgeven door houten huizen die later gesloopt zouden worden, de smalle steegjes, de drommen mensen onderweg naar een voetbalwedstrijd of een sleepboot met een iele schoorsteen die met kolen beladen sloepen over de Bosporus voorttrok, terwijl ik ondertussen aandachtig luisterde naar de wijze levenslessen van mijn vader, naar zijn woorden, die bijvoorbeeld suggereerden dat je je eigen intuïtie, preoccupaties en obsessies nauwlettend moet volgen, of dat het leven in feite heel snel voorbijgaat en dat het goed is te weten wat je wilt, of dat je eigenlijk alleen door schijven of tekenen een bepaalde diepte in het leven kunt bewerkstelligen, en ik voelde hoe die woorden zich in mijn  hoofd met de beelden verenigden. Na een tijdje gebeurde het dan dat de muziek waar ik naar luisterde, de Istanbulse beelden die aan de voorruit voorbijtrokken, de sfeer van sommige met straatkeien geplaveide stoepen en steegjes, waarvan mijn vader vroeg of we die in zouden slaan terwijl hij de auto er al glimlachend indraaide, zich allemaal in mijn hoofd samenvoegden en me lieten voelen dat we nooit een antwoord zullen krijgen op onze levensvragen, maar dat het goed is om ze toch te stellen, dat het doel en het geluk in het leven op plekken liggen die wij niet precies kunnen onderscheiden, of die we gewoon niet willen zien, maar dat er nog iets anders is dat minstens even belangrijk is als al deze zorgen, namelijk de beelden die we door de ramen van de auto, het huis of de boot zien als we over deze bekommernissen piekeren of als we in het leven genot of diepte najagen want in de loop van de tijd zal het leven net als muziek, tekeningen of verhalen met dalingen en stijgingen ten einde komen, maar de beelden van de stad die aan onze ogen voorbijtrekken zullen ons zelfs jaren later nog als uit dromen afkomstige herinneringen blijven vergezellen.”

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Duitse schrijfster Monika Mann werd als vierde kind van Thomas Mann geboren op 7 juni 1910 in München. Zie ook alle tags voor Monika Mann op dit blog.

Uit: Das fahrende Haus

„Wenn man auf eine kurze Frage eine lange Antwort gibt, so ist das verdächtig oder zumindest sonderbar. Frägt man dich, wie du heißt, so ist die Antwort ein Name, sonst nichts. Man frägt mich, welcher Nationalität ich bin, und ich antworte – ich bin amerikanischer, ursprünglich deutscher, zwischenhinein auch tschechischer und ungarischer und demnächst wohl wieder deutscher Nationalität. – Es ist eine viel zu lange Antwort, als daß sie einen nicht verwundert, ja argwöhnisch lassen sollte. Und wirklich, man schaut mich mit großen Augen an, als wolle man sagen – Teufel, dahinter muß eine Geschichte stehen! – Mit Gott, hier ist sie denn! Das heißt, eine Geschichte ist es eigentlich nicht, sonderneine persönliche Erfahrung, entsprungen dem Geist der Zeit – pointenlos in ihrer Wirrheit und Verworrenheit, Traurigkeit und dennoch gut, ja strahlend. Einst ließ man ein Wort ins Gebet einfließen für das Vaterland, daß es erhalten bleiben möge im Kriege zwischen den Völkern: Heute läßt man ein Wort ins Gebet einfließen für die Welt, daß sie erhalten bleiben möge im Kriege gegen sich selbst. Unsere Gedanken, Träume und Gebete, mögen sie intim sein, sind heute mondial gefärbt. Einst war der Gipfel von Scherz, seinen Hund, angetan miteinem karierten Mäntelchen und Federhut, in einen Fesselballon zu setzen, mochten Gebell und Gewinsel den blauen Äther entzücken! Heute setzt man seinen Hund, mit allerlei sphärischen Schinken ausstaffiert, in einen Sputnik und gibt ihn der Frau Erde auf ihrer Rundreise als Begleiter mit. Möchte mein Hündchen mir dann erzählen, wie der Mond von hinten aussieht, ich sehe immer nur sein unheimlich Gesicht! So scherzt sich’s also in unserer Zeit, und es vergeht einem fast das Lachen. Man schämt sich fast vor seinem Hund, dem kosmischen Haustier.“

Monika Mann (7 juni 1910 – 17 maart 1992)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

Uit: On My Journey Now

“When swimming pools were segregated, that made it harder for African Americans to learn to swim. But of course Africans could swim; many lived near the Atlantic Ocean, and they would swim. In some cases when they jumped overboard, they were shot in the back and wounded and they died, and in other cases they made it. Most ended up in the belly of a shark. The sharks, too, changed their patterns. They began to follow the ships west, feeding on the bodies of the dead or dying Africans.
So the slavers waited, got to that fourth and fifth day, and then there was a calm among the Africans, and they talked about that. There was a calm because they could look out, and although they couldn’t see the land, they could see the heat coming off the land. They could see that shimmer, and it’s the most fantastic thing to travel to Africa by boat, because you see the heat before you see the land.
And so, by that sixth or seventh day, or maybe around the eighth day, they could no longer see the land or the heat, and so there is going to be a restlessness, because people are beginning to feel lost, because now they’re thinking, “Well, this is farther out.” So now we have the Africans in a position of not really being able to see anything familiar. But of course they followed the clouds, and we do know that clouds above land are different from clouds over water, so they could see that land had to be that way. And so we’re going to have a serious problem somewhere around the tenth day. And those who study this – I’m just a poet, but the people who study slavery – say that those ships’ captains knew that this was going to be the day that, I don’t want to say all hell is going to break loose, but the day they really have to tighten up, because now the people realize they will not know how to get home.

Fare you well, fare you well, fare you well, everybody.
Fare you well, fare you well, whenever I do get a-home.

What those captured people had – which is why I so admire those people – was a tone, a voice, a moan. They made a decision, because they had to decide: Do we shut ourselves down, or do we continue forward?”

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Harry Crews werd geboren op 7 juni 1935 in Bacon County, Georgia. Zie ook alle tags voor Harry Crews op dit blog.

Uit: Classic Crews: A Harry Crews Reader

“And you thought the rain would hurt you if you walked home in it?” “It’s raining, Dad,” he said, exasperated now. “I’ll tell you what,” I said. “You go out there and stand in it and we’ll see how bad it hurts you.” He walked out into the rain and stood looking at me. “How long do I have to stand here?” “Only until we see if it hurts you. Don’t worry, I’ll tell you when you are about to get hurt.” I went back inside. So far, pretty shitty, but it gets worse. When I went back inside, I sat down in a recliner, meaning to stay there only a minute. But I hadn’t reckoned with the liquor and the rain on the roof. I woke with a start and looked at my watch. It was a quarter of nine. I went outside and there the boy stood, his blond hair plastered and every thread on him soaked. He didn’t look at all sad or forlorn; what he did look was severely pissed. “Come on in,” I said. And then: “Where do you want to eat?” “I don’t want to eat.” “How do you feel?” I asked. He glared at me. “Well, I’m not hurt.” We sat there on the top of Springer Mountain and looked at each other with the rain falling around us. I’d forgotten entirely about my feet and the tent and the fire. My throat felt like it was closing up and I had to speak to keep breathing. “I wanted to apologize, but I had done such a sorry-asked thing that I couldn’t bring myself to do it. But at the time, it didn’t seem like it’d do any good.” “It probably wouldn’t have,” he said. “Then.” “Well, I’m sorry. I was wrong. I should have said so, but… ,” I’d run out of words. He said, “I know. And I was only down the block. I’ve thought about it. I could have called. But, shit, I was only a little kid.”

Harry Crews (7 juni 1935 – 28 maart 2012)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Louise Erdrich werd geboren op 7 juni 1954 in Little Falls, Minnesota. Zie ook alle tags voor Louise Erdrich op dit blog.

Uit: The Plague of Doves

“The out-house drama, always the first in the momentous day, was filled with the sort of detail that my brother and I found interesting. The out-house, well-known to us although we now had plumbing, and the horror of the birds’ death by excrement, as well as other features of the story’s beginning, gripped our attention. Mooshum was our favorite indoor entertainment, next to the television. But our father had removed the television’s knobs and hidden them. Although we made constant efforts, we never found the knobs and came to believe that he carried them upon his person at all times. So we listened to our Mooshum instead. While he talked, we sat on kitchen chairs and twisted our hair. Our mother had given him a red coffee can for spitting snoose. He wore soft, worn, green Sears work clothes, a pair of battered brown lace-up boots, and a twill cap, even in the house. His eyes shone from slits cut deep into his face. The upper half of his left ear was missing, giving him a lopsided look. He was hunched and dried out, with random wisps of white hair down his ears and neck. From time to time, as he spoke, we glimpsed the murky scraggle of his teeth. Still, such was his conviction in the telling of this story that it wasn’t hard at all to imagine him at twelve.
His big brother put on his vestments, the best he had, hand-me-downs from a Minneapolis parish. As real incense was impossible to obtain, he prepared the censer by stuffing it with dry sage rolled up in balls. There was an iron hand pump and a sink in the cabin, and Mooshum’s brother, or half brother, Father Severine Milk, wet a comb and slicked back his hair and then his little brother’s hair. The church was a large cabin just across the yard, and wagons had been pulling up for the last hour or so. Now the people were in the church and the yard was full of the parked wagons, each with a dog or two tied in the box to keep the birds and their droppings off the piled hay where people would sit. The constant movement of the birds made some of the horses skittish. Many wore blinders and were further . . .”

Louise Erdrich (Little Falls, 7 juni 1954)
Cover

 

De Duitstalige dichteres Mascha Kaléko (eig. Golda Malka Aufen) werd geboren op 7 juni 1907 in Krenau of Schidlow in Galicië in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije, nu Polen. Zie ook alle tags voor Mascha Kaléko op dit blog.

Rezept

Jage die Ängste fort
Und die Angst vor den Ängsten.
Für die paar Jahre
Wird wohl alles noch reichen.
Das Brot im Kasten
Und der Anzug im Schrank.

Sage nicht mein.
Es ist dir alles geliehen.
Lebe auf Zeit und sieh,
Wie wenig du brauchst.
Richte dich ein.
Und halte den Koffer bereit.

Es ist wahr, was sie sagen:
Was kommen muß, kommt.
Geh dem Leid nicht entgegen.
Und ist es da,
Sieh ihm still ins Gesicht.
Es ist vergänglich wie Glück.

Erwarte nichts.
Und hüte besorgt dein Geheimnis.
Auch der Bruder verrät,
Geht es um dich oder ihn.
Den eignen Schatten nimm
Zum Weggefährten.

Feg deine Stube wohl.
Und tausche den Gruß mit dem Nachbarn.
Flicke heiter den Zaun
Und auch die Glocke am Tor.
Die Wunde in dir halte wach
Unter dem Dach im Einstweilen.

Zerreiß deine Pläne. Sei klug
Und halte dich an Wunder.
Sie sind lang schon verzeichnet
Im grossen Plan.
Jage die Ängste fort
Und die Angst vor den Ängsten.

Mascha Kaléko (7 juni 1907 – 21 januari 1975)
Cover

 

De Nederlandse dichter Johannes Aloysius Antonius Engelman werd geboren in Utrecht op 7 juni 1900. Zie ook alle tags voor Jan Engelman op dit blog.

Over het gras

Over het gras en over het water
dwaal ik achter de beminde
die ik vroeg en die ik later,
die ik nimmer, nimmer vinde.

Smalle schelpen zijn haar handen
om een eeuwge zee te horen,
in zijn wieg en broze wanden
zingt haar hart mijn wee verloren.

Handen die mijn hoofd niet koelen
met hun sneeuw, de lichte, zachte.
Hartklop die ik niet zal voelen
onder stergoud, al de nachten.

Over het gras en over het water
dwaal ik achter de beminde,
tot ik aanzie – later, later,
in een licht dat mij hervinde.

 

Bij de rozen

‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’
zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was.
Maar schrok, en hoorde dreunen in mijn oren:
wat is u zelve, ijdel mens, beschoren,
zo kort als gij hier wandelt bij de rozen op het gras?

Jan Engelman (Utrecht 7 juni 1900 ;Amsterdam 20 maart 1972)
Portret door Charley Toorop, 1936

 

De Amerikaanse dichteres Gwendolyn Brooks werd geboren op 7 juni 1917 in Topeka, Kansas. Zie ook alle tags voor Gwendolyn Brooks op dit blog.

The Rites For Cousin Vit

Carried her unprotesting out the door.
Kicked back the casket-stand. But it can’t hold her,
That stuff and satin aiming to enfold her,
The lid’s contrition nor the bolts before.
Oh oh. Too much. Too much. Even now, surmise,
She rises in the sunshine. There she goes,
Back to the bars she knew and the repose
In love-rooms and the things in people’s eyes.
Too vital and too squeaking. Must emerge.
Even now she does the snake-hips with a hiss,
Slops the bad wine across her shantung, talks
Of pregnancy, guitars and bridgework, walks
In parks or alleys, comes haply on the verge
Of happiness, haply hysterics. Is.

 

Boy Breaking Glass

To Marc Crawford
from whom the commission
Whose broken window is a cry of art
(success, that winks aware
as elegance, as a treasonable faith)
is raw: is sonic: is old-eyed première.
Our beautiful flaw and terrible ornament.
Our barbarous and metal little man.

“I shall create! If not a note, a hole.
If not an overture, a desecration.”

Full of pepper and light
and Salt and night and cargoes.

“Don’t go down the plank
if you see there’s no extension.
Each to his grief, each to
his loneliness and fidgety revenge.
Nobody knew where I was and now I am no longer there.”

The only sanity is a cup of tea.
The music is in minors.

Each one other
is having different weather.

“It was you, it was you who threw away my name!
And this is everything I have for me.”

Who has not Congress, lobster, love, luau,
the Regency Room, the Statue of Liberty,
runs. A sloppy amalgamation.
A mistake.
A cliff.
A hymn, a snare, and an exceeding sun.

Gwendolyn Brooks (7 juni 1917 – 3 december 2000)
Standbeeld in Chicago

 

De Ierse schrijfster Elizabeth Bowen werd geboren op 7 juni 1899 in Dublin. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bowen op dit blog.

Uit: Friends and Relations

“Janet, the bride’s younger sister, knew that Cousin Richard would be certain, sooner or later, to say ‘Pass along the car, please.’ She supposed that one did not mind? She supposed that someone was bound to be humorous at a wedding? Might not her Wolf Cubs be better? She proffered two. Several had been already allotted to laying down duck-boards or directing cars round the corner where they could park. But Mrs Studdart thought no, on the whole. The little boys’ boots … Besides, one did not want friends to feel like traffic, in any way `directed’. Also one could not disappoint Cousin Richard, who had Janet said: ‘Just as you think, of course.’ Young Mr and Mrs Tilney, between her train and the lilies, with a background of pleasant outdoor sunshine, now stood waiting for their photograph by the world to be taken, for the curtain to rise. In the hall, first guests from the church could be heard arriving; Lady Elfrida Tilney tittering in the porch. Their two heads turned, rather beautifully apprehensive; they had an instant for conversation. Edward: ‘This morning, I wanted to ring you up.’ Out of her bride’s formality, fall of tulle and lace, came the gay little scoffing laugh. ‘Oho!’ she remarked. `But mother kept saying, “Now I expect you will ring up Laurel?” So I went out and bought some labels.’ `Labels?’ `For my things.’ `Oh, labels. Well, that’s one conversation we’ll never have.’ They’re coming —’ `No, that’s the ices going round to the marquee. Edward …’ But his emotions were quite at a standstill. He had at any time more address than an occasion required. Edward was determined that his wedding, like the execution of Julien Sorel, should go off simply, suitably, without any affectation on his part. Laurel went on: ‘I suppose we can’t possibly …’ But at this point Lady Elfrida brought in the Daubeneys; remarking with the keenest sense of effect: ‘My daughter-in-law.’ Laurel amazed the Daubeneys with a lovely, composed smile. After the Daubeneys, guests began to come through on a strong current. Edward remained throughout wonderfully self-possessed; perhaps because of this he did not make an entirely good impression. Lady Elfrida, in claret-coloured georgette, also overacted a little. Besides being a divorcée, which should but does not subdue, she was the bridegroom’s mother — and one apt to play always a little too gracefully a losing game. The Tilney connection (here to shower on Edward for his marriage as well as his mother a loving depreciation), bright woof to a sober warp, shuttled their way to and fro through the Studdart connection. Impervious to strangers, signalling, smiling, these bright friends distinguished each other; where two or three met intimacies flowered and branched.”

Elizabeth Bowen (7 juni 1899 – 22 februari 1973)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman, Gwendolyn Brooks, Elizabeth Bowen

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: The Red-Haired Woman (Vertaald door Ekin Oklap)

“The settlement was fifteen minutes on foot from our well. It was the town of Öngören, population 6,200, according to the blue sign with enormous white letters marking the entrance. After two days of ceaseless digging, two meters, we took a break on the second afternoon and went down to Öngören to acquire more supplies.
Ali took us to the town carpenter first. Having dug past two meters, we could no longer shovel out the earth by hand, so like all welldiggers, we had to build a windlass. Master Mahmut had brought some lumber in the landowner’s pickup, but it wasn’t enough. When he explained who we were and what we were up to, the inquisitive carpenter said, “Oh, you mean that land up there!”
Over the following days, whenever we went down to the town from “that land up there,” Master Mahmut made a point of dropping by the carpenter; the grocer, who sold cigarettes; the bespectacled tobacconist; and the ironmonger, who stayed open late. After digging all day, I relished going to Öngören with Master Mahmut for an evening stroll by his side, or to sit in the shade of the cypress and pine trees on some little bench, or at a table outside some coffeehouse, on the stoop of some shop, or in the train station.
It was Öngören’s misfortune to be overrun by soldiers. An infantry battalion had been stationed there during World War II to defend Istanbul against German attacks via the Balkans, and Russian attacks via Bulgaria. That purpose, like the battalion itself, was soon forgotten. But forty years later, the unit was still the town’s greatest source of income, and its curse.
Most of the shops in the town center sold postcards, socks, telephone tokens, and beer to soldiers on day passes. The stretch known among locals as Diners’ Lane was lined with various eateries and kebab shops, also catering to the military clientele. Surrounding them were pastry shops and coffeehouses that would be jammed with soldiers during the day—especially on weekends—but in the evenings, when these places emptied out, a completely different side of Öngören emerged. The gendarmes, who patrolled the area vigilantly, would have to pacify carousing infantrymen and break up fistfights among privates, in addition to restoring the peace disturbed by boisterous civilians or by the music halls when the entertainment got too loud.“

 

 
Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Duitse schrijfster Monika Mann werd als vierde kind van Thomas Mann geboren op 7 juni 1910 in München. Zie ook alle tags voor Monika Mann op dit blog.

Uit: Das fahrende Haus

„Fast ohne Unterbrechung zwölf Jahre in einem Land gelebt zu haben – soll ich sagen, daß es die besten Jahre waren? –, reichen aus, ihm Treue und Verbundenheit zu bewahren fürs Leben.
Ein Gesetz der Vereinigten Staaten von Amerika jedoch erlaubt ihrem naturalisierten Bürger nicht mehr als fünf Jahre seiner ununterbrochenen Abwesenheit. Überschreitet er diese Frist, verliert er die Staatsbürgerschaft. Wer aber will den Kontinent so mir nichts, dir nichts wechseln, noch dazu um eines Gesetzes willen, das unserer Zeit entwachsen, nicht würdig scheint? Denn in Europa leben, heißt nicht, fern von Amerika leben, heißt nicht, das verlernen und vergessen, was man in der Neuen Welt gelernt und erfahren und sich errungen hat. Die Länder Europas, sind sie nicht so etwas wie amerikanische Provinzen (nicht zu ihrer Schande sei’s gefragt!), und sind die Vereinigten Staaten Amerikas nicht so etwas wie europäische Ableger? Leben wir nicht in einer Welt, die immer mehr zusammenrückt, die unvermeidlich, bei allem Zaudern und Widerstand sich vereinheitlicht und vereinigt? Während ich meine amerikanische Staatsbürgerschaft niederlege, lese ich Emerson und Whitman, schreibe ich meine «Amerikanische Novelle», denk’ ich an zwölf, wenn nicht immer leichte, so doch helle Jahre in New York und Los Angeles, New England, Vermont und Maine . . . Ja, es ist vor allem Amerikas Licht, das so unvergeßlich ist. Der Himmel der Neuen Welt ist heller als der Himmel der Alten Welt. (Ein grüner Baum wirkt dort dunkler als hier, zuweilen fast schwarz gegen das lichte Blau.)”

 

 
Monika Mann (7 juni 1910 – 17 maart 1992)
Thomas en Monika Mann, rond 1940

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

A Historical Footnote to Consider Only When All Else Fails
(For Barbara Crosby)

While it is true
(though only in a factual sense)
That in the wake of a
Her-I-can comes a
Shower
Surely I am not
The gravitating force
that keeps this house
full of panthers

Why, LBJ has made it
quite clear to me
He doesn’t give a
Good goddamn what I think
(else why would he continue to masterbate in public?)

Rhythm and Blues is not
The downfall of a great civilization
And I expect you to
Realize
That the Temptations
have no connection with
The CIA

We must move on to
the true issues of
Our time
like the mini-skirt
Rebellion
And perhaps take a
Closer look at
Flour power

It is for Us
to lead our people
out of the
Wein-Bars
into the streets
into the streets
(for safety reasons only)
Lord knows we don’t
Want to lose the
support
of our Jewish friends

So let us work
for our day of Presence
When Stokely is in
The Black House
And all will be right with
Our World

 

 
Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

De Amerikaanse schrijver Harry Crews werd geboren op 7 juni 1935 in Bacon County, Georgia. Zie ook alle tags voor Harry Crews op dit blog.

Uit: Classic Crews: A Harry Crews Reader

“He was smiling, but he’d said it with just the finest edge of contempt, which is the way you are supposed to say it, and I scrambled to follow him, my heart lifting. Byron had heard me ask him much the same thing many times before, because if you change a couple of words, the question will serve in any number of circumstances. And now, in great high spirits, he was giving it back to me. …
“Dad, you remember about the time with the rain?”
“The time about the rain? Hell, son, we been in the rain a lot together.” I was wet and my feet hurt. I wanted to get the tent up and start a fire.
He cut his eyes toward me. Drops of rain hung on the ends of his fine lashes. He was suddenly very serious. What in the hell was coming down here? What was coming down was the past that is never past and, in this case, the past against which I had no defense except my own failed heart.
“We weren’t in it together,” he said. “You made me stand in it. Stand in it for a long time.”
Yes, I had done that, but I had not thought about it in years. It’s just not the sort of thing a man would want to think about. Byron’s mother had gone North for a while and left me to take care of him. He was seven years old and just starting in the second grade. I had told him that day to be home at six o’clock and we should go out to dinner. Truthfully, we’d been out to eat every night since Sally had been gone, because washing dishes is right up at the top of the list of things I won’t do. It had started misting rain at midday and had not stopped. Byron had not appeared at six, nor was he there at 6:45. That was back when I was bad to go to the bottle, and while I wasn’t drunk, I wasn’t sober, either. Lay it on the whiskey. A man will snatch at any straw to save himself from the responsibility of an ignoble action. When he did come home at 7:15, I asked him where he’d been.
“At Joe’s,” he said. But I had known that. I reminded him of when we had said we were going to dinner. But he had known that.
“It was raining,” he said.
I said, “Let’s go out and look at it.”
We went out into the carport and watched the warm spring rain.”

 

 
Harry Crews (7 juni 1935 – 28 maart 2012)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Louise Erdrich werd geboren op 7 juni 1954 in Little Falls, Minnesota. Zie ook alle tags voor Louise Erdrich op dit blog.

 

The King of Owls

It is said that playing cards were invented in 1392 to cure the French king, Charles VI, of madness. The suits in some of the first card packs consisted of Doves, Peacocks, Ravens, and Owls.

They say I am excitable! How could
I not scream? The Swiss monk’s tonsure
spun till it blurred yet his eyes were still.
I snapped my gaiter, hard, to stuff back

my mirth. Lords, he then began to speak.
Indus catarum, he said, presenting the game of cards
in which the state of the world is excellent described
and figured. He decked his mouth

as they do, a solemn stitch, and left cards
in my hands. I cast them down.
What need have I for amusement?
My brain’s a park. Yet your company

plucked them from the ground and began to play.
Lords, I wither. The monk spoke right,
the mealy wretch. The sorry patterns show
the deceiving constructions of your minds.

I have made the Deuce of Ravens my sword
falling through your pillows and rising,
the wing blades still running
with the jugular blood. Your bodies lurch

through the steps of an unpleasant dance.
No lutes play. I have silenced the lutes!
I keep watch in the clipped, convulsed garden.
I must have silence, to hear the messenger’s footfall

in my brain. For I am the King of Owls.
Where I float no shadow falls.
I have hungers, such terrible hungers, you cannot know.
Lords, I sharpen my talons on your bones.

 

 
Louise Erdrich (Little Falls, 7 juni 1954)

 

De Duitstalige dichteres Mascha Kaléko (eig. Golda Malka Aufen) werd geboren op 7 juni 1907 in Krenau of Schidlow in Galicië in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije, nu Polen. Zie ook alle tags voor Mascha Kaléko op dit blog.

 

Langschläfers Morgenlied

Der Wecker surrt. Das alberne Geknatter
Reißt mir das schönste Stück des Traums entzwei.
Ein fleißig Radio übt schon sein Geschnatter.
Pitt äußert, daß es Zeit zum Aufstehn sei.

Mir ist vor Frühaufstehern immer bange.
… Das können keine wackern Männer sein:
Ein guter Mensch schläft meistens gern und lange.
– Ich bild mir diesbezüglich etwas ein …

Das mit der goldgeschmückten Morgenstunde
Hat sicher nur das Lesebuch erdacht.
Ich ruhe sanft. – Aus einem kühlen Grunde:
Ich hab mir niemals was aus Gold gemacht.

Der Wecker surrt. Pitt malt in düstern Sätzen
Der Faulheit Wirkung auf den Lebenslauf.
Durchs Fenster hört man schon die Autos hetzen.
– Ein warmes Bett ist nicht zu unterschätzen.
… Und dennoch steht man alle Morgen auf.

 

 
Mascha Kaléko (7 juni 1907 – 21 januari 1975)
Cover

 

De Nederlandse dichter Johannes Aloysius Antonius Engelman werd geboren in Utrecht op 7 juni 1900. Zie ook alle tags voor Jan Engelman op dit blog.

 

Gebed in ’t Duister

Heer, behoed haar in de wereld
die ik lang mijn eigen noem.
In haar ogen staat bepereld
met uw eigen dauw de bloem

van een onverwelkbaar minnen
uit de grond der ziel geteeld.
En geen stervling zal bezinnen
op het eeuwig Aanvangsbeeld

lijk uw knecht, die hare leden
in het schemerlicht onthult,
die zich, stamelend gebeden,
aan háár wil alleen vervult.

Lang voor ’t eerste dagegloren,
lang na Venus’ gouden schijn
kniel ik, uwe stem te horen
uit die weelde, uit die pijn,

uit die tuin, bedekt, bedwereld
met een bloesem van Voorheen.
Heer, behoed haar in de wereld,
doe uw mantel om ons heen!

 

Klein Air

Morgen drink ik rode wijn,
morgen zal mijn lief hier zijn.
In de warme lampeschijn
zal zij liggen, bleek en fijn.
Wilder dan een springfontein
breek ik uit, en ben weer klein
bij haar leden, zoet satijn,
diepe bedding, dieper pijn.
Morgen drink ik rode wijn,
morgen zal mijn lief hier zijn.

 

 
Jan Engelman (Utrecht 7 juni 1900 ;Amsterdam 20 maart 1972)
Engelman helemaal links tijdens de uitreiking van de ANWB-prijs 1958

 

De Amerikaanse dichteres Gwendolyn Brooks werd geboren op 7 juni 1917 in Topeka, Kansas. Zie ook alle tags voor Gwendolyn Brooks op dit blog.

 

Speech To The Young : Speech To The Progress-Toward

Say to them,
say to the down-keepers,
the sun-slappers,
the self-soilers,
the harmony-hushers,
“even if you are not ready for day
it cannot always be night.”
You will be right.
For that is the hard home-run.

Live not for battles won.
Live not for the-end-of-the-song.
Live in the along.

 

The Good Man

The good man.
He is still enhancer, renouncer.
In the time of detachment,
in the time of the vivid heather and affectionate evil,
in the time of oral
grave grave legalities of hate – all real
walks our prime registered reproach and seal.
Our successful moral.
The good man.

Watches our bogus roses, our rank wreath, our
love’s unreliable cement, the gray
jubilees of our demondom.
Coherent
Counsel! Good man.
Require of us our terribly excluded blue.
Constrain, repair a ripped, revolted land.
Put hand in hand land over.
Reprove
the abler droughts and manias of the day
and a felicity entreat.
Love.
Complete
your pledges, reinforce your aides, renew
stance, testament.

 

 
Gwendolyn Brooks (7 juni 1917 – 3 december 2000)
In 1996

 

De Ierse schrijfster Elizabeth Bowen werd geboren op 7 juni 1899 in Dublin. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bowen op dit blog.

Uit: Friends and Relations

“Now the service was over the afternoon steadily brightened. The open-sided marquee was not, after all, to prove a fiasco. Laurel and Edward, obedient to Mrs Studdart’s instructions, took up their position in the morning-room. A playing-card, overlooked, lay face down on the carpet. Edward stooped for it – ‘Don’t!’ she cried, ‘leave it!’ her heart in her mouth. Better not – Finding themselves still alone Edward and she kissed hastily, with a feverish calm. They had all time, but only the moment. Then Laurel arranged her train in a pool, as she had seen brides do. Mrs Studdart, coming in shortly afterwards, re-arranged it.
‘You might hold your lilies,’ said Mrs Studdart, who had discovered the sheaf on a hall table specially cleared for the top-hats.
‘Oh, Mother, I can’t; they’re heavy.’
‘But don’t you think it would be nice, Edward, if she were to hold her lilies?’
‘I don’t know,’ said Edward. ‘Do people generally?’
‘They’d be such a strain on one arm all the time. You see I can’t change them; I must keep my right arm for shaking hands.’
‘And shake hands lightly,’ said Mrs Studdart, ‘don’t grip.’
‘Did I look …?’
‘Lovely, lovely,’ said Mrs Studdart. She was looking round distractedly for a vase and soon found one, a kind of Italian urn in which she arranged the lilies beside the bride.
The house might have been designed for such an occasion. The position of the morning-room was admirable; it had two doors so that the guests could circulate through a chain of rooms. Each, having saluted the bridal pair, was to pass on through the dining-room; through the French window and out by duck-boards into the open- sided marquee. (This was the best of a summer wedding; to make this possible he and she had devoured each other nervously throughout the endless winter of their engagement.) In the dining-room Cousin Richard was to be posted to head the guests off through the window. He would be shot, he said, if he let one past him into the hall.
‘I shall depend upon you, Richard,’ said Mrs Studdart. (He had been in the Colonies.) ‘For if the two streams mix in the hall and people get squeezed back into the drawing-room and have to pass Laurel all over again, there will be the most shocking confusion.’

 

 
Elizabeth Bowen (7 juni 1899 – 22 februari 1973)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman, Gwendolyn Brooks, Elizabeth Bowen

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: The New Life (Vertaald door Guneli Gun)

“I read a book one day and my whole life was changed. Even on the first page I was so affected by the book’s intensity I felt my body sever itself and pull away from the chair where I sat reading the book that lay before me on the table. But even though I felt my body dissociating, my entire being remained so concertedly at the table that the book worked its influence not only on my soul but on every aspect of my identity. It was such a powerful influence that the light surging from the pages illumined my face; its incandescence dazzled my intellect but also endowed it with brilliant lucidity. This was the kind of light within which I could recast myself; I could lose my way in this light; I already sensed in the light the shadows of an existence I had yet to know and embrace. I sat at the table, turning the pages, my mind barely aware that I was reading, and my whole life was changing as I read the new words on each new page. I felt so unprepared for everything that was to befall me, and so helpless, that after a while I moved my face away instinctively as if to protect myself from the power that surged from the pages. It was with dread that I became aware of the complete transformation of the world around me, and I was overtaken by a feeling of loneliness I had never before experienced—as if I had been stranded in a country where I knew neither the lay of the land nor the language and the customs.
I fastened onto the book even more intensely in the face of the helplessness brought on by that feeling of isolation. Nothing besides the book could reveal to me what was my necessary course of action, what it was that I might believe in, or observe, and what path my life was to take in the new country in which I found myself. I read on, turning the pages now as if I were reading a guidebook which would lead me through a strange and savage land. Help me, I felt like saying, help me find the new life, safe and unscathed by any mishap. Yet I knew the new life was built on words in the guidebook. I read it word for word, trying to find my path, but at the same time I was also imagining, to my own amazement, wonders upon wonders which would surely lead me astray.
The book lay on my table reflecting its light on my face, yet it seemed similar to the other familiar objects in the room. While I accepted with joy and wonder the possibility of a new life in the new world that lay before me, I was aware that the book which had changed my life so intensely was in fact something quite ordinary. My mind gradually opened its doors and windows to the wonders of the new world the words promised me, and yet I seemed to recall a chance encounter that had led me to the book. But the memory was no more than a superficial image, one that hadn’t completely impressed itself on my consciousness. As I read on, a certain dread prompted me to reflect on the image: the new world the book revealed was so alien, so odd and astonishing that, in order to escape being totally immersed in this universe, I was anxious to sense anything related to the present ».

 
Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

Lees verder “Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman, Gwendolyn Brooks, Elizabeth Bowen”

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Dat vreemde in mijn hoofd (Vertaald door Hanneke van der Heijden en Margreet Dorleijn)

“Dit is het verhaal van het leven en de dromen van Mevlut Karataş, venter van boza en yoghurt. Mevlut werd in 1957 geboren in het westelijkste deel van Azië, in een armoedig Centraal-Anatolisch dorp, niet ver van een meer, dat je in de verte nevelig kon zien liggen. Op zijn twaalfde kwam hij naar Istanbul, de hoofdstad van de wereld, waar hij de rest van zijn leven zou doorbrengen. Toen hij vijfentwintig was schaakte hij een meisje, wat nogal vreemd verliep, de gebeurtenis bepaalde zijn hele verdere leven. Hij keerde terug naar Istanbul, trouwde en kreeg twee dochters. Hij werkte aan één stuk door en had allerlei baantjes, zo ventte hij yoghurt, werkte als ijscoman, verkocht rijst met kikkererwten, was kelner. Maar wat voor werk hij ook deed, het venten van boza en het verzinnen van vreemde dromen ’s avonds in de straten van Istanbul zou hij nooit opgeven.
Onze hoofdpersoon, Mevlut, was lang, hij had een sterk en tegelijk rank lichaam, en zag er goed uit. Hij had een jongensachtig gezicht dat vrouwen vertederde, donkerblond haar, en een oplettende en intelligente blik. Voor een beter begrip van het verhaal zal ik mijn lezers hier en daar nog eens aan die twee kenmerken van Mevlut herinneren, namelijk dat zijn gezicht niet alleen in zijn jeugd maar ook na zijn veertigste iets jongensachtigs had, en dat vrouwen hem knap vonden. Dat Mevlut altijd optimistisch en vol goede bedoelingen was – naïef volgens sommigen – hoef ik niet apart in herinnering te brengen, dat zult u vanzelf wel zien. Hadden mijn lezers net als ik met Mevlut kennis kunnen maken, dan zouden ze de vrouwen, die hem knap en jongensachtig vonden, gelijk gegeven hebben en hebben toegegeven dat ik niet overdrijf omwille van een kleurrijker verhaal. Laat ik meteen van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat dit boek geheel op ware gebeurtenissen berust, dat ik nergens de zaken zal aandikken, maar me ertoe beperk een aantal vreemde gebeurtenissen, die nu eenmaal hebben plaatsgevonden, op een rijtje te zetten zodat mijn lezers ze beter kunnen volgen.”

 
Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)
Bewaren

Lees verder “Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman”

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Istanbul. Herinneringen en de stad

“Ik woonde met mijn vader, moeder en broer, en de familie van mijn vader, zijn moeder, boers, zussen en schoonzussen, op de verschillende etages van een flat van vijf verdiepingen. De riante stenen villa waar ze met z’n allen als een Osmaanse grootfamilie hadden gewoond, werd in 1951, een jaar voor mijn geboorte, verlaten en aan een particuliere lagere school verhuurd, en op het aanpalende perceel werd een ‘moderne’ flat gebouwd, waar ik nu de vierde verdieping bewoon, en waar op de buitendeur, geheel volgens de toen heersende mode, trots de naam Pamuk werd geschilderd. Op iedere verdieping, waar ik de eerste jaren op de arm van m’n moeder kwam, stonden een of twee piano’s. Mijn oom, die in mijn herinnering altijd de krant zit te lezen, was als laatste getrouwd en had zich met zijn vrouw en zijn piano op de eerste verdieping gevestigd, waar hij vervolgens een halve eeuw door zou brengen, kijkend naar de voorbijgangers op straat. Al die piano’s, die geen van alle bespeeld werden, gaven me een gevoel van weemoed en zwaarmoedigheid.
Het was niet alleen dat die piano’s niet bespeeld werden, de buffetkasten, waar het achter de ruitjes propvol stond met Chinees porselein, kopjes, tafelzilver, suikerpotten, snuifdozen, kristallen glazen, flacons voor rozenwater, borden, wierookvaatjes (en een speelgoedautootje dat zich op een dag daartussen had verstopt), zaten ook altijd op slot, de met parelmoer ingelegde koranlessenaars, de standaards voor tulbanden aan de muur werden nooit gebruikt, er was niets wat aan het zicht onttrokken werd door de kamerschermen met art nouveau en Japanse invloeden, de deurtjes van de boekenkasten van mijn oom die naar Amerika was geëmigreerd en dokter was, gingen nooit open en zijn ingebonden medicijnenstudies stonden al twintig jaar achter het glas te verstoffen, en dat alles gaf mij het gevoel dat al die spullen waarmee de woonkamers op iedere verdieping waren volgestouwd, niet waren uitgestald om ermee te leven, maar voor de dood.”

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)
Cover

 

Lees verder “Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko”

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit:Silent House (Vertaald door Robert Finn)

“Dinner is nearly ready, Madam,” I said. “Please come to the table.”
She said nothing, just stood there, planted on her cane. I went over, took her by the arm, and brought her to the table. She just muttered a little. I went down to the kitchen, got her tray, and put it in front of her. She looked at it but didn’t touch the food. I got out her napkin, stretched it out under her huge ears, and knotted it.
“Well, what did you make tonight?” she said. “Let’s see what you put together.”
“Baked eggplant,” I said. “You requested it yesterday, right?”
She looked at me.
I slid the plate in front of her. She pushed the food around with her fork, complaining to herself. After picking at it a little, she began to eat. “Madam, don’t forget your salad,” I said before going inside and sitting down to my own eggplant.
A little later, she called out, “Salt. Recep, where’s the salt?” I went back out and saw it was right in front of her.
“Here it is!”
“Well, this is a new one,” she said. “Why do you go inside when I’m eating?”
I didn’t answer.
“They’re coming tomorrow, aren’t they?”
“They’re coming, Madam, they’re coming,” I said. “Weren’t you going to put some salt on that?”
“You mind your own business!” she said. “Are they coming?”
“Tomorrow afternoon,” I said. “They called, you know.”
“What else have you got?”
I took the uneaten eggplant back, ladled a good portion of beans onto a fresh plate, and brought it out to her. When she’d lost interest in the beans and started stirring them around, I returned to the kitchen and sat down to resume my supper. A little later she called out again, this time for pepper, but I pretended not to hear her. When she cried Fruit! I went in and pushed the fruit bowl in front of her.”

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

Lees verder “Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko”