Libris Literatuur Prijs 2011 voor Yves Petry

 

De Vlaamse schrijver Yves Petry heeft maandag de Libris Literatuur Prijs gewonnen met zijn roman “De maagd Marino”. Juryvoorzitter Philip Freriks, voormalig presentator van het NOS journaal, maakte dat bekend in het Amstel Hotel in Amsterdam. Aan de prijs is een bedrag van 50.000 euro verbonden. Zie ook mijn blog van 26 juli 2009 en eveneens mijn blog van 26 juli 2010.

 

Uit: De maagd Marino

 

„Wat daarover ook allemaal gezegd is en wat niet, ik wil hier uitdrukkelijk stellen dat het aanvankelijk nog eerder Marino’s huis dan Marino zelf was dat me deed geloven mijn bestemming te hebben bereikt. Als hij me naar een locatie had gebracht van dezelfde kleurloosheid als zijn wagen of zijn kleren, was er niet veel gebeurd. Dan zou ik na die stupide doos in ontvangst te hebben genomen, meteen vertrokken zijn, vanbinnen onaangenaam leeg als een kind dat eigenlijk helemaal niet blij was met het speeltuig waar het zo lang om had gezeurd. Maar nu was er die grote rode beuk achteraan in de tuin, waarvan de blaadjes in de alsmaar verzadigder tinten van de avond stuk voor stuk opflakkerden als lekkende vlammetjes. Er was het machinale geraas van de ringweg in de verte, dat door de klimop werd beantwoord of tegengesproken met zacht geruis. Het zal ook wel gelegen hebben aan de funeraire stemming waarin de autorit me had gebracht, dat het leek of het rood van een bed papavers op het punt stond me in te wijden in de ultieme betekenis van zijn zinderende felheid, maar alleen op voorwaarde dat ik bereid was onmiddellijk daarna te sterven – en anders niet. De bakstenen achtermuur van het huis, waarlangs een oranje gloed omhoogkroop, oefende een zuigkracht op me uit, en wel in die mate dat ik me al met gespreide armen naar dit warme, ruwe, poreuze vlak zag  toestappen terwijl ik erin slaagde elk verzet te laten varen, elk greintje weerstand dat het bezit van een lichaam me ingaf, om ten slotte als een spook, nee, niet door de muur heen te lopen, maar erin op te lossen, niets achterlatend dan een schaduw, een vochtvlek, een donkere afdruk met gestrekte vleugels…

 

 

Yves Petry (Tongeren, 26 juli 1967)

Jotie T’Hooft, Charles Simic, Pieter Boskma, Jan Drees, Bulat Okudzhava, Leopold Andrian

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jotie T’Hooft werd geboren in Oudenaarde op 9 mei 1956. Zie ook mijn blog van 9 mei 2009 en ook mijn blog van 9 mei 2010.

 

 

En wat dan?

 

Op een dag zal ik weg zijn en
wat dan? Verdwenen zonder een
teken te geven of te nemen en
het puin dat ik achterlaat is
niet langer lachwekkend.
Want wie als ik nooit heeft
gebouwen laat niets achter dan
verwachting en verwarring en
wat dan?

Wellicht in uw herinnering zal ik
stollen verstijven, niet lang meer
blijven maar verbleken tot verleden
en wat toen? Te doen?
‘Het was waar’ zult gij zeggen ‘hij speelde
met woorden als geen ander maar wat
heeft dat te betekenen.’ Zo bleek
zal ik zijn.

In u…

en wat dan…?

 

 

 

Toerisme

 

We zagen de spraakwatervallen van Speed,
hangende tuinen, verre sterrebeelden
die toch nabijer dan medereizigers waren.

In een bus vol naasten bezochten we
en werden we bezocht door nachtmerries,
visioenen van heiligen en engelen
zongen ons doof en we ontwaakten
in hotel Harmonie.

Twee spiegels, tegenover elkaar geplaatst
boden ons een oneindig perspektief.

En toch, dacht ik, er moet meer zijn.

 

 

 

 

Jotie T’Hooft (9 mei 1956 – 6 oktober 1977)

 

 

Lees verder “Jotie T’Hooft, Charles Simic, Pieter Boskma, Jan Drees, Bulat Okudzhava, Leopold Andrian”

Alan Bennett, Lucian Blaga, Mona Van Duyn, Gamal al-Ghitani, Richard Adams, James Barrie, Pitigrilli

 

De Britse schrijver en acteur Alan Bennett werd geboren op 9 mei 1934 in Armley in Leeds, Yorkshire. Zie ook mijn blog van 9 mei 2007 en ook mijn blog van 9 mei 2008 en ook mijn blog van 9 mei 2009 en ook mijn blog van 9 mei 2010.

 

Uit: The Clothes They Stood Up In

 

“Perhaps they wrapped the stereo in the carpet,” said Mrs. Ransome.
Mr. Ransome shuddered and said her fur coat was more likely, whereupon Mrs. Ransome started crying again.
It had not been much of a Così. Mrs. Ransome could not follow the plot and Mr. Ransome, who never tried, found the performance did not compare with the four recordings he possessed of the work. The acting he invariably found distracting. “None of them knows what to do with their arms,” he said to his wife in the interval. Mrs. Ransome thought it probably went further than their arms but did not say so. She was wondering if the casserole she had left in the oven would get too dry at Gas Mark 4. Perhaps 3 would have been better. Dry it may well have been but there was no need to have worried. The thieves took the oven and the casserole with it.
The Ransomes lived in an Edwardian block of flats the color of ox blood not far from Regent’s Park. It was handy for the City, though Mrs. Ransome would have preferred something farther out, seeing herself with a trug in a garden, vaguely. But she was not gifted in that direction. An African violet that her cleaning lady had given her at Christmas had finally given up the ghost that very morning and she had been forced to hide it in the wardrobe out of Mrs. Clegg’s way. More wasted effort. The wardrobe had gone too.
They had no neighbors to speak of, or seldom to. Occasionally they ran into people in the lift and both parties would smile cautiously. Once they had asked some newcomers on their floor around to sherry, but he had turned out to be what he called “a big band freak” and she had been a dental receptionist with a timeshare in Portugal, so one way and another it had been an awkward evening and they had never repeated the experience. These days the turnover of tenants seemed increasingly rapid and the lift more and more wayward
. People were always moving in and out again, some of them Arabs.”

 

 

 

Alan Bennett (Armley, 9 mei 1934)

 

 

Lees verder “Alan Bennett, Lucian Blaga, Mona Van Duyn, Gamal al-Ghitani, Richard Adams, James Barrie, Pitigrilli”

James Worthy

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver James Worthy werd geboren in Amsterdamin 1980.Hij studeerde vanaf 1999o.a. Communicatiesystemen in Utrecht en vanaf 2003 Media & Cultuur in Amsterdam (UvA). Schrijven deed James op jonge leeftijd al veel. Hij stotterde aanzienlijk. Op papier kon hij echter wel goed uit zijn woorden komen. Op zijn veertiende schreef je al eens een boek. Later begon hij stukjes te schrijven voor Nalden.net en werd hij verslaggever voor State Magazine. Ook schreef hij voor bladen als Flair en Fancy, Viva en de Cosmopolitan, sinds 2009 ook voor Nieuwe Revu. Daarnaast schreef hij vanaf 2010 zijn blog „Wat een leven“. Op 29 april 2011 verscheen bij uitgeverij Lebowski zijn debuutroman „James Worthy“.

 

Uit: James Worthy

„Polly doet de deur open in mijn badjas, het is halfvijf in de ochtend dus ze kijkt verre van tevreden.

‘Ik heb net een kolibrie geneukt,’ zeg ik.

Ze zucht.

‘Ja, nee, ik bedoel, ik snap je nu. In onze relatie zocht jij altijd naar vooruitgang terwijl ik steevast achteruit fladderde. Polly, ik ben een kolibrie.’

Ze zucht nog een keer. ‘James, je bent een schijtlijster. Laat me met rust, ik wil je vergeten.’ Pete is achter haar gaan staan. Hij krabt aan zijn ballen en heeft zijn T-shirt verkeerdom aan. Oké, ik heb een bierbuik, mijn haar wordt steeds dunner en mijn persoonlijke hygiëne laat de laatste tijd te wensen over, maar Pete slaat alles.

‘Ik ga even peuken halen bij het tankstation,’ zegt de treurwilg van een vent.

‘James, ga je mee?’ Hij plukt een lange jas van de kapstok, trekt een paar afgetrapte cowboylaarzen aan en stapt de Amsterdamse ochtend in.

‘Moet je geen broek aan of zo?’ vraag ik terwijl ik vol ongeloof Polly aangaap.

Ze lacht. ‘Zo is Pete, hij heeft maling aan alles. Heerlijk toch?’

‘Heb je nog zo’n jas?’ vraag ik terwijl ik Pete’s arm vastpak.

Pete knikt, ik trek mijn broek uit.

Als twee volleerde potloodventers lopen Pete en ik even later door een broeierig Amsterdam. Een vadsige Duitse toerist kotst in de gracht, politiebusjes rijden af en aan terwijl het tuig van de richel probeert te ontkomen door op een uitgekookte manier achter bomen te schuilen.“

 

James Worthy (Amsterdam. 1980)

Thomas Pynchon, Roddy Doyle, Gertrud Fussenegger, Pat Barker

De Amerikaanse schrijver Thomas Pynchon werd op 8 mei 1937 geboren in Glen Cove, Long Island, New York.

 

Uit:Gegen den Tag (Vertaald door Dirk van Gunsteren Nikolaus Stingl)

 

“Vorspring und Achterleine loswerfen!»

«Frischauf jetzt … langsam und vorsichtig … sehr schön! Fertig machen zum Ablegen!»

«Windy City, wir kommen!»

«Hurra! Wir fliegen!»

Unter derlei lebhaften Ausrufen stieg das wasserstoffbetriebene Luftschiff Inconvenience, seine Gondel mit patriotischen Fähnchen geschmückt, an Bord eine fünfköpfige Besatzung – allesamt Mit-

glieder jenes berühmten, unter dem Namen Freunde der Fährnis bekannten aeronautischen Clubs –, zügig in den Morgen auf und wurde alsbald vom Südwind erfasst.

Nachdem das Schiff Reiseflughöhe erreicht hatte und alles, was an Erscheinungen auf dem Boden zurückgeblieben, auf beinahe mikroskopische Größe zusammengeschrumpft war, verkündete Randolph St. Cosmo, der Schiffskommandant: «Wegtreten von Manöverstation», und die Jungs, jeder in der schmucken, aus rotweiß gestreiftem Blazer und himmelblauer Hose bestehenden Sommeruniform, gehorchten munter.

Ihr Ziel an diesem Tag war die Stadt Chicago und die jüngst dort eröffnete Weltausstellung. Seit ihre Befehle eingegangen waren, hat-

te das «Gemunkel» unter den aufgeregten und neugierigen Mannschaften wenig anderes zum Gegenstand gehabt als die sagenhafte «Weiße Stadt», ihr gewaltiges Riesenrad, ihre alabasternen Tempel des Handels und der Industrie, ihre funkelnden Lagunen und die tausend anderen vergleichbaren Wunder wissenschaftlicher wie künstlerischer Art, die ihrer dort harrten.

«Junge, Junge!», rief Darby Suckling, während er sich über die Halteleinen beugte und zusah, wie sich der weite Bogen des amerikanischen Herzlandes tief unten in einem verschwimmenden Wirbel von Grün hinzog, sodass seine flachsblonden Locken im Wind an der Gondel entlangflogen wie ein leewärts flatterndes Banner.”

 

 

Thomas Pynchon (Glen Cove, 8 mei 1937)

Lees verder “Thomas Pynchon, Roddy Doyle, Gertrud Fussenegger, Pat Barker”

Gary Snyder, Romain Gary, Edmund Wilson, Peter Benchley

De Amerikaanse dichter Gary Snyder werd geboren op 8 mei 1930 in San Francisco.

 

Robin

 

I always miss you–

last fall, back from the mountains

you’d left San Francisco

now I’m going north again

            as you go south.

 

I sit by a fire at the ocean.

How many times I’ve

hitchhiked away;

                 the same pack on my back.

 

Rain patters on the rhododendron

cloud sweeps in from the sea over sand dunes

and stoopt lodgepole pine.

 

Thinking of the years since we parted.

last week I dreamed of you–

buying a bag of groceries

                 for Hatch.

 

 

Pine tree tops

 

In the blue night

frost haze, the sky glows

with the moon

pine tree tops

bend snow-blue, fade

into sky, frost, starlight.

The creak of boots.

Rabbit tracks, deer tracks,

what do we know.

 

 

Gary Snyder (San Francisco, 8 mei 1930)

 

Lees verder “Gary Snyder, Romain Gary, Edmund Wilson, Peter Benchley”

Alain-René Lesage, J. Meade Falkner, Johann von Besser, Sophus Schandorph, Sloan Wilson, Otto Zierer

De Franse schrijver Alain-René Lesage werd geboren op 8 mei 1668 in Sarzeau. Zie ook mijn blog van 8 mei 2009 en ook mijn blog van 8 mei 2010.

 

Uit: Histoire de Gil Blas de Santillane

 

Blas de Santillane, mon père, après avoir longtemps porté les armes pour le service de la monarchie espagnole, se retira dans la ville où il avait pris naissance. Il y épousa une petite bourgeoise qui n’était plus de sa première jeunesse, et je vins au monde dix mois après leur mariage. Ils allèrent ensuite demeurer à Oviédo, où ma mère se mit femme de chambre, et mon père écuyer. Comme ils n’avaient pour tout bien que leurs gages, j’aurais couru risque d’être assez mal élevé, si je n’eusse pas eu dans la ville un oncle chanoine. Il se nommait Gil Perez. Il était frère aîné de ma mère et mon parrain. Représentez-vous un petit homme haut de trois pieds et demi, extraordinairement gros, avec une tête enfoncée entre les deux épaules : voilà mon oncle. Au reste, c’était un ecclésiastique qui ne songeait qu’à bien vivre, c’est-à-dire qu’à faire bonne chère ; et sa prébende, qui n’était pas mauvaise, lui en fournissait les moyens.
Il me prit chez lui dès mon enfance, et se chargea de mon éducation. Je lui parus si éveillé, qu’il résolut de cultiver mon esprit. Il m’acheta un alphabet, et entreprit de m’apprendre lui-même à lire ; ce qui ne lui fut pas moins utile qu’à moi ; car, en me faisant connaître mes lettres, il se remit à la lecture, qu’il avait toujours fort négligée, et, à force de s’y appliquer, il parvint à lire couramment son bréviaire, ce qu’il n’avait jamais fait auparavant.“

 

 

Alain-René Lesage (8 mei 1668 – 17 november 1747)

Borstbeeld in Vannes

 

Lees verder “Alain-René Lesage, J. Meade Falkner, Johann von Besser, Sophus Schandorph, Sloan Wilson, Otto Zierer”

Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Horst Bienek

 

De Vlaamse schrijver en dichter  Willem Elsschot  werd in Antwerpen geboren op 7 mei 1882. Zie ook mijn blog van 7 mei 2007 en ook mijn blog van 7 mei 2008 en ook mijn blog van 7 mei 2009. en ook mijn blog van 7 mei 2010.

 

Uit: Tsjip

 

“Opdracht

Voor de zooveelste maal kom ik thuis van de reis en weer staat mijn stoel gereed, tafel en bed gedekt, pantoffels bij ’t vuur, alsof ik iederen dag verwacht werd. Mijn kinderen hebben heel gewoon ‘Pa’ gezegd en mijn vrouw heeft gevraagd wat ik verkoos, lever of haring. Ik heb niet geantwoord omdat ik den moed niet had mijn eigen stem aan te hooren, heb de hand uitgestoken naar wat het dichtst bij stond en zwijgend mijn maag gevuld. Hun gerustheid, hun zekerheid dat ik ook ditmaal terugkeeren zou heeft mij beschaamd en diep gegriefd. Maar was ik aan ’t bulderen gegaan dan had er niets op overgeschoten dan met weerzin weer op te staan. En het trekken lokt mij niet meer.

Ben ik vermoeid of kan ik het licht van gindsche land niet meer verdragen? Ik voel in ieder geval dat van een volgenden tocht niets meer terecht komt. En dat is maar goed ook, want mij rest nog maar net de tijd om eindelijk met vrouw en kinderen wat mee te leven, mij te koesteren aan de warmte van den haard en te werken voor onzen ouden dag die voor de deur staat. Zoolang ik ginder dwaalde heb ik mijn kinderen niet opgevoed maar met hen gespeeld, voor mijn vrouw niet gezorgd maar van haar genoten.

Die Meimaandjes zijn nu voorbij. Hier bij ’t vuur, in onze kooklucht, komt het er op aan mijn plicht te doen als een doodgewoon mannetje dat ik tenslotte ben. Want hun oogen zijn op mij gericht. Doet mijn vrouw haar plicht niet als zij wascht en plast, als zij op griezelige regendagen op de vischmarkt loopt te dwalen zonder acht te slaan op haar aderspatten noch op haar slechten stoelgang? Doen niet die kinderen eveneens hun plicht wanneer zij achter schoolmuren hun zonnigste dagen slijten?

Dit is mijn laatste kans want zij groeien als kool en steken de koppen bijeen. Een heeft al een snor en een ouwelijke trek om den mond. Als ik mij nu niet aanpas word ik uitgestooten door die uit mij zijn ontstaan, want zij zien in mijn dolen een verraad en scharen zich zwijgend om hun moeder. En zij hebben gelijk. Als ooit het huis vuur vat dan worden zij door haar gewekt en niet door mij.

 

 

Willem Elsschot (7 mei 1882 – 31 mei 1960)

 

 

Lees verder “Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Horst Bienek”

Robert Browning, Archibald MacLeish, Peter Carey, Rabindranath Tagore, Joseph Joubert

 

De Engelse dichter en schrijver Robert Browning werd geboren op 7 mei 1812 in Londen. Zie ook mijn blog van 7 mei 2007en ook mijn blog van 7 mei 2008 en ook mijn blog van 7 mei 2009 en ook mijn blog van 7 mei 2010.

 

 

Two in the Campagna    

 

I

 

I wonder do you feel to-day

        As I have felt since, hand in hand,

We sat down on the grass, to stray

        In spirit better through the land,

This morn of Rome and May?

 

 

II

 

For me, I touched a thought, I know,

        Has tantalized me many times,

(Like turns of thread the spiders throw

        Mocking across our path) for rhymes

To catch at and let go.

 

 

III

 

Help me to hold it! First it left

        The yellowing fennel, run to seed

There, branching from the brickwork’s cleft,

        Some old tomb’s ruin: yonder weed

Took up the floating weft,

 

 

IV

 

Where one small orange cup amassed

        Five beetles,—blind and green they grope

Among the honey-meal: and last,

        Everywhere on the grassy slope

I traced it. Hold it fast!

 

 

V

 

The champaign with its endless fleece

        Of feathery grasses everywhere!

Silence and passion, joy and peace,

        An everlasting wash of air—

Rome’s ghost since her decease.

 

 

VI

 

Such life here, through such lengths of hours,

        Such miracles performed in play,

Such primal naked forms of flowers,

        Such letting nature have her way

While heaven looks from its towers!

 

 

 

 

Robert Browning (7 mei 1812 – 12 december 1889)

Portret door Dante Gabriel Rossetti, 1855

 

 

Lees verder “Robert Browning, Archibald MacLeish, Peter Carey, Rabindranath Tagore, Joseph Joubert”

Stanisław Przybyszewski, Karl Gustav Vollmõller, A. E. W. Mason, Therese Huber, Dorit Zinn, Angela Carter, André du Bouchet

 

De Poolse dichter en schrijver Stanisław Przybyszewski werd geboren op 7 mei 1868 in Łojewo. Zie ook mijn blog van 7 mei 2007en ook mijn blog van 7 mei 2008 en ook mijn blog van 7 mei 2009 en ook mijn blog van 7 mei 2010.

 

Uit: De Profundis

 

„In ein paar Wochen gedenk’ ich ein Buch herauszugeben: »De profundis«, dem ich jetzt schon einige Begleitworte an Stelle der Vorrede vorausschicke.

Ich möchte das Buch nur in wenigen Händen wissen – es ist kein Buch für das Volk – und diesen Zweck glaub’ ich dadurch zu erreichen, daß ich es nur in einer sehr beschränkten Anzahl von Exemplaren drucken lasse.

Ich habe in diesem Buche das Gebiet des sogenannten »normalen Denkens«, also das Gebiet des »logischen Gehirnlebens«, des Lebens in der »Realität« (!) gänzlich verlassen. Alle, die sich auch nur ein wenig mit dem Seelenleben beschäftigt haben, wissen, was das »freisinnige Bürgertum« unter dem normalen Denken versteht: Alles, was über die Begriffssphäre des ehrbaren Müller und Schulze hinausgeht, ist natürlich verrückt. Selbstverständlich ist für diese Menschen Goethe der Maßstab des »normalen« Empfindens, wobei natürlich übersehen wird, daß er in seinen Epigrammen Proben von einer schon ganz schön vorgerückten sexuellen Perversität abgegeben hat.

Nun ja: dies ehrbare Gehirnleben, dies uniforme Gehirnleben, dessen Denkgesetze sowohl für den niedrigsten Bildungsplebejer von der Sorte Max Nordau wie für den entwickeltsten und scharfsinnigsten Gehirnaristokraten von der Art Nietzsche im gleichen Maße gelten, fängt an, furchtbar langweilig zu werden. Das hat auch Nietzsche eingesehen, und so schrieb er sein »verrücktes« Buch, d. h. sein seelischestes Buch: »Also sprach Zarathustra« …

In »De profundis« handelt es sich um die Manifestation des reinen Seelenlebens, der nackten Individualität, des Zustandes der somnambulen Ekstase, oder wie die zahllosen Worte auch heißen mögen, die eine und dieselbe Tatsache ausdrücken, die Tatsache nämlich, daß es noch etwas Anderes gebe außer dem dummen Gehirn, ein au delà vom Gehirn, eine unbekannte Macht mit seltsamen Fähigkeiten begabt, nämlich: die Seele – die Seele, die Ekel empfand, in der fortwährenden Berührung mit der lächerlichen Banalität des Lebens zu stehen und sich das Gehirn geschaffen hatte, um sich nicht jeden Tag prostituieren zu müssen …“

 

 

 

Stanisław Przybyszewski (7 mei 1868 – 23 november 1927)

Dagny and Stanisław Przybyszewski in 1897/1898

 

 

Lees verder “Stanisław Przybyszewski, Karl Gustav Vollmõller, A. E. W. Mason, Therese Huber, Dorit Zinn, Angela Carter, André du Bouchet”