De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.
Uit: Bougainville
‘Je bevindt je samen uitgerekend in zo’n afgelegen pestland en dan gebeurt zoiets. Ik weet dat hij vaak aan mij dacht, en ik heb hem vaak in mijn verhaaltjes gebruikt, zijn uiterlijk, dingen die hij vroeger zei, een paar gemeenschappelijke avonturen… Als ik was meegegaan naar Cox’s Bazaar die dag, had ik hem misschien kunnen redden. Weet je, Madeleen, dat ik deze gedachte nog nooit tegenover iemand heb uitgesproken…’
Nu keek ze me aan. Ik pakte haar hand en zo zaten we heel lang en ze huilde geluidloos.
‘Je hoeft je zelf niets te verwijten, Bo.’ Een glimlach door tranen heen. Ik keek naar haar vingers. Heel lichtroze gelakte nagels, geen ringen. Roerloos lagen ze in mijn hand.
‘Niemand weet,’ zei ze, ‘niemand weet dat ik hem nog gezien heb. In Amsterdam. Hij moest naar Wenen, maar eerst waren we nog samen. Vierentwintig uur, Bo, vierentwintig hele uren, Bo! Moet je daarop teren voor de rest van je leven, op vierentwintig uren? Ik dacht, een nieuw begin, en hij ook. Of niet? We hebben die dingen niet besproken. We hebben die dingen vroeger ook nooit besproken. De volgende dag hield ik het thuis niet meer uit, ben in het vliegtuig naar Engeland gestapt. Eerst heb ik nog geprobeerd hem op te bellen in zijn hotel. Hij was er natuurlijk niet. Maar ach, wat gaf dat – ik was blij, Bo! Zo had ik mij nog nooit gevoeld. En wachten, wachten op zijn brieven. Niets niets helemaal niets, nooit meer iets gehoord. Ach, ik nam het hem niet kwalijk. Zo was hij vroeger ook, zei ik tegen me zelf. Wekenlang stond hij dagelijks op de stoep, dan opeens twee maanden zelfs geen groet, dan opeens Amerika. En waarom ook niet? Zo was het tussen ons. We hebben er ook vroeger nooit over gesproken hoe het verder moest, dan krijg je die misverstanden…’
Moest ik nu met opa’s oude kasboek op tafel komen? Nú moest ik toch zeggen dat ik alles wist, dat ze niet verder hoefde te gaan, dat Tommie vanuit Wenen had gebeld, elke avond – maar hoe had hij in godsnaam kunnen weten dat ze redeloos van geluk het vliegtuig naar Engeland had genomen, en had ze zélf niet kunnen schrijven? Had ik het recht haar nog verdrietiger te maken dan ze al was door haar erop te wijzen dat ze door die vliegreis alles, alles… Had hij mij die verdomde memoires maar nooit gestuurd.“
F. Springer (15 januari 1932 –7 november 2011)