Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, Kees Fens, Jan Erik Vold

De Duitse dichter en schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Heinrich von Kleist op dit blog.

 

Uit: Michael Kohlhaas

“Er ritt einst, mit einer Koppel junger Pferde, wohlgenährt alle und glänzend, ins Ausland, und überschlug eben, wie er den Gewinst, den er auf den Märkten damit zu machen hoffte, anlegen wolle: teils, nach Art guter Wirte, auf neuen Gewinst, teils aber auch auf den Genuß der Gegenwart: als er an die Elbe kam, und bei einer stattlichen Ritterburg, auf sächsischem Gebiete, einen Schlagbaum traf, den er sonst auf diesem Wege nicht gefunden hatte. Er hielt, in einem Augenblick, da eben der Regen heftig stürmte, mit den Pferden still, und rief den Schlagwärter, der auch bald darauf, mit einem grämlichen Gesicht, aus dem Fenster sah. Der Roßhändler sagte, daß er ihm öffnen solle. Was gibts hier Neues? fragte er, da der Zöllner, nach einer geraumen Zeit, aus dem Hause trat. Landesherrliches Privilegium, antwortete dieser, indem er aufschloß: dem Junker Wenzel von Tronka verliehen. – So, sagte Kohlhaas. Wenzel heißt der Junker? und sah sich das Schloß an, das mit glänzenden Zinnen über das Feld blickte. Ist der alte Herr tot? – Am Schlagfluß gestorben, erwiderte der Zöllner, indem er den Baum in die Höhe ließ. – Hm! Schade! versetzte Kohlhaas. Ein würdiger alter Herr, der seine Freude am Verkehr der Menschen hatte, Handel und Wandel, wo er nur vermochte, forthalf, und einen Steindamm einst bauen ließ, weil mir eine Stute, draußen, wo der Weg ins Dorf geht, das Bein gebrochen. Nun! Was bin ich schuldig? – fragte er; und holte die Groschen, die der Zollwärter verlangte, mühselig unter dem im Winde flatternden Mantel hervor. »Ja, Alter«, setzte er noch hinzu, da dieser: hurtig! hurtig! murmelte, und über die Witterung fluchte: »wenn der Baum im Walde stehen geblieben wäre, wärs besser gewesen, für mich und Euch«; und damit gab er ihm das Geld und wollte reiten. Er war aber noch kaum unter den Schlagbaum gekommen, als eine neue Stimme schon: halt dort, der Roßkamm! hinter ihm vom Turm erscholl, und er den Burgvogt ein Fenster zuwerfen und zu ihm herabeilen sah. Nun, was gibts Neues? fragte Kohlhaas bei sich selbst, und hielt mit den Pferden an. Der Burgvogt, indem er sich noch eine Weste über seinen weitläufigen Leib zuknüpfte, kam, und fragte, schief gegen die Witterung gestellt, nach dem Paßschein. – Kohlhaas fragte: der Paßschein? Er sagte ein wenig betreten, daß er, soviel er wisse, keinen habe; daß man ihm aber nur beschreiben möchte, was dies für ein Ding des Herrn sei: so werde er vielleicht zufälligerweise damit versehen sein.”

 

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)

Cover

Lees verder “Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, Kees Fens, Jan Erik Vold”

In Memoriam Inge Lievaart

In Memoriam Inge Lievaart

 

De Nederlandse dichteres Inge Lievaart is maandag op 95-jarige leeftijd overleden in haar woonplaats Scheveningen. Ze was bekend van haar religieuze en mystieke gedichten. Inge Lievaart werd geboren op 14 april 1917 in Oosterend. Ze was, vanwege de vaak mystieke en religieuze boodschap van haar gedichten, vooral bekend in protestants-christelijke kringen. Zie ook alle tags voor Inge Lievaart op dit blog.

 

Wat steen was

Is er een diepere dood: mensen gaan dicht
voor elkaar kunnen geen kier meer open
harten zijn dicht voor God steen, in zichzelf besloten.
Is er nog leven dat breekt wel een
hamer zo hard een beitel zo scherp iemand die
iets er op weet?
Luister, een woord wekt het oor
Luister, wat steen was beweegt
Hij die aan ons zich
verloor open tot op het eind breekt
als de Levende door roepende tot men Hem kent.

 

Inge Lievaart (14 april 1917 – 15 oktober 2012)

Simon Vestdijk, Miguel Delibes, Georg Büchner, Arthur Miller, Nel Noordzij

De Nederlandse schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.

 

Uit: De kellner en de levenden

‘Gezichtsbedrog,’ glimlachte de tandarts, ‘een knappe truc. De moderne techniek staat voor niets. Later stonden ze weer op de gewone plaats, herinnert u zich maar… Misschien heeft u aan de Openbaring gedacht; maar daarin staat wèl geschreven, dat er geen nacht meer zal zijn, maar niets over de tijd. Ik ben natuurlijk geen autoriteit, al beschouw ik mezelf als tamelijk bijbelvast… Dominee, kunt u

ons ook zeggen of er in de Openbaring iets over de tijd staat: dat die er niet meer zijn zal, of stilgezet is, of iets van dien aard?’
‘Maar wat ik zeggen wou; dat-er-geen-tijd-meer-zal-zijn, – waar staat dat beschreven, meneer Veenstra?’
‘In de Bijbel toch zeker?’
‘Mij niets van bekend. We zouden dit aan onze dominee moeten vragen, het is niet mijn bedoeling om eh… Hm… U doelt waarschijnlijk
op Mattheüs 24, maar daarin staat niets over de tijd; wel over de voleinding der wereld, en oorlogen, en verduistering der zon, en de sterren die van de hemel zullen vallen, en een bazuin met groot geluid, en natuurlijk de komst van Christus…’
‘En hebben we die sterren soms niet gezien? In die grote zaal met al die boeken?’
‘Gezichtsbedrog,’ glimlachte de tandarts, ‘een knappe truc. De moderne techniek staat voor niets. Later stonden ze weer op de gewone
plaats, herinnert u zich maar… Misschien heeft u aan de Openbaring gedacht; maar daarin staat wèl geschreven, dat er geen nacht meer zal zijn, maar niets over de tijd. Ik ben natuurlijk geen autoriteit, al beschouw ik mezelf als tamelijk bijbelvast… Dominee, kunt u

ons ook zeggen of er in de Openbaring iets over de tijd staat: dat die er niet meer zijn zal, of stilgezet is, of iets van dien aard?’
Met inspanning van al zijn krachten richtte dominee Van der Woght zich op uit de dodelijke vermoeidheid, die hem nog steeds

gekluisterd hield. Werktuiglijk glimlachte hij zijn mooie oude-mannenglimlach, en wijd sperden zijn fletsblauwe ogen zich open, als om te zien, te weten, zich te herinneren wat hij vroeger geweten had. Voor ieder was het duidelijk, dat op dit moment de Openbaring voor hem een boek was met evenveel zegelen gesloten als het boek, waarvan in de Openbaring wordt gerept”.

 

Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)

Lees verder “Simon Vestdijk, Miguel Delibes, Georg Büchner, Arthur Miller, Nel Noordzij”

Booker Prize voor Hilary Mantel

Booker Prize voor Hilary Mantel

 

De Britse schrijfster Hilary Mantel heeft dinsdag voor de tweede keer de literaire Booker Prize gewonnen. Zij krijgt de prijs voor Bring Up the Bodies.Hilary Mary Mantel werd op 6 juli 1952 als Hilary Mary Thompson in Glossop, Derbyshire, geboren. Zie ook alle tags voor Hilary Mantel op dit blog.

 

Uit: Bring Up the Bodies

“His children are falling from the sky. He watches from horse-back, acres of England stretching behind him; they drop, gilt-winged, each with a blood-filled gaze. Grace Cromwell hovers in thin air. She is silent when she takes her prey, silent as she glides to his fist. But the sounds she makes then, the rustle of feathers and the creak, the sigh and riffle of pinion, the small cluck-cluck from her throat, these are sounds of recognition, intimate, daughterly, almost disapproving. Her breast is gore-streaked and flesh clings to her claws.

Later, Henry will say, ‘Your girls flew well today’. The hawk Anne Cromwell bounces on the glove of Rafe Sadler, who rides by the king in easy conversation. They are tired; the sun is declining, and they ride back to Wolf Hall with the reins slack on the necks of their mounts. Tomorrow his wife and two sisters will go out. These dead women, their bones long sunk in London clay, are now transmigrated. Weightless, they glide on the upper currents of the air. They pity no one. They answer to no one.

Their lives are simple. When they look down they see nothing but their prey, and the borrowed plumes of the hunters: they see a flittering, flinching universe, a universe filled with their dinner. All summer has been like this, a riot of dismemberment, fur and feather flying; the beating off and the whipping in of hounds, coddling of tired horses, the nursing, by the gentlemen, of contusions, sprains and blisters. And for a few days at least, the sun has shone on Henry. Sometime before noon, clouds scudded in from the west and rain fell in big scented drops; but the sun re-emerged with a scorching heat, and now the sky is so clear you can see into Heaven and spy on what the saints are doing.”

 

Hilary Mantel (Glossop, 6 juli 1952)

85 Jaar Günter Grass, Oscar Wilde, Guðbergur Bergsson, Eugene O’Neill, Gustaaf Peek

85 Jaar Günther Grass

De Duitse dichter en schrijver Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk, Polen) op 16 oktober 1927. Günther Grass viert vandaag zijn 85e verjaardag. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Grass op dit blog.

 

Uit: Die Blechtrommel

“Zugegeben: ich bin Insasse einer Heil- und Pflegeanstalt, mein Pfleger beobachtet mich, läßt mich kaum aus dem Auge; denn in der Tür ist ein Guckloch, und meines Pflegers Auge ist von jenem Braun, welches mich, den Blauäugigen, nicht durchschauen kann.

Mein Pfleger kann also gar nicht mein Feind sein. Liebgewonnen habe ich ihn, erzähle dem Gucker hinter der Tür, sobald er mein Zimmer betritt, Begebenheiten aus meinem Leben damit er mich trotz des ihn hindernden Guckloches kennenlernt. Der Gute scheint meine Erzählungen zu schätzen, denn sobald ich ihm etwas vorgelegen habe, zeigt er mir, um sich erkenntlich zu geben, sein neuestes Knotengebilde. Ob er ein Künstler ist, bleibe dahingestellt. Eine Ausstellung seiner Kreationen würde

jedoch von der Presse gut aufgenommen werden, auch einige Käufer herbeilocken. Er knotet ordinäre Bindfäden, die er nach den Besuchsstunden in den Zimmern seiner Patienten sammelt und entwirrt, zu vielschichtig verknorpelten Gespenstern, taucht diese dann in Gips, läßt sie erstarren und spießt

sie mit Stricknadeln, die auf Holzsöckelchen befestigt sind.

Oft spielt er mit dem Gedanken, seine Werke farbig zu gestalten. Ich rate davon ab, weise auf mein weißlackiertes Metallbett hin und bitte ihn, sich dieses vollkommenste Bett bunt bemalt vorzustellen. Entsetzt schlägt er dann seine Pflegerhände über dem Kopf zusammen, versucht in etwas zu starrem Gesicht allen Schrecken gleichzeitig Ausdruck zu geben und nimmt Abstand von seinen farbigen Plänen.

Mein weißlackiertes metallenes Anstaltsbett ist also ein Maßstab. Mir ist es sogar mehr: mein Bett ist das endlich erreichte Ziel, mein Trost ist es und könnte mein Glaube werden, wenn mir die Anstaltsleitung erlaubte, einige Änderungen vorzunehmen: das Bettgitter möchte ich erhöhen lassen,

damit mir niemand mehr zu nahe tritt…”

 

Günter Grass (Danzig, 16 oktober 1927)

Lees verder “85 Jaar Günter Grass, Oscar Wilde, Guðbergur Bergsson, Eugene O’Neill, Gustaaf Peek”

A. F.Th. van der Heijden, Boualem Sansal, Friedrich Nietzsche

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

 

Uit: Tonio

“Er was die keer dat hii voor me uit de trap afdaalde, terwijl hij lachend iets over zijn schouder zei. Halverwege stond hij opeens stil, zodat ik tegen hem op botste.

‘Dat ik dat toch ooit geweest ben.’

Op ooghoogte hing tegen de muur van de overloop zrjn portret als kaalhoofdige zuigeling, in een gestreept rompertje dwars in

zijn ledikant liggend, met boven zich kleurige houten ringen waaraan hij zich nog moest leren optrekken. Hij keek schuins in

de camera, happend in het dons.

Tonio schudde zijn hoofcl, alsof het een onbezonnen keuze betrof ‘dat daar ooit te zqn geweest’. Jaren eerder had ik in mijn dagboek

genoteerd dat hij, net zo ongelovig zijn hoofd schuddend, had gezegd: ‘Dat ik toch ooit dood zaI gaan.’

(…)

Soms wil ik hem heel dicht tegen me aan houden. De gedachte doet zich meestal voor als ik in bed lig te lezen, en zomaar opeens mijn boek ter zijde leg. Kom maar, zeg ik dan geluidloos. Kom maar, Tonio, onder het dek. Ik zal je warm houden.
Zijn lichaam is willoos, slap, maar niet koud. Het is de Tonio die na de aanrijding op het plaveisel heeft gelegen, een half etmaal voor zijn dood. De inzittenden van de rode Suzuki Swift staan buiten de auto, en durven niet naar het verderop neergekwakte lijf te kijken. De sirenes van politie en ambulance zijn nog niet hoorbaar. Het blauwe geflakker van de zwaailichten moet nog komen. Het is dan dat ik hem opraap en naar mijn bed draag, waarvan ik het dek opensla.
Kom maar. Dicht tegen me aan. Dat zal je warm houden. Ze komen zo om je beter te maken.”

 

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

Lees verder “A. F.Th. van der Heijden, Boualem Sansal, Friedrich Nietzsche”

Michail Lermontov, Italo Calvino, Tessa de Loo

De Russische dichter en schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michail Lermontov op dit blog.

 

The Cross On the Rock

I know a rock in a highland’s ravine,

On which only eagles might ever be seen,

But a black wooden cross o’er a precipice reigns,

It rots and it ages from tempests and rains.

And many years have gone without any hints,

From times when it was seen from faraway hills.

And its every arm is raised up to the sky,

As if catching clouds or going to fly.

Oh, if I were able to rise there and stay,

Then how I’d cry there and how I’d pray;

And then I would throw off real life’s chains

And live as a brother of tempests and rains!

 

Requiem

1831

There is a blest place: by the trace

In wilderness, in a little glade’s middle,

Where in the eve, mists twine and bristle

In moony silver’s easy lace…

My friend! You know that glade, fair;

There dig a pit and let me rest,

When I will cease to breathe in air.

Give to that grave a good regard —

Let all be legally there settled

Raise on the grave a cross of maple,

And place a stone, wild and hard.

When thunderstorms will shake the forest,

The traveler will see my cross;

Maybe, the stone and the moss

Will give to him a rest at most.

 

Vertaald door Yevgeny Bomver

 


Michail Lermontov (15 oktober 1814 – 27 juli 1841)

Zelfportret, 1837

Lees verder “Michail Lermontov, Italo Calvino, Tessa de Loo”

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2012 voor Liao Yiwu

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2012 voor Liao Yiwu

Aan de Chinese dichter en schrijver Liao Yiwu werd gisteren in de Frankfurter Paulskerk de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels uitgereikt. Liao Yiwu (ook bekend als Lao Wei) werd geboren op 4 augustus 1958 in Yanting, Sichuan Zie ook alle tags voor Liao Yiwu op dit blog.

Uit: For a Song and a Hundred Songs (Vertaald door Wenguang Huang)

“I have written this book three times, thanks to the relentless obstructions of the Chinese security police.
I first started writing it on the backs of envelopes and on scraps of paper that my family smuggled into the prison where I was serving a four-year sentence from 1990 to 1994 for writing and distributing a poem that condemned the infamous, bloody government crackdown on the 1989 student prodemocracy movement in Tiananmen Square.
Even after my release in 1994, the police continued to monitor and harass me. On October 10, 1995, police raided my apartment in Chengdu, Sichuan Province, confiscating the handwritten manuscript of For a Song and a Hundred Songs. As a punishment for what they called “attacking the government’s penitentiary system” with my writings, I was placed under house arrest for twenty days.
I started on my book again from scratch. It took me three years to finish a new version, which was seized in 2001, along with my other unpublished literary works. This time, the police also absconded with my computer.
Writers like to wax poetic and brag about their works in an attempt to secure a berth in the history of literature. Unfortunately, I no longer possess many physical products of my years of toil. Instead, I have become an author who writes for the pleasure of the police. Most of my past memories—the manuscripts that I have painstakingly created about my life, and my poems—are now locked away at the Public Security Bureau. In a grimly humorous twist, the police used to peruse my writings more meticulously than even the most conscientious editors.
Chinese career spies have amazing memories. A director of a local public security branch could memorize many of my poems and imbue them with more complicated ideas than I had originally intended. So in a sense, my writing found a way to the minds and lips of at least one eager audience.
Indeed, the police proved to have an insatiable need for more of my work. So after each successive raid, I dug more holes like a rat, and I hid my manuscripts in deeper and deeper crevices across the city, in the homes of family and friends. My furtive efforts to conceal my work called to mind those of the Nobelist Aleksandr Solzhenitsyn, whose handwritten manuscript of The Gulag Archipelago had famously faced similar threats from the KGB. The only way to preserve his writings was to get them published.
In early 2011, after this book was finally smuggled out of China and scheduled to be published in Taiwan and in Germany, I again met resistance from the Chinese authorities.”.

 
Liao Yiwu (Sichuan, 4 augustus 1958)

E. E. Cummings, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

if you like my poems let them

if you like my poems let them
walk in the evening,a little behind you

then people will say
“Along this road i saw a princess pass
on her way to meet her lover(it was
toward nightfall)with tall and ignorant servants.”

 

my father moved through dooms of love

my father moved through dooms of love
through sames of am through haves of give,
singing each morning out of each night
my father moved through depths of height

this motionless forgetful where
turned at his glance to shining here;
that if(so timid air is firm)
under his eyes would stir and squirm

newly as from unburied which
floats the first who,his april touch
drove sleeping selves to swarm their fates
woke dreamers to their ghostly roots

and should some why completely weep
my father’s fingers brought her sleep:
vainly no smallest voice might cry
for he could feel the mountains grow.

Lifting the valleys of the sea
my father moved through griefs of joy;
praising a forehead called the moon
singing desire into begin

joy was his song and joy so pure
a heart of star by him could steer
and pure so now and now so yes
the wrists of twilight would rejoice

keen as midsummer’s keen beyond
conceiving mind of sun will stand,
so strictly(over utmost him
so hugely) stood my father’s dream

his flesh was flesh his blood was blood:
no hungry man but wished him food;
no cripple wouldn’t creep one mile
uphill to only see him smile.

Scorning the Pomp of must and shall
my father moved through dooms of feel;
his anger was as right as rain
his pity was as green as grain

septembering arms of year extend
yes humbly wealth to foe and friend
than he to foolish and to wise
offered immeasurable is

proudly and(by octobering flame
beckoned)as earth will downward climb,
so naked for immortal work
his shoulders marched against the dark

his sorrow was as true as bread:
no liar looked him in the head;
if every friend became his foe
he’d laugh and build a world with snow.

My father moved through theys of we,
singing each new leaf out of each tree
(and every child was sure that spring
danced when she heard my father sing)

then let men kill which cannot share,
let blood and flesh be mud and mire,
scheming imagine,passion willed,
freedom a drug that’s bought and sold

giving to steal and cruel kind,
a heart to fear,to doubt a mind,
to differ a disease of same,
conform the pinnacle of am

though dull were all we taste as bright,
bitter all utterly things sweet,
maggoty minus and dumb death
all we inherit,all bequeath

and nothing quite so least as truth
–i say though hate were why men breathe–
because my Father lived his soul
love is the whole and more than all

 

E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Self-portrait with sketchpad, 1939

Lees verder “E. E. Cummings, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers”

Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski

De Nieuw-Zeelandse schrijfster Katherine Mansfield werd geboren op 14 oktober 1888 in Wellington. Zie ook alle tags voor Katherine Mansfield op dit blog.

Uit: Bliss (The Man Without A Temperament)

“He stood at the hall door turning the ring, turning the heavy signet ring upon his little finger while his glance travelled coolly, deliberately, over the round tables and basket chairs scattered about the glassed-in veranda. He pursed his lips–he might have been going to whistle–but he did not whistle–only turned the ring–turned the ring on his pink, freshly washed hands.

Over in the corner sat The Two Topknots, drinking a decoction they always drank at this hour–something whitish, greyish, in glasses, with little husks floating on the top–and rooting in a tin full of paper shavings for pieces of speckled biscuit, which they broke, dropped into the glasses and fished for with spoons. Their two coils of knitting, like two snakes, slumbered beside the tray.

The American Woman sat where she always sat against the glass wall, in the shadow of a great creeping thing with wide open purple eyes that pressed–that flattened itself against the glass, hungrily watching her. And she knoo it was there–she knoo it was looking at her just that way. She played up to it; she gave herself little airs. Sometimes she even pointed at it, crying: “Isn’t that the most terrible thing you’ve ever seen! Isn’t that ghoulish!” It was on the other side of the veranda, after all . . . and besides it couldn’t touch her, could it, Klaymongso? She was an American Woman, wasn’t she, Klaymongso, and she’d just go right away to her Consul. Klaymongso, curled in her lap, with her torn antique brocade bag, a grubby handkerchief, and a pile of letters from home on top of him, sneezed for reply.

The other tables were empty. A glance passed between the American and the Topknots. She gave a foreign little shrug; they waved an understanding biscuit. But he saw nothing. Now he was still, now from his eyes you saw he listened. “Hoo-e-zip-zoo-oo!” sounded the lift. The iron cage clanged open. Light dragging steps sounded across the hall, coming towards him. A hand, like a leaf, fell on his shoulder. A soft voice said: “Let’s go and sit over there–where we can see the drive. The trees are so lovely.” And he moved forward with the hand still on his shoulder, and the light, dragging steps beside his. He pulled out a chair and she sank into it, slowly, leaning her head against the back, her arms falling along the sides.”

 

Katherine Mansfield (14 oktober 1888 – 9 januari 1923)
Portret door Shoshana Kertesz

Lees verder “Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski”