Flann O’Brien, Roberto Juarroz, Václav Havel

De Ierse schrijver Flann O’Brien werd geboren op 5 oktober 1911 in Strabane, County Tyrone. Zie ook mijn blog van 5 oktober 2009 en ook mijn blog van 5 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Flann O’Brien op dit blog.

 

Uit: At Swim-Two-Birds

“HAVING placed in my mouth sufficient bread for three minutes’ chewing, I withdrew my powers of sensual perception and retired into the privacy of my mind, my eyes and face assuming a vacant and preoccupied expression. I reflected on the subject of my spare-time literary activities. One beginning and one ending for a book was a thing I did not agree with. A good book may have three openings entirely dissimilar and inter-related only in the prescience of the author, or for that matter one hundred times as many endings.

Examples of three separate openings – the first: The Pooka MacPhellimey, a member of the devil class, sat in his hut in the middle of a firwood meditating on the nature of the numerals and segregating in his mind the odd ones from the even. He was seated at his diptych or ancient two-leaved hinged writing-table with inner sides waxed. His rough long-nailed fingers toyed with a snuff-box of perfect rotundity and through a gap in his teeth he whistled a civil cavatina. He was a courtly man and received honour by reason of the generous treatment he gave his wife, one of the Corrigans of Carlow.

The second opening: There was nothing unusual in the appearance of Mr. John Furriskey but actually he had one distinction that is rarely encountered – he was born at the age of twenty-five and entered the world with a memory but without a personal experience to account for it. His teeth were well-formed but stained by tobacco, with two molars filled and a cavity threatened in the left canine. His knowledge of physics was moderate and extended to Boyle’s Law and the Parallelogram of Forces.

The third opening: Finn Mac Cool was a legendary hero of old Ireland. Though not mentally robust, he was a man of superb physique and development. Each of his thighs was as thick as a horse’s belly, narrowing to a calf as thick as the belly of a foal. Three fifties of fosterlings could engage with handball against the wideness of his backside, which was large enough to halt the march of men through a mountain-pass.

I hurt a tooth in the corner of my jaw with a lump of the crust I was eating. This recalled me to the perception of my surroundings.

It is a great pity, observed my uncle, that you don’t apply yourself more to your studies. The dear knows your father worked hard enough for the money he is laying out on your education. Tell me this, do you ever open a book at all?

I surveyed my uncle in a sullen manner. He speared a portion of cooked rasher against a crust on the prongs of his fork and poised the whole at the opening of his mouth in a token of continued interrogation.”

 


Flann O’Brien (5 oktober 1911 – 1 april 1966)

Lees verder “Flann O’Brien, Roberto Juarroz, Václav Havel”

Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Charles Frazier, Cynthia Mc Leod

De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Oek de Jong op dit blog.

Uit: Een rij handkarren

“Breitner is er vroeg voor opgestaan, zoals hij wel vaker doet wanneer hij in de stad wil fotograferen. Hij houdt van de drukte en beweging in de Amsterdamse straten, maar ook van de ochtendstilte, de lange schaduwen die een nog laagstaande zon werpt, van roerloos water waarin zich de huizen weerspiegelen. Het is ook handig om in alle vroegte te fotograferen: er zijn nog maar weinig mensen op straat, zodat hij zijn stadsgezichten met figuren gemakkelijker kan componeren.

Hij loopt van zijn huis aan de Lauriergracht naar de Wallen en daar zoekt hij zijn weg naar de plek die hij al een tijd in zijn gedachten heeft: een bocht in de Oudezijds Achterburgwal. In de stegen weerklinken zijn voetstappen. Ergens wordt een raam omhoog geschoven. Uit een kelderwoning klinkt kindergekrijs. In een halfdonker café staan de stoelen op de tafels. De bedompte geur van bier en afval mengt zich met de frisse lucht.

Daar gaat Breitner met zijn zwarte bolhoed en zijn camera. Hij is nog geen veertig. Hij ademt. Hij huivert misschien even in de ochtendkilte na te weinig slaap. De ijle schaduwen van bomen, gaslantaarns en brugleuningen glijden over hem heen. Wanneer hij een brug afloopt schuiven zijn voeten in zijn schoenen naar voren, tegen het leer aan.

Nog een steeg, dan is hij ter plaatse en ligt rechts van hem de Oudezijds Achterburgwal. Er zijn toch een paar mensen op de kade. Hij maakt er gebruik van, impulsief als hij is. Hij kiest meteen zijn standpunt, volgt in de zoeker van de camera de bewegingen van zijn figuren en drukt dan af. Uit de camera komt een zacht geluid van werkend mechaniek.

Meer dan honderd jaar later zie je op de foto die bocht in de Oudezijds Achterburgwal. De zon staat nog laag en beschijnt de achtergevels van de huizen aan de Zeedijk. Ruiten blinken. Overal hangt wasgoed buiten de ramen, het heeft daar de hele nacht gehangen, boven de gracht. De houten steunen van lege waslijnen werpen lange, schuinse schaduwen op de gevels. Het is pril licht dat op de oude huizen valt.”

 

Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)

Lees verder “Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Charles Frazier, Cynthia Mc Leod”

Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Gore Vidal op dit blog.

 

Uit: Point to Point Navigation: A Memoir

“At first, I thought that the Boners were just that—white skeletons like those jointed cardboard ones displayed at Halloween. Bony figures filled my nightmares until it was explained to me that these Boners were not from slaughterhouses but from poorhouses. My grandfather was against granting them a bonus. A onetime fiery populist from the Mississippi up-country, and a contributor to the only socialist constitution of the fifty states, he had come to the conclusion that “if there was any race other than the human race, I’d go join it.” He was a genuine populist; but he did not like people very much. He always said no to anyone who wanted government aid. On one memorable occasion, the blind senator was denounced to his face by a blind suppliant for federal aid. On the other hand, he believed in justice—due process, anyway—for all, equally.

As the summer grew hotter and the Depression deepened, and Congress debated whether or not to give the veterans a bonus, rumors spread: they had attacked the White House; they had fired on the Capitol; and, most horribly, they were looting the Piggly Wiggly grocery stores. I dreamed of skeletons on the march; of Boris Karloff, too—all bones and linen wrapping.

On June 17, 1932, the Senate met to vote on the Bonus Bill. I drove with my grandfather to the Capitol, sitting beside him. Davis, his black driver and general factotum, was at the wheel. I stared out the open window, looking for Boners. Instead, I saw only shabby-looking men holding up signs and shouting at occasional cars. At the Senate side of the Capitol there was a line of policemen. Before we could pass through the line, Senator Gore was recognized. There were shouts; then a stone came through the open window of the car and landed with a crash on the floor between us. My grandfather’s memorable words were: “Shut the window,” which I did.

Shortly after, the Boners were dispersed by the army, headed by General MacArthur and his aide Major Eisenhower. Guns were fired; there were deaths. The following Sunday, my father and I flew low over what had been the Boners’ encampment at the Anacostia Flats. There were still smoking fires where the shanties had been. The place looked like a garbage dump, which in a sense it had been, a human one.”

 

Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)

Lees verder “Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier”

Peter Terrin

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Hij studeerde aan de Universiteit van Gent en won in 2010 de Europese Literatuurprijs met zijn boek “De bewaker”. Terrins eerste bundel verscheen in 1998 en kreeg de naam “De Code” mee. In 2001 volgde zijn eerste roman, “Kras”. Hij werd twee keer genomineerd voor de AKO Literatuurprijs voor zijn roman “Blanco” en voor de verhalenbundel “De Bijeneters”. In 2010 werd zijn boek “De bewaker” ook genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Mede voor zijn laatste roman “Post mortem” is hij genomineerd voor de Halewijnprijs 2012. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Blanco

“Helena werd begraven de dag na Allerzielen.
Veel mensen die met het stormweer van de voorbije hoogdagen thuis waren gebleven, droegen vandaag hun gele en witte chrysantbollen aan.Viktor voelde zich bekeken; de begrafenis, op het nieuwe deel vlak bij de toegangspoort, leek wel een stunt van het kerkhof: dagvers verdriet, speciaal voor de laatkomers, opdat ook hún jaarlijks bezoekje stemmig plaats kon vinden.
De vier mannen vierden het touw. Ze waren onderlegd in hun vak, de eikenhouten kist zakte plechtig in het volmaakt rechthoekige graf.
Eveline, zijn zus, bracht een zakdoek naar haar gezicht.
Vanuit zijn ooghoek merkteViktor een aarzeling bij de passanten op het middenpad. Af en toe bereikte hem een zweem van vrouwenparfum, sterk en .eurig, waarin kinderen zich jarenlang geborgen en veilig wanen.
De ouders van Helena namen heimelijk elkaars hand vast, terwijl ze onbeweeglijk in het gelid bleven staan, blik op oneindig. Rechts sloot de pastoor zijn ogen en prevelde in zichzelf.Hij hield met beide handen een bijbel voor zijn schaamstreek. Hij had dikke vingers met zwart behaarde kootjes, één ervan stak obsceen in de vergulde bladsnee.Viktor begreep dat dit beeld hem onvermijdelijk tot zijn dood zou bijblijven. Het kwam hem voor dat een mensenleven barst van herinneringen die door omstandigheden worden opgedrongen.
De kist kwam tot rust op de bodem van het graf. De vier mannen ontspanden de rug en stapten nederig achteruit.
Het bleef een tijd stil. Het wachten was op de pastoor.
Zondagse hakken af en aan op het asfalt.
Viktor boog zich voorover. De kuil had loodrechte wanden en was minstens twee meter diep, beslist geen eenvoudige klus. Hij knielde om goed te kunnen kijken. De wereld zou er stukken beter op worden als iedereen met trots en toewijding zijn werk uitvoerde.
Hij voelde de hand van Eveline op zijn schouder. Hij hoorde haar snikken boven zijn hoofd, terwijl hij er maar niet in slaagde zijn blik los te maken van de eenzame kist onder hem.
Wie kon hem verzekeren dat Helena daar lag? Hij had haar drie dagen geleden in het mortuarium gezien, met een gereconstrueerd gezicht, de handen vroom gevouwen, maar niet vandaag, niet in deze kist. Lijken werden nu eenmaal om uiteenlopende doeleinden ontvreemd en verhandeld. Je kon het zo ziek niet bedenken.”

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Dimitri Verhulst, Graham Greene, Wallace Stevens, Andreas Gryphius

De Vlaamse dichter en schrijver Dimitri Verhulst werd op 2 oktober 1972 geboren in Aalst. Zie ook mijn blog van 2 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Dimitri Verhulst op dit blog.

Uit: Mevrouw Verona daalt de heuvel af

Ik zou willen dat je niet wacht als mijn moment daar is.
Je mag me nog even onderstoppen, maar ook niets
meer dan dat.
En als je tijdens dat onderstoppen ook nog
heel lief lacht

zal ik jouw geveinsd geluk jou voor die keer toch
wel vergeven.

Ga niet naast bed de wisselvallige intervallen van mijn
al rotte adem tellen. Houd mijn hand niet vast
die als een want zal worden neergelegd en waarin eens
mijn hand gezeten en naar die van jou gegrepen had.
Luister niet hoe het in mijn bast beestachtig bonkt
en reutelt,
hoe de kanker daar snel nog even aan mijn botten
sleutelt
en kijk niet in mijn ogen die gebroken in hun kassen
zich aanpassen aan het aardedonker
van wat geen nacht zal zijn.

Laat mij achter in die kamer. Alleen.
Want wij twee mogen enkel van het leven zijn.

Wees zo goed deze banaliteit te negeren en ga,
naar beneden, de tuin in.
Hang er jurken aan de wasdraad en ik zal kijken
door het raam hoe zij mij salueren in de wind.
Bak bijvoorbeeld ajuinen, en laat ze enorm bruinen
in de boter, zodat ik ze kan ruiken tot boven
en denken: ‘Mijn god, wat kookt zij goed!’

Maar als ik de macht nog in mijn benen heb,
en daar hoop ik op,
zal ik me vastklampen aan de trapleuning
die ik eigenlijk nog eens vernissen moest,
en zeggen: ‘Ik ben al naar boven, schat,
tot straks.’

Dimitri Verhulst (Aalst, 2 oktober 1972)

Lees verder “Dimitri Verhulst, Graham Greene, Wallace Stevens, Andreas Gryphius”

70 Jaar Günter Wallraff, P. N. van Eyck, Khalid Boudou, Charles Cros, John Hegley

De Duitse schrijver en undercoverjournalist.Günter Wallraff werd geboren op 1 oktober 1942 in Burscheid bij Keulen. Vandaag viert hij zijn 70e verjaardag. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Wallraff op mijn blog.

 

Uit: Undercover

“Wer belästigt da? Wer will, soll, muss verkaufen? Ich will eintauchen ins Zentrum der heiß laufenden Drähte. Zu diesem Zweck habe ich mich auf eine Anzeige in einer Regionalzeitung gemeldet. Zwei Tage später werde ich in den Köln-Turm einbestellt, wir sind ein Dutzend Bewerber. Ein junger Mann mit federndem Schritt und offenem Jackett begrüßt uns. Wir betreten ein weiß gestyltes, cleanes Großraumbüro. „Frischfleisch“, ruft einer der Altgedienten. Ein flotter Enddreißiger kommt uns entgegen, verbindlich lächelnd stellt er sich als „Teamleiter“ vor, zeigt auf unsere Arbeitsplätze und macht uns auf die Spiegel neben den Flachbildschirmen aufmerksam. Darunter lese ich: „Schau in diesen Spiegel. Was du siehst, ist einmalig.“ – „Ab und an da reinschauen und lächeln“, empfiehlt der Teamleiter, „das hebt die Stimmung. Wir sind hier gut drauf.“

Wenig später beginnen die Vorstellungsgespräche. Zu den Kandidaten gehören: ein Türsteher, eine Werbefachfrau, eine Friseurin und ein Verkaufsprofi, der zuvor in einem anderen Unternehmen Kundenbetreuer war. Der Teamchef prüft, ob wir gewandt oder stockend reden, wie überzeugt und überzeugend wir unsere Biografien und Motive vortragen. Wenige Tage später werden einige von uns unterrichtet, dass sie für einen Tag zur unbezahlten Probearbeit kommen dürfen. Nicht alle dürfen. Ich darf. Außerdem noch der Verkaufsprofi, die Werbefachfrau und zwei Studentinnen.

CallOn zählt mit mehr als 600 Beschäftigten in fünf Niederlassungen und einem Jahresumsatz von 70 Millionen Euro zur Oberklasse der Branche. Firmenchef Eckhard Schulz will, so sagt er der Presse, weitere 700 Stellen schaffen, überdies seien 2000 Heimarbeitsplätze geplant. Das Unternehmen gibt sich erfolgreich – daran haben auch ein lange schwebendes Verfahren wegen Steuerhinterziehung in zweistelliger Millionenhöhe und die vorübergehende Inhaftierung von Eckhard Schulz nichts geändert. Unser Teamleiter stellt klar: CallOn ist ein anständiges Haus.”

 

Günter Wallraff (Burscheid, 1 oktober 1942)

Lees verder “70 Jaar Günter Wallraff, P. N. van Eyck, Khalid Boudou, Charles Cros, John Hegley”

Israël Querido

De Nederlandse schrijver Israël Querido werd geboren in Amsterdam op 1 oktober 1872. Querido kwam uit een arm gezin en moest al jong zijn eigen brood verdienen. Dat deed hij onder meer als horlogemaker, violist, diamantbewerker, juwelier en journalist. Als schrijver debuteerde hij in 1893 met een bundel gedichten onder de titel “Verzen”, spoedig gevolgd door “Gedichten” (1894), geschreven onder de indruk van een bezoek aan Parijs. Beide boeken verschenen onder het pseudoniem Theo Reeder. Daarna schreef hij ook kritieken, die deels gebundeld werden. Bekend zijn vooral zijn boeken geworden waarin het Amsterdamse volk wordt getekend. Querido’s eerste prozawerk was extreem naturalistisch. Zola was zijn voorbeeld in “Levensgang” (1901). Daarna volgde “Menschenwee” (1903). Zijn eerste grote werk was de vierdelige romancyclus “De Jordaan”.  Hij verwijderde zich geleidelijk van het naturalisme en schreef naar het voorbeeld van Louis Couperus een grote historische romancyclus, hoewel hij eerder diens historische werken zwaar gekritiseerd had. Het betreft zijn driedelige cyclus “De oude waereld, het land van Zarathustra”. Hij was in socialistische kringen populair, mede dankzij zijn column in het dagblad Het Volk, ‘Uit het dagboek van Querido’. Hij had al lange tijd last van een zwak hart, maar zijn dood kwam toch nog onverwacht, toen hij 59 jaar oud was.

 

Uit: Levensgang

 

“Een dik-troebele lucht, zwaar drukkend van petroleumstank en benauwden menschadem, dreef door ’t zolder-krot, waar de drie ronkende jongens Hols opgeborgen waren, ’s nachts. Het was hun slaaphok op de nieuwe woning. Ze waren pas verhuisd bij Hols in dol-drukke haast, van Zandstraat boven, naar den ouden Braak, beneden. Eerst was de schoenmakersrommel van vader Hols overgegaan. Toen, op ’n handkar, rottige meubeltjes, zwaar verbeukte brokstukken, vastgesnoerd in touw en rafels, tusschen overdwarse vaal-rooie en groenig-zwarte banen van uitgebleekt vloerkleed, waar bovenop stukken vuil leer, verrotte werkvoorschooten, beverfde leesten, pannen, emmer-spul en stoel-krukken, los-steunend in elkaar gehaakt met pootensparteling in de lucht krampachtig-verstijfd uitstekend, als gesnoerde kalfsklauwen op slachterskar.

De kleine gereedschapsbak, met koperen schroefjes, scharen, uitgebrande lijmpotten en roestige priem-pennetjes, was plechtig achterna gekomen, met de ordenaal, die stapvoets-slepend gedragen moest worden door Lies, op z’n staakje bollend, langzaampjesaan, door de stilste straten. Toch was Lies nog beloerd geworden door angst-oogen van den schoenmaker, die, vlak-wantrouwend naast ‘r, z’n handkar was blijven duwen. De ordenaal met staakje, waarin al dertig jaar lang ’t zelfde water broeide, was groot symbool van vader Hols’ avond- en nachtwerk. Ze was de kleur-diepe lichtballon, gevuld met sterk water en giftig groen aftreksel van ’n koperen cent, waarachter ie al dertig jaar ploeterde; die trouw-antieke lichtbol, hem, ’s avonds, achter z’n werktafel omschijnend, in een kleurzee van groen gedempt licht, z’n strakken werkkop omgoochelend in geheimzinnig diep-gelend lichtgeschommel, in gouïg geschaduw, trillend als een lichtknikker z’n kamer indrijvend. Die bol moest bij elke gebeurtenis het eerst verzorgd worden, – z’n avondzon, z’n oogenlicht voor nachtarbeid. Liesje alleen had ‘m moeten dragen.”

 

 

Israël Querido (1 oktober 1872 – 5 augustus 1932)