Santa Montefiore, James Dickey, Xuân Diệu, Ayn Rand

De Britse schrijfster Santa Montefiore (eig. Santa Palmer-Tomkinson) werd geboren op 2 februari 1970 in Hampshire. Zie ook alle tags voor Santa Montefiore op dit blog.

Uit: The French Gardener

“Gus felt a jolt of excitement. He forgot about biting Adam Hudson in the playground, about running out of the school gates and up the High Street, about his mother’s angry voice and his own clawing sense of isolation. He forgot about everything except the sudden rush of blood as he set off in pursuit of the donkey.

“You a scaredy cat?” he hissed as he approached the terrified animal. “Whoooa!” He lunged at him, delighting in the clumsy way the donkey stumbled back before cantering stiffly off towards the woods at the top of the field, braying in panic.What a shame he hadn’t brought the stick. It was more fun when he hit him.

Bored of that game, Gus continued into the woods, leaving Charlie trembling in the corner of the field, surrounded by sheep. The ground was soggy, strewn with twigs and brown leaves amongst which a shiny pheasant scraped the earth for food. The sun shone weakly through the leaves, illuminating the spiders’ webs that adorned the surrounding shrubbery with lace. Gus picked up a twig and began to swipe the webs, squashing the fleeing spiders under foot. The pleasure was fleeting, and he was left with the emptiness of believing, albeit subconsciously, that he was of no value to anyone.

Miranda Claybourne put down the telephone and remained at the window, staring out over the orchard. The ground was littered with apples and the last of the plums. She had sensed her son’s presence at the door, but now he had gone. Of all the days Gus had to choose to play truant, he had chosen Deadline Day. She stubbed out her cigarette, reassuring herself that a lapse in her struggle to quit was absolutely okay; three puffs hardly counted. She didn’t have time to go looking for him, and anyway, she wouldn’t know where to start, the grounds were so large and, she observed with a sinking feeling, desperately overgrown and wet.”


Santa Montefiore (Hampshire, 2 februari 1970)

Lees verder “Santa Montefiore, James Dickey, Xuân Diệu, Ayn Rand”

William Rose Benét, Gostan Zarian, Ludwig Eichrodt, Johann Ch. Gottsched, Michael Öchsner

De Amerikaanse dichter en uitgever William Rose Benét werd geboren op 2 febrari 1886 in Fort Hamilton, Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor William Rose Benét op dit blog.

 

Always I Know You Anew

I press my hands on my eyes
And will that you come to me.
Your semblances shimmer and rise;
Yet ’tis never your self I see,
Never the exquisite grace
And the bright, still flame of you.
So, when I meet you face to face,
Always I know you anew!

Faint visions I saw, instead
Of your brows direct and wise,
Of the little lilt of your head
And your dark-lashed, sky-clear eyes,
Of the soft brown braids demure,
The poise as of quiet light,
The perfect profile, sweet and pure,–
Never I dream you aright!

And new in endless ways,
By your blessed heart unplanned,
It is mine to surprise each sweeter phase,
Adore you, and understand;
For through every delicious change in you
Truth burns with a clear still flame;
And, though always I know you anew,
Always I find you the same!

 

William Rose Benét (2 februari 1886 – 4 mei 1950)

Lees verder “William Rose Benét, Gostan Zarian, Ludwig Eichrodt, Johann Ch. Gottsched, Michael Öchsner”

Hugo von Hofmannsthal, Günter Eich, F. B. Hotz, Dieter Kühn

De Oostenrijkse dichter en schrijver Hugo von Hofmannsthal werd geboren op 1 februari 1874 in Wenen. Zie ook alle tags voor Hugo von Hofmannsthal op dit blog.

An einen, der vorübergeht

Du hast mich an Dinge gemahnet,
Die heimlich in mir sind,
Du warst für die Saiten der Seele
Der nächtige flüsternde Wind

Und wie das rätselhafte
Das Rufen der atmenden Nacht,
Wenn draußen die Wolken gleiten
Und man aus dem Traum erwacht,

Zu blauer weicher Weite
Die enge Nähe schwillt,
Durch Zweige vor dem Monde
Ein leises Zittern quillt.

 

Manche freilich müssen drunten sterben…

Manche freilich müssen drunten sterben,
Wo die schweren Ruder der Schiffe streifen,
Andre wohnen bei dem Steuer droben,
Kennen Vogelflug und die Länder der Sterne.

Manche liegen immer mit schweren Gliedern
Bei den Wurzeln des verworrenen Lebens,
Andern sind die Stühle gerichtet
Bei den Sibyllen, den Königinnen,
Und da sitzen sie wie zu Hause,
Leichten Hauptes und leichter Hände.

Doch ein Schatten fällt von jenen Leben
In die anderen Leben hinüber,
Und die leichten sind an die schweren
Wie an Luft und Erde gebunden:

Ganz vergessener Völker Müdigkeiten
Kann ich nicht abtun von meinen Lidern,
Noch weghalten von der erschrockenen Seele
Stummes Niederfallen ferner Sterne.

Viele Geschicke weben neben dem meinen,
Durcheinander spielt sie alle das Dasein,
Und mein Teil ist mehr als dieses Lebens
Schlanke Flamme oder schmale Leier.

 

Wolken

Am nächtigen Himmel
Ein Drängen und Dehnen,
Wolkengewimmel
In hastigem Sehnen,

In lautloser Hast
– Von welchem Zug
Gebietend erfaßt? –
Gleitet ihr Flug,

Es schwangt gigantisch
Im Mondesglanz
Auf meiner Seele
Ihr Schattentanz,

Wogende Bilder,
Kaum noch begonnen,
Wachsen sie wilder,
Sind sie zerrronnen,

Ein loses Schweifen…
Ein Halb-Verstehn…
Ein Flüchtig-Ergreifen…
Ein Weiterwehn…

Ein lautloses Gleiten,
Ledig der Schwere,
Durch aller Weiten
Blauende Leere.


Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929)

Lees verder “Hugo von Hofmannsthal, Günter Eich, F. B. Hotz, Dieter Kühn”

José Luis Sampredo

De Spaanse schrijver, humanist en econoom Jose Luis Sampedro Sáez werd geboren op 1 februari 1917 in Barcelona en groeide op in Tanger, Marokko. In 1936 werd hij aangeworven door het Republikeinse Leger voor de Spaanse Burgeroorlog. Tijdens de oorlog was hij met zijn bataljon in Melilla, Catalonië, Guadalajara en Huete, provincie Cuenca,gestationeerd. Na een opleiding tot douanier in Santander verhuisde hij naar Madrid, waar hij economie studeerde en in 1947 cum laude afstudeerde. Daarna kreeg hij een baan bij de Banco Bilbao Vizcaya Argentaria. Vanaf 1955 werd hij hoogleraar economische structuren aan de Complutense Universiteit van Madrid. Hij bleef dat  tot 1969. Gedurende deze tijd was hij ook gasthoogleraar aan de universiteiten in Liverpool en Salford en was hij mede-oprichter van het Centro de Estudios e Investigaciones. Hij werkte als business consultant en 1977 – 1979 was hij senator in het eerste democratisch gekozen parlement. Parallel met zijn werk als econoom publiceerde Sampedro al verschillende romans en korte verhalen. Sinds zijn pensionering richtte hij zich helemaal op het schrijven. Hij had eind jaren 1980 veel succes met “Octubre, octubre”, “La Sonrisa Etrusca” en “Lavieja sirena”. In die tijd stierf ook zijn vrouw Isabel Pellice. In 1990 werd hij lid van de Real Academia Española. Als humanist uitte hij vaak kritiek op het sociale en morele verval van de westerse samenleving, het neoliberalisme en de donkere kant van het kapitalisme. In een interview met de Frankfurter Allgemeine Zeitung bekritiseerde Sampedro het kapitalisme in Europa en vergeleek dit met het einde van het Romeinse Rijk.

Uit: De Etruskische glimlach (Vertaald door Eugenie Schoolderman)

“In Villa Giulia in Rome vervolgt de suppoost van Afdeling Vijf zijn ronde. Nu de zomer voorbij is, en het daarmee ook gedaan is met de drommen toeristen, slaat de sleur weer toe, maar vandaag heeft een bepaalde bezoeker zijn aandacht getrokken en loopt hij alsmaar nieuwsgieriger terug naar het zaaltje met De echtgenoten. ‘Zou hij er nog zijn?’ vraagt hij zich af, terwijl hij zijn pas versnelt tot hij bij de deuropening is.

Hij is er nog. Hij zit nog steeds op het bankje voor de grote Etruskische sarcofaag van terracotta, die midden onder het gewelf staat. Het pronkstuk van het museum, als in een sieradendoosje tentoongesteld in de okerkleurige ruimte, die de oorspronkelijke crypte moet nabootsen.

Ja, daar is hij. Al een half uur zit hij daar, onbeweeglijk, alsof hij ook een door het vuur en de tijd uitgedroogde figuur is. Het is net een buste, de bruine hoed en het verweerde gezicht zo boven het witte overhemd zonder stropdas, zoals de oude mannen daarginds, in de bergen in het zuiden, dat altijd dragen, in Apulië of misschien eerder in Calabrië.

‘Wat zou hij zien in dat beeld?’ vraagt de suppoost zich af.

Omdat hij het niet begrijpt, blijft hij besluiteloos staan voor het geval er plotseling iets gebeurt op deze morgen die begon als alle andere en toch zo anders is. Maar hij durft ook niet naar binnen te gaan, weerhouden door een onverklaarbare schroom. Dus blijft hij in de deuropening staan kijken naar de oude man die, zonder zijn aanwezigheid op te merken, zijn blik strak gericht houdt op de sarcofaag met daarop het paar.

De vrouw ligt steunend op haar linkerelleboog, haar twee vlechten vallen over haar borsten. Sierlijk buigt ze haar rechterhand richting haar volle lippen. Achter haar ligt in dezelfde pose een man met een puntbaard en een fauneske mond; hij heeft zijn rechterarm om haar schouder gelegd. De roodachtige tint van de beide terracotta figuren verraadt een donkere ondergrond, waar de eeuwen amper vat op hebben gekregen. Onder de smalle, schuin staande ogen straalt op beide gezichten dezelfde onbeschrijflijke glimlach: wijs en raadselachtig, sereen en zinnelijk.”

 

José Luis Sampredo (Barcelona, 1 februari 1917)