De Nederlandse schrijver Antoon Coolen werd geboren in Wijlre in Zuid-Limburg op 17 april 1897. Zie ook alle tags voor Antoon Coolen op dit blog.
Uit: Dorp aan de rivier
“Daar had hij lange jaren zijn geweldige hoogmoed over gehad, maar eens, toen het wekenlang regende en het water geweldig waste, toen er ook binnendijks huizen aan moesten geloven, ja, toen was Janus de Mert ook overstroomd geweest. Toen zat hij grif afgesloten, er waren koeien en varkens van hem verdronken, hij zat in de grote opkamer van angst te klagen, sindsdien had hij een noodklok op de nok van zijn zwaar rieten dak. Hij dacht, als het weer gebeurt, dan zal ik die noodklok luiden, dan kannen ze mij komen redden. Want Janus de Mert, dat mocht nou voor zijn doen in deze omgeving een flinke boer zijn, hij mocht zijn grootspraak hebben, hij had een hazenhart, hij was schrikkelijk laf en bang als het om zijn lijf en leden ging. Daar heeft hij later nog angst en ellende genoeg over gehad, toen was hij te zwak geworden om de noodklok te luiden. Ge hadt hier ook Cis de Dove, die woonde in een klein arkje op de Maas, dat had hij een beetje buiten het dorp achter het veer liggen. Hij had het zelf blinkend groen geverfd, en de spijlen van de ruitjes had hij blinkend wit geschilderd. Daar had hij pleizier in, in die heldere dingen. Hij had gordijnen van bloemen, zozeer als hij geraniums, foksia’s en floxen voor het raam had staan, omdat hij daar zo’n pleizier in had. In het warm, klein, planken inwendige van zijn drijvende huis, hoe was het daar gesteld. Tegen de planken zoldering hingen honderden hazenstrikken bijeengekluwd. Cis zat daaronder dicht bij zijn dubbelloops jachtgeweer, en zijn petroleumstel, dat gaf als het brandde ’s avonds voor de koffie, die Cis ging zetten, nog op zekere zin gezelligheid. En Cis zijn onsterfelijke witte, bruingevlekte hondje, dat kefte als ge binnenkwaamt en het sprong voor geweld, om Cis, die zo doof was als een hout, te waarschuwen.
Antoon Coolen (17 april 1897 – 9 november 1961)