De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog en ook mijn blog van 10 mei 2013 en ook deze tags voor J. C. Bloem.
October
De hooge vloed des zomers is vergleden;
Nog gister wiegden we in zijn diepen schoot,
Nu proeven wij, bij ’t ’s morgens buiten treden,
Iets in de lucht van zaligheid en dood.
Dit is de teerste maand van ’t jaar: October,
Die, van in damp gebroken licht verzaad,
Geheiligd, onaantastbaar-kuisch en sober,
Langs een gewijde en stille wereld gaat.
Een nieuwe weelde lokt: het zijn de stralen,
Van warmte en wellust algeheel ontdaan,
Die door een sfeer van ijle nevels dalen,
Als najaarsdraden in een vochte laan.
En, nauw-omstrengeld, zwerven door die prachten
Twee zielen, waarvan de een voor de’ ander zwicht,
Broeder en zuster van mijn herfstgedachten:
De dunne schaduw en het dunne licht.
De schaduw heeft allengs het fulpen donker
Van ’t zomerlijke lommer afgeleid.
En aan het milde licht bleef glans noch flonker,
Alleen een wonderlijke helderheid.
De luister van deze aarde is niet te dooven.
Mijn liefde wemelt in een zonnestraal
Rondom de laatste rozen dezer hoven
Als spel van luiten aan een koningsmaal.
En mijn verlangens trekken met de scharen
Van vogels krijtend langs de blauwe lucht,
Die dichtbij ’t stralend hart des hemels varen,
Terwijl mijn loomte aan de aarde kleeft en zucht.
Ik denk aan U, droom van dit korte leven,
En van zijn barren gloed het rustloos vuur,
Het bloed mijns harten wilde ik U geven —
Zie, ’t werd een roode wingerd langs den muur
0 latere geliefden langs deez’ paden —
Wanneer mijn stof al wervelt op den wind,
Herdenkt mij: toen mijn voeten hen betraden,
Heb ik dit landschap ook zóózeer bemind.
Herdenkt, herdenkt mij dan, maar niet verweven
Met de gedachte aan die de harten bluscht,
Maar als gij naar de grenzen reikt van ’t leven,
In najaarsnachten, warm van liefde en lust.
Aanvaarding
Toen ik jong was, bestond ik in vormen
Van het leven dat komen zou:
Een vervoerend de wereld doorstormen,
Een lied en een eindlijke vrouw.
Het is bij dromen gebleven;
Ik heb, wat een ander ontsteelt
Aan het immer weerbarstige leven,
Slechts als mogelijkheden verbeeld.
Want ik wist door een keuze verloren
Ieder ander verlokkend bestaan.
Ik heb dan ook niets verkoren,
Maar het leven is voortgegaan.
En het eind, dat ik wilde ontvluchten,
Is de aanvang gelijk, die het had:
Onder Hollandse regenluchten,
In een kleine Hollandse stad.
Ingelijfd bij de bedaarden
Wordt het hart, dat geen tegenstand bood.
Men begint met het leven te aanvaarden
En eindlijk aanvaardt men de dood.