Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: Wit is altijd schoon

“Heb ik het hier anders niet schoon behangen in de keuken? vroeg ze, Gusta.
Ik zei: amai, héél schoon! Zei ik.
Zo een schoon effen behang! Hebt ge dat zelf gedaan?
’t Is percies dat de schilder geweest is, zei ik, zo schoon gedaan!
Maar ik ben toch echt niet goed zenne, Gusta, zei ik, ik ben percies aan het doodgaan.
Ja, zei ze, maar het was ook een heel werk, dat behangen.
Eerst dat oud papier d’r afdoen.
Want dat zag er nogal uit, zei ze, dat oud papier.
Vuil en vet. En losgekomen.
Haar dochter Josee was komen helpen, zei Gusta, want behangen zelf, dat ging haar toch niet zo goed niet meer af.
Iedere keer dat traplereke op en af, dat was niks meer voor haar, zei ze.
En Josee had dat ook gezegd tegen haar.
Moe, gij gaat die keuken toch niet alleen behangen zeker!
Dat is toch geen werk!
Iedere keer dat traplereke op en af mee die lange panden vol lijm en pap!
Dat is toch geen werk zo alleen!
Ik zal wel ’s een dag komen helpen, had Josee gezegd.
O da’s goed Josee, had Gusta gezegd, ik zal dan al beginnen mee het oud papier eraf te halen want da’s ook al een heel werk, dat oud papier d’er afhalen, en als ik daarmee gedaan heb, zal ik wel eens bellen.
Wel ja, doe dat, had Josee gezegd, als ge daarmee gedaan hebt, dan belt ge maar en dan zal ik wel eens een dag komen helpen.”

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy”

Ad Zuiderent

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zuiderent maakte op zijn achtste de watersnood van 1953 in Nederland mee. Hij studeerde Nederlands taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1969 ging hij lesgeven. Zes jaar lang doceerde hij Nederlands op de Christelijke Scholengemeenschap Buitenveldert te Amsterdam waarna hij voor vier jaar moderne Nederlandse letterkunde en vakdidactiek gaf aan de lerarenopleiding VL-VU. Tussen 1976 en 1978 gaf hij poëzieanalyse bij een opleiding Nederlands in Amsterdam. Van 1979 tot 2009 werkte hij als wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit. Hij schreef recensies voor het dagblad Trouw en De Tijd en is redacteur van het Kritisch Literatuur Lexicon. Zuiderent is naast letterkundige tevens dichter. Sinds 1966 publiceert hij gedichten in literaire tijdschriften, zoals Merlyn, Raster, Soma, Maatstaf, De Revisor, Tirade en het Nieuw Wereldtijdschrift. In 1968 debuteerde hij met de bundel “Met de apocalyptische mocassins van Michel de Nostredame op reis door Nederland” waarin hij de door hem beleefde watersnood van 1953 beschrijft.

Waar geen haven is

Dichter, kunstkind, wat zul je nog dichten.
In eeuwigheid, dat gesloten systeem, drijf je
voorbij. Maar zoek je ’s avonds het lek, is er
niemand daarbuiten, kieuw noch bek. Enkel gordijnen
waarachter de buren het nieuws of de nachtfilm
bekijken. Je lyrisch betoog kan bewegen als
een pont aan de steiger, je kapseist hooguit
in het zich van een horizon, een verre vriend.
Op de rede, op straat blijft het stil, al die tijd.
Je denkt dat ze dichters en kinderen eerst
zullen horen, maar hun gordijnen hangen in slik.

 

Op de fiets

Een nuchter fietser op de gracht: wat valt
dat is een herfstblad – licht stijgt op.
Nóg is er geen gevoel van kortste dag.

Maar keert het licht, dan keert de fietser ook
de stad de rug toe, kiest rivier voor gracht,
sneeuw op de buitenweg voor stadse prak.

Wat voedt nog zijn herinnering: de damp
die geurt bij ’t uitdoen van een regenpak?
Ging ooit Sebastiaan naar Duivendrecht?

Komt lente, lost de eenzaamheid zich op
in wie hij tegenkomt de Amstel langs:
de fietsers met hun hand omhoog als vrienden.

Zo voelt wie de beslotenheid verliet,
bedreigd door damp van snelverkeer, zich thuis
voorbij de weiden achter zijn bureau.

Maar op een zomerdag slaat hij voorbij
de brug linksaf, wil de rivier ten einde:
komend van Ouderkerk zoekt hij weer stad.

Na molen en begraafplaats wordt het stil:
‘Zo eeuwig fietsen!’ gaat het door hem, en
geen mens ziet dat zijn fiets de lucht in wil.

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)