Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse schrijver Martijn Simons werd geboren in 1985 en groeide op in Woerden. Hij studeerde Nederlandse taal en cultuur. Simons debuteerde eind 2009 met het korte verhaal ‘De cavia’ in De Gids. In 2010 verscheen zijn debuutroman “Zomerslaap”. Hij was tot september 2014 ook columnist voor Volkskrant.
Uit: Zomerslaap
“‘De molen stond op een heuvel midden in het dorp. De wieken bewogen niet en de vlag boven de ingang hing recht naar beneden. Geen zuchtje wind. Er liep een kronkelpad met ongelijke stenen naartoe, ze glommen in de zon. Toen ik er bijna was, stapte ik in een stuk kauwgom, kleverig en zacht. Je kon de lucht boven de huizen in de verte zien trillen.
In de hal, bij de ingang van het restaurant, hing een banier. hulde aan het zilveren bruidspaar. Wie zou het ding zo scheef hebben opgehangen?
Ik was hier één keer eerder geweest, om een lijst met bestellingen die mijn moeder had ingevuld af te geven. Er stonden namen van gerechten op en hoeveelheden, en onderaan stond de prijs. Goed voor een paar maanden kamerhuur in de stad. Had ik helemaal niet, een kamer, en in de stad was ik nog niet eens geweest. Over een paar weken zou ik gaan, dan was de introductie. Ik ademde diep in en duwde de zware deur open.
Binnen rook het precies zoals ik me van de vorige keer herinnerde, muf en naar stro, maar nu vermengd met een walm van etensgeuren uit de keuken. Aan het plafond hing een koelinstallatie die een zacht zoemend geluid maakte, maar het apparaat leek niet te functioneren.
Aan de muren van het restaurant hingen antieke keukenattributen, koperen pannen waarin ik mezelf weerspiegeld zag. Lepels in alle soorten en maten en een schuimspaan. Op iedere tafel stond een bloemstukje.
Mijn moeder liep met korte passen door de ruimte, de warmte leek haar niet te raken. Ze had haar haar opgestoken en het stond haar goed, ik wilde er wel met mijn hand doorheen, maar dan zou ze vast boos worden. Ze droeg een donker jurkje dat haar jong maakte, en ze had felrode lippenstift op. Haar hakken klikten op de tegels.
De koffiekopjes stonden in hoge stapels op een tafel. Op elk schoteltje lag een chocolaatje, die waren natuurlijk allang gesmolten.”
Martijn Simons (Woerden, 1985)