Mohamed Al-Harthy

Onafhankelijk van geboortedata

De Omaanse dichter Mohamed Al-Harthy werd geboren in al-Mudhayrib, Oman, in 1962. Mohamed Al-Harthy studeerde geologie en maritieme wetenschappen en begon een loopbaan die daarop aansloot, maar na korte tijd nam hij ontslag om te reizen en te schrijven. Zijn eerste gedichtenbundel werd in 1992 onder de titel “Ogen zolang het dag is” in Casablanca gepubliceerd. Zijn bundel “Terug naar het schrijven met potlood” verscheen in 2013 en bevat gedichten die hij tussen 2005 en 2012 schreef. Een bijzondere uitgave van Al-Harthy is zijn reisboek “Oog en vleugel” waarin hij over zijn reizen naar Thailand, Vietnam, Andalusië en het lege kwartier van Arabië schrijft. Voor dit boek kreeg hij de Ibn Battuta Award voor Geografische literatuur in 2005.

THE BOAT OF WORDS CASTS ANCHOR

Remarkable, the three of them together:
the mouse,
the keyboard
and the word processor
that fails to process them, but rather
does quite the contrary
and makes me forget
to save them in the proper file.
And so the icon of accusation
appears on the screen
before I can even accuse myself
or the word processor
or the playful mouse
after the disappearance of many a poem
about nights and morning suns . . . 
 
The icon’s accusation wore me out
so I thought of looking for a typewriter
(like the one Virginia Woolf used),
one that would not weary
of tapping out its symphony
with speedy slowness
or slowing speed.
But these enchanting instruments
have fallen out of use these days
and no one pays them any heed:
under heavy guard they bemoan their fate
in museum kingdoms
that no one ever visits.
 
I almost raised the flag, I almost surrendered,
but I opted to follow Hemingway’s advice
and go back to writing with a pencil.
I traversed page after page with that sharpened oar
so that the boat of words might finally cast anchor
on arrival’s coast. But I went too far
in my emulation, and started
scrawling on the walls
like him,
and so I failed to master
his short sentences.

 
Vertaald door Kareem James Abu-Zeid

 
Mohamed Al-Harthy (al-Mudhayrib, 1962)

Alyosha Brell

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver Alyosha Brell werd geboren in 1980 in Wesel als zoon van een balletleraar en een operazangeres. De eerste 18 jaar van zijn leven bracht hij door op een boerderij in de buurt van Goch. Na zijn eindexamen verhuisde hij naar Berlijn om filosofie en Duitse literatuur te studeren, wat hij echter al snel voor gezien hield. In plaats daarvan werkte hij meer dan tien jaar in een in Berlijn gevestigd IT-bedrijf, waar hij leiding gaf aan een team van concept ontwikkelaars, grafisch ontwerpers en webprogrammeurs. In 2008 kreeg hij een beurs van de schrijverswerkplaats Proza van het Literaire Colloquium Berlin. In 2009 ontving hij de Alfred Döblin beurs van de Berliner Akademie der Künste. Zijn debuutroman ‘Kress’ verscheen in 2015 in de Ullstein Verlag.

Uit: Kress

„Als Kress an diesem Abend nach Hause kam, war ihm mächtig feierlich zumute. Auf dem Heimweg hatte er sich hinreißen lassen, in einem türkischen Imbiss eine Fanta zu ordern. Fanta war sein Lieblingsgetränk, aber weil schöne Dinge schwach machten, gab es Fanta nur in besonderen Momenten. Jetzt, noch während er die Tür abschloss, schüttelte er sich den letzten Tropfen in den Rachen, und weil er noch nicht genug hatte von dem herrlichen Süß, stapfte er in die Küche und suchte aus einem der Kartons das Brotmesser hervor. So ausgerüstet begab er sich an den Schreibtisch und machte sich daran, mit kleinen Sägebewegungen die Aluminuiumdose zu enthaupten, um auch an die in der Dose verbliebene Fantafeuchtigkeit zu gelangen. Er bog den Dosenkopf zur Seite, wischte mit dem Zeigefinger entlang der Innenwände und steckte sich den Finger gedankenvoll in den Mund. Die kleine blonde Person ging ihm nicht aus dem Sinn. Er fragte sich, wie er vernünftigerweise den Erstkontakt herstellte, wenn er sie denn aufgespürt hatte, und weil ihm nichts Besseres einfiel, stand er auf und wanderte hinüber zu seinen Umzugskartons, wo er aus seiner Ausgabe von Goethes Werken Band 3 hervor suchte (Dramatische Dichtungen I) und im Faust die Stelle aufschlug, wo Faust das Gretchen erstmalig anspricht, um ihm seinen Arm und Geleit anzutragen. Das Ganze erschien ihm nicht sonderlich überzeugend, trotzdem legte er einen Zettel zwischen die Seiten, um sie am Morgen noch einmal genau zu studieren. Er trat zurück an den Schreibtisch und streckte neuerlich den Finger zur Dose — ratsch, ärgerlich: Da hatte ihm der gesägte Dosenrand einen halben Quadratzentimeter Fingerkuppe abrasiert. Einen Moment lang war Kress sehr zufrieden mit sich, weil es gar nicht blutete; dann aber füllte sich der Schnitt mit dunklem Rot, und mürrisch latschte er ins Bad, um die Wunde mit Klopapier zu verbinden.“

 
Alyosha Brell (Wesel, 1980)

Mihály Babits

De Hongaarse dichter, schrijver en vertaler Mihály Babits werd geboren op 26 november 1883 in Szekszárd. Hij studeerde Franse en Latijnse filologie aan de Loránd Eötvös-universiteit te Boedapest van 1901 tot 1905, waar hij Dezső Kosztolányi en Gyula Juhász ontmoette. Hij werd leraar en gaf les aan scholen in Baja (1905-1906), Szeged (1906–1908), Fogaras (1908 -1911), Újpest (1911) en Boedapest (1912 -1918).In 1908 verwief hij met zijn gedichten bekendheid. In datzelfde jaar reisde hij naar Italië, wat zijn interesse voor Dante Alighieri verklaart; later bezocht hij het land nog meerdere malen. Met zijn verworven kennis vertaalde hij Dantes Divina Commedia (Inferno, 1913, Purgatorium, 1920, en Paradiso, 1923).Kort na de Hongaarse Revolutie van 1919 werd hij professor Buitenlandse Literatuur en Moderne Hongaarse Literatuur aan de Eötvös Loránd Universiteit te Boedapest, maar hij werd er bedankt voor zijn diensten na de val van de revolutionaire regering vanwege zijn pacifisme.In 1911 werd hij redacteur van het literaire magazine Nyugat.In 1921 huwde hij Ilona Tanner. Zij publiceerde later gedichten onder de naam ‘Sophie Török.Twee jaar later trok hij naar Esztergom. In 1927 werd hij lid van het Kisfaludy Társaság (Kisfaludy Gezelschap) In 1929 werd hij hoofdredacteur bij het tijdschrift “Nyugat”, een taak die hij deelde met Zsigmond Móricz. Babits is het meest bekend om zijn lyrische poëzie met invloeden van klassieke poëzie en Engelse rijmkunst. Behalve gedichten schreef hij ook essays en hij vertaalde veel werken uit het Engels, het Frans, het Duits, het Grieks, het Italiaans en het Latijn.

Jonah’s Prayer

Words have become unfaithful things to me,
or else am I an overflowing sea,
goalless and hesitant, without a shore.
Vain words, articulated once before,
I carry like dikes, or signposts made of wood,
torn hedges carried by a straying flood.
Oh if the Master only would provide
a bed for my brook’s current and thus guide
my steps on sheltered pathways toward the sea;
if only He would carve a rhyme for me,
a ready-made rhyme, I would avail myself,
for prosody, of the Bible on my shelf,
so that like Jonah, lazy servitor
of God, we hid from Him and later bore
not three brief days or months of agonies,
but three long years of even centuries,
when he went down into the living Fish,
in dark hot torments more than he would wish,
I too, before I disappear, might find
in an eternal Whale whose eyes are blind
my old accustomed voice, my words arrayed
in faultless battle order; as He made
His whispers clear, with all my poor throat’s might
I could speak out, unwearied till the night,
so long as Heaven and Nineveh comply
with my desire to speak and not to die.

 

The Lyric Poet’s Epilogue

I am the only hero of my verses,
the first and last in every line to dwell:
my poems hope to sing of Universes,
but never reach beyond my lonely cell.

Are others there outside, to bear the curses
of being born? If God would only tell.
A blind nut in the nutshell’s dark traverses,
I loathe to wait for Him to break the spell.

A magic circle binds me like a chain,
and yet, my soaring dreams defy the weight –
but wishful dreams, I know, may tell a lie.

A prison for myself I must remain,
the subject and the object. Heavy fate:
the alpha and the omega am I.

 
Mihály Babits (26 november 1883 – 4 augustus 1941)

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit:Stenen voor een Ransuil

“Als ik de kerk verlaat, zie ik dat de jongen de deur naar de hal heeft laten openstaan. Hij heeft de lamp in de hal laten branden. Door de deuropening straalt het licht de kerk binnen, een smalle lichtstreep. Ik duw de deur zacht heen en weer. De lichtstreep verschuift over de banken. Aan het uiteinde verbreedt de lichtstreep zich. Ik voel een eigenaardige beklemming bij dit licht. Ik kijk naar de hoge ramen, die van buiten verlicht worden door straatlantaarns. In het glas zijn voorstellingen aangebracht. Hoe goed ken ik die voorstellingen! Ik voel me verdrietig als ik naar de voorstellingen kijk. Hetzelfde verdriet als bij het maken van de preek voor mijn vader. Die voorstellingen en die preek hadden vroeger een bijzondere inhoud, die in de loop der jaren vervaagd is. Ik zou nu andere voorstellingen willen zien en niet over de geboorte van Christus een preek willen maken maar over David en Jonathan, Saul te Endor. Door het verlies van mijn geloof hebben de zo vertrouwde voorstellingen een andere inhoud gekregen. Maar de herinnering aan het vertrouwd zijn met de beelden blijft en door mijn ongeloof voel ik mij ontrouw tegenover mijn herinneringen. Dat besef van ontrouw is pijnlijk.
Ik kijk naar de voorstelling van de wederkomst van Christus. De rivier van het water des levens, helder als kristal, ontspringend uit de troon van het Lam. Het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht draagt. Nog altijd hebben die woorden hun klank niet verloren, hun mysterieuze klank, die mij zulke weidse en vreemde gevoelens gaf. De weemoed omdat de gevoelens geen reële basis hebben. Christus en Paulus serieus nemen is een hoge prijs, te hoge prijs, betalen om het water des levens te doen ontspringen. Ondanks dat blijf ik een soort hoop koesteren dat ergens het water des levens stroomt, vloeit.
Vreemd, dat ik juist dit niet opgeven kan, evenals de geest van God, die over de wateren zweeft, alsof dit altijd het belangrijkste is geweest, belangrijker dan die schimmige Jezus. Maar het water des levens stroomt niet. Ook het geboomte des levens bloeit niet en draagt geen vruchten, want waar Christus verschijnt, verdorren de vijgebomen.”

 

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit”

Abdelkader Benali

De Nederlandse schrijver en tv-presentator Abdelkader Benali werd geboren in Ighazzazen, Marokko, op 25 november 1975. Benali kwam op vierjarige leeftijd naar Rotterdam. Later verhuisde hij naar Amsterdam. Benali schrijft behalve romans en toneel ook artikelen en recensies voor onder meer Algemeen Dagblad, de Groene Amsterdammer, Esquire, de Volkskrant en Vrij Nederland. Voor zijn romandebuut Bruiloft aan zee werd hij in 1997 genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs, die hij in 2003 kreeg voor zijn tweede roman, “De langverwachte”. Tijdens de Israëlisch-Libanese Oorlog in 2006 verzorgde Benali voor Vrij Nederland een weblog vanuit Libanon, waar hij bij het uitbreken van de oorlog toevallig verbleef. In 2010 trok hij met Jan Mulder in het programma Wereldkampioen van Afrika door Afrika in aanloop naar het wereldkampioenschap in Zuid-Afrika. Benali presenteerde in het voorjaar van 2010 het NPS-programma De schrijver en de stad. In 2011 volgde een zesdelige serie Benali Boekt waarin Abdelkader Benali bekende Nederlandse schrijvers interviewde: Ramsey Nasr, Leon de Winter, Doeschka Meijsing, Tommy Wieringa, Thomas Rosenboom, Connie Palmen. In het tweede seizoen van Benali Boekt (2012) stonden centraal: Jan Wolkers, Maarten ’t Hart, Tim Krabbé, Tessa de Loo, Anna Blaman en J. Bernlef. In 2016 trad Benali samen met zijn vrouw en dochter op in de TV-serie Chez Benali. De serie werd gebracht als een culinair-historische ontdekkingsreis door het geboortland van Benali. Zie ook alle tags voor Abdelkader Benali op dit blog.

Uit: De eeuwigheidskunstenaar

‘Diezelfde Renaissance, die niet alleen onze Europese cultuur het elan en het vooruitgangsdenken heeft gegeven die ze in de koude Middeleeuwen ontbeerde. Voorloper daarvan was uw Federico II, op Sicilië, waar hij met Arabieren en joden de wereld in kaart bracht en mooier maakte, een waarlijke voorloper, die een onuitputtelijke voorraad aan kunstschatten voortbracht welke in uw kerken en paleizen liggen opgeborgen en waarvan we nog niet alle geheimen kennen. Uw meesters hebben me altijd geïntrigeerd en me ook geïnspireerd. Wat ik daarmee wil zeggen: mijn oeuvre hoort u toe. Pico della Mirandola is mijn kijkmeester, zoals Dante mijn schrijfmeester is. De Alpen scheiden ons van u, leren we op de lagere school, maar dat is geografische nonsens voor kinderen. In de toekenning van deze prijs geeft u te kennen de lagere school allang te zijn ontgroeid. Niet alleen om die reden beschouw ik deze prijs als de meest eervolle die ik heb gekregen, al was het maar omdat hiermee bewezen is dat er leven is voor mensen die geen ideale leerlingen waren. Het is een van de redenen, maar die reden alleen is genoeg om alle andere argumenten te laten voor wat ze zijn. Op de Renaissance, op u!’
(…)

Verbeelding zorgde ervoor dat de wereld zich in jou kon verplaatsen. Hoe dat in elkaar zat, daar was hij als kind achter gekomen. Hij wist het nog precies. Terwijl zijn moeder zich achter hem voorbereidde op een soiree – zo noemde het – buiten de deur, was hij gegrepen door de voor hem magische verschijning van de flikkerende vuurvlam in de open haard. Zij hadden een open haard en van tijd tot tijd liet zijn moeder er wat hout in gooien. Ze zat nooit bij de open haard. Niet alleen was hij stomverbaasd dat zijn moeder geen oog had voor het dartele spel van een chemische Prometheus, nog vreemder vond hij de sensatie van het vuur dat in hem bewoog. Hij was dat vuur geworden enkel en alleen door zich ervoor te openen. De wereld verplaatste zich in jou.”

 

 
Abdelkader Benali (Ighazzazen, 25 november 1975)

Jules Deelder, Wanda Reisel, Thomas Kohnstamm, Marlon James, Einar Kárason, Ahmadou Kourouma, Wen Yiduo

De Nederlandse dichter en schrijver Jules Deelder werd geboren op 24 november 1944 te Rotterdam, in de wijk Overschie. Zie ook alle tags voor Jules Deelder op dit blog.

 

Ogenschijnlijk

Ogenschijnlijk heeft het ene
niets te maken met het ander.

Ogenschijnlijk schuilt er
voordeel in een vaste baan.

Ogenschijnlijk zal er nog
een heleboel verand’ren.

Ogenschijnlijk staan de sterren
hier niet zo ver vandaan.

 

Repeteergedicht

Sommige gedichten dienen
elke dag herschreven.
Gewoon hetzelfde gedicht
elke dag opnieuw.
Andere gedichten niet.

Wéér andere bleven beter
ongeschreven.
Dat zijn verreweg de meeste.

Maar sommige gedichten
dienen elke dag herschreven.
Gewoon hetzelfde gedicht
elke dag opnieuw.
Tot het onlosmakelijk

met ons is verweven
en met de werkelijkheid
tot waarheid is verdicht.

 

Gefeliciteerd

‘Herinner jij je dat prachtige
horloge nog dat ik een jaar of
vijf geleden verloren heb?”
‘Jazeker.’
‘Weet je nog hoe ik werkelijk
overal heb gezocht maar het ner-
gens kon vinden?’
‘Reken maar.’
‘Trek ik gisteravond een oud vest
aan dat ik in jaren niet meer
heb gedragen en nou geef ik jou
te raden wat ik in het linker
zakje vond?’
‘Gefeliciteerd! Je horloge!’
‘Nee. Het gat waardoor ik het
verloren moet hebben.’

 

 
Jules Deelder (Rotterdam, 24 november 1944)

Lees verder “Jules Deelder, Wanda Reisel, Thomas Kohnstamm, Marlon James, Einar Kárason, Ahmadou Kourouma, Wen Yiduo”

Paul Celan, Marcel Beyer, Max Goldt, Jennifer Michael Hecht, Sipko Melissen, Henri Borel

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

 

Die Silbe Schmerz

Es gab sich Dir in die Hand:
ein Du, todlos,
an dem alles Ich zu sich kam. Es fuhren
wortfreie Stimmen rings, Leerformen, alles
ging in sie ein, gemischt
und entmischt
und wieder
gemischt.

Und Zahlen waren
mitverwoben in das
Unzählbare. Eins und Tausend und was
davor und dahinter
größer war als es selbst, kleiner, aus-
gereift und
rück- und fort-
verwandelt in
keimendes Niemals.

Vergessenes griff
nach Zu-Vergessendem, Erdteile, Herzteile
schwammen,
sanken und schwammen. Kolumbus,
die Zeit-
lose im Aug, die Mutter-
Blume,
mordete Masten und Segel. Alles fuhr aus,

frei,
entdeckerisch,
blühte die Windrose ab, blätterte
ab, ein Weltmeer
blühte zuhauf und zutag, im Schwarzlicht
der Wildsteuerstriche. In Särgen,
Urnen, Kanopen
erwachten die Kindlein
Jaspis, Achat, Amethyst – Völker,
Stämme und Sippen, ein blindes

E s  s e i

knüpfte sich in
die schlangenköpfigen Frei-
Taue –: ein
Knoten
(und Wider- und Gegen- und Aber- und Zwillings- und Tau-
sendknoten), an dem
die fastnachtsäugige Brut
der Mardersterne im Abgrund
buch-, buch-, buch-
stabierte, stabierte.

 

EENMAAL,
toen hoorde ik hem,
toen wies hij de wereld,
ongezien, nachtlang,
werkelijk.

Een en Oneindig,
ontwricht,
ichten.

Licht was. Redding.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

Lees verder “Paul Celan, Marcel Beyer, Max Goldt, Jennifer Michael Hecht, Sipko Melissen, Henri Borel”

André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevi, Erich Przywara

 

Bij Christus Koning

 

 
Het apsis mozaïek in het Bonner Münster toont Christus als koning op de troon

 

O Du mein Heiland hoch und hehr

O Du mein Heiland hoch und hehr,
dem sich der Himmel beuget,
von dessen Liebe, dessen Macht
die ganze Schöpfung zeuget:

Christus, mein König, Dir allein
schwör ich die Liebe lilienrein,
bis in den Tod die Treue!

Nicht alle Welt und ihre Pracht,
Engel und Menschen nimmer;
o Herr, mich scheidet nichts von Dir,
Dein eigen bleib ich immer:

Christus, mein König, Dir allein
schwör’ ich die Liebe lilienrein,
bis in den Tod die Treue!

Du nur allein lebst nun in mir,
brennst mir in Herz und Händen:
lass mich entflammen alle Welt
mit Deinen Feuerbränden:

Christus, mein König, Dir allein
schenk’ ich die Liebe stark und rein,
bis in den Tod die Treue!

 

 
Erich Przywara (12 oktober 1889 – 28 september 1972)
De Mariakerk in Katowice waar Erich Przywara werd geboren

Lees verder “André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevi, Erich Przywara”

Endre Ady, William Kotzwinkle, George Robert Gissing, Elisabeth Maria Post

De Hongaarse dichter Endre Ady werd geboren op 22 november 1877 in het huidige Adyfalva. Zie ook alle tags voor Endre Ady op dit blog.

 

On Elijah’s Chariot

The Lord summons Elijah-like
those whom he truly loves and tries.
He gives them racing, fiery hearts,
the flaming chariots of the skies.
Elijah’s tribe rush toward the sky
toward the land of endless snow.
On Himalaya’s frozen peaks
with clattering wheels the chariot go.
They are driven by winds of fate –
outcasts between the earth and sky.
Tempted by evil, chilling charms
the chariots of Elijah fly.
Their brains are ice, their souls are fire;
the earth laughs at them as her prey –
With cold and glinting diamond dust
the sun in pity strews their way.

 

Life Terrifies Me

Holy ecstasy-swans on great glad Waters
Seize me, but in vain.
I hear the gaggling of sensible ganders,
Nothing can remain,
There is nothing to last.

I hear my future faltering sobs
When I’m still smiling,
And when dark ravens are cawing in my soul
A chirpy starling
Will cheerily chime in.

My longings frighten me. Fulfilment follows
And I’ll feel defiled.
I dread contentment. Behind it storms the steed
Of passion, the Wild.
Oh, life terrifies me.

 

 
Endre Ady (22 november 1877 – 27 januari 1919)

Lees verder “Endre Ady, William Kotzwinkle, George Robert Gissing, Elisabeth Maria Post”

Christian Filips

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Na het bezoeken van een Europese school in België, studeerde hij van 2000 tot 2003 filosofie en Duitse literatuur aan de Universiteit van Wenen en werkte af en toe als danstheater dramaturge bij het Staatstheater Darmstadt. Voor zijn eerste dichtbundel” Schluck auf Stein” ontving hij in 2001 de Rimbaud Prijs van de Oostenrijkse omroep. In 2003 stapte Filips over naar de Vrije Universiteit van Berlijn, waar hij zijn studie in 2008 afrondde met een scriptie over de laatste gedichten van Hölderlin. Tegenwoordig is hij freelance schrijver, regisseur en dramaturg muziek in Berlijn. Zijn teksten en vertalingen verschijnen bij Urs Engeler Editor en in literaire tijdschriften, bloemlezingen en blogs. In 2010 verscheen het eerste deel van zijn vervolgproject “Heiße Fusionen”. Vanaf 2009 richt het poëtische werk van Christian Filips zich ook op performatieve vormen en nemen ze soms het karakter aan van sociale sculpturen. Er worden elementen van performance art, danstheater en oude en nieuwe muziek bij betrokken. Hij ensceneerde theater- en muziektheaterstukken (met grote amateurkoren, muzikanten, acteurs), die, onder meer bij de Berlijnse Volksbühne, het Haus der Berliner Festspiele en in het Maxim Gorki Theater waren te zien. Een nauwe samenwerking verbindt Filipsmet Kai-Uwe Jirka en de Sing-Akademie zu Berlin, waarvoor hij sinds 2006 verantwoordelijk is als programmadirecteur.

Tageszeiten

Merklich ist alles wieder
unbemerkt verstrichen:
der Tag ohne Sorge,
am Morgen mit der Rasierklinge
die Zähne geputzt.
Die zitternden Nackenhärchen
unmerklich entfernt
ohne Pinzette.
Die bewußten Finger.
Sie sind gekürzt.
Das achtsame Knie
genähert unbemerkt:
Die Nacht ohne Sorgfalt
danach mit dem Vorhang
die Spuren verwischt.
In bewußten Stunden:
Sie sind verstrichen, wieder
unbemerkt verstrichen
ohne Bemerkenswertes.

 

Instant Krise mit Pommery

O Pommery! O Pomerol!
Ich weiß nicht, wie ich weiterleben soll.
Seh ich Euch zwei hier vor mir stehn,
dann trink ich. Ihr vergeht. Ich trink

noch paarmal von dem Satz, la lie,
bis ebenso ich geh. Ins Bett
als Letzter. Immer wieder mich:
wie das Verstehen lerne ich?

Gefragt. Und wenn verstanden: wie
verkraften alles das? Vergehen
kann lustig auch am Morgen sein
und lieblich sein, am Abend ja

gewaltig winselnd wieder sein:
Das Echo der herzeignen Scherze
hinter der Bienenwachskerze
wäre nur ein Summen des Dekors,

ein summendes Dekor im Ohr
brennt alles hin, brennt ab, bevor.
O Pomerol. O Pommery.
Wie soll ich weiterleben? Wie?

 
Christian Filips (Osthofen 22 november 1981)