De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.
Uit:Van en over alles en iedereen. Portretten en polemieken van Joost Zwagerman
“Uitgangspunt van de afdeling ‘Collega’s van God’ is de paradox, die volgens Zwagerman zou bestaan tussen een regulier geloof, zoals bijvoorbeeld de katholieke kerk dit uitdraagt, en de hoogstpersoonlijke invulling van het religieus besef van een kunstenaar. Collectieve dogmatiek tegenover hyperindividuele devotie. Het zijn juist de laatste geloofsbetuigingen, waar Zwagerman zijn hoop op vestigt om te komen tot een beter begrip van ‘Wie of Wat Hij dan wel wezen mag’.
Collega’s van God in navolging van Gerard Reve, die met zijn volstrekt eigenzinnige belijdenis van het katholieke geloof wel eens zo genoemd is; in tegenstelling tot de ‘lugubere combinatie van blijheid, bekeringsdrift en door bijbel en dogma ingegeven onverzoenlijkheid’, aldus Zwagerman, gaat het bij deze kunstenaars om geheel unieke Godsbeelden, die hen tot Scheppers van een eigen metafysica maakt. Een verre van gemakzuchtige thematiek dunkt mij. Maar te veel nadruk op deze in de inleiding uiteengezette ‘link’ is onterecht.
Zwagermans boek staat vol met vlugge, hapklare en toch zo nu en dan diepgaande stukjes. Zijn stijl is zeker niet van humor verstoken, alhoewel hij soms doordraaft. (Hij presteert het om Prince’ geilheid te illustreren met een kleine twintig koosnaampjes voor de muzikant, waaronder ‘hoerige relnicht’, ‘porno Prince’, ‘demonischdevote allesneuker’ en ‘eunuchachtige geilneef’.) Vorig jaar in een interview met Vooys, vertelde Zwagerman dat hij bezig was met de voorbereiding van Collega’s van God. Hij noemde zichzelf een gezegend criticus, daar hij, in tegenstelling tot een full-time recensent, slechts incidenteel een artikel schrijft en dan ook nog over werk waarvoor hij geheel warm loopt. Of dit nu pop of filosofie is maakt weinig uit, zoals blijkt uit de essays in de bundel. Van alle personen die hij portretteert, is Zwagerman gecharmeerd zo niet idolaat.
Opvallend zijn natuurlijk de keuzes die hij maakt: Madonna naast Arthur Schopenhauer, low culture naast high culture.Het is een tweedeling die verder door te voeren is. Toen ik ‘Collega’s van God’ las, kreeg ik de indruk, dat Zwagerman twee typen essays had geschreven. Het tweede type is sterk toegespitst op het werk van de geportretteerde, waarbij zijdelings wat biografische informatie wordt verstrekt. Dit geldt voor de artikelen over J.D. Salinger, Schopenhauer en Reve; de volksschrijver incluis alle drie vertegenwoordigers van high culture. Wat Zwagerman kwijt wil over de schrijverslevens van bovengenoemden, staat in dienst van zijn meestal interessante beschouwingen van het talig universum dat zij schiepen. De bijzondere levenshouding die op een bijzondere wijze uit het werk spreekt, maakt hen intrigerend voor Zwagerman. Dit weet hij op zijn beurt intrigerend te maken voor de lezer.”
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)