De Nederlandse schrijver, essayist en criticus Frans Coenen werd in Amsterdam geboren op 24 april 1866. Zie ook alle tags voor Frans Coenen op dit blog.
Uit: Zondagsrust
“Een licht fronselen en kraken in het gangetje, doffen van haastige bloote voetjes op houten vloer, en de gangdeur, die op de trap uitkwam, knapte uit haar slot. Het was of hiermee het buitenleven van de straat intoog, en nu overal de gave stiltebol in geluiden openbarstte. Er was even een geplens van vocht overgieten, onverschillige mompelgroet van een grove stem… Daarna hosklosten zware schoenen de trap af en knapte de deur weer veilig dicht.
De vale alkoofschemering echter leefde nu in klein bewegen en geluiden van wakker worden. Het bovenlijf van juffrouw Verhoef was opgespookt uit de vaalschaduwige bedmassa en op zij gekeerd, steunend op de rechterarm, wreef zij zich met de vlakke linkerhand over de oogen, gerekt geeuwend. Naast haar ging het dek omhoog boven de magere knieën van haar man, die aan de muurkant lag, en zijn lange staakarmen hieven op, strekten langs het kussen met een doffe stoot tegen het beschot.
– Jesis… is ’t nou al weer uit! geeuwde hij.
– Ja… hebbi nog niet genog gemaft? fluisterde zij schorrig, maar haar aandacht ging naar wat zij in de keuken hoorde: kleine scharrelige geluidjes, gekraak en bordengetik. En opeens riep zij luid:
– M’rietje, wat doe je? Nerges ankomme, hoor je? Ga maar vooreerst weer in bed….
En toen er iets na-kletterde, drifte zij op:
– Gà je!
– Ja… moeder… klonk een dunne kinderstem vleiïg-gedwee terug en toen:
– Mag ik bij u komme?
– Nee, nog niet, ga maar eerst weer in bed… Strakkies, as je vader d’r uit is…
En toen zij het zwakke kraken van de bedsteê in de gang gehoord had, lag de vrouw weer stil op de rug te kijken in het alkoofhokje, dat de morgen nu gevuld had met vuilgrijze schemer. In de kamer, in de gang en ook vòor, bij den commensaal heerschte weer stilte en van boven kwam evenmin geluid. Overal de Zondagochtendrust van lang uitslapen en genietende luiheid.
Tot beneden een klok sloeg met donkere klank.”
Frans Coenen (24 april 1866 – 23 juni 1936)