De Nederlandse schrijver en dichter Simon Carmiggelt werd geboren op 7 oktober 1913 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Simon Carmiggelt op dit blog.
Louter droefheid
Ik voel mij somber. Ei, wat zal ik doen?
Een platte geest dronk nu een glaasje.
Maar ik ben een poëtisch baasje
en ga mijn weemoed in een versje doen.
Dat is het voordeel van mijn gave.
De burger kan zijn ei niet kwijt,
terwijl ik, rustig mijn neerslachtigheid
gelijk een paardje voor mijn kar laat draven.
Is het volbracht, dan ben ik opgelucht.
‘k Heb schoonheid uit mijn pijn gewrongen.
Mijn lieve pen heeft mooi gezongen.
Ik stap in bed. Ik geeuw en zucht.
En staan mijn verzen later soms te kijk
in ‘Gouden Aren’ of in ‘Dichterschat’,
dan zegt de leraar bij deez’ pennespat:
‘Kijk jongens, hier had hij het moejelijk.’
In de trein
Bij Vught dacht ik: ‘Hier is broer Jan gestorven.’
En ‘k zag mijn vader, met zijn oud gezicht
rood opgezwollen, toen het doodsbericht
zijn late leven toch nog had bedorven.
Voor moeder kwam een eind aan haar pakketten.
Zij streed, zolang Jan zat, met eigen wapen,
stond aan ’t fornuis haar moed bijeen te rapen,
zond zeven broden, zeven tegenzetten.
En ook het reizen was achter de rug.
Ze gingen met de trein. Daar ligt het kamp.
Daar zit hij in. Daar woont die ramp.
Dan zuchtten ze en gingen maar weer terug.
Ziet ge de boer de vredesakker ploegen?
Mijn moeder heeft Jans foto op de kast gezet.
Mijn vader geeft in ’t graf ’n antwoord aan die vroegen:
‘En de oude man, hoe draagt hij het?’
De vader
Dit kleine prinsje, kraaiend, blij en rap,
is ’t enig wezen in het aardse tranendal
voor wie hij in een afgrond springen zal.
Nu ja, maar stellig van een hoge trap.
Van vadertrots zwelt hem de weke krop,
want dit is nu toch ’s levens suikerstang.
Hij sabbelt, maar het duurt niet lang.
Het zoet slinkt weg, de knaap groeit op.
En geen notaris wordt er uit die stek.
Daaraan werd vaders geld bepaald vermorst.
Toch is de jongen wel een flinke borst.
Als krachtig fietsenmaker lang niet gek.
Maar vrolijk kraaien valt hem niet meer in
wanneer hij, eens per jaar, pa’s krot betreedt.
De oude kijkt hem aan. Als jongeling gekleed,
staat hij daar zelve, doch met Anna’s kin.
Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)