The Second Advent (Thomas Hill)

Bij de tweede zondag van de Advent

 

 
Peace door William Strutt, 1896
Het schilderij toont de leeuw en het lam uit Jesaja 11, 1-10

 

The Second Advent

Not in a humble manger now,
Not of a lowly virgin born,
Announced to simple shepherd swains,
That watch their flocks in the early morn;

Not in the pomp of glory, come,
While throngs of angels hover round,
Arrayed in glittering robes of light,
And moving to the trumpet’s sound;

But in the heart of every man,
O, Jesus, come, and reign therein,
And banish from the human breast
The darkening clouds of guilt and sin.

Come, spread thy glory over earth,
Fill every heart with truth and love,
Till thy whole kingdom here below
Be filled with peace like that above.

For such a glory, when on earth,
Thou prayedst to thy Father, God;
He heareth thee, and soon will spread
Thy glory and thy truth abroad.

Then shall no more by brothers’ hands
The blood of brother men be spilled,
Nor earth’s fair scenes with captives’ tears
And groans of dying slaves be filled.

But every where shall songs of joy
And hymns of praise to God arise:
The true millennial glory then
Shall bless thy waiting followers’ eyes.

 

 
Thomas Hill (7 januari 1818 – 21 november 1891)
Portland, Maine, waar Thomas Hill werkte als predikant

 

Zie voor de schrijvers van de 4e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Rainer Maria Rilke, Geert Mak, Feridun Zaimoglu, Nikoloz Baratashvili, Emil Aarestrup

De Duitse dichter Rainer Maria Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook alle tags voor Rainer Maria Rilke op dit blog.

 

Werkleute sind wir

Werkleute sind wir: Knappen, Jünger, Meister,
und bauen dich, du hohes Mittelschiff.
Und manchmal kommt ein ernster Hergereister,
geht wie ein Glanz durch unsre hundert Geister
und zeigt uns zitternd einen neuen Griff.

Wir steigen in die wiegenden Gerüste,
in unsern Händen hängt der Hammer schwer,
bis eine Stunde uns die Stirnen küsste,
die strahlend und als ob sie Alles wüsste
von dir kommt, wie der Wind vom Meer.

Dann ist ein Hallen von dem vielen Hämmern
und durch die Berge geht es Stoß um Stoß.
Erst wenn es dunkelt lassen wir dich los:
Und deine kommenden Konturen dämmern.

Gott, du bist groß.

 

Magnificat

Sie kam den Hang herauf, schon schwer, fast ohne
an Trost zu glauben, Hoffnung oder Rat;
doch da die hohe tragende Matrone
ihr ernst und stolz entgegentrat

und alles wusste ohne ihr Vertrauen,
da war sie plötzlich an ihr ausgeruht;
vorsichtig hielten sich die vollen Frauen,
bis dass die junge sprach: Mir ist zumut,

als wär ich, Liebe, von nun an für immer.
Gott schüttet in der Reichen Eitelkeit
fast ohne hinzusehen ihren Schimmer;
doch sorgsam sucht er sich ein Frauenzimmer
und füllt sie an mit seiner fernsten Zeit.

Dass er mich fand. Bedenk nur; und Befehle
um meinetwillen gab von Stern zu Stern -.

Verherrliche und hebe, meine Seele,
so hoch du kannst: den HERRN.

 

Uit: Die Sonette an Orpheus, Erster Teil 

Das VII. Sonett

Rühmen, das ists! Ein zum Rühmen Bestellter,
ging er hervor wie das Erz aus des Steins
Schweigen. Sein Herz, o vergängliche Kelter
eines den Menschen unendlichen Weins.

Nie versagt ihm die Stimme am Staube,
wenn ihn das göttliche Beispiel ergreift.
Alles wird Weinberg, alles wird Traube,
in seinem fühlenden Süden gereift.

Nicht in den Grüften der Könige Moder
straft ihm die Rühmung lügen, oder
dass von den Göttern ein Schatten fällt.

Er ist einer der bleibenden Boten,
der noch weit in die Türen der Toten
Schalen mit rühmlichen Früchten hält.

 

 
Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Portret door Leonid Pasternak, 1928

Lees verder “Rainer Maria Rilke, Geert Mak, Feridun Zaimoglu, Nikoloz Baratashvili, Emil Aarestrup”

Nikolay Nekrasov, Samuel Butler, Trudi Guda, René Fallet, Thomas Carlyle

De Russische dichter Nikolay Nekrasov werd geboren op 4 december 1821 in Nemirovo. Zie ook alle tags voor Nikolay Nekrasov op dit blog ook mijn blog van 4 december 2009.

 

What The Sleepless Grandam Thinks

All through the cold night, beating wings shadowy
Sweep o’er the church-village poor,–
Only one Grandam a hundred years hoary,
Findeth her slumber no more.

Harkens, if cocks to the dawn be not crowing,
Rolls on her oven and weeps,
Sees all her past rising up to confront her–
O’er her soul shameful it creeps!

‘Woe to me sinner old! Woe! Once I cheated–
When from the church door I ran,
And in the depths of the forest strayed hidden
With my beloved Ivan.

‘Woe to me! Burning in hell’s leaping fires
Surely will soon be my soul!
I took a pair of eggs once at a neighbor’s–
Out from her hen–yes, I stole!

‘Once at the harvest at home I did linger–
Swore I was deadly sick,–when
Taking my part in the drunken carousals
Saturday night with the men!

‘Light was I ever with soldiers! Yet cursing
God’s name, when from me at last,–
My own son they took for a soldier!
Even drank cream on a fast.

‘Woe to me sinner! Woe to me wretched one!
Woe! My heart broken will be!
Holy Madonna, have pity, have mercy!
Into court go not with me!’

 

 
Nikolay Nekrasov (4 december 1821 – 8 januari 1878)
Nikolay Nekrasov in de periode van “Laatste gezangen” door Ivan Nikolaevich Kramskoi, 1877-78

Lees verder “Nikolay Nekrasov, Samuel Butler, Trudi Guda, René Fallet, Thomas Carlyle”

Pat Donnez

De Vlaamse dichter, schrijver, dichter, interviewer, performer en radiomaker Pat Donnez werd geboren in Mechelen op 4 december 1958Hij is bekend van onder meer Titaantjes, Bromberen, Piazza, Zot van Elsschot en zijn reeks over Godfried Bomans op Radio 1 en van Klara, (VRT/België). Zijn beste gesprekken bundelde hij in “Niets is waar en zelfs dat niet.” Voor zijn radiowerk kreeg hij o.m. de Prijs van de Radio- en Televisiekritiek, de ANV-Visser Neerlandia-prijs en werd hij genomineerd voor de Prix Europa en de Prix Italia. Vanaf eind september 2014 bracht Pat Donnez “Niemand Gewurgd Vandaag” op de planken, een stand-up story. In het voorjaar van 2015 verscheen zijn roman “Lichterlaaie”. Donnez debuteerde in 2007 met de gedichtenbundel “Het is een mooi leven (Zolang je niet bestaat)”. “Hotemetoten” [2008] heet de bundel gedichten die Pat ‘voor kinderen en andere grote mensen’ schreef. Ze werden op muziek gezet door Het Nationaal Kinderkoor van Nederland. [2011] In 2010 verscheen “Marilyn”, een roman die vertelt hoe een jongen van ongeveer 14 jaar zich staande probeert te houden in een uitdijende wereld.

 

Het gebeurt

Het gebeurt
dat ze nee knikt
ja bedoelt
maar ikweetniet zegt

Zolang het gebeurt dobbert hij
als een drenkeling langs de
ikjes van haar archipel

Af en toe gooit ze een syllabe uit
waar hij naar graait –
Een kinderhand

Een enkele keer hijst ze hem
aan land
Hij verdrinkt dan
in die kolkende mond

 

Het is een mooi leven

Over enkele dagen gaat het sneeuwen.
Ik herinner het me van vorig jaar.
Ik herinner me de straat.
Als iemand me had gevraagd wat heb je
dan zou ik hebben gezegd: laat me met rust,
het is niets.

Nu het sneeuwt is er niemand in de straat.
De fietser die nooit is langs geweest
valt niet met zijn hoofd op het harde asfalt.
Er bloedt niemand dood.
Er is niemand die zegt
dat hij niets heeft gezien.

Ja, het is een mooi leven
zolang je niet bestaat.

 

 
Pat Donnez (Mechelen, 4 december 1958)

Hendrik Conscience, Joseph Conrad, Herman Heijermans, Grace Andreacchi, Ugo Riccarelli

De Vlaamse schrijver Henri (Hendrik) Conscience werd geboren in Antwerpen op 3 december 1812. Zie ook alle tags voor Hendrik Conscience op dit blog

Uit: De Leeuw Van Vlaanderen Of De Slag Der Gulden Sporen

“Komaan, De Chatillon,” morde De St.-Pol tegen zijn broeder, “stijg op het ros van uw schildknaap en laat ons gaan, want Mijnheer De Valois is een ongelovige volksgezinde.”
Intussen hadden de schildknapen hun wapens in de schede gestoken, en waren zij nu bezig met de paarden hunner meesters vooruit te brengen.
“Zijt gij klaar, Mijne heren?” vroeg De Valois. “Nu dan, spoedig voort, bid ik u; want anders komen wij de jacht te spade. Gij vazal, ga ter zijde; waarschuw ons wanneer wij moeten draaien.–Hoe ver zijn wij nog van Wijnendale?”
De jongeling nam zijn kap heuselijk van het hoofd, boog zich voor zijn redder en antwoordde: “Nog een korte mijl, mijn Heerschap.”
“Bij mijn ziel!” sprak De St.-Pol. “Ik geloof dat dit een wolf in een schapenvel is.”
“Dit heb ik reeds overlang gedacht,” antwoordde de Kanselier Pierre Flotte, “want hij beziet ons als een wolf en luistert als een haas.”
“Ha! Ha! Nu weet ik wie het is,” riep De Chatillon. “Hebt gij nooit horen spreken van een wever met name Pieter Deconinck die te Brugge woont?”
“Mijne heren, gij bedriegt u voorwaar,” bemerkte Raoul de Nesle, “ik heb de beruchte wever te Brugge zelf gesproken, en alhoewel hij deze in schalksheid te boven gaat, heeft hij slechts een oog en onze leidsman heeft er twee allergrootste. Ongetwijfeld bemint hij de oude Graaf van
Vlaanderen, en beschouwt onze komst als overwinnaars met een kwaad oog; dit is de zaak. Vergeeft hem de trouw die hij zijn ongelukkige Vorst bewaart.”
“Het is lang genoeg hierover gesproken, Mijne heren,” viel De Chatillon in.
“Laat ons van voorwerp veranderen. Ter goeder ure! Weet gij wat onze genadige Koning Philippe met dit land van Vlaanderen doen zal? Want op mijn woord, indien onze Vorst zijn schatkisten zo dicht hield als De Valois zijn mond gesloten houdt, zou het arm leven aan het Hof zijn.”
“Dit zegt gij wel,” antwoordde Pierre Flotte, “maar hij zwijgt niet met iedereen. Vertraagt de gang uwer paarden een weinig, Mijne heren, en ik zal u dingen zeggen die gij niet weet.”

 

 
Hendrik Conscience (3 december 1812 – 10 september 1883)
Het Groeningemonument in Kortrijk, opgericht naar aanleiding van de 600ste verjaardag van de Guldensporenslag in 1902.

Lees verder “Hendrik Conscience, Joseph Conrad, Herman Heijermans, Grace Andreacchi, Ugo Riccarelli”

France Prešeren, F. Sionil José, Franz Josef Degenhardt, Jules Claretie, Ludvig Holberg

De Sloveense dichter en schrijver France Prešeren werd geboren op 3 december 1800 in Vrba. Zie ook alle tags voor France Prešeren  op dit blog en ook mijn blog van 3 december 2010.

 

A Wreath of Sonnets (3/14)   

Since from my heart’s deep roots have sprung these lays,
A heart not to be silenced any more;
Now I am like to Tasso who of yore
Would sing his Leonora’s fame and praise.

He could not plead his love whose tortouous maze
Bemused his years of youth, and fiercely tore
His life beyond all hope; and yet he bore
The burden he revealed in secret phrase.

My passion is aflame, although I find
Your glance gives me no hope when you are near;
Lest I offend, my lips are sealed by fear.

My poor heart’s fate, so bitter and unkind,
My secret burden – all this they make dear,
These tear-stained flowers of a poet’s mind.

 

A Wreath of Sonnets (4/14)    

These tear-stained flowers of a poet’s mind,
Culled from my bosom, lay it wholly bare;
My heart’s a garden: Love is sowing there
Sad elegies each with my longing signed.

You are their sun whose radiance, purblind,
I seek in vain at home and everywhere,
In theatre, on promenade and square,
Midst revels where the chains of dancers wind.

How often through the town with watchful eyes
I wander, praying for a fate more kind,
Yet catch no glimpse of that elusive prize.

I shed my tears to loneliness confined:
Hence all these songs which from my love arise;
They come from where no man can sunshine find

 

Vertaald door V. de Sola Pinto

 

 
France Prešeren (3 december 1800 – 8 februari 1849)
Borstbeeld bij zijn huis in Vrba.

Lees verder “France Prešeren, F. Sionil José, Franz Josef Degenhardt, Jules Claretie, Ludvig Holberg”

Frédéric Leroy, Ann Patchett, Hein Boeken, T. C. Boyle, George Saunders, Botho Strauß, Jacques Lacarrière, Iakovos Kampanellis, Eric L. Harry

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.

 

De zwangerschap
van mevrouw Alighieri

Maand 1

god neemt een bad

Mijn god, meer nog dan van uitregenen
in de douche geniet jij van een ligbad,
leg jij, oceaanheerser, loom je torso
te weken in lauw, amniotisch vocht,
met je tenen als sidderalen gekruld
rondom de badstopketting, je knieën
als kliffen uit het sop, orchestreer je
een odyssee – vanuit zeemeeuwperspectief
bedenk je monsters in de schuimkoppen,
bestuur je knisperende blastomeren,
goedaardige blaasjes op het watervlies.

Vooruit, dwaze piraat, laat varen
die hoop op onsterfelijkheid en kaap,
de kling geklemd tussen de tanden
en met schattenjachten opgetekend
in het logboek van je gedachten
die zwalpende éénmanssloep,
een schuimpje dat aanzwelt
tot een nieuwe wereld.

***

Er zit een ezelskaakbeen verborgen
in de noordenwind en het klieft en sist er
als een slang, een willekeurige god
die het tot mens wil schoppen
daalt (zo beweren kwade tongen)
door alle negen hellekringen
negen maanden lang
en wordt geboren
uit een vrouw.

Kijk om je heen, ook jij bevindt je
met je doorweekte rimpelvoeten
nu al in het voorgeborchte

je hart is groot
als papaverzaad.

 

 
Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

Lees verder “Frédéric Leroy, Ann Patchett, Hein Boeken, T. C. Boyle, George Saunders, Botho Strauß, Jacques Lacarrière, Iakovos Kampanellis, Eric L. Harry”

Pierre Kemp, Arthur Sze, Daniel Pennac, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish, Henry Williamson, Ernst Toller, Mihály Vörösmarty, Valery Bryusov

De Nederlandse dichter en schilder Pierre Kemp werd geboren in Maastricht op 1 december 1886. Zie ook alle tags voor Pierre Kemp op dit blog.

 

Ritournelle

Het licht doet met me wat het wil,
of ik al ga, of ik sta stil,
of ik iets neem, of iets leg neer,
bij alles is het licht mijn heer.
Zo word ik, man, toch nog een vrouw;
ik die van rood houd, word een blauw;
ik die van dag wil zijn, een ding
van avond met in de schemering
een rode streep, die duidt op wind,
tot ik het licht van mijn eigen vind
en met mijn rood sla naar dat blauw
en ik mijn man graaf uit die vrouw.
Eerst dan word ik mijn eigen heer,
of ik iets neem, of iets leg neer,
of ik al ga of ik sta stil,
omdat mijn eigen licht dat wil.

 

Zomermiddag

De mens wordt groter en het land wordt kleiner.
Het gaat naar de middag en de zon
is de hevigste man in de streek en tussen de bomen
waar twee roodgeruite jongedochters komen
en gaan naar de stad.
Ze hebben haar hoeden van het hoofd genomen
en zeggen elkander dat.

 

Gang

Ik, de zon en de weg
en de zon, de weg en ik
in zonderlinge samenhang
op dit ogenblik.

Ik ruik geen bloemen, ik zie
geen bomen, geen vogels, geen heg.
Ik voel maar een gaande man in de zon
op een weg.

 

 
Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)

Lees verder “Pierre Kemp, Arthur Sze, Daniel Pennac, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish, Henry Williamson, Ernst Toller, Mihály Vörösmarty, Valery Bryusov”

Herinnering aan Ramses Shaffy

Herinnering aan Ramses Shaffy

Nederlands grootste chansonnier Ramses Shaffy is vandaag precies zeven jaar geleden op 76-jarige leeftijd overleden. Ramses Shaffy werd op 29 augustus 1933 geboren in de Parijse voorstad Neuilly-sur-Seine als zoon van een Egyptische diplomaat en een Poolse gravin van Russische afkomst. Zie ook alle tags voor Ramses Shaffy op dit blog.

 
Ramses Shaffy (29 augustus 1933 – 1 december 2009)
Ramses Shaffy en Liesbeth List in 1970

 

Pastorale

Jouw hemel blauw met gouden hallen
Jouw wolkentorens, ijskristallen
Kometen, manen en planeten, aah alles draait om jou
En door de witte wolkenpoort tot diep onder de golven
Boort jouw vuur, jouw liefde, boort zich in mijn ziel
En bij het water speelt mijn kind
En alle schelpen die het vindt gaan blinken als ik lach

‘k Hou van je warmte op mijn gezicht
Ik hou van de koperen kleur van je licht
Ik geef je water in mijn hand
En schelpen uit het zoute zand
Ik heb je lief, zo lief

Ik scheur de rotsen met mijn stralen
Verdroog de meren en de dalen en
Onweersluchten doe ik vluchten, aah als de regen valt
Verberg je ogen in mijn hand
Voordat m’n glimlach ze verbrandt
Mijn vuur, mijn liefde, mijn gouden ogen
’t Is beter als je nog wat wacht
Want even later komt de nacht en schijnt de koele maan

De nacht is te koud, de maan te grijs
Toe neem me toch mee naar je hemelpaleis
Daar wil ik zijn alleen met jou
En stralen in het hemelblauw
Ik heb je lief, zo lief

Als ik de aarde ga verwarmen
Laat ik haar leven in m’n armen
Van sterren weefde ik het verre, aah het noorderlicht
Maar soms ben ik als kokend lood
Ik ben het leven en de dood
In vuur, in liefde, in alle tijden
M’n kind ik troost je, kijk omhoog
Vandaag span ik mijn regenboog
Die is alleen voor jou

Nee nooit sta ik een seconde stil
‘k Wil liever branden neem me mee
Geen mens kan mij dwingen wanneer ik niet wil
Wanneer je vanavond gaat slapen in zee
Geen leven dat ik niet begon
En vliegen langs jouw hemelbaan
Je kunt niet houden van de zon
Ik wil nooit meer bij je vandaan

Ik heb je lief, zo lief
Ik heb je lief, zo lief
Ik heb je lief, zo lief
Ik heb je lief, zo lief
Ik heb je lief, zo lief

 

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=IJsrqyfFOSk&w=560&h=315]

Natasza Tardio

De Nederlandse schrijfster Natasza Tardio werd geboren in Assendelft op 1 december 1969. Tardio debuteerde in 2012 als Young Adult auteur met de jeugdthriller Moordvrienden, waarin twee tieners een peuter vermoorden en daarna een leraar en een aantal leerlingen op hun middelbare school doodschieten. De psychologische jeugdthriller sloeg aan bij jongeren, want in april 2014 won ze met “Moordvrienden” de Jonge Jury Debuutprijs 2014. In april 2014 kwam haar tweede jeugdthriller “Onzichtbaar” uit. Buiten het schrijven van Young Adult fictie schreef Tardio meerdere non-fictie boeken en werkt ze als literair journalist en redacteur.

Uit: Moordvrienden

‘Milo, telefoon. Neem even op, ik ben in de keuken bezig.’ Mijn moeders stem klinkt geërgerd. De telefoon gaat al een tijdje over, maar ik probeer de irritante beltoon te negeren. Het is waarschijnlijk Finn en als ik iemand niet wil spreken, dan is hij het wel.
‘Milo!’ Haar stem klinkt nu een stuk scheller, en langzaam loop ik naar de gang, terwijl ik me afvraag wat erger is: een boze moeder of een boze Finn. Ik loop rustig, in de hoop dat het bellen zal ophouden. Dat doet het ook, maar wel pas nadat ik heb opgenomen.
‘Met Milo.’
‘Gast, waarom staat je mobiel uit?’ Finns stem klinkt boos en een fractie van een seconde aarzel ik. Ik durf hem niet te vertellen dat ik mijn mobiel heb uitgezet, juist om hem niet te hoeven spreken.
‘Hij is waarschijnlijk leeg…’ Mijn woorden klinken ongeloofwaardig, dat weet ik best en ik vermoed dat  Finn dat ook wel doorheeft, maar gelukkig gaat hij er verder niet op in.
‘Ik wil je spreken. Vanavond. Hoe laat gaat je moeder naar haar werk?’
‘Ik aarzel. Als ik Finn de waarheid vertel, staathij hier om negen uur op de stoep, iets wat ik liever wil  voorkomen.
‘Je probeert me toch niet uit de weg te gaan, gozer? Ik heb je nauwelijks gesproken afgelopen weekend.’
Ik hoor de onderhuidse dreiging in Finns stem. Alsof ik er een zesde zintuig voor heb gekregen. ‘Mijn  moeder gaat om halftien weg. Om tien uur moet ik wel alleen zijn.’
‘Oké, dan zie ik je om tien uur. Zorg dat je er bent.’
Voor ik nog iets kan zeggen heeft Finn alweer opgehangen. Waarom ben ik toch ook altijd zo’n sukkel? Ik had hem gewoon moeten vertellen dat het niet verstandig is om nu langs te komen. Misschien is het wel verstandiger dat Finn helemaal niet meer langskomt, zeker niet na wat er een paar dagen geleden is gebeurd. Welk televisiekanaal ik ook aanzet, welke krant ik ook opensla, iedereen spreekt erover. Het is nationaal nieuws. Een klein jongetje van vijf dat op gruwelijke wijze is vermoord. Afgelopen zaterdag hebben ze hem gevonden.”

 
Natasza Tardio (Assendelft, 1 december 1969)