Simon Vinkenoog, Steffen Popp, Per Petterson, Elizabeth Gilbert, Alicia Steimberg, Jevgeni Jevtoesjenko, Aad Nuis, William M. Thackeray, Nathalie Sarraute

De Nederlandse dichter en schrijver Simon Vinkenoog werd op 18 juli 1928 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Simon Vinkenoog op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010. 

Zuster

Er woont een zachte zuster in mijn huid
een vrijbuiter die in mijn lichaam bijt
ensoms haar handen op mijn zijde legt,
‘s nachts stelten loopt, of danst of rust.

Dan dringt zij ook haar dromen aan mij op
en ik leg mij huiverend naast haar:
een dode, een schamel geraamte,
knikkend en stamelend.

 

Tenzij de dingen uit zichzelf gaan spreken

een kraan het hoog geluid van liefde fluit
een waterstraal die onverslapte aandacht tikt
een dronken boodschap in de brievenbus
een onverwacht bezoek aan de deur gevonden

de zee die door de straten weifelt
de zon een onbeholpen minnaar op mijn huid
en de doofstomme takken van de bomen
in mijn ogen et cetera

Tenzij ik jaren op je wachten wil
en op je mond het stempel ongeopend druk

als met een zegelring die woorden bloed
en vlijt in de nagels drijft

de handen die niets meer weten
van het feest dat morgen
in de cijfers van het heden
wijdbeens staat geplant

 
Simon Vinkenoog (18 juli 1928 – 12 juli 2009)

Lees verder “Simon Vinkenoog, Steffen Popp, Per Petterson, Elizabeth Gilbert, Alicia Steimberg, Jevgeni Jevtoesjenko, Aad Nuis, William M. Thackeray, Nathalie Sarraute”

Hunter S. Thompson

De Amerikaanse schrijver en journalist Hunter Stockton Thompson werd geboren in Louisville (Kentucky). op 18 juli 1937. Hij groeide op in de Cherokee Triangle buurt in de Highlands en ging naar Louisville Male High School. Zijn ouders trouwden in 1935. Door de dood van de vader werden hun drie zoons: Hunter, Davison en James opgevoed door hun moeder, een alcoholiste. Na vroege aanrakingen met de politie meldde hij zich als onderdeel van zijn straf bij de Amerikaanse Luchtmacht. Op Eglin Air Force Base in Florida begon hij in 1956 als sportjournalist te schrijven voor het nieuwsblad van de basis. In 1958 werd hij weggestuurd bij de luchtmacht. Hierna werkte Thompson kort als redacteur voor Time Magazine in New York. Thompson reisde door Peru, Colombia en Brazilië. Hier schreef hij als freelance journalist artikelen voor meerdere Amerikaanse kranten. In Puerto Rico werd hij bevriend met journalist William Kennedy en werd Zuid-Amerika-correspondent voor onder andere het tijdschrift The National Observer. In 1966 trok hij een tijd op met een groep Californische Hells Angels. Hij schreef over hen een serie artikelen die in 1967 werd gebundeld onder de titel “Hell’s Angels: A Strange and Terrible Saga Of The Outlaw Motorcycle Gangs”. Aan het eind van de jaren zestig ging hij als een van de eersten voor het nieuwe tijdschrift Rolling Stone werken. Zijn excentrieke levensstijl en schrijfstijl was een van de factoren achter het succes van “Rolling Stone”. Thompson creëerde een geheel eigen journalistieke stijl met als voornaamste kenmerk dat hij niet zijn onderwerp maar zichzelf centraal stelde; hij noemde dit gonzojournalistiek, een in drugs gedrenkte variant van new journalism. Zijn bekendste werk uit deze periode is “Fear and Loathing in Las Vegas, and Other American Stories” (1971), dat in 1998 door Terry Gilliam zou worden verfilmd met Johnny Depp en Benicio Del Toro. In 1972 schreef hij voor Rolling Stone een serie reportages over de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1972, waarbij hij nauw betrokken raakte bij het kamp van presidentskandidaat George McGovern. Thompson schreef daarna uitvoerig over het Watergateschandaal en steunde bij de daarop volgende presidentsverkiezingen van 1976 al vroeg de toen nog onbekende Jimmy Carter. Als buitenlandcorrespondent berichtte Thompson in 1983 over de invasie van de Amerikaanse mariniers in Grenada. Op 67-jarige leeftijd werd hij door het hoofd geschoten aangetroffen door zijn zoon Juan Thompson op zijn Owl Farm in Woody Creek bij Aspen (Colorado). Op grond van de schotwond oordeelde de politie dat er sprake was van zelfmoord.

Uit: Fear and Loathing in Las Vegas

“We were somewhere around Barstow on the edge of the desert when the drugs began to take hold. I remember saying something like “I feel a bit lightheaded; maybe you should drive. …” And suddenly there was a terrible roar all around us and the sky was full of what looked like huge bats, all swooping and screeching and diving around the car, which was going about 100 miles an hour with the top down to Las Vegas. And a voice was screaming: “Holy Jesus! What are these goddamn animals?”
Then it was quiet again. My attorney had taken his shirt off and was pouring beer on his chest, to facilitate the tanning process. “What the hell are you yelling about?” he muttered, staring up at the sun with his eyes closed and covered with wraparound Spanish sunglasses. “Never mind,” I said. “It’s your turn to drive.” I hit the brakes and aimed the Great Red Shark toward the shoulder of the highway. No point mentioning those bats, I thought. The poor bastard will see them soon enough.
It was almost noon, and we still had more than 100 miles to go. They would be tough miles. Very soon, I knew, we would both be completely twisted. But there was no going back, and no time to rest. We would have to ride it out. Press registration for the fabulous Mint 400 was already underway, and we had to get there by four to claim our soundproof suite. A fashionable sporting magazine in New York had taken care of the reservations, along with this huge red Chevy convertible we’d just rented off a lot on the Sunset Strip … and I was, after all, a professional journalist; so I had an obligation to cover the story, for good or ill.
The sporting editors had also given me $300 in cash, most of which was already spent on extremely dangerous drugs. The trunk of the car looked like a mobile police narcotics lab. We had two bags of grass, 75 pellets of mescaline, five sheets of high-powered blotter acid, a salt shaker half full of cocaine, and a whole galaxy of multi-colored uppers, downers, screamers, laughers … and also a quart of tequila, a quart of rum, a case of Budweiser, a pint of raw ether and two dozen amyls.
All this had been rounded up the night before, in a frenzy of high-speed driving all over Los Angeles County – from Topanga to Watts, we picked up everything we could get our hands on. Not that we needed all that for the trip, but once you get locked into a serious drug collection, the tendency is to push it as far as you can.”

 
Hunter S. Thompson (18 juli 1937 – 20 februari 2005)