Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, James Herriot, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Monte Carlo

“De prins glundert. De belangrijkste dag van het jaar verloopt helemaal volgens plan. Met het verplichte diner achter de rug, met de praatjes tot een bevredigend einde gebracht, zoekt hij de hand van zijn Amerikaanse vrouw. Ze is zo elegant als haar ouders met haar naam hebben voorspeld.
De sfeer is gemoedelijk, het gezelschap is inmiddels aan elkaar gewend. Door de grote glaspartijen van de ontvangstruimte stroomt het zonlicht naar binnen, in de verte weerkaatst door de azuurblauwe zee, een schittering die men bijna kan horen. Een vogel in zweefvlucht trekt zijn aandacht, hoog tegen de hemel maakt hij steeds opnieuw rondjes, glijdt hij met de luchtstroom mee en keert zich er weer tegenin, als naait hij met zijn scherpe snavel lus na lus een onzichtbare scheur in de luchtlagen. En de prins wordt die vogel, hij kijkt neer op dit lapje grond tegen de flank van een berg, als een adelaar, hij kijkt mee over Gods schouder naar de menselijke bedrijvigheid, deze concentratie van inspanning en energie en intellect, deze roemruchte opeenhoping van buitengewone welvaart en architectuur, het romantische rijm met de kleuren van het gesteente hogerop, het verblindende wit van de gerangschikte jachten in de haven eronder – een prinsdom, bedenkt hij ouder en wijzer, en nostalgisch door de wijn, als een voortdurende, nooit in te lossen belofte. Daar pal middenin, haarscherp afgetekend, het circuit voor de grand prix. Een grillige ring van geladen afwezigheid.
Hij neemt de trouwring van zijn vrouw tussen de vingers en spreekt in stilte de hoop uit dat er vandaag geen doden zullen vallen, niet zoals vorig jaar. Met zijn andere hand strijkt hij zijn snor. Daarna keert de prins zich om naar zijn genodigden, maar in gedachten is hij bij Deedee.
Jack Preston was dertien toen hij aan de tractor van boer Colin sleutelde. Het was een oude Massey Ferguson, uit de vroege jaren dertig. Hij stond tegen een van de monumentale loodsen die dwars op de weg waren gebouwd, sommige zonder muren om het hooi droog te houden, zes aan weerskanten van de straat, die daardoor toch de indruk wekte een privéweg te zijn door het landbouwbedrijf van boer Colin. Sinds twee jaar was Jack Preston een zwijgzame jongen geworden; hij stond naast zijn moeder toen een man van het leger, met zijn pet tegen de glimmende knopen van zijn uniform, over hun hoofden heen het huis in staarde en woordelijk herhaalde wat hem was opgedragen.”

 

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, James Herriot, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon”

Leïla Slimani

De Frans-Marokkaanse schrijfster en journaliste Leïla Slimani werd geboren op 3 oktober 1981 in Rabat. Slimani ging op 17-jarige leeftijd naar Parijs om politieke wetenschappen en media studies aan de Sciences Po te studeren. Na haar afstuderen overwoog ze even een carrière als actrice, maar zij begon te werken als journaliste voor het tijdschrift Jeune Afrique. In 2014 publiceerde ze haar eerste roman “Dans le jardin de l’ogre” (“In de Tuin van de Ogre”) en kreeg ze de Marokkaanse literaire prijs La Mamounia, als eerste vrouwelijke auteur. Twee jaar later werd “Dans le Jardin de l’Ogre” gevolgd door de psychologische thriller “Chanson douce”. Laatstgenoemde werd snel tot een bestseller met meer dan 76.000 verkochte exemplaren binnen drie maanden, zelfs nog voordat aan het boek de Prix Goncourt 2016 werd toegekend. Slimani heeft zowel het Franse als het Marokkaanse staatsburgerschap.

Uit:Chanson douce

“Le bébé est mort. Il a suffi de quelques secondes. Le médecin a assuré qu’il n’avait pas souffert. On l’a couché dans une housse grise et on a fait glisser la fermeture éclair sur le corps désarticulé qui flottait au milieu des jouets. La petite, elle, était encore vivante quand les secours sont arrivés. Elle s’est battue comme un fauve. On a retrouvé des traces de lutte, des morceaux de peau sous ses ongles mous. Dans l’ambulance qui la transportait à l’hôpital, elle était agitée, secouée de convulsions. Les yeux exorbités, elle semblait chercher de l’air. Sa gorge s’était emplie de sang. Ses poumons étaient perforés et sa tête avait violemment heurté la commode bleue.
On a photographié la scène de crime. La police a relevé des empreintes et mesuré la superficie de la salle de bains et de la chambre d’enfants. Au sol, le tapis de princesse était imbibé de sang. La table à langer était à moitié renversée. Les jouets ont été emportés dans des sacs transparents et mis sous scellés. Même la commode bleue servira au procès.
La mère était en état de choc. C’est ce qu’ont dit les pompiers, ce qu’ont répété les policiers, ce qu’ont écrit les journalistes. En entrant dans la chambre où gisaient ses enfants, elle a poussé un cri, un cri des profondeurs, un hurlement de louve. Les murs en ont tremblé. La nuit s’est abattue sur cette journée de mai. Elle a vomi et la police l’a découverte ainsi, ses vêtements souillés, accroupie dans la chambre, hoquetant comme une forcenée. Elle a hurlé à s’en déchirer les poumons. L’ambulancier a fait un signe discret de la tête, ils l’ont relevée, malgré sa résistance, ses coups de pied. Ils l’ont soulevée lentement et la jeune interne du SAMU lui a administré un calmant. C’était son premier mois de stage.
L’autre aussi, il a fallu la sauver. Avec autant de professionnalisme, avec objectivité. Elle n’a pas su mourir. La mort, elle n’a su que la donner. Elle s’est sectionné les deux poignets et s’est planté le couteau dans la gorge. Elle a perdu connaissance, au pied du lit à barreaux. Ils l’ont redressée, ils ont pris son pouls et sa tension. Ils l’ont installée sur le brancard et la jeune stagiaire a tenu sa main appuyée sur son cou.”

 
Leïla Slimani (Rabat, 3 oktober 1981)