De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.
Uit: Pro domo
“Ti Taats Toverbal
Stel dat Taats heel iemand anders is dan hij lijkt. Laat hij het niet horen. Formuleer het wat anders. Wat anders? Stel je eens voor dat Taats heel anders is dan hij eruitziet. Hij die zich aan uiterlijk niets gelegen laat liggen. Ja, dat zegt hij. Iemand kan denken dat hij een grote kerel is met een brede borstkas en een warm hart; een man die vrank en vrij met zijn lichtblauwe of staalgrijze ogen de wereld in kijkt en als hij het even niet weet, altijd weer even, met een grote klad door zijn woeste blonde haar harkt. Hij ziet eruit als een worstelaar, en dat dikt hij graag aan. Er zijn mensen die hem alleen maar hebben zien worstelen met cijfers; zelfs de eenvoudigste som kost hem hoofdbrekens. Hij zoekt ook overal iets achter. Ho ho, nu heb je het over iemand anders, de portier van Casa Rosso, een man op wie hij heel in de verte lijkt, leek moet je zeggen: leptosoom type met grote schelpen van oogleden, kort bros haar op een harde schedel, een raspende baard die hij maar niet weggeschoren krijgt en een enorme neus, oja een kanjer, een kokkert, een kromgeslagen neus die als je niet beter wist een feestneus lijkt. Maar dat is gezichtsbedrog, dit keer bedrog ván het gezicht, dat komt omdat alles aan hem gekruld is, zijn haar, zijn zinnen natuurlijk, zijn tenen; daar heeft hij lang op geoefend, omdat hij van nature hangende schouders en mondhoeken, lede ogen en een hangkont heeft. En zijn tenen, nu zijn het jubeltenen maar toen, toen sloegen ze haken in de grond; je kon je land ermee eggen.
Die man, die ze echt niet met Taats mogen verwisselen, weet alles en iedereen om de tuin te leiden. Iedereen denkt met een zachtmoedig type te maken te hebben, pas op, hij neemt je te grazen waar je bij staat. Zijn loodrechte carrière één grote leugen, één lange val. Die kerel heeft natuurlijk geen wiskunde gestudeerd in Delft, hij werkt niet bij een bank op de afdeling verzekeringen, zelfs niet met als specialisme de total loss; hij heeft geen bungalow, ziekelijke vrouw, inwonende zuster, twee kinderen en twee auto’s, een grote en een hybride met aangepast handgas. Hij heeft alleen een moeder die hem handenvol geld kost, voor wie hij als kind al van school moest toen de heer der schepping er van tussen was, de hort op, en er toch iemand voor brood op de plank moest zorgen.”
De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.
“Gymnopédies No. 1”
Dat was de week
dat het maar bleef sneeuwen.
Dat was de week
toen vijfvingerige bomen op huizen
vielen en hoogspanningsleidingen
braken alsof er iemand op betaaldag
wachtte in een sneeuwstorm.
Die sneeuwweek sjokten mijn dochter
& ik over de gebroken takken,
friemelend door de sneeuw
als hongerige vingers door
een lege zak.
Over de door termieten uitgeholde stronk
zo compact als een lekke band.
Over de holte
waar de vos induikt
als we ’s nachts de achterdeur openen.
Dat was de week van sneeuw
& hij glinsterde zoals elke
kerstkaart die we ons konden
herinneren terwijl mijn dochter
in het rond prikte voor de beste plek
om een sneeuwpop neer te zetten. Een
met een dennenappelneus.
Een met door de duim ingedrukte
ogen om het hele plaatje te zien
zodra de dingen opwarmen.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.