De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.
Uit: Veldheer Banner
‘Lief roodhaartje, mag ik je morgenmiddag verwelkomen? Neem je paspoort of identiteitsbewijs mee,’ schreef hij me als hij zich iets te veel door zijn fantasieën over een gezamenlijk reisje naar een tentoonstelling in Essen of een theatervoorstelling in Darmstadt had laten meeslepen en even vergeten was dat hij de volgende dag allerlei verplichtingen had. Door zijn Parkinson kon hij zich heel moeilijk een accuraat beeld van de toekomst vormen. En in de uren voor onze ontmoeting was hij geneigd zijn krachten nogal te overschatten en zijn afhankelijkheid van zijn levodopa te bagatelliseren. Niets dan schaamte om me onder ogen te moeten komen als hij slecht praatte en slecht bewoog, en dat wist hij zelf het beste.
In de trein hoorde ik al in mijn oor wat hij me straks zou vragen met die zorgelijke vogelstem van hem: ‘Was het niet erg vies in de trein?’ En: ‘Kon je je goed van je werk losmaken? Ik betaal je je reisgeld terug, hoor.’
En dan zou ik hem, heel vriendelijk, in zijn gezicht uitlachen om dat woord vies en om de spijtige toon waarop hij het uitsprak, vol mededogen met mij, arme treinreiziger. ‘Ach jongen, het openbaar vervoer valt best mee.’
Ik had in de anderhalf uur van mijn treinreis naar hem toe wel altijd angstvisioenen van brand in mijn flat, of waterschade, die mijn kostbare papieren fotocollectie zou vernietigen. Maar dat zei ik liever niet te vaak tegen hem, want dan zou hij dat beeld van al die in de fik vliegende, smeulende, zwartgeblakerde foto’s moeilijk meer uit zijn hoofd kunnen zetten. Mijn neurotische angst voor verwoesting van mijn levenswerk sloeg gemakkelijk op hem over, en dan had ik spijt omdat ik mijn mond niet had gehouden.
Als ik nog in de voormiddag uit de trein stapte, kocht ik onderweg soms een paar broodjes haring voor onze lunch, een lekkernij die hij niet gauw voor zichzelf zou kopen. Hij proefde de zilte vissmaak toch niet. Maar ik kende zijn voorkeur voor alles wat glad en soepel was en niet te erg tegenstribbelde goed genoeg om af en toe zo’n heerlijk vers harinkje voor hem te kopen bij de viskar op de hoek van de Stationsstraat en de Zuidelijke Ringweg.
Op dagen met een schrale noordoostenwind kon ik het niet aanzien dat de visboer daar zo stond te blauwbekken in zijn kraam en deed ik een extra grote bestelling. Hij had dan van die dikke, rode handen, die hij voortdurend beademde om ze op te warmen onder het wachten op zijn klanten. Tegen twaalven kreeg hij het te druk om er nog op te letten hoe ontoonbaar zijn handen eruitzagen, met hun strakgetrokken, kapotte huid en hun stijve knoken die zijn bewegingen verlangzaamden. Hoe meer hij opging in het smeren van de broodjes en het strooien van de uitjes, des te minder kon het hem schelen of een klant naar de stroeve bewegingen van zijn gezwollen handen staarde of niet.”
De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.
maar sommige ogenblikken nestelen zich zonder datum
maar sommige ogenblikken nestelen zich zonder datum
in de stembanden waar alles in karakterisering
uiteenvalt het ene zowel als het andere belachelijk
kan zijn ondiepten nog langer te willen
beschrijven de kleuren de zee een land is mij
in grenzen woordwaarts getrokken maar mijn atlantische oceaan
heet hoofd en waar bohemens oevers zijn is elders
te lezen aan het gehemelte reizen wensen door de
misthoorn op de tong de schepen ahoy
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.