P. C. Boutens, Björn Kuhligk

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

Waar tijd en eeuwigheid elkaar beroeren

Waar tijd en eeuwigheid elkaar beroeren,
Worden de sterren in de nacht geboren,
Vuurbloemen die de rijzendranke roeren
Van donkre aardtochten naar Gods ooglicht boren.

En waar de heemlen van voor Hem vervloeren
Tot glazen glansbaan eindelozer koren,
Lijnen der stelslen weemlende contouren
Door ’t klaar kristal donkervermoede voren:

Door weerszijds-open venstren als door ogen
Schijnen de heemlen in elkaar en de aarde:
Liefde met liefde wisslen wondre waarden,

Aarddonker tegen Godslicht opgewogen ….
In evenwicht van gulden ruil geheven
Wandelt de wereld vleugelloos te zweven.

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Tiende strofe (Fragment)

En geen van hen die alle leed en vreugd
vergeten voor den dagelijkschen slaap,
geen maag, geen vriend, geen lief blijft hun nabij,
of spant den schijn van zijn aanwezigheid
tot gouden aandacht die hun lijden deelt.
In eenzaamheid van angst en zelfverwijt
ontluiken langzaam hun verlaten oogen
tot helderdiep ontzag en zoetste schaamte,
de zuivre ootmoedigheid waardoor hun god
zich openbaren kan: hun onbewustheid
glijdt als een blinddoek weg voor hun gezicht.
Daar breekt door dien verteederde’ oogenbloei
het witte licht van zijn onzienlijkheid
in duizendvoudig geschakeerde glanzen
en spiegelt zich in ieder aardeding,
en allerweeg ontvonken zijne spranken
als sterren meerdren in den vroegen nacht –
en hij die nergens was, is overal.
Zoo draagt voor éen verrukten ademtocht
de ziel de weerld als haar doorzichtig kleed,
allevend middelpunt van ’t evenwicht
oneindger sferen siddrend overdauwd
met het versch vuur van haar verzaligd leed…
Doch als een bloem, door overfelle zon
verblind, den nacht nabij vreest en heur hart
wegsluit voor de overdaad van licht, zoo draagt
zij d’ aanblik niet van haar verheerlijking:
haar oogen schuw Gods vollen dag te zien
en huiverend voor zijn verdonkering,
dekken, onwetend dat hun eigen glans
hem schiep, in zich de wellen weg van ’t licht
waarvan hun schroom den weêrschijn wil ontgaan,
en haasten tastend naar den veilgen avond
de schaduw binnen van vertrouwden droom.
En als een minnaar ’t lang verloochend lief
verrast waar zij hem minst verwachten zou,
en wint de schuwheid van haar zaalgen schrik
met teederheid verdubbeld en bewijs
van volle en onvoorwaardlijke overgaaf,
zoo in de binnenkaamren van den slaap
onthult zijn duistre tegenwoordigheid
zich voor het eerst in schoonheid zoo volkomen
als geen oog langer dan éen blik beleven
en geen herinnering vasthouden kan.

 

Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Portret door Max von Seydewitz, 1923

 


De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Björn Kuhligk op dit blog.

Wat vaststaat

Ik ontken de tijdstippen, de oppervlakken
de plaatsen die moeten worden vastgepind

Ik hou van wat ik niet kan verpatsen
Ik haat waar ik anders van zou houden

Ik vertrouw het water, het onvermogen
de vaagheid, het zand

zolang ik me kan herinneren, begint
het wensen steeds weer van voren af aan

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook mijn blog van 20 februari 2019 en ook mijn blog van 20 februari 2016 deel 2.

Michiel Stroink, Björn Kuhligk

De Nederlandse schrijver Michiel Stroink werd geboren in Oss op 19 februari 1981. Zie ook alle tags voor Michiel Stroink op dit blog.

Uit: Wandelen in een Escher

Ik haat de middagdienst. Als het even kan ruil ik met Jeffrey of Ronald. Als zij de boel om tien uur ’s avonds afsluiten stoppen ze vaak nog even bij café De Hoek voor een potje biljart. En soms, als ze meer in de stemming zijn voor de droeve stilte, fietsen ze door naar café Babbels, waar mensen bestellen door een vinger op te steken. De stamgasten ontwijken elkaars blikken door naar het geflikker van de gokkasten te kijken of ze betrappen elkaar als ze via de spiegel achter de toog naar de billen van de barvrouw proberen te gluren. Middagdienst betekent dat je pas om twee uur op je werk hoeft te verschijnen. Uitslapen dus. Al heeft de status van de roes maar weinig invloed op de kwaliteit van het werk van een parkeerbeambte. Nee, ik haat de middagdienst en dan druk ik me nog zwak uit. Het komt door de mensen op straat. De dame op het bankje van het Kastanjeplein die altijd naar me zwaait terwijl haar ongezond kleine hondje door zijn bevende pootjes zakt om een drol te produceren die groter is dan hijzelf. Of de kinderen van de Oranje Nassauschool die elkaar verdringen rond het trapveldje terwijl ze elkaars kreten imiteren en dingen schreeuwen als: ‘Doorfietsen, ouwe!’ En: ‘Aan de kant voor de commandant!’ En dan de rokende vrouwen voor de van Haren die stug paffend pauzeren, of het nu min vier is of tijdens een hoos-of hoestbui. Ze stoppen alleen maar met kuchen om te lachen als ik nét voorbij ben, zodat ik niet meer kan achterhalen of het nou over mij ging of niet. Of de oude mannen met hun mening op het bankje bij het stoplicht op de Brielbrug. Onverstaanbaar mompelen ze zaken zuur als de garnering bij hun haring-in-stukjes. De straat is een circusvoorstelling die rond het middaguur altijd is uitverkocht en ik ben de clown die zich afvraagt of hij moet lachen of huilen. Daarom heb ik een voorkeur voor de kalmere en koelere ochtenddiensten. Dan zijn de straten nog rustig en de mensen die zich er wagen zijn druk met zichzelf bezig. In beslag genomen door de tijd en hun bestemming en te druk om nog op mij te letten. En natuurlijk moet ik na een ochtenddienst ook weer de straat op, maar dat is het slotakkoord. Dan is de dag afgelopen en zijn de mensen op de straat mijn grootste angst. Als ik ermee moet beginnen kan het altijd nog erger. Nee, geef mij maar de ochtenden. Dan ben ik alleen en dat is al druk genoeg. Ze valt me op zodra ik de hoek om fiets. Omdat ze een roze regenjas draagt, maar ook omdat ze het straatbeeld verstoort. Ze staat op de oprijlaan van de parkeergarage en ze hoort daar niet. Als een roze verkeerskegel verspert ze de toegang tot mijn werkplek, dus knijp ik in mijn handrem en stap ik bij de containers van mijn fiets om de situatie te evalueren. Het is een vrouw, al zou de opvallend gekleurde regenjas nog een meisje van haar kunnen maken.”

 

Michiel Stroink (Oss, 19 februari 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Björn Kuhligk op dit blog.

 

Pécser rhapsodie

Daar komt de vrouw van wie ik hou
onder de bloeiende kastanjes
is haar gang licht

ze gaat bij mij aan tafel zitten, oh
geprezen en naar het museum van schoonheid
gebracht zij de hemel

waaronder ze vloekt als de ober
de wijn morst, geprezen
zij haar volle mond

onder de boog van haar rechterschouder draagt ze
een moedervlek zo groot als een vuist, ik kus haar
wanneer de tram stopt voor het park

daar komt de vrouw van wie ik hou de hoek om
ze zal spoedig grijs haar krijgen, als ik haar
van opzij aankijk, wordt ze mooier

daar komt de vrouw en als ze het niet is, moet het wel
de volgende zijn, misschien vanaf de heuvel, uit de seringengeur
van wie ik hou, hoe ze langzaam de hoek om

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e februari ook mijn blog van 19 februari 2019 en eveneens mijn blog van 19 februari 2017 deel 1 en ook deel 2.

Nick McDonell, Björn Kuhligk

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.

Uit: An Expensive Education

“The shifta, twenty-two of them by Teak’s count, waited for him. They were younger than he expected and rich, with the van and that gate, which they had set up across the track. Might be a particularly shrewd crew, Teak thought. Two men stood directly in front of the gate. One wore camouflage pants and a T-shirt with the D.A.R.E. antidrug logo. The other wore mesh shorts and a khaki safari shirt. Both carried Kalashnikovs. The man in shorts also wore a leather shoulder holster. “Hello,” said Teak, sticking his head out the window as he slowed. Best to use English, lingua idiota. “Checkpoint,” said the man in the antidrug shirt. Teak stopped and let the Land Cruiser idle. He looked off to the sides of the track. He could drive around them but then they might chase him, shoot at his tires, probably miss, but maybe break his windows. Maybe worse. Better to talk. A boy holding a cleaver sat cross-legged on the side of the track, staring at Teak. Strange. Usually no children with the shifta. Teak winked at the child but the child just stared. “Checkpoint?” said Teak, in his best baffled colonial, “on whose authority?” The two men in front looked at each other. Mesh Shorts theatrically drew an old .38 from his shoulder holster. “Authority of General Hatashil,” he said, tapping the rear door of the car with his pistol. “What’s here?” “Shit,” Teak said for their benefit, putting his head in his hands. They opened the doors, pulled the suitcases out onto the dirt, and ripped one open. “You know, there’s a zipper on that you could use,” said Teak. A cheer went up when they saw that grey-green khat filled the case. Teak shook his head. “You have a problem?” asked the shoulder-holster boss. “No,” said Teak, suddenly brightening and extending a hand out the window. “I’m Teak.” “I am Commander Moalana,” said the man in mesh shorts, surprised, briefly taking Teak’s hand in a kind of half shake. Teak smiled at him and Moalana began to stroke his chin. He was almost gleeful, toying with Teak for his men, extremely grateful that this lone man with his bags full of drugs had crossed his path. Moalana’s men had been frustrated that morning. But then, Moalana reflected, they’re frustrated all the time. He could take the car, too, but orders were orders. Restraint, Hatashil had said. After they had killed that last man as a spy, Hatashil had been angry.”

 

Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

 

De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Björn Kuhligk op dit blog.

 

Liefde in de tijden van de EU

Zoals een grenswachter weer
een lijn trekt, dat moet, er
mag geschoten worden, dat
moet, er mag worden gefilmd

hoe wereldvreemd dit continent is
met sterretjes op de revers, hoe het
de verdediging opbouwt, mama doet
nog snel de afwas

toen in het zuiden de eerste gymschoenen
werden aangespoeld, later twee drie
tweevoeters werden opgevist, dat moet
er mag worden teruggeschoten

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e februari ook mijn blog van 18 februari 2019 en eveneens mijn blog van 18 februari 2018 deel 2.

Ash Wednesday (T. S. Eliot), Jack Gilbert

 

Bij Aswoensdag

 

Meditaties. Aswoensdag door Witold Wojtkiewicz, 1908

 

Ash Wednesday (T. S. Eliot)

V
If the lost word is lost, if the spent word is spent
If the unheard, unspoken
Word is unspoken, unheard;
Still is the unspoken word, the Word unheard,
The Word without a word, the Word within
The world and for the world;
And the light shone in darkness and
Against the Word the unstilled world still whirled
About the centre of the silent Word.

O my people, what have I done unto thee.

Where shall the word be found, where will the word
Resound? Not here, there is not enough silence
Not on the sea or on the islands, not
On the mainland, in the desert or the rain land,
For those who walk in darkness
Both in the day time and in the night time
The right time and the right place are not here
No place of grace for those who avoid the face
No time to rejoice for those who walk among noise and deny
the voice

Will the veiled sister pray for
Those who walk in darkness, who chose thee and oppose thee,
Those who are torn on the horn between season and season,
time and time, between
Hour and hour, word and word, power and power, those who wait
In darkness? Will the veiled sister pray
For children at the gate
Who will not go away and cannot pray:
Pray for those who chose and oppose

O my people, what have I done unto thee.

Will the veiled sister between the slender
Yew trees pray for those who offend her
And are terrified and cannot surrender
And affirm before the world and deny between the rocks
In the last desert before the last blue rocks
The desert in the garden the garden in the desert
Of drouth, spitting from the mouth the withered apple-seed.

O my people.

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Alphonsus Liguori Catholic Church, Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Amerikaanse dichter Jack Gilbert werd geboren in Pittsburgh op 17 februari 1925. Zie ook alle tags voor Jack Gilbert op dit blog.

 

Tot schande van poëzie

Toen de koning van Siam een hoveling niet mocht,
schonk hij hem een prachtige witte olifant.
Het fabelachtige dier had recht op zoveel ceremonieel
dat er goed voor zorgen je ondergang betekende.
Toch was het erger om er slecht voor te zorgen.
Het schijnt dat het geschenk niet kon worden geweigerd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jack Gilbert (17 februari 1925 – 13 november 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e februari ook mijn blog van 17 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Satans Karneval (Josef Weinheber), Elke Erb

 

Bij Carnaval

 

Maskers door Cesare Sofianopulo, 1930

 

Satans Karneval

Sichelmond und Galgenwind! Ich geige,
daß das Blut mir aus den Nägeln springt.
Ich – der Satan selbst! Nur keine Neige!
Trinkt mir! Blut ist gut! Die Fiedel singt!
Her! Herbei, ihr, meine nackten Schönen!
Nur nicht fremd getan und zimperlich –
Karneval des Irrsinns euch zu krönen,
ist der Teufel fast zu tugendlich.

Wein aus Blut und dampfender Punsch aus Tränen!
Spürt mir, wie das süß zu Gaumen geht.
Dirnen, Schieber, östliche Hyänen,
dreht euch! Tanzt! Der Wind ist Pest, der weht.
Keine Scham, hier seid ihr wie zu Hause!
Könnt mal auch ein kleines Spielchen tun.
Hockt euch herl Nur keine Atempause!
Was steht auf dem Spiel? Ein Volk – Je nun!

Volk ist dumm und lausig. Soll’s uns kümmern?
Gilt für uns denn läppisch ein Gebot?
Sauft und tanzt nur! Auf der Menschheit Trümmern
tanzt mit euch mein Spießgesell, der Tod –
Dreht euch, elegante Lumpenhunde!
Auf, herbei zum letzten Bacchanal!
Not und Tod -! dies ist doch unsre Stunde,
aller Höllen Fest – Mein Karneval!

 

Josef Weinheber (9 maart 1892 – 8 april 1945)
De Ottakringer brouwerij in Wenen- Ottakring, de geboorteplaats van Josef Weinheber

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Rondom

Zevengesternte van een vogel boot
Het water van de kade of ochtend
Levenloos niet Niemand /
roeit Het laait op

loedert bootskiel scheepskiel boeg
Zoals de maagd profiel vissenvrouw
vissenstaart het buikje kogelrond
danst Zij rustten niet toen de maan

scheen Zij waren goed
bij hun hoofd rechts links
zoals onlangs Vergrijzen-
het bosje restje struikgewas

op de heuvel
Op de heuvelrug Langs de maïs
kwam de avond, kleurde hem Daar was het
opengespannen zomer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.

Vastelaovend (Wiel Rouland), Richard Blanco

 

Bij Carnaval (Vasteloavend)

 

Maastrichtse vastelaovendsposter door Famke Rousseau, 2020

 

Vastelaovend

Langsaam begint ’t bloud te kriebele,
dae sjoone tied is weier dao.
Dan viere veer drie daag vastelaovend
dat sjteit òs toch zoo nao.

Pekskes waere opgesjtreeke,
’t maske wurt nog ‘ns gepas.
Nog effe kieke in de sjpeigel
en dan begint de groote sjpas.

Drie daag maake veer òs laam,
me heurt zoo gout wie geine klaage.
Drie daag zònger òngerlinge sjtried,
me kènt weier get van-ein verdraage.

Doerde ’t daoròm mer get langer,
zoo’ne daag of driehònderdviefensestig.
Dan waor ’t laeve vööl aantrèkkelikker,
dan waor ’t alleney neit zoo lestig!

 

Wiel Rouland (1943 – 2018)
De Sint-Dionysiuskerk in Schinnen, de geboorteplaats van Wiel Rouland

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Moeder kiest producten

Ze krabt aan de sinaasappels en ruikt dan aan de schil,
perst een avocado net genoeg om de rijpheid te beoordelen,
polijst de McIntoshes op zoek naar kneuzingen.

Ze selecteert met verdikte handen, vingers
die zijn opgezwollen met geschiedenis rond het witte goud
van een trouwring die ze nu als weduwe draagt.

In tegenstelling tot de gearchiveerde foto’s van jonge, slanke vingers
gevangen rond zwart-witte oranjebloesem,
strekken haar gevlekte handen zich nu uit naar de kleuren.

Ik zie alle folklore van haar jeugd, de velden,
het fruit dat ze ooit zelf van de boom plukte,
de pezige wortels die ze uit de grond trok.

En nu, tussen de ingestorte dozen met yucca,
door afbrokkelende piramides van gouden mango’s,
beweegt ze zich met hetzelfde instinct en dezelfde vaardigheid.

Dit is hoe ze de dood en haar zoon overleeft,
door deze nederige plichten die nooit zullen veranderen,
door die leefgewoonten waardoor een leven een leven blijft.

Ze houdt rode druiven omhoog om me te vragen wat ik ervan denk
en wat ik ervan denk is dit, een nieuw gedicht over haar-
de druiven zien eruit als stoffige robijnen in haar handen,

wat ik zeg is dit: ze zien er mooi uit, heel mooi.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Prinsenkind (Rouke van der Hoek)

Bij Carnaval

 

Prins Carnaval door Eugène Peters, z.j.

 

Prinsenkind

Dat we jou, Luuk, ook wel ‘t Uulke noemen dank je
aan de doordringende blik waarmee de kirrende clowns
boven je ledikant ter plekke tot bezinning dwingt.

Terecht, jij bepaalt wanneer je jouw lach weggeeft.
Gezaghebbender in jouw rijk dan je vader in het zijne.
Daarover dit nog. Sommigen willen dichter worden,

anderen bankdirecteur. Maar je vader droomde ervan
carnavalsprins te zijn onder de zijnen. De fazantenveer zo hoog
opgestoken dat hij als een botsauto met het

plafond verbonden blijft, alle dolle dagen energiek.
En in je moeder smachtte lang een prinses naar bevrijding.
Gun ze daarom hun uitbundigheid, prinsenkind, want in jou

komt alle adel samen. Als een veldheer observeer je de
manoeuvres. Weegt, wikt tot je plan klopt. Dan breek

de zon door, valt het ernstig masker van je prethoofd

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 15 augustus 1952)
Een Lampegatse optocht door het centrum van Eindhoven

 

Zie voor de schrijvers van de 14 februari ook mijn blog van 14 februari 2019 deel 1 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Bekentenis (Bart Moeyaert)

Bij Valentijnsdag

 

Heart door Jim Dine, 1983

 

Bekentenis

Ik mag je.
Nee. Ik mag je niet.
Ik moet je. Dat bedoel ik.

Ik heb je lief.
Nee. Heb ik niet.
Ik word je lief. Dat voel ik.

Ik ga met jou.
Nee. Ga ik niet.
Ik sta je bij. Beloof ik.

Ben stapel op je.
Hou je vast.
Ik. Hou. Van. Jou.

Geloof ik.

 

Bart Moeyaert (Brugge, 9 juni 1964)
Brugge, de geboorteplaats van Bart Moeyaert

 

Zie voor de schrijvers van de 14 februari ook mijn blog van 14 februari 2019 deel 1 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Jan Siebelink, John Hennessy

De Nederlandse schrijver Jan Siebelink werd geboren op 13 februari 1938 in Velp. Zie ook alle tags voor Jan Siebelink op dit blog.

Uit: Maar waar zijn die duiven dan

Met een gerust hart was ik vanmorgen naar het ziekenhuis gegaan. Nu sta ik hier met die dichtgeplakte brief en ben uit het lood geslagen.
De droom van afgelopen nacht kwam terug: ik was tien, armoedig gekleed, en had in de ijzige kou onder het viaduct staan wachten. Elk moment kon de koets komen. Van het turen in de verte was ik, met tranen in mijn ogen, wakker geworden en had de slaap niet meer kunnen vatten.
Ruim op tijd had ik in de wachtkamer plaatsgenomen, had lang gewacht. Het was gebruikelijk om lang te wachten. Het zou vreemd zijn als het anders was. Wanneer je bij binnenkomst direct aan de beurt bent, klopt er iets niet. Geduld oefenen had ik al vroeg in mijn jeugd geleerd. Van de vorige afspraak herinnerde ik me een druk heen en weer geloop van vage gestalten. Ook was achter de glazen wand geen enkel gerucht te horen. Het leek of de afdeling Urologie van dit grote ziekenhuis in comateuze staat verkeerde.
Veertien dagen geleden had de uroloog, vrijwel pijnloos, weefsel uit mijn prostaat genomen. Vandaag zou ik de uitslag horen. Ik had de arts toen gevraagd of hij al iets ter geruststelling kon zeggen. Nee, daarover kon hij nog niets meedelen. Wel dat zo’n kleine negentig procent van mijn leeftijdgenoten aan prostaatkanker leed. Vaak wisten ze het zelf niet.
‘Ze gaan er niet aan dood, ze gaan ermee dood. Tenzij…’ De zinnen waren er nogal kortaf uit gekomen, met een vanzelfsprekend, natuurlijk gemak. Hij moest ze al heel vaak hebben uitgesproken.
Nu pas valt de opknapbeurt van de wachtkamer me op. De wanden zijn in vlakken hardgeel en roze geverfd, de vloer glimt strakblauw. In het midden reikt een wandmeubel tot aan het plafond, aan weerszijden uitgerust met talloze schuine plateaus voor folders. Door een onmerkbare tochtvlaag fladdert een kleurige folder op de grond, vlak voor mijn voeten. Ongewild lees ik het woord ‘prostaatkanker’. Met het hoofd afgewend veeg ik het onder het blankhouten meubelstuk.
Ik bedenk me, raap het netjes op en werp het in een prullenbak. Ik ben de laatste die het lot onnodig zal tarten.
Alle afspraken zijn geannuleerd. Alleen ik ben vergeten.
Voor mij ligt een brief klaar. Iets klopt er niet, iets klopt er juist wel. Ineens is er de gewaarwording op afstand van de wereld te zijn gezet.
Nog steeds sta ik in die zo ruime, volstrekt lege wachtkamer, kan niet van mijn plaats komen. Die brief in mijn hand is vergif, voelt als een aanval. Ik onderga de sensatie weggestuurd te zijn in een stuurloze auto. Vijf jaar geleden heb ik mijn vrouw verloren, vorige week heb ik mijn hond moeten laten inslapen.”

 

Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter John Hennessy werd geboren in 1965 in New Jersey. Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog.Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog.

 

Gemakswinkel Aquinas

7-Eleven is een verkeerde benaming, zoals geest-
lichaam” probleem. Ze sluiten nooit. Het koppelteken heeft

de vorm van een streepje. Zeker, deze lichaam-geest is
een machine, als je wilt, die door de stad ploegt

naar het steakhouse. American Spirit. Geef me
het gele pak. Geen lucifers? Deze dollar

negenenvijftig Santa aansteker ook. Grote Grab Bag
Doritos. Nee, de “motor” staat niet

op zich – hij maakt deel uit van de machine. Natuurlijk, papier is
goed, container voor recycling. Regen is geen probleem.

Ik eet de Doritos, rook verder – jij ook een?
De chips maken deel uit van mijn machine –

materie in materie – rook steekt mijn longen in brand,
geeft me die stoot van welbehagen in mijn

stuitje, stimuleert misschien een gedachte.
Ik ben top materie, geïnformeerd door de ziel.

Nee, ik heb het woord er niet zomaar tussen laten glippen
het is een schop – het graaft door onzin.

Leun wat dichterbij, onder de luifel, kom schuilen
je wilt een vuurtje. De mist kan niet beslissen

of het regen of nevel is. Straatlantaarns als manen, wolken
rond de neonreclames. Roze als de biefstuk waar

we naar op weg zijn. Het comfort van een roodleren
bank. Nee, je motor bestaat als onderdeel van

en voedt zijn machine; apart, beide zijn enkel
schroot, een stel koppelingen, roestige tandwielen.

Een onverlichte oven. Ongebakken aardappelen. Zure room
in een koe, bieslook groeit grotendeels ondergronds.

“Motor” is een slechte analogie. Ik ben een ding
geen twee, geen verbindingsstukken. Ik heb

geen lichaam, ik ben er een. Een dat hol is
op dit moment. Wat zal het zijn?

Filet mignon? Een plak prime rib, het vet er niet
afgesneden? 350 gram T-bone, vijf centimeter dik?

Nee, ik wacht als ik gegeten heb op een ander,
ga jij maar alvast. Hier heb je een vuurtje.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Hennessy (Philadelphia, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2019 en ook mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Helge Timmerberg

De Duitse schrijver en journalist Helge Timmerberg werd geboren op 13 februari 1952 in Dorfitter) is een Duitse journalist en schrijver. Timmerberg is de zoon van een langeafstandschauffeur en een serveerster in Dorfitter, een gemeente in het Ittertal aan de rand van het Nationaal Park Edersee in Noord-Hessen, en groeide op in Bad Oeynhausen. Hij verliet de school met een middelbare schooldiploma en begon een stage in de textielgroothandel en buitenlandse handel bij Katz Textil-Aktiengesellschaft (Katag) in Bielefeld. Daarna liftte hij voor vier maanden naar India. Op 17-jarige leeftijd besloot hij in een Indiase ashram in de Himalaya journalist te worden. Na zijn terugkeer begon hij in 1972 aan een stage bij de Neue Westfälische Zeitung in Bielefeld, waar hij later plaatselijk redacteur werd. Hij werd door de krant naar Minden overgeplaatst. In 1974 opende Timmerberg het eerste vegetarische restaurant “Mandala” in Bielefeld. Daarna werkte hij voor de Braunschweiger Zeitung en Stern. Tijdens zijn tijd bij de Hamburger Stern ontdekte hij het boek “Fear and Loathing in Las Vegas” van Hunter S. Thompson, wiens gonzojournalistiek een vermenging van feit en fictie maakte en een blijvende indruk op hem maakte. Timmerberg reisde en deed vervolgens onderzoek als journalist voor Tempo, Wiener, Playboy en Bunte, waarvoor hij zijn belangrijkste reportages schreef in een subjectieve vertelstijl. Hij verhuisde zijn bureau naar het “Hotel Riviera” in Havana, Cuba, en hield alleen per fax contact met de uitgever. Hij werd uiteindelijk ontslagen door Bunte-hoofdredacteur Franz Josef Wagner en keerde terug naar Hamburg. De werkstijl van Timmerberg is gebaseerd op gonzojournalistiek en Nieuwe Journalistiek. In 2007 begon hij aan een wereldtournee. Het zeilde in 80 dagen om de wereld en volgde ongeveer de route van Phileas Fogg in Jules Verne’s roman “De reis om de wereld in 80 dagen”. Timmerberg woont in Wenen, Berlijn en St. Gallen, hij heeft ook een tijdje in Marrakesh gewoond.

Uit: Die Straßen der Lebenden

„Barcelona Ich ging mit Ferdinand durch das Gotische Viertel von Barcelona. Es war Abend, Ich hatte noch kein Hotel und wollte in seinem fragen, ob sie noch ein Zimmer für mich hätten. Ich fühlte mich seltsam frei. »Seltsam«, weil dieses Gefühl seit geraumer Zeit so selten vorkam. Ferdinands Zweistemehotel erwies sich als ausgebucht, aber gleich gegenüber gab’s ein anderes, ein komplett sternenloses, und an der Rezeption saß ein fettleibiger Mann, indessen Herkunft sich mir nicht auf Anhieb erschloss. Ägypter? Libanese? Pakistani? Er war gut drauf. Er hatte ein Zimmer. Und als Ich fragte, ob Ich dort rauchen dürfe, sagte er etwas sehr Schönes und sehr Wahres. »It’s your room!« Mein Herz hüpfte kurz vor Freude, wie immer, wenn es nach Hause kommt. ln einem Raum, für den man bezahlt, kann man machen, was man will. Aber weil es nur 35 Euro waren, mochte ich ihn mir nicht ansehen, bevor wir gegessen und getrunken hatten. Ein entspannter Abend in Barcelona lag vor uns, und ich wollte nicht, dass er durch den Ausblick auf ein möglicherweise verlaustes Ende an Leichtigkeit einbüßt. Wir verließen das Hotel und gingen zur Rambla zurück. Die Prachtchaussee, die an der Placa de Catalunya beginnt und am Meer endet, teilt die Alt-stadt in Legal und Illegal, manche sagen auch, in Gut und Böse, weil sie Dealer und Huren moralisch verurteilen, ohne zu wissen, wie es sich anfühlt, Dealer oder Hure sein zu müssen. Das Ist eine billig erworbene Moral, und wir teilten sie Gott sei Dank nicht. Wir suchten ein Restaurant In untourlstischer Atmosphäre, und sonst suchten wir nichts. Es war ja alles da. Die Gissen, das Leben und der Mond darüber. Vollmond, wie mir schien. Früher hätte ich das als Warnung verstanden, denn ich wäre bei diesem Licht nicht unbeschadet durch ein Hurenviertel gegangen. Schnee von gestern, Koks von gestern, das Bungee-Jumping der Seele reizte mich heute nicht mehr, wie ein Schuss ins Knie. Eine Mulattin löste sich von einer Gruppe aus drei Männern, als sie uns vorbeispazieren sah. Sie winkte uns mit einer Zigarette, die noch unangezündet war. Sie hätte sich auch von ihren Freunden Feuer geben lassen können, denn sie rauchten alle. Aber es war klar, dass sie hier in ihrer Nikotinsucht eine Chance für bezahlten Geschlechtsverkehr sah. Außerdem war ich schneller, auch schneller als Ferdinand. Sie kam ganz nah heran, als ich ihr Feuer gab, und weil sie eine kleine Mulattin war, musste ich an Ihr hinuntersehen, damit sich niemand verbrannte. Unter der Zigarette, die nun zu glühen und zu dampfen begann, sah ich prall mit Milch und Honig gefüllte Brüste. Drei ewige Sekunden lang gab ich mich dem Anblick hin, und -thank you« sagte dann nicht sie, sondern ich. Es war ein auf richtiges Dankeschön, aus tiefster Seele und reinstem Herzen, und es galt nicht nur Ihr, sondern auch der Kraft, die solche Momente arrangiert.“

 

Helge Timmerberg (Dorfitter, 13 februari 1952)