De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.
América
I.
Although Tía Miriam boasted she discovered
at least half a dozen uses for peanut butter—
topping for guava shells in syrup,
butter substitute for Cuban toast,
hair conditioner and relaxer—
Mamá never knew what to make
of the monthly five-pound jars
handed out by the immigration department
until my friend, Jeff, mentioned jelly.
II.
There was always pork though,
for every birthday and wedding,
whole ones on Christmas and New Year’s Eve,
even on Thanksgiving day—pork,
fried, broiled, or crispy skin roasted—
as well as cauldrons of black beans,
fried plantain chips, and yuca con mojito.
These items required a special visit
to Antonio’s Mercado on the corner of Eighth Street
where men in guayaberas stood in senate
blaming Kennedy for everything—“Ese hijo de puta!”
the bile of Cuban coffee and cigar residue
filling the creases of their wrinkled lips;
clinging to one another’s lies of lost wealth,
ashamed and empty as hollow trees.
Burning in the Rain
Someday compassion would demand
I set myself free of my desire to recreate
my father, indulge in my mother’s losses,
strangle lovers with words, forcing them
to confess for me and take the blame.
Today was that day: I tossed them, sheet
by sheet on the patio and gathered them
into a pyre. I wanted to let them go
in a blaze, tiny white dwarfs imploding
beside the azaleas and ficus bushes,
let them crackle, burst like winged seeds,
let them smolder into gossamer embers—
a thousand gray butterflies in the wind.
Today was that day, but it rained, kept
raining. Instead of fire, water—drops
knocking on doors, wetting windows
into mirrors reflecting me in the oaks.
The garden walls and stones swelling
into ghostlier shades of themselves,
the wind chimes giggling in the storm,
a coffee cup left overflowing with rain.
Instead of burning, my pages turned
into water lilies floating over puddles,
then tiny white cliffs as the sun set,
finally drying all night under the moon
into papier-mâché souvenirs. Today
the rain would not let their lives burn.
Papa’s brug
‘s Morgens, weer naar het westen rijdend, weg van de zon
die opkomt in de spleet van de achteruitkijkspiegel, terwijl ik klim
over platen beton en tot een brug gebogen staal,
die een boog vormen met al zijn parabolische y-kwadraat pracht.
Ik stijg omhoog om de glinsterende gezichten van gebouwen te ontmoeten
boven boomtoppen, ineengevlochten in een lapje groen,
vergeet dat de rivier beneden loopt, erop staat om te stromen
en de aarde te schuren, korrel voor korrel te verplaatsen.
En een paar hellende seconden elke ochtend
ben ik twaalf jaar oud en sta ik met mijn vader
bij het raam op de tiende verdieping van zijn ziekenhuiskamer,
starend naar dezelfde brug als een mammoetbot
dat pijn doen door de zwaartekracht van zijn eigen dichte gewicht.
Het glas getemperd door een lauw licht dat de stad deed herleven
terwijl ik keek en aflas hoe hij sliep, me afvragend
of hij zelfs maar dromen kon in zo’n droomloos wit:
Viel hij? Vloog hij? Wie was hij, wie
was ik onder zijn ogen, fladderend als de vogels
over de daken en vroege sterren die wegkwijnden,
de spitsauto’s die door de lanen reden
zoals de kleine bloedcellen door zijn ader, de i.v.
naar beneden cirkelend als een sliert heldere drop
die zijn onderarm voedde, gekneusde parel en lavendel, kleuren
van de ochtendnevel en de pillen op zijn tong.
De hechtingen genazen, terwijl de kamer steriel bleef
met de gebruikelijke stilte tussen ons. Gedurende drie dagen
serveerde ik hem water of sap in slappe papieren bekers,
bladerde door geluidloze soapseries en spelshows,
en vulde de menukaarten in met de stempel Zoutlood Dieet.
Drie nachten lang heb ik platte en vreemde kussens vastgeklemd
rond zijn lichaam als een gevallen S in de vorm van het bed
en op zijn plaats gemetseld door lagen stijf katoen.
Toen hij werd aangespoord om te lopen, pakte ik zijn hand,
samen stapten we naar het raam en hij sprak
–Op een dag zul je weten hoe je zulke bruggen moet bouwen–
vandaag steek ik deze stad over, deze brug, die nog steeds
de stille afstand tussen ons overspant met de herinnering
aan een vader en zoon, hand in hand, heimelijk verliefd.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.