De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.
Uit: Schipbreuk der beschavingen (Vertaald door Hans E. Van Riemsdijk)
“Ik kom nog uitgebreid terug op die gemiste afspraak, maar om mijn ideeën daarover meteen scherp te stellen wil ik daar toch al het volgende over kwijt: als de inwoners van de diverse naties en de volgelingen van de monotheïstische godsdiensten in deze contreien waren blijven samenleven en erin waren geslaagd hun perspectieven op de toekomst onderling af te stemmen, dan zou de hele mensheid hebben beschikt over een welsprekend voorbeeld van eendrachtige co-existentie en welvaart – als bron van inspiratie en als baken op haar pad. Helaas is het omgekeerde gebeurd: weerzin en afschuw hebben de overhand gekregen en juist de ónmogelijkheid om samen te leven is de regel geworden.
Het licht van de Levant is gedoofd. Vervolgens heeft de duisternis zich verbreid over de hele wereld. En vanuit mijn standpunt bezien is daarbij geen sprake van puur toeval.
Het Levantijnse ideaal zoals de mijnen dat hebben meegemaakt en zoals ik het altijd heb willen meemaken verlangt van alle mensen dat ze zich verantwoordelijk voelen voor de groepen en gemeenschappen waartoe ze behoren en óók een beetje voor die van de anderen. Zoals bij elk ideaal gaat het om een streven dat je nooit helemaal bereikt, maar dat streven is op zích al heilzaam, omdat het de te volgen weg aanduidt, de weg van de rede, de weg van de toekomst. Ik zou zelfs durven zeggen dat dat streven voor een samenleving de grensovergang van barbarij naar beschaving markeert.
In mijn kinderjaren zag ik hoe blij en trots mijn ouders waren als ze het hadden over dierbare vrienden die een ander geloof aanhingen of afkomstig waren uit een ander land. Veel meer dan een lichte stembuiging was het niet. Maar daar klonk wel een boodschap in door, een ‘handleiding’ zou ik vandaag zeggen.
In die tijd leek het me de gewoonste zaak van de wereld; ik stond er niet eens bij stil en was ervan overtuigd dat het er overal ter wereld zo aan toeging. Pas veel later ben ik gaan begrijpen hoe zeldzaam de harmonie tussen de diverse gemeenschappen in de wereld van mijn kinderjaren was. En hoe broos. Heel vroeg in mijn leven zou ik zien hoe die eendracht haar glans verloor, beschadigd raakte en vervolgens in rook opging, om slechts heimwee en schaduwen achter zich te laten.
Klopt het wel als ik zeg dat de duisternis zich heeft verbreid over de wereld toen het licht van de Levant doofde? Past het wel om over duisternis te spreken terwijl wij, mijn tijdgenoten en ik, getuige zijn van de spectaculairste technologische doorbraken aller tijden; terwijl wij vlotter dan ooit via internet toegang hebben tot alle beschikbare kennis; terwijl wij steeds langer en in veel betere gezondheid dan vroeger leven; terwijl zo veel landen van de vroegere ‘derde wereld’, om te beginnen China en India, zich energiek ontworstelen aan hun onderontwikkelde status?
Maar daar ligt precies de treurige paradox van deze eeuw: voor het eerst in de geschiedenis beschikken we over de middelen om de mensheid te bevrijden van alle plagen die haar altijd hebben bestookt om haar naar een tijdperk van vrijheid, vlekkeloze vooruitgang, wereldwijde solidariteit en gedeelde rijkdom te voeren, en toch rennen we holderdebolder in de tegenovergestelde richting.”
De Engelse dichter, essayist en schrijver Stephen Spender werd geboren op 28 februari 1909 in Londen. Zie ook alle tags voor Stephen Spender op dit blog.
Lokaal van een lagere school in een achterbuurt
Ver ver van ruige golven deze kindergezichten.
Als onkruid zonder wortels, hun haar wild om hun bleekheid.
Het lange meisje met haar hangend hoofd. De papier-
Bleke jongen met ratteogen. De onvolgroeide, misdeelde erfgenaam
Van kromme botten, die de knoestige ziekte van een voorvader
Opleest, zijn les, van zijn bank. Achterin de schemerige klas
Eén kind onopgemerkt, lief en jong. Zijn ogen leven in een droom
Van eekhoornspel in een boomruimte, een andere dan deze.
Aan de zuremelk-wanden gekregen dingen, Shakespeares hoofd,
Wolkenloos in de ochtendschemer, beschaafde koepel boven alle steden.
Met klokken, bloemrijk, een Tirools dal. Kaart met open handen
Die de wereld beloont met zijn wereld. En toch zijn voor deze
Kinderen deze ramen, niet deze wereld, de wereld,
Waar heel hun toekomst is geschilderd met een mist,
Een nauwe straat dicht onder een loden lucht,
Ver ver van rivieren, kapen en sterren van woorden.
Shakespeare is toch zeker slecht, de kaart een verkeerd voorbeeld
Met schepen en zon en liefde die hen verleidt tot diefstal –
Voor levens die sluw ronddraaien in hun benauwde holen
Van mist tot eindeloze nacht? Op hun sintelhoop dragen
Deze kinderen vel waar botten doorsteken en stalen brillen
Met geplakt glas, als flesscherven op stenen.
Al hun ruimte en tijd is mistige achterbuurt.
Dus wis uit hun kaarten met achterbuurten groot als een vloek
Tenzij, bestuurder, meester, inspecteur, bezoeker,
Die kaart hun raam kan worden en deze ramen
Die hun bestaan afsluiten als catacomben
Breken O openbreken tot ze de stad wegbreken
En deze kinderen zicht geven op groene akkers en hun wereld
Hemelsblauw laten stromen op gouden stranden, en hun tong
Naakt boeken in laten lopen, de wit en groene bladen open
Geschiedenis aan hen wier taal de zon is.
Vertaald door Willem van Toorn
Zie voor nog meer schrijvers van de 25e februari ook mijn blog van 25 februari 2019 en ook mijn blog van 25 februari 2018 deel 2 en eveneens deel 3.