Lieg alsjeblieft niet tegen me niet over iets groots niet over iets anders. Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt want dat is nog vernietigender.
Lieg niet over liefde, iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen. Liever word ik bedroefd dan dat je liegt want dat is nog bedroevender.
Lieg niet tegen me over gevaar want ik voel toch je angst en wat ik gewaar word is waar of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker.
Lieg niet tegen me over ziekte liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies in één van jouw lieve verzinsels want daarmee verlies ik me dieper.
Lieg niet tegen me over sterven want zo lang we er nog zijn vind ik dat toegangsloze niet mededelen wat je denkt erger en zo veel doder.
De vogelverschrikker regeert de spreeuwen
‘Niemand zo bang als ik met hoge hoed en houten poot. Ik houd me groot, maar aan het wapperen van mijn flarden zie je mijn schrik als een spreeuw op mijn schouder landt aan mijn haren pikt.’
Hij houdt zich staande als een oude man die tussen truck en tram de schrik van zijn leven zo weet te keren dat hij zelf, armen wijd, mild maar beslist, het zware verkeer langs zich leidt.
Afwasmachine
aan mijn bestek
Adieu messen en vorken, ik was jullie nooit meer af. Het is uit tussen ons. Geen toegewijd leuteren meer tussen zachte doeken, ik stop jullie als lastige kindertjes in een crêche, ik ben blij dat ik jullie heb, o, ik zou jullie niet willen missen! maar nooit meer zullen jullie als bekenden door mijn handen gaan. Handenbindertjes! voortaan zijn jullie vaat. Hoor eens, we moeten redelijk zijn, het gaat niet aan die conversaties na het ontbijt, hoe was de pap, maakte het ei erg vlekkerig, is er niet al te hard op je gebeten en was de rabarber verfrissend?
En het douwerideine lepeltje mijn deukje mijn klein fijn mongooltje, moet jij ook door de molen?
O grote opscheplepel worden je kinderen nu voortaan zonder aanziens des persoons door het water geslagen?
We moeten niet kinderachtig zijn. Warme sopjes hebben hun tijd gehad. De wereld eist ons op voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid bijvoorbeeld, moet nog ontplooid. Dat kan natuurlijk niet met jullie, of met de kopjes.
Ik sta boven de vallei op de oude weg, Overwoekerd door onkruid en meiappel, de sporen Nog enigszins zichtbaar waar tractoren stenen Omdraaiden onder hun wielen en uitwiepen, Half opgegeten eikels voor jongere generaties Eekhoorns om te herontdekken en mee te nemen Naar voorouderlijke nesten in de oude eiken.
Vertaald door Frans Roumen
C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)
De Tsjechische, Duitstalige schrijver en vertaler Jan Faktor werd geboren op 3 november 1951 in Praag. Zie ook alle tags voor Jan Faktor op dit blog.
Uit: Trottel
„Die stille Frage meiner Jugend lautete, ob ein Trottel im Leben glücklich werden kann. Und im Grunde war es keine Frage. Um mich herum gab es viele Menschen, die versuchten, mir dies und jenes einzureden — wortlos, versteht sich, einfach durch den Membranendruck ihrer Zuneigung. Sie kannten mich aber nicht, sahen nur meine gesunde Oberfläche. Für mich war meine zukünftige Glücklosigkeit dagegen leicht vorauszusehen. Ich bin als ein Trottel auf die Welt gekommen, bin wie ein Trottel aufgewachsen und musste folgerichtig einer bleiben — zu retten oder gutzureden war da nichts. Gequält bis in die Tiefen meiner auf Dauer erigierten Riechzentralen dachte ich eine ganze Ewigkeit, dass ich die Scham über meine allumfassenden Unzulänglichkeiten nicht überleben werde. Überraschenderweise kam alles anders. Ich habe inzwischen konstant gute Laune, wobei ich mich mitunter unsympathisch finde, wenn ich mich unerwartet in einer Spiegelfläche erwische. Und flüchte gelegentlich vor schlecht gelaunten Individuen, die mein etwas motivloses Innenstrahlen missverstehen könnten. Leider begeben sich viele Menschen Tag für Tag in die Öffentlichkeit, egal wie viele Sorgen um die Gegenwart oder Zukunft (1) sie sich gerade machen. Ich für meinen Teil bin auf den Bürgersteigen unserer Städte eher auf der Suche nach noch mehr Freude, nach dampfendem Optimismus oder einfach spendablem Wohlwollen. Seitdem ich so blendende Laune habe, altere ich nicht. Neulich habe ich beispielsweise wieder mal sechzehn Klimmzüge geschafft. Und ich weiß nicht, wohin das alles noch führen soll. Auch meine Rennradstrecken werden immer länger; was allerdings eher damit zusammenhängt, dass ich mich unterwegs ein bisschen schlauer ernähre. Die Leute essen viel zu viel Käse, fällt mir gerade ein, viel zu fetten Käse und viel zu viel davon — zum Ausklang ihrer sowieso vollsättigenden Mahlzeiten. Manche Erkenntnisse habe ich in meinem Leben spontan im Terrain gewonnen, ohne sie später mühsam aus einem Prostata- oder Nasensekret extrahieren zu müssen. Die gerade angesprochene, seinerzeit ganz und gar ungeplant vorgenommene Feldforschung (2) hängt mit einem Kasein’-starken Erlebnis zusammen. Inzwischen habe ich hier in Deutschland schon mehrere solcher Sättigungsorgien erlebt — mit klarem Kopf und immer noch zystenfreier Leber. Mein ganzes Leben war eine einzige trottelige Feldforschung, habe ich den Eindruck; ein ewig währender Sonderlehrgang. Zum Glück blieb ich naiv genug, um mich immer wieder unter die Menschen zu trauen — wenigstens in einem begrenzten Auslaufradius. Da aß eine intellektuelle Runde viel zu viel von viel zu fettem französischen Käse, fraß sich nach und nach durch alle Sorten — nach einem gehaltvollen Abendbrot, versteht sich — und sinnierte darüber, wie irgendeine humanitäre Katastrophe hätte verhindert werden können und was die Politik dabei wieder falsch gemacht hatte. Wobei die Leute nur das wiederholten, was sie am Vortag in einer einzigen Fernsehsendung gesehen hatten.“
Zelfs als de regen relatief hard neervalt, gaat slechts één blad per keer van de kleine boom die je vorig jaar op het balkon hebt geplant, dan nog een blad op zijn eigen tijd, en nog een, beven door de constante druppels,
maar de regen, de wolken zwermden over de stad, jij aan de piano binnen, je aarzelende muziek, vermengd met het geraas van de stortbui, de stroom van beekjes losgelaten uit de dakrand, de ijzeren balustrades en overstromende goten,
het smelt allemaal met zoveel intensiteit in mij samen dat ik me wel af moet vragen waarom mijn verlangen om eeuwig te leven zo is afgenomen dat het me nauwelijks nog overvalt, en nooit meer zoals het eerder deed, als spijt van wat ik misschien niet zou meemaken in mijn leven,
maar eerder als een gelaagdheid van momenten zoals deze, vergankelijk als de mist die van de daken wordt getrokken, maar toch nadrukkelijk als elke noot van de nocturne, die je oefent, en, terwijl de storm hapert en verdwijnt in zijn eigen stralende overgang, steeds weer oefent.
Vertaald door Frans Roumen
C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse schrijver Richard Osinga werd geboren in Haarlem in 1971. Hij studeerde economie en algemene letteren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daarna werkte hij, naast zijn schrijverschap, als diplomaat, internetondernemer, online-marketeer en meest recentelijk zorgondernemer. Hij debuteerde in 2003 met “Bor in Afrika”, dat deels gebaseerd is op zijn ervaringen als diplomaat bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarna verschenen “Klare Taal” en “Wembley”. Dit laatste boek verscheen deels als weblog. In 2011 verscheen “Een Duivel met een Ziel”. In 2019 publiceerde Osinga de roman “Wie de Rechtvaardigen zoekt”. In dat boek beschrijft hij onder meer hoe een Nederlandse diplomaat het Wikipedia-artikel over de door hem bedachte islamitische sekte Qibla al-Qudsiyya schrijft. “Wie de Rechtvaardigen zoekt” stond op de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs 2020. In mei 2021 verscheen zijn roman “Arc”, in 2023 gevolgd door de roman “Munt”.
Uit: Wie de Rechtvaardigen zoekt
“Wie een gedicht wil verwezenlijken Xin Ai vraagt zich af of je nog kunt zien dat ze heeft gehuild. Ze draagt meer mascara dan normaal en ze heeft haar lenzen verruild voor een Versace-bril. Ze glimlacht gemaakt naar zichzelf in de spiegel. De kuiltjes waar haar vader zo vrolijk van werd verschijnen. Haar Hello Kitty-blik, zoals Trevor het noemt. Ze laat de glimlach los en begint haar make-up terug op haar plankje te zetten. Trevor en Chaz zitten beneden met hun telefoon te pielen terwijl op de oled-tv een documentaire van National Geographic te zien is. Het geluid staat uit, een ranger leunt tegen een pick-uptruck vol dode vogels. Hij spreidt de vleugels van een van de beesten en houdt hem voor de camera. ‘Hey Xini Hoe gaat-ie met m’n meissie?’ roept Trevor van de bank. Zij lijken niets aan haar te zien, dan zal Vasili zeker niets merken. ‘Prima, met jullie?’ ‘Wat voor vraag is dat? Het is vrijdag!’ Boks, high five, dikke smile. ‘Wat kijken jullie?’ ‘Geen idee eigenlijk,’ zegt Chaz terwijl hij verbaasd naar het scherm kijkt. ‘Het ziet er wel smerig uit: Hij pakt de afstandsbediening en zapt naar MTV. Muziek uit de jaren tachtig. MC Hammer danst geluidloos in een harembroek over het scherm. ‘Jij ziet er strak uit, ga je stappen?’ vraagt Trevor. ‘Ik ga wat eten met Vasili.’ ‘Waar ga je heen?’ vraagt Chaz. “Umami Burger”. “Die burgerjoint op University Avenue? Dat is suf! Kan die gast je niet meenemen naar een of andere chique tent? Als wij tweeën op een date zouden gaan dan liet ik een Uber Black voorrijden en nam ik je mee naar die club op Sand Hill Road.” “Het is geen date, we gaan alleen…” “Als jij het zegt,” zegt Trevor. Vasili staat op de stoep te wachten. Xin vermoedt dat het uit een soort ouderwetse, misschien Oost-Europese beleefdheid is dat hij het restaurant niet binnengaat voor zij er is. Hij draagt een licht kamgaren colbert over een donkerblauwe polo, een nette kaki broek en Nikes. Ze begroet hem met een kus in de lucht net naast zijn wang. Hij heeft een nieuw merk aftershave. Bestellen bij Umami is simpel: een hamburger met parmesan crisp, shiitakes, langzaam geroosterde tomaat, gekaramelliseerde ui en ketchup van het huis. Patat met gekaramelliseerde ui en ketchup van het huis. Patat met truffelaioli, twee IPA’S en je bent klaar. Het gesprek op gang brengen gaat minder eenvoudig. Xin wil het nog niet hebben over wat er vanmiddag is gebeurd, en ze luistert ook maar half naar wat Vasili vertelt over AlphaGo. `Het fascinerende is dat de zetten die AlphaGo doet, door de menselijke go-experts afgedaan werden als verkeerde beslissingen. Ze leverden vreemde stellingen op waaruit geen duidelijk voordeel te halen was, maar uiteindelijk bleken het briljante nieuwe strategische moves die geen mens ooit had kunnen bedenken, omdat alle go-spelers geleerd hebben niet buiten de gebaande paden te treden.’ Waarom raakt het haar zo dat haar project gecanceld is? Ze weet dat dit is zoals het gaat en zoals het moet gaan. Het is eenvoudig om funding te krijgen voor een spannend idee, maar als het niet voldoende oplevert dan gaat de stekker eruit.”
Op het kerkhof in Fløng door Laurits Andersen Ring, 1904
Grabbesuch zu Allerseelen
Steingravur, ein Namenszug, Stern und Kreuz für Lebensspanne, Flamme auf dem Aschenkrug, Blumen in der Marmorwanne.
Keine Trauerträne quillt, fröhlich ist das Angedenken. Schmerz ist lange schon gestillt, innig das Gedankenschwenken.
Allerseelen, Grabbesuch, Plauderstunde mit den Lieben. Große Nähe, nie ein Bruch, nie für immer fern geblieben.
Ingo Baumgartner (24 december 1944 – 16 juli 2015) Oberndorf bei Salzburg, de geboorteplaats van Ingo Baumgartner
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.
Winterantwoord
De wereld is van de stof die vraagt om beschouwing: geen ogen meer om de witte weiden te zien, geen oren om tussen de takken het gefladder van de vogels te horen. Grootmoeder, waar zijn jouw lippen naartoe om al het gras te proeven, en wie reikt ons uiteindelijk de hemel aan, wiens wangen schuren vandaag nog tot bloedens toe langs de muren in het dorp? Is het niet een duister woud waar wij in terechtkwamen? Nee, grootmoeder, het is niet duister, ik kan het weten, ik woonde lang bij de kinderen aan de rand, en het is ook geen woud.
Vertaald door Lucas Hüsgen
Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)
Uit:Medelijden, medeleven, bijna: vriendschap. Hans Werkman en Willem de Mérode (Samen met Cees van der Pluijm)
“Ook ik heb een aantal fouten gemaakt, zeker in mijn eerste biografie: daarin was ikzelf te nadrukkelijk aanwezig. Een biograaf moet de feiten geven. De manier waarop hij dat doet, heeft een forse mate van subjectiviteit, maar het gaat toch om controleerbare gegevens. Bovendien was ik te weinig op mijn hoede ten aanzien van briefgetuigenissen. Ik dacht: ‘Als die man aan Jaap Romijn iets in een brief schrijft, dan klopt dat.’ Pas later kwam ik erachter dat hij bij voorbeeld in de zelfde tijd iets heel anders aan Barend de Goede schreef. Dat moet je dan tegen elkaar afwegen. [Jaap Romijn, Barend de Goede en Bert Bakker waren vrienden die De Mérode tijdens de laatste jaren van zijn leven regelmatig bezochten; KvdH/CvdP.] Voor mijn tweede biografie heb ik alle brieven weer doorgelezen en daaruit heb ik dingen opgenomen die ik vroeger als minder belangrijk zag, maar die ik nu goed vond passen. In dat boek ben ik ook minder op de voorgrond getreden. En in De Mérode en de jongens heb ik dingen gepubliceerd die in dat kader weer van belang waren, zoals mijn eigen ervaringen met De Mérodes inmiddels oud geworden vriendjes. Hoe gaan die met zijn nagedachtenis om? Daar zit ook een verhaal in. Ik ben niet van plan nog meer over De Mérode te schrijven, maar als ik ooit weer de geest zou krijgen, zou het een boek worden over 1924, de acht maanden die De Mérode toen in de gevangenis heeft gezeten, met wat daaraan voorafging en wat erop volgde. Hoe is dat voor hem geweest? Ik kan dat enigszins reconstrueren aan de hand van een getuigenis van Ernst Groenevelt [vriend en collega-redacteur van Het Getij; KvdH/CvdP], die in de zelfde periode in de gevangenis zat, en van een aantal gedichten. Ik ben ook in die gevangenis geweest. Maar dat boek kan natuurlijk alleen maar een roman worden en geen biografie, daarvoor zijn er te weinig gegevens beschikbaar.
Waarom heeft u juist over Willem de Mérode een biografie willen schrijven?
Hans Werkman: De Mérode drong zich als het ware aan me op: ik ben geboren in Uithuizermeeden, waar hij als onderwijzer werkzaam is geweest. Als jongen had ik al belangstelling voor literatuur in het algemeen en ik was dus geïnteresseerd in de dichter die in mijn dorp had geleefd. Als ik langs dat huis kwam, wist ik: ‘Daar heeft een redelijk beroemd dichter gewoond.’ Bovendien had mijn vader een schoenmakerij en onder zijn klanten waren mensen die De Mérode gekend hadden. Af en toe werd er over hem gesproken, hoewel het al een hele tijd geleden was dat hij was weggegaan, en dan spitste ik mijn oren. Toen ik op mijn achttiende een tijd ziek was, kreeg ik van mijn oud-klasgenoten het tweede deel van de Gedichten en zo heb ik wat meer van hem leren kennen. Maar de biografie is eigenlijk de invalshoek geweest van waaruit ik zijn poëzie ben gaan lezen.”
Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)
De glorie van alle heiligen door Guercino, ca. 1645
A Sonnet for All Saints Day
Though Satan breaks our dark glass into shards Each shard still shines with Christ’s reflected light, It glances from the eyes, kindles the words Of all his unknown saints. The dark is bright With quiet lives and steady lights undimmed, The witness of the ones we shunned and shamed. Plain in our sight and far beyond our seeing He weaves them with us in the web of being They stand beside us even as we grieve, The lone and left behind whom no one claimed, Unnumbered multitudes, he lifts above The shadow of the gibbet and the grave, To triumph where all saints are known and named; The gathered glories of His wounded love.
Malcolm Guite (Ibadan, 12 november 1957) De katholieke Kerk van de Verrijzenis in Ibadan
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.
Maartwens voor de tuin
Blijf een panter, zwartling, gevlekt en hongerig, naar paasdinsdagen, regenstrengen, rozenkranswetten; ook naar zulke, die verslappen, naar de weggegooide winsten, van kinderloterijen, de inhoud van lieve, betekenisloze epistels, blijf zo, nat en woedend; als je nu bent, klaar om, vanaf de eerste kittens tot de wetsteen en tot de lange grens allen en met alle verschillen te verslinden, blijf zo, blijf hongerig naar ons.
Vertaald door Fans Roumen
Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)