Olaf Lüken

De Duitse dichter en schrijver Olaf Lüken, werd geboren op 13 december 1952 in Herne (Westfalen) en verhuisde op jonge leeftijd met zijn ouders naar Wanne-Eickel, waar ze een discountwinkel openden. In 1968 verhuisden de ouders naar de Hövelhof bij Paderborn. Lüken begon zijn opleiding tot bankbediende bij Volksbank Paderborn. Nadat hij zijn opleiding met succes had afgerond, behaalde hij nog het diploma van een gymnasium met economische vakken en ging hij  in 1978 naar de Raiffeisenbank in Troisdorf (Rijnland). Daar werkte hij op het gebied van beleggingsadvies, marketing, public relations, training, marktmanagement en vestigingsmanagement. Tijdens zijn werk in de bancaire sector volgde hij een opleiding tot gediplomeerd bankbedrijfseconoom. Rond 2001 begon hij als dichter en aforist gedichten, aforismen en korte verhalen te schrijven. Hij schreef talloze korte verhalen in de “Kölner Stadt-Anzeiger”, de “Kölnische Rundschau “en de “Bonner General-Anzeiger,” evenals talrijke artikelen voor verschillende week- en onlinemagazines.

 

Ängste unterm Lyrikmond

Stadt und Dörfer sind verlassen.
Dunkelheit in jedem Haus.
Ausgezogen sind die Massen,
und die Welt sieht düstern aus.

Wo ist nur der Mensch geblieben ?
Schaue in die Welt hinaus.
Hat man ihn nachts fortgetrieben?
Angst isst meine Seele auf.

Irre durch die großen Städte,
Dörfer, Wiesen, Wald und Feld.
Steige über tausend Stätte.
Wandle unterm Sternenzelt.

Wo ist nur der Mensch geblieben ?
Wurde er ins All gejagt ?
Was geschah mit meinen Lieben ?
Wahn- und Irrsinn – viel gewagt.

Will mir schon das Leben nehmen,
Werd’ ich wach durch einen Knall.
Alles nur geträumt soeben.
Menschen seh’ ich überall.

 


Olaf Lüken (Herne, 13 december 1952)

Kader Abdolah, Helen Dunmore

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit: Zarathustra spreekt

Gisteren, toen ik in het café van Ben tussen de Nederlandse mannen aan de bar zat te drinken, keek ik opeens anders naar hen, met de gedachte dat ze de nazaten van de mannen van de steppe waren. ze hadden natuurlijk iets van de genen van die mannen, maar ze leken niet op hen, vooral doordat ze allemaal gladgeschoren waren. Hoe de mannen van de steppe er werkelijk uitzagen, kunnen we zien in de stenen taferelen in de rotsen van de bergen bij Hamadan, de hoofdstad van de Meden. De mannen zagen er zo uit: Ze hadden een sterk lichaam met brede schouders. Ze hadden lange baarden en volle snorren die hun bovenlippen volledig bedekten.
Maar van de vrouwen hebben we geen idee hoe ze eruitzagen, omdat die niet afgebeeld werden. De archeologen hebben niet zoveel over het uiterlijk van de vrouwen kunnen vinden. Misschien. Maar ik heb er wel goed en levendig bewijs van. Er is een klein dorp in het westen van Iran, in de bergen, met bijzondere bewoners. Het is een kleine gemeenschap die zich heeft afgescheiden van de rest van de wereld, vooral vanwege hun taal. Ze spreken eigenlijk in een verloren taal. ze beschouwen zich als de nakomelingen van de Aria’s, de steppebewoners die naar de vlakte van Iran waren gekomen. Ik heb ze ontmoet en ik heb de vrouwen daar gezien.
Ze zagen er zo uit: Ze hadden ook brede schouders, stevige handen en sterke voeten. ze hadden blonde haren en blauwe ogen met wangen die door de kou en de zon wat bruin en hard zijn geworden. Er waren ook vrouwen met zwarte haren en donkerbruine ogen. De kleur van hun huid was gedempt wit en scheen rossig in de zon. Ze hadden volle, vlezige lippen, lustig naar het leven (daar ben ik van overtuigd).
In dat uitgestrekte grasland woonden die mannen en vrouwen met hun vee. In welke richting ze ook keken, ze zagen niets anders dan ruwe, ontembare natuur en een uitgestrekte hemel met een schitterende, levengevende zon. En dan de nacht! Die herbergde een oneindige zee van sterren en geheimen.
Ze waren van boven en beneden omsingeld door de natuur en door de hemel, die ze zowel nieuwsgierig als bang maakten. Ze waren bang voor de bliksem, en voor gevaarlijke dieren. ze zagen het water, de regen, het vuur, het donker, de bliksem allemaal als levende wezens: als zichtbare, tastbare schepselen die net als de mens een geest en intelligentie hadden. En ze zagen die wezens als een teken van een reeks hogere machten die in de hemel bivakkeerden.
Ze begonnen die hogere machten in de hemel dus te aanbidden, die machten die het water, het vuur, de regen en de bliksem naar de aarde stuurden, en vooral de geesten die ze hun brood, zegeningen, geluk en gezondheid gaven. Tegelijkertijd prezen ze het donker, de bliksem en de gevaarlijke beesten en brachten ze extra offers voor hen om zichzelf veilig te stellen tegen hun gevaren.
Waarom vertel ik dit allemaal? Ik vertel dit omdat ik, op zoek naar Zarathustra, het pad volg dat we als mens belopen hebben. Tot de goden toe.”
 

 


Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

 

De Britse dichteres en schrijfster Helen Dunmore werd geboren op 12 december 1952 in Beverley, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Helen Dunmore op dit blog.

 

Blij met deze tijd

Rijdend over de snelweg
zwenkend over de drukke rijstroken
ben ik blij met deze tijd

Omdat ik niet ben gestorven bij de bevalling
omdat mijn kinderen mij zullen overleven
ben ik blij met deze tijd

Ik heb geen honger, ik maak geen buigingen,
ik doe mijn deur op slot met mijn eigen sleutel
en ben blij met deze tijd

blij met centrale verwarming en kabeltelevisie
blij met e-mail en kijkoperaties
blij met krachtige douches en wasmachines,

blij met polio-inentingen
blij met drie weken betaalde vakantie
blij met smartcards en cashback,

blij met twintig soorten yoghurt
blij met goedkope vluchten naar Praag
blij dat ik werk.

Ik adem geen zuivere lucht in en loop niet door groene lanen,
zie geen duisternis, hoor geen stilte,
maak geen muziek, vertel geen verhalen,

zorg niet voor de doden bij hun sterven
zorg niet voor de pasgeborene bij hun geboorte,
zorg niet voor het vuur bij ’t krijgen van lucht,

maar ik ben blij met mijn tijd,
deze tijd, de leeftijd
die we in onze botten voelen, onze woede

van bandenmuziek, snelheid
die de boerengraven
van al mijn voorouders tenietdoet,

blij met mijn handen aan het stuur
en de wolk van gruis die opstijgt
waar bouwmachines zich moederlijk verplaatsen
en de drukke snelweg verbreden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Helen Dunmore (12 december 1952 – 5 juni 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e december ook mijn blog van 12 december 2021 en ook mijn blog van 12 december 2020 en eveneens mijn blog van 12 december 2018 en ook mijn blog van 12 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Boa

“Zelden spreekt iemand mijn naam hardop uit. Meg. De rechter heeft me door de telefoon twee of drie keer Meg genoemd, met zo’n lekker zachte g, die hem, zodra hij even niet oplet, ontglipt. Do hoedt zich er wel voor Meg tegen me te zeggen, noemen is dopen, dopen is erkennen en erkenning zou hem als een molensteen op het hart liggen, en dat vindt niemand prettig. Wie me Meg noemt wil ik omhelzen, boeien, voorgoed bij me houden en tegelijkertijd met een paar flinke tikken van me afstoten, ik ben er niet innemender op geworden de laatste jaren. Je kunt je temperament niet kiezen. Mocht ik kiezen, wist ik het wel (een mooi kalm). Mijn mateloosheid, die geloof ik nogal potsierlijk aandoet, valt de mensen rauw op het lijf, mijn felheid jaagt ze op stang, op de kast, in het harnas, weg. Bijna iedereen is weg nu. Zoiets kies je niet, zoiets onderga je als een bizarre grap, als een streek die het lot of wie ook je levert zonder dat je er een stokje voor kunt steken. Veel oude vrienden zijn van me vervreemd geraakt, de rechter vertoont zich beslist niet meer hier, Do viert vakantie met de zijnen, het is geen uitgemaakte zaak dat we elkaar nog terugzien. Deze zomer zal ik mijn uithoudingsvermogen beproeven, ik zal steunpuntjes en strohalmpjes weken om te voorkomen dat ik kopje-onder ga. Waar dat op uitdraait merk ik vanzelf.
Het lichaam maakt zich breed en zwaar, alsof het de serene zondagochtend onder het eigen gewicht wil verpletteren. In eenzaamheid is het onmogelijk met het serene onder één hoedje te spelen. Zodra ik denk: hmm, wat een serene ochtend, verschiet de tevredenheid van kleur verveling. Gisteren was ik zo tevreden dat ik er bijna in stikte. Ik at en dronk en las en zat, ziek van tevredenheid, knorrend en almaar zwaarder, zwaarder, zwaarder. Vannacht, in de droom, liet ik me betuttelen en in bezit nemen, aan één stuk door betuttelen en in bezit nemen, zonder vooruitzicht op verandering. Het was prettig noch onprettig, het was de gewoonste zaak van de wereld:
versmelten en tussen de bedrijven door koppig zinloos gepraat, in een volgende versmelting gesmoord. Voor het opstaan probeerde ik, in plaats van het gebruikelijke vertellen van verhalen die de dag moeten inleiden, de dag te paaien door me klein te maken, piepklein en ootmoedig. Toen dat niet lukte, dat wil zeggen toen ik merkte dat dat niet het gewenste resultaat opleverde (opslorping), begon ik, terwijl ik doodstil lag, de dingen om me heen te slaan. Ik sloeg met een zweep, nee, de zweep was ik zelf. In mooie strakke, steeds veranderende curven kwam ik zoevend, strelend op de dingen neer, niet om ze te pijnigen (waarom zou ik) maar vanwege de nonchalante schoonheid van de curven die ik was. Ik hou van je, zei ik nogal misplaatst en ik dacht aan de nacht en aan het vermoeiende paren.”

 


Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord
aan de achterkant van je ogen rollen bassen duwen
ons in elkaar jarenlang heb ik gerend voor
dit concert jij kwam uit dezelfde
richting en de rest kan ik me indenken

zeg jij zo zachtjes dat ik het nauwelijks versta en
misschien slechts wil aannemen omdat jouw
handen mijn reizen lezen alsof
ze van jou waren en de hemel rockt
en maakt lawaai en blijft in alles een punk

die zijn hanenkam in regenboogkleuren
verft, metaforisch gesproken, dansen we op
een dun koord horen de fashionista’s roddelen
geen cent waard is hun geblèr voor ons vivamus
atque amemus campino krakeelt wat telt

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

 

Karl Heinrich Waggerl, Emily Dickinson

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein. Zie ook alle tags voor Karl Heinrich Waggerl op dit blog.

Uit: Der störrische Esel und die Distel

„Mittlerweile war es Tag geworden und die Sonne brannte heiß. Josef fand ein Gesträuch, das dürr und dornig in der Wüste stand, in seinem dürftigen Schatten wollte er Maria ruhen lassen. Er lud ab und schlug Feuer, um eine Suppe zu kochen, der Esel sah es voll Misstrauen. Er wartete auf sein eigenes Futter, aber nur damit er es verschmähen konnte. “Eher fresse ich meinen Schwanz als Euer staubiges Heu!” murmelte er. Es gab jedoch gar kein Heu, nicht einmal ein Maul voll Stroh, der heilige Josef in seiner Sorge um Weib und Kind hatte es rein vergessen. Sofort fiel dem Esel ein unbändiger Hunger an. Er ließ seine Eingeweide so laut knurren, das Josef entsetzt um sich blickte, weil er meinte, es säße ein Löwe im Busch.
Inzwischen war auch die Suppe gar geworden und alle aßen davon, Maria aß und Josef löffelte den Rest hinterher und auch das Kind trank an der Brust seine Mutter und nur der Eselstand da und hatte kein einziges Hälmchen zu kauen. Es wuchs da überhaupt nichts, nur etliche Disteln im Geröll. “Gnädiger Herr!” sagte der Esel erbost und richtete eine lange Rede an das Jesuskind, eine Eselrede zwar, aber ausgekocht scharfsinnig und ungemein deutlich in allem, worüber die leidende Kreatur vor Gott zu klagen hat. “I-A!” schrie er am Schluss, das heißt “so war ich ein Esel bin.”
Das Kind hörte alles aufmerksam an. Als der Esel fertig war, beugte es sich herab und brach einen Distelstengel , den bot es ihm an. “Gut !” sagte er, bis ins innerste beleidigt. “So fresse ich eben eine Distel! Aber in Deiner Weisheit wirst Du voraussehen, was dann geschieht. Die Stacheln werden mir den Bauch zerstechen, so dass ich sterben muss und dann seht zu, wie Ihr nach Ägypten kommt!”
Wütend biss er in das harte Kraut und sogleich blieb ihm das Maul offen stehen. Denn die Distel schmeckte durchaus nicht, wie er es erwartet hatte, sondern nach süßestem Honigklee, nach würzigsten Gemüse. Niemand kann sich etwas derart köstliches vorstellen, er wäre denn ein Esel.
Für diesmal vergas der Esel seinen Groll. Er legte seine langen Ohren andächtig über sich zusammen, was bei einem Esel soviel bedeutet, wie wenn unsereins die Hände faltet.“

 


Karl Heinrich Waggerl (10 december 1897 – 4 november 1973)

 

 

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

 

Een late winterdag

Een late winterdag
In huis opeens een worm,
paars, lang en warm.
Hij was dan wel een worm,
maar zonder veel ontzag.
En, slecht op mijn gemak,
bond ‘k met een koord hem vast
aan ’t pootje van de kast,
en dat was dat.

Dit duurde maar een tel,
toen was er zoiets geks,
en nu ik het vertel,
krijg ik weer kippevel:
een vreemd gevlekte slang
loerde de plinten langs,
precies die worm, maar dan
geringd met macht.
Het koordje nog, waarmee
ik mij van hem ontdeed,
toen hij klein was en sneu,
dat koordje was er ook.

Ik stamel: ‘dag, meneer!’
(ik speelde maar mooi weer),
‘bang,’ siste hij,
‘voor mij?’

‘Nee, woord van eer!’
Hij had me door.
En hij, ritmisch en traag,
onttrok zich aan het oog,
wat kon omdat
hij schutskleur had.

Ik ben gevlucht,
mijn blik op hem gericht,
of hij niet kwam,
en liep zo hard, zo hard,
tot ik in verre stad,
veel steden hiervandaan,
pas tot bedaren kwam.
Ziedaar een droom.

 

Vertaald door Willem Willink

 


Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e december ook mijn blog van 10 december 2022 en ook mijn blog van 10 december 2018 en ook mijn blog van 10 december 2017 deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Perfecte stilte

“Belachelijk dat ze zo vroeg belt,” zeg ik. Emma gebaart nijdig dat ik me er niet mee moet bemoeien. Waarschijnlijk ook omdat haar moeder zo zacht praat dat het nogal wat moeite kost haar te verstaan, zeker per telefoon. Ze praat zo zacht om te voorkomen dat je tegen haar ingaat, verder heeft het niets met haar karakter te maken. De sneeuw is nog nooit zo vroeg gevallen als dit jaar, meldde het eerste televisiejournaal vanochtend. Het park tegenover ons huis lijkt wel het middelpunt van de prille winter, het doet denken aan kerstkaarten van langgeleden. Het is altijd hetzelfde: omdat haar moeder zo zacht praat, verhoogt Emma haar volume. De heldere stilte van zojuist is voorbij, die paar kostbare momenten voordat de dag begon. Het was alsof ik de stilte hoorde, een ingehouden ruisen dat zich uiterst langzaam heen en weer bewoog, over de grasvelden, tussen bomen, over de vijvers waarop dun ijs ligt. Over een week of twee is haar moeder – Mathilde, Til -jarig. Ze geeft bij die gelegenheid altijd een feest, in de grote schuur achter haar huis aan de rand van de polder. De meeste mensen die daar komen, zien elkaar de rest van het jaar niet. Of ze zich bij elkaar op hun gemak voelen, is niet te zeggen. Die feesten hebben een thema, Zuid-Amerika, Honderd Jaar Na Nu, Sport En Spel In Onze Jeugd. De gasten moeten in die sfeer gekleed gaan. Vaak ben ik in het buitenland op die dag, maar dit jaar kom ik er niet onderuit, vrees ik. Ik zou in Bretagne gaan filmen, ten zuiden van Calais, maar de hoofdpersoon van mijn documentaire, de zeeschilder Philip Chalon. overleed vorige week: hartstilstand in zijn atelier. Hij was erg oud, dat wel, maar toch had niemand het zien aankomen. Ik heb veel materiaal, maar het lange gesprek met Chalon moest nog komen. Hij was een man die nauwelijks vrienden en familie had met wier hulp ik een min of meer compleet portret had kunnen maken. Graag had ik de tegenstanders van mijn project de mond gesnoerd. Een zeeschilder als Chalon stijgt boven de tijd uit, kan nooit ouderwets zijn. Wat is er bovendien tegen ouderwets? Ik moet een ander plan maken, het liefst zo spoedig mogelijk, want in januari wil ik graag weg zijn. ik kan niet tegen januari in Nederland. ‘Middeleeuwen,’ hoor ik Emma haar moeder herhalen. Ze schreeuwt het woord bijna uit. Til heeft de Middeleeuwen als thema gekozen. Ik huiver. ‘Wat een leuk idee!’ zegt Emma. Mensen moeten daar zuinig mee zijn, iets een leuk idee noemen. Emma zegt het om haar moeder een plezier te doen, maar dan nog. Bedenkers van televisieamusement hebben leuke ideeën en daarmee is langgeleden de nationale verdomming begonnen. Leuk idee!”

 


Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Pindakaas

Ik heb altijd honger
& heb zin in
seks. Dat is een feit.
Als je er goed
op let, is de nieuwe
onbewerkte pindakaas
verdomme niet
goed & zou je hem
in een pot moeten kopen, zoals
altijd in de
grootste supermarkt
die je kent. En
ik ben een vijand
van verandering, zoals
je weet. Alle
dingen die ik
omarm als nieuw
zijn in
feite oude dingen,
opnieuw uitgebracht: zwemmen,
het gevoel
vies te zijn in
lichaam en geest
de zomer als
een tijd om
niets te doen en geen geld
te verdienen. Gebed
als laatste red-
middel. Plezier
als middel,
en dan weer
een middel
zonder einde
in zicht. Ik ben
absoluut tegen
alle soorten
doelen. Ik heb
geen verlangen
te weten
waar dit, wat dan ook
me brengt.
Als het water
kookt, neem
ik een kop thee.
Per ongeluk
las ik alle
werken van Proust.
Het was zomer
ik was er
en hij ook. Ik
schrijf omdat
ik graag
gebruikt wil worden tot
jaren na
mijn dood. Niet
alleen mijn lichaam
zal compost zijn
maar ook de gedachten
die ik tijdens mijn
leven achterliet. Tijdens
mijn leven was ik
een vrouw met
hazelnootkleurige ogen. Buiten
het raam
staat een scheve
silo. Aan delen
van jouw
lichaam denk ik
als aan strepen
waarvan ik tegelijkertijd
heb geleerd te
houden. We
zwemmen naakt
in vijvers &
ik schrijf
achter jouw
rug. Mijn gedachten
over jou zijn
niet bepaald
verboden, maar
verheven omdat
ze nutteloos zijn,
niet bedoeld
om jou te krijgen
omdat ik
jou heb & jij van mij
houdt. Het is meer
als een speeltuin
waar ik speel
met mijn reflectie
over jou totdat
je terugkomt
en in de
echte jij
kan ik
mijn tanden
zetten. Met
jou weet ik hoe ik
moet ontspannen. &
dus werk ik
achter je
rug. Wat
heerlijk is.
De natuur is
oncontroleerbaar
vertel je me &
dat is wat er zo
goed aan
is. Ik ben buitensporig
verliefd op je,
knock-out geslagen door
door al je nieuwe
witte haar

waarom zou
iets
dat ik altijd
gekend heb niet het
allerbeste
kunnen zijn dat
er is. Ik hou
van je vanaf
mijn kindertijd,
beginnend
toen
één dag net zo
was als de
rest, willekeurige
groei en
briesjes, constante
liefde, een boter-
ham midden
op de
dag,
een klein stapje
op het enorm
conventionele
pad van
de zon. Ik
loens. Ik
knipoog. Ik
kan niet meer
terug.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2023 en ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

St. John Baptist (Arthur O’Shaughnessy), Delmore Schwartz

 

Bij de tweede zondag van de Advent

 


De heilige Johannes de Doper door Orazio Ferraro, 1625

 

 

St. John Baptist

I THINK he had not heard of the far towns;
Nor of the deeds of men, nor of kings’ crowns;
— Before the thought of God took hold of him,
As he was sitting dreaming in the calm
— Of one first noon, upon the desert’s rim,
Beneath the tall fair shadows of the palm,
All overcome with some strange inward balm.

He numbered not the changes of the year,
The days, the nights, and he forgot all fear
— Of death: each day he thought there should have been
A shining ladder set for him to climb
— Athwart some opening in the heavens, e’ndash
To God’s eternity, and see, sublime —
His face whose shadow passing fills all time.

But he walked through the ancient wilderness.
O, there the prints of feet were numberless
— And holy all about him! And quite plain
He saw each spot an angel silvershod
— Had lit upon; where Jacob too had lain
The place seemed fresh, — and, bright and lately trod,
A long track showed where Enoch walked with God.

And often, while the sacred darkness trailed
Along the mountains smitten and unveiled
— By rending lightnings, — over all the noise
Of thunders and the earth that quaked and bowed
— From its foundations — he could hear the voice
Of great Elias prophesying loud
To Him whose face was covered by a cloud.

 


Arthur O’Shaughnessy (14 maart 1844 – 30 januari 1881)
Londen, de geboorteplaats van Arthur O’Shaughnessy in de Adventstijd

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Delmore Schwartz werd geboren op 8 december 1913 in New York. Zie ook alle tags voor Delmore Schwarz op dit blog.

 

Baudelaire

Als ik in slaap val, en zelfs tijdens mijn slaap,
hoor ik heel duidelijk stemmen spreken
Hele zinnen, alledaags en triviaal,
Die niets met mijn zaken te maken hebben.

Lieve moeder, is er nog tijd voor ons
Om gelukkig te zijn? Mijn schulden zijn immens.
Mijn bankrekening is onderworpen aan het oordeel van de rechtbank.
Ik weet niets. Ik kan niets weten.
Ik heb het vermogen verloren om moeite te doen.
Maar nu, net als voorheen, neemt mijn liefde voor jou toe.
Je bent altijd gewapend om me te stenigen, altijd:
Het is waar. Het dateert uit mijn kindertijd.

Voor het eerst in mijn lange leven
ben ik bijna gelukkig. Het boek, bijna af,
Lijkt bijna goed. Het zal blijven bestaan, een monument
Voor mijn obsessies, mijn haat, mijn afkeer.

Schulden en onrust blijven bestaan en verzwakken mij.
Satan glijdt voor me uit en zegt lieflijk:
“Rust een dag! Je kunt vandaag rusten en spelen.
Vanavond ga je werken.” Als de nacht komt,
Belooft mijn geest, doodsbang door de achterstanden,
Verveeld door verdriet, verlamd door onmacht:
“Morgen: morgen zal ik rusten.”
Morgen speelt dezelfde komedie zich af
Met dezelfde vastberadenheid, dezelfde zwakte.

Ik ben dit leven van gemeubileerde kamers zat.
Ik ben het zat om verkoudheden en hoofdpijn te hebben:
Je kent mijn vreemde leven. Elke dag brengt
Zijn quotum van woede. Je weet weinig over
Het leven van een dichter, lieve moeder: ik moet gedichten schrijven,
De meest vermoeiende van alle bezigheden.

Ik ben verdrietig vanmorgen. Verwijt me niets.
Ik schrijf vanuit een café bij het postkantoor,
Te midden van het geklik van biljartballen, het gekletter van borden,
Het bonzen van mijn hart. Mij is gevraagd om
“Een geschiedenis van karikaturen” te schrijven. Mij is gevraagd om
“Een geschiedenis van beeldhouwkunst” te schrijven.
Zal ik een geschiedenis schrijven
Van de karikaturen van de sculpturen van jou in mijn hart?

kost het je ontelbare kwellingen,
Ook al kun je niet geloven dat het nodig is,
En twijfel je eraan of de som klopt,
Stuur me alsjeblieft genoeg geld voor ten minste drie weken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Delmore Schwartz (8 december 1913 – 11 juli 1966)
Portret door Jan Robert Dünnweller, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e december ook mijn blog van 8 december 2023 en ook mijn blog van 8 december 2020 en eveneens mijn blog van 8 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Thomas Schlesser

De Franse schrijver en kunsthistoricus Thomas Schlesser werd geboren in Parijs op 8 december 1977. Sinds 2014 is hij ook hoogleraar aan de École Polytechnique. Eerder was hij journalist voor het tijdschrift Beaux Arts en Radio Nova. In 2006 voltooide Thomas Schlesser een doctoraat in geschiedenis en beschavingen aan de l’École des hautes études en sciences sociales over de kunstenaar Gustave Courbet. Zijn proefschrift is gepubliceerd onder de titel “Réceptions de Courbet, fantasmes réalistes et paradoxes de la démocratie »(Les Presses du Réel, 2007). Thomas Schlesser wijdt zich meer specifiek aan de verbanden tussen “de esthetische en politieke velden”. Hij heeft met name studies gepubliceerd over de karikatuur, censuur en, als onderdeel van een Centre d’Histoire de Sciences-Po-beurs, over de carrière van de Lyonese kunstenaar Paul Chenavard. Hij werkte ook bij het Rijksinstituut voor Kunstgeschiedenis als studie- en onderzoeksmedewerker (2002-2006) en vervolgens als resident (2010). Sinds 2014 staat Thomas Schlesser aan het hoofd van de Hartung-Bergman Foundation in Antibes, waar hij François Hers opvolgde. Als auteur van verschillende essays werd hij in november 2017 beloond met de Prix Bernier , uitgereikt door de Academie voor Schone Kunsten, voor zijn boek “L’Univers sans l’homme” (2016). In 2019 publiceerde Thomas Schlesser “Faire rêver – e l’art des Lumières au cauchemar publicitaire” en stelde het concept van ‘oneirogeniciteit’ voor, geïnspireerd door Jean Starobinski, om in de kunst aan te duiden ‘datgene wat dromen voortbrengt, of de neiging heeft dagdromen, dromen en visioenen te produceren. Thomas Schlesser publiceerde de eerste biografie van de Frans-Noorse kunstenaar Anna-Eva Bergman (Anna-Eva Bergman.  Schlesser is de kleinzoon van de zanger, cabaretier van zigeuneroorsprong André Schlesser, en de zoon van de schrijver Gilles Schlesser en Françoise Schlesser.  “Les Yeux de Mona”, uitgegeven door Albin Michel op 31 januari 2024, is de tweede roman van Thomas Schlesser na “La Vierge maculé” uit 2003. Deze vertelt het verhaal van een klein meisje dat blind dreigt te worden en dat haar grootvader een jaar lang meenam naar Parijse musea (in de volgorde: Het Louvre, Orsay, Beaubourg) zodat ze zich kon onderdompelen in het werk, van Botticelli tot Soulages, en dat ze de schoonheid ervan in herinnering houdt. Het boek werd over het algemeen gunstig onthaald door de pers. Drie maanden na de release in Frankrijk werden er meer dan 160.000 exemplaren van verkocht en werd het in 37 talen vertaald. Het boek wordt ook in braille uitgegeven.

Uit: Les Yeux de Mona

« Tout devint sombre. Ce fut comme un habit de deuil. Et puis, çà et là, des scintillements, à la façon des taches que produit le soleil quand les yeux le fixent en vain derrière les paupières serrées, de même qu’on serre le poing pour résister à la douleur ou à l’émotion.
Bien sûr, elle n’avait pas du tout décrit la chose ainsi. Dans la bouche d’une enfant de dix ans, fraîche et inquiète, la détresse se formule sèchement, sans fioriture ni lyrisme.
– Maman, c’est tout noir !
Mona avait lancé ces mots d’une voix étranglée. Une plainte ? Oui, mais pas seulement. Elle y avait, malgré elle, glissé un accent de honte que sa mère, chaque fois qu’elle l’identifiait, prenait avec gravité. Car s’il était bien quelque chose que Mona ne feignait jamais, c’était la honte. À peine celle-ci se nichait-elle dans un mot, une attitude, une intonation, que le sort en était jeté : une vérité désagréable avait pénétré.
– Maman, c’est tout noir !
Mona était aveugle.
L’effet semblait dépourvu de cause. Rien de particulier ne s’était passé ; elle travaillait sagement à ses mathématiques, un stylo dans la main droite, un cahier coincé sous la paume gauche, à l’angle de la table où sa mère truffait d’ail un rôti bien gras. Mona était en train de retirer délicatement de son cou un pendentif qui la gênait parce qu’il se balançait au-dessus de sa feuille d’exercices et qu’elle avait pris la mauvaise habitude de se voûter pour écrire. Elle sentit une ombre lourde s’abattre sur ses deux yeux, comme s’ils étaient punis d’être si bleus, si grands, si purs. L’ombre ne vint pas du dehors, ainsi qu’elle vient communément, quand la nuit tombe ou quand les lumières d’un théâtre baissent d’intensité ; l’ombre s’empara de sa vue depuis son propre corps, depuis l’intérieur. En elle-même s’était insinuée une nappe opaque qui l’avait coupée des polygones tracés sur son cahier d’écolière, de la table en bois brun, du rôti posé plus loin, de sa mère en tablier blanc, de la cuisine carrelée, de son père assis dans la pièce à côté, de l’appartement de Montreuil, du ciel grisé de l’automne qui surplombait les rues, du monde entier. L’enfant, par un sortilège, plongeait dans les ténèbres.
Fébrile, la mère de Mona téléphona au médecin de famille. Elle décrivit confusément les pupilles voilées de sa fille et précisa, parce que le docteur le lui demandait, qu’elle ne semblait souffrir d’aucun trouble du langage, ni de paralysie. »

 


Thomas Schlesser (Parijs, 8 december 1977)

Bernard Wesseling, Michael Krüger

De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 7 december 1978. Zie ook alle tags voor Bernard Wesseling op dit blog.

 

Het spoorwachtershuisje!

Het spoorwachtershuisje!
Daar kan je in als je wil, met je probleem. Kan je er
wonen.
Dat is wat ik voor je heb gewenst voor als de tijd
komt dat je het spoor opzoekt.
Schoorsteen, boom ernaast, schuur voor het hout. Ik
had gedacht dat het ongeveer moet zijn alsof je in
een kindertekening intrekt. Klinkt goed, toch?
Nee, er is niks verder. Klimop.
Vermaak je met de seizoenen of bouw een vogelhuis
als je moeite hebt met loslaten.
Waar je het mee moet doen dit, vriend. Niet weer
wegrennen.
Lange winters, ik weet het, nog langere zomers.
Maar dat uitgerekend jij niet gelukkig kon zijn, wordt
met de dag minder waar.
En, oh ja, je krijgt een taak en dat is de wissel. De
wissel is jouw taak.

 

Hij lag al dagen op zijn kamer

Hij lag al dagen op zijn kamer. Beetje bijkomen.
Beetje afwachten. Beetje nadenken.
Te zweten tussen zijn lakens.
En de rekeningen stapelden op de mat, koffie stolde
in de pot, de kat van de buren gaf de vuilnis kopjes
op het balkon.
Een hand was uit zijn bed gevallen, daar staarde je
nu naar.

Hij zei: ‘Als je vastzit, denk dan aan jezelf in de
gevangenis.
Dat helpt. En als je het echt nodig hebt, maak je er
van jezelf nog een bewaker bij ook, prins.
Laat een steen los in de muur achter, voor mij.’

 

Huize vergetelheid

Dat de klok stil staat, is meer dan veelzeggend,
is bewijs genoeg nu we wonen in huize Vergetelheid.

We beginnen met afzonderlijk van elkaar in bijziendheid
te oefenen. Maar ook ver-zien doen we, wetend dat een
starend mens nog geen dooie ziel is. Vooral in de spiegel
blijkt het goed uit te houden. Beurtelings gaat er een naar
boven om een Escher-achtige wandeling te maken.

De huisdieren ondertussen slapen opgerold met hun kop
aan de staart temidden van een treinset vormend
het oneindigheidsteken.

Grootste ontdekking is wel, naarmate de vertraging tot
stilstand neigt, dat ramen er juist zijn om van alles mee in
te lijsten, gevangen in de seizoenen:
een dagelijkse tuin en een dagelijkse vijver,
een aanlopende geliefde die binnenskamers
in portretten juist verschiet.

 


Bernard Wesseling (Amsterdam, 7 december 1978)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

BETOOG VAN DE TAXI-CHAUFFEUR

De gast wilde de kortere weg nemen,
niet ik. Eerst stak een egel de straat over,
later een kudde koeien, toen een hert,
dat van geen wijken wilde weten. Een zwarte kat
dwong ons een omweg te maken naar de grens
en verder, naar het oosten. De meneer moest toen
uitstappen en verdwaalde in het bos.
Verscheurd en trillend lag hij onder de bramen,
waar hij dacht dat zijn bril was. Wij waren nader
tot elkaar gekomen. We hebben wat paddenstoelen gevonden,
die we rauw aten om de honger te bestrijden. Ik was hem
waarschijnlijk vreemd, hoewel hij mij helemaal niet
goed verstond. We moesten overgeven tijdens het rijden
allebei uit het raam. Je ziet bleek
zei hij tegen mij, zijn gezicht wit als een laken.
Toen nog een grens. Niet werkelijk Duits,
dus weer terug. Op de luchthaven, rond 17.00 uur.
stapte hij in mijn taxi. Zonder bagage,
in een lichte jas, een dun boek onder zijn arm.
Om een lang verhaal kort te maken: tegen de ochtend bereikten we
een stad, op de een of andere manier gelukkig en nu
erg aan elkaar gewend. Mijn God, wat voor een leven
leidde hij. Alleen betalen wilde hij niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2023 en ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Julia Kasdorf

De Amerikaanse dichteres Julia Mae Spicher Kasdorf werd geboren op 6 december 1962 in Lewistown, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Julia Kasdorf op dit blog.

 

They Gall It a Strip Job

Stretch of 219 —old road out of West Virginia
they still call the Mason-Dixon Highway—

widens and divides at the Meyersdale bypass,
the right lane closed, drowned by a mound

of inside-out hillside, so I drift to the left, now
running both ways, as the scent of mud floods

in through the vents. All my growing up among
men who skinned hills to scrape their seams,

I’ve never seen a strip job this deep or trucks this big.
No one works the job tonight, which stays light

long after moonrise, no one hears me cuss.
Remember Strypeeze, the goop Mom painted onto

antiques, how it burned your skin and buckled varnish?
Ever feel how hot wax, stroked on the bone beneath

your brow, stings with the flick of a stylist’s wrist?
Ms. Woitek, turquoise eyelids and coral lips, danced

on stage at the Silver Dollar out on Route 30,
everyone said, but who had seen? Her specialty:

one semester of creative writing for eleventh graders.
She’s gone by now. 0, kt her rest on a green hill

somewhere. Let the light hold until I make it home
front a job where I sat in a clean, quiet room

in a brick hall built during the century that built
railroads to haul coal from these hills and logs

from those mountains to prop open deep mines
or to make the ties that held the rails that became

ways to walk our of those towns. 0. how did I come
to get paid to sit in a clean, quiet room and listen

to lines written by coal mined grandchildren, listen
until we find the spots that smolder or sing.

 

Mennonites

We keep our quilts in closets and do not dance.
We hoe thistles along fence rows for fear
we may not be perfect as our Heavenly Father.
We clean up his disasters. No one has to
call; we just show up in the wake of tornadoes
with hammers, after floods with buckets.
Like Jesus, the servant, we wash each other’s feet
twice a year and eat the Lord’s Supper,
afraid of sins hidden so deep in our organs
they could damn us unawares,
swallowing this bread, his body, this juice.
Growing up, we love the engravings in Martyrs Mirror:
men drowned like cats in burlap sacks,
the Catholic inquisitors,
the woman who handed a pear to her son,
her tongue screwed to the roof of her mouth
to keep her from singing hymns while she burned.
We love Catherine the Great and the rich tracts
she gave us in the Ukraine, bright green winter wheat,
the Cossacks who torched it, and Stalin,
who starved our cousins while wheat rotted
in granaries. We must love our enemies.
We must forgive as our sins are forgiven,
our great-uncle tells us, showing the chain
and ball in a cage whittled from one block of wood
while he was in prison for refusing to shoulder
a gun. He shows the clipping from 1916:
Mennonites are German milksops, too yellow to fight.
We love those Nazi soldiers who, like Moses,
led the last cattle cars rocking out of the Ukraine,
crammed with our parents—children then—
learning the names of Kansas, Saskatchewan, Paraguay.
This is why we cannot leave the beliefs
or what else would we be? why we eat
’til we’re drunk on shoofly and moon pies and borscht.
We do not drink; we sing. Unaccompanied on Sundays,
those hymns in four parts, our voices lift with such force
that we lift, as chaff lifts toward God.

 

 

Soms is het makkelijk om te weten wat ik wil

Op een weg die door het rijkste, niet-geïrrigeerde land
van de natie loopt, remde, volgens sommige inwoners van Lancaster, PA,

een minibusje af en riep een vrouw met een goed kapsel:
Wil je een lift of loop je omdat je dat wilt?

Ik antwoordde niet omdat mijn leven zo mislukt voelde—
ongeacht de reden, je krijgt dit of je krijgt het niet—

mislukt op een manier die gebaren van tederheid
verwoestend maakt, zoals de keer dat ik in Minnesota aankwam, broos

van verdriet, en de professor die gestuurd was om me op te halen
vroeg of ik verwarming wilde in de stoel van zijn sportwagen

of de lokale appel die hij had meegebracht voor het geval ik hongerig aankwam.
Ik wist niet dat mensen stoelen maken om een lichaam stralend

te houden als de genadige hand van God. De appel was knapperig en koud
en zoet. Misschien heb ik hem in de ogen gekeken en hem de hand geschud

met allebei mijn handen toen ik wegging, ik weet het niet meer. Maanden later,
stuurde hij een leeg zaadpakket, opengescheurd, gelithografeerd

met een dikke, gele eenjarige die niemand meer kweekt, flamboyant
als glaswerk uit de depressietijd. Dat was alles, dank u.

Dank u, oh, hartelijk dank, heb ik uiteindelijk tegen de vrouw gezegd
omlijst door het raam van een minibusje, maar inderdaad , ik wil liever lopen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Julia Kasdorf (Lewistown, 6 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e december ook mijn blog van 6 december 2023 en ook mijn blog van 6 december 2018 en ook mijn blog van 6 december 2017

‘t Verhaal van tante Mathilde (Annie M.G. Schmidt), Christina Rossetti

 

Bij Sinterklaas

 

 

‘t Verhaal van tante Mathilde

van tante Mathilde uit ’s-Hertogenbosch,
die niet aan Sint geloven wilde,
en altijd beweerde: die baard, die zit los!
Die tabberd, die mijter, hij heeft ze gehuurd!
’t Is zo maar een mannetje, hier uit de buurt.
De hele familie verbleekte en rilde,
Wanneer ze dat zei, onze tante Mathilde!
O, tantetje wees toch voorzichtig! riep Vader,
als Pieter het hoort, wordt ie vreselijk kwaad.
’t Is kwart over acht, het uur komt als nader,
daar wordt al geklopt, zo meteen is ’t te laat!
En werkelijk, nu ging het feest al beginnen;
tik-tik aan de voordeur. Daar kwamen ze binnen;
Sint Nicolaas, statig en streng en rechtop,
en Pieter, die strooide met koek en drop!
De kinderen zongen en juichten en gilde,
Sint Nicolaas lachte en wenkte zijn knecht.
’t Ging allemaal goed, totdat tante Mathilde
ineens hard ging roepen: DIE BAARD IS NIET ECHT!
Ze deed een paar stappen naar voren… Helaas,
ze trok aan de baard van Sint Nicolaas.
Het was of het hele gezelschap verkilde…
Wat dom en brutaal van die tante Mathilde.
Wat zou er nu komen? Wat ging er gebeuren?
Sint Nicolaas werd dodelijk bleek en sprak;
Het spijt me. Hoe zeer ik het ook moet betreuren,
maar tante Mathilde moet mee in de zak.
Je snapt, dat de kindertjes vreselijk schrokken,
ze kropen meteen achter moeders rokken.
En tante Mathilde? Ze beet en werd woest,
ze schopte en trapte. Maar ‘t hielp niet, ze moest.
De volgende dag lag het schip aan de kade,
een prachtig nieuw schip, gemeerd aan de wal,
van allerlei werd in het ruim geladen:
ook tante Mathilde, met zak en al!
De schimmel, doodmoe van het daken bestijgen,
stond boven aan ’t dek nog amechtig te hijgen.
De sint wuifde vrolijk heen en weer
en schreeuwde: Tot ziens, tot de volgende keer!
’t Was frisjes en Pieterbaas blies in zijn wanten;
hij vroeg; Sinterklaas, nu even nog dit:
Wat moeten we strakjes beginnen met tante?
Met tante Mathilde, bij ons in Madrid?
Wat zeg je? zei Sint; hij werd bleek om de neus,
daar had hij nog niet gedacht, en heus…
Zijn verdere leven met tante Mathilde?
Daarginds bij hem thuis in Madrid? Hij rilde…
Toen zei hij: laat tante Mathilde maar lopen,
Zij is nu voldoende gestraft. Laat ‘r los!
Ze maakten die zak-vol-tante open
en zij kon terug gaan naar ’s-Hertogenbosch.
De hele familie stond haar op te wachten
ze haalden haar binnen: ze huilden en lachten…
En weet je wat tante meteen heeft gezegd?:
Toch weet ik het zeker: DIE BAARD IS NIET ECHT!
we zullen ’t er verder nou maar bij laten…
met tante Mathilde valt NIET te praten.

 


Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)
Sinterklaas bij de intocht in Kapelle, de geboorteplaats van Annie M.G. Schmidt

 

De Engelse dichteres en schrijfster Christina Georgina Rossetti werd geboren in Londen op 5 december 1830. Zie ook alle tags voor Christina Rossetti op dit blog.

 

Sonnetten zijn vol liefde

Sonnetten zijn vol van liefde, dus ik zal
Mijn hoogste liefde ook in sonnetvorm uiten,
Niets weet ik dan die liefde, niets staat buiten
Niets boven haar – zij is mij ’t een en ’t al.

Zo liefde zwijge, waar ze in d’enge hal
Van aardse min de liefste aan ’t hart mag sluiten,
Of stijgend, waar gedachte en woorden stuiten
Verstommen voor Gods stille woordenval….

Daar, waar de liefde liefdes doel verloor,
Of waar de liefde twijfelt aan zichzelven,
Daar spreekt haar stem en vult de luchtgewelven
Met klang en klaagt de hoge heemlen door…

Sonnetten zijn vol liefde en liefsverlangen,
Hoe dieper droefenis, hoe zoeter zangen.

 

Vertaald door Jacqueline van der Waals.

 


Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.