Gerard Reve, Boudewijn Büch, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

“Wimie schonk ons allebei nog eens in. Weet je nog wel hoe we toen en toen, met die en die, daar en daar hebben zitten zuipen? Dat komt nooit meer terug – nee, nooit meer. Ik probeerde monter te blijven door veel te praten, en dikwijls, luid en snuivend, te lachen. Om me heen, op de vloer, stond alles wat ik van het zoldertje naar beneden had gehaald om mee te nemen: een boeket donkerrode, grote plastic rozen, waar ik lang geleden van plan was geweest heel kleine lampjes binnen in te maken, in een massief glazen standaard met gaatjes; nog een, kleiner, bosje roze roosjes in een flesje; drie plastic prunustakjes staande in een lege portfles van een zending drank van Beschermer Q., van jaren geleden; een rood glazen vissersbal; een bovenschedel die Wimie, misschien wel tien jaren geleden, in de Parijse katakomben uit de wand had getrokken en snel in een door mij opengehouden strandtas had gestopt, waarna er enkele ogenblikken een geweldig gekraak was geweest door een algemene verzakking in de opstapeling, die echter, voordat hij iemands aandacht had getrokken, weer was opgehouden; welke schedel we in het hotel in het bidet uitwasten en besloten ‘Frédérique’ te noemen, want we stelden ons toen nog enorm aan; een aan de overwinning van Longwy in 1914 gewijd Duits gedenkbord en, in een kringetje op de mat gezeten, met hun gezichtjes naar elkaar toe, de vier Dieren; om te beginnen het konijn met roze oren van binnen, dat ik Wimie in 1962, een paar weken na zijn verjaardag, in Londen gegeven had; dan het koala beertje, dat ik veel langer geleden voor hem gekocht had, ik denk in het voorjaar van 1957, ook in Londen, vermoedelijk kort voordat we uit Engeland weggingen: het was bijna lente geworden, toen, en we kregen veertien dagen kunstbroeder W. zijn buitenhuis, in Suffolk, tot onze beschikking, dat toen nog geen elektriciteit had en waarvan de schoorsteen slecht trok, vooral als de wind uit een ongunstige hoek waaide en de kleine salamander, in het kamertje boven, geweldig hoestte en plofte – des middags, in een nevel van kachelrook, speelde Wimie daar op de viool een sonate van Bach of Händel, in elk geval van één van die pruikekoppen, waarnaar ik stil luisterde terwijl ik uitkeek over het akkerland waarop soms, keffend, een fazant voortschreed. (Kunstbroeder had een hele kist laten bezorgen vol met fruit en drank – twee hele flessen gin, twee hele flessen droge Martini, twee flessen droge sherry, en een half flesje whisky van een goed merk – maar we begrepen niet, dat het voor ons was en dorsten er niets van te gebruiken, behalve het fruit, telkens wanneer iets ervan het bederf te dicht genaderd was.)
Het koala beertje sliep in die dagen bij ons in bed, en heette Alexander – ik kan het ook niet helpen, want we hebben altijd eerlijk ons best gedaan om oorspronkelijk te doen.
Het derde dier was een vrij grote panda, die ik, een paar jaar na de koala beer, en ik denk ook in Londen, voor Wimie kocht, en die ‘Heer Panda’ of gewoon ‘Panda’ heette. Het vierde dier was een vosje – net als het konijn, zonder naam – dat ik in het voorjaar van 1962 in West-Berlijn gekocht had.”

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

Uit: Weerzien

“Schooltrap
In 1954 werd ik door mijn moeder naar de lagere school gebracht. Een somber gebouw met hoge ramen. Er was een nieuwe vleugel aan gebouwd met vier klaslokalen. Er heerste een juffrouw over ons – Wegberg was haar naam – die een scooter bereed, met een liniaal op je vingers sloeg en buitengewoon hechtte aan schrijfletters met overdreven krullen. De eerste les bestond uit het afleren van linkshandigheid bij enkele jongens (meisjes waren elders ondergebracht in Wassenaar). Binnen drie maanden was ik rechtshandig.
Ben ik een overgevoelige natuur of wàs het indertijd weerzinwekkend? Als ik mijn oude lagere school betreed, breken er angsten in mij uit. Ik zie de hoofdmeester nog los rammen op een jongen die tijdens een godsdienstige eredienst had zitten praten. Hij werd voor de klas gehaald. De hoofdmeester sloeg zo lang op het hoofd van de jongen dat hij neerviel. Wij zaten met zijn allen in splinterige, wasgeboende en van inpandige inktpotjes voorziene tweezits-schoolbanken het sadistisch tafereel gade te slaan. Soms was ik die jongen die had gepraat. Dan sloegen mijn klasgenootjes mij gade.
In een klein kamertje (vroeger het natuurkundig kabinet) naast de gymzaal (nu een kantine) zit een bekende. ‘Wat krijgen we nou… Búúúggg! Wat doe jij hier. Ben jij het ècht? Ik zag je pas bij Sonja en toen zei ik nog tegen mijn vrouw: volgens mij is dat die kleine Büch,’ zegt de voormalige hulpkoster en voormalige conciërge van de voormalige meisjesschool. Hij is nu bewaker van mijn lagere school waarin op het ogenblik van mijn bezoek een moedermavo, een tiepschool en nog wat andere modernismen huizen. Ik vraag de vriendelijke man die in niets van vroeger verschilt – behalve dan doordat zijn hoofd dertig jaar ouder is geworden maar dat geldt ook voor mij – of ik wat mag rondlopen door het gebouw. ‘Wat dacht je, Büch; je kent de weg.”

 


Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Het werk van de dichter

I
Het aangename verkeren met de anderen
Op het gemaaide gras des zomers
Onder witte wolken

Het aangename verkeren met de vrouwen
In een grijze en warme woning
Onder een doorschijnend laken

Het aangename verkeren met zichzelve
Voor het blank blad papier
Onder de dreiging der onmacht
Tussen twee tijden en twee ruimten

Tussen de levensmoeheid en de zucht tot leven

 

 

Vertaald door Koos Schuur

 


Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

José Eduardo Agualusa, Kenneth Patchen, Heinrich Heine

De Angolese schrijver José Eduardo Agualusa werd op 13 december 1960 in Huambo geboren. Zie ook alle tags voor José Eduardo Agualusa op dit blog.

Uit: Het labyrint van Luanda (Vertaald door Harrie Lemmens)

“Ik telde het aantal seconden tussen de bliksemflits en de donderslag —één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Dat vermenigvuldigde ik vervolgens met 340, de snelheid van het geluid in meters per seconde, om uit te rekenen waar de bliksem was ingeslagen: op 2 kilometer en 380 meter. Ik rekende ook de tweede, derde en vierde flits uit. Het onweer kwam razendsnel dichterbij. Een halve tel voordat de hemel opengereten werd, wist ik waar de vijfde bliksemschicht zou inslaan. Kianda was ongeveer 100 meter van de auto waarin ik zat, ze liep almaar verder, als op een podium, voortgeduwd door het licht. Haar schoenen zonken weg in de aarde, glimmend rood op dof rood. In de verte wiegden palmen. Nog verder weg rees het stevige silhouet van een baobab op. Kianda liep kaarsrecht, met haar gezicht omhoog, haar mooie handen met de smalle, erg lange vingers op haar borst gevouwen. Het licht was een dichte, bijna vloeibare goudkleurige substantie waaraan dorre bladeren, papiersnippers en het fijne vuurrode stof plakten, dingen die de wind optilde met zijn kromme armen. Mijn liefste bleef maar doorlopen naar de zwarte massa van de wolken. Ik moest denken aan de woorden waarmee een beroemde muziekcriticus, een ietwat excentrieke oude Brit, haar succes had proberen te verklaren: `Wat je als eerste bij haar pakt, is het contrast tussen de breekbaarheid van haar merkwaardig hoekige, merkwaardig sierlijke silhouet en de trotse felheid van haar blik. Haar machtige en verfijnde stem. Je krijgt tegelijk zin om haar te beschermen en haar een pak slaag te geven.’ Kianda stapte in de regenzone. Haar lichte zijden jurk, van een extreem fel rood, plakte op haar huid en veranderde van kleur, werd donkerder, bijna purper. Door de laag uitgesneden rug waren de twee vleugels te zien die Kianda ooit in Japan had laten tatoeëren. Ik vind ze altijd weer indrukwekkend, hoe goed ik ze ook ken, vanwege de gedetailleerdheid van de veren en de trompe-l’oeiltechniek die de schijn van reliëf wekt. De vleugels bewogen op het ritme van haar ademhaling. Haar wilde vlammende haren, die zo veel vrouwen proberen na te bootsen, werden gedoofd, verloren glans en volume terwijl ze over de robuuste tekening van haar schouders vielen. Ik duwde het portier open en stapte uit de auto, een oude, diepgele Chrysler, een collectors item. De natte wind striemde mijn gezicht. Ik riep haar naam boven het rommelen van het onweer uit. Kianda draaide zich om en keek op hetzelfde moment stomverbaasd omhoog.
(Nu ik dit herlees, besef ik dat het net het scenario van een reclamespot lijkt. Dit is dan het moment waarop het flesje parfum in beeld zou moeten verschijnen. Het zou een passende naam moeten hebben, zoiets als La Tempête. Maar nee hoor. Hier verandert de film)
Ik volgde de blik van Kianda en zag een vrouw uit de lucht vallen. Ze viel — zwart, naakt, armen gespreid — bijna tegelijk met de bliksem. Door die bliksem spatte de baobab uiteen. Jaren geleden heeft een meteoroloog me uitgelegd dat de bliksem bomen kan laten ontploffen door een plotselinge verhitting van het sap te veroorzaken.”

 


José Eduardo Agualusa (Huambo, 13 december 1960)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Patchen werd geboren op 13 december 1911 in Niles, Ohio. Zie ook alle tags voor Kenneth Patchen op dit blog

 

Street Corner College

Volgend jaar zal het grafgras ons bedekken.
We staan hier nu, en lachen;
Kijken naar de meisjes die voorbijgaan;
We wedden op langzame paarden; drinken goedkope gin.
We hebben niets te doen; gaan nergens heen; niemand.

Vorig jaar was een jaar geleden; niets meer.
We waren toen niet jonger; en nu ook niet ouder.

Het lukt ons om de blik te hebben die jonge mannen hebben;
We voelen niets achter onze gezichten, hoe dan ook.

We zullen waarschijnlijk niet helemaal dood zijn als we sterven.
We waren nooit iets helemaal; zelfs geen soldaten.

Wij zijn de beledigden, broeder, de verlaten jongens.
Slaapwandelaars in een donker en vreselijk land,
Waar eenzaamheid een vies mes op onze keel is.
Koude sterren kijken naar ons, maatje
Koude sterren en de hoeren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Kenneth Patchen (13 december 1911 – 8 januari 1972)

 

De Duitse dichter Heinrich Heine werd geboren in Düsseldorf op 13 december 1797. Zie ook alle tags voor Heinrich Heine op dit blog.

 

Geheim

Wij zuchten niet, droog zijn de ogen, –
Een glimlach vaak en zelfs een lach!
In niet één blik of ander teken
Komt het geheim ooit aan de dag; –

’t Geheim dat met zijn woordloos lijden
In ’t diepste van de ziel verbloedt;
Krampachtig blijft de mond gesloten,
Al schreeuwt het in het wild gemoed.

Vraag het de zuigling in zijn wiegje,
Vraag het de doden in het graf,
Misschien dat zij je wel verraden
Wat ik je nooit te kennen gaf.

 

Vertaald door Marko Fondse en Peter Verstegen

 


Heinrich Heine (13 december 1797- 17 februari 1856)
Heinrich Heine monument in Berlijn

 

Zie voor nog meer de schrijvers van de 13e december ook mijn blog van 13 december 2021 en ook mijn blog van 13 december 2018 en ook mijn blog van 13 december 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Olaf Lüken

De Duitse dichter en schrijver Olaf Lüken, werd geboren op 13 december 1952 in Herne (Westfalen) en verhuisde op jonge leeftijd met zijn ouders naar Wanne-Eickel, waar ze een discountwinkel openden. In 1968 verhuisden de ouders naar de Hövelhof bij Paderborn. Lüken begon zijn opleiding tot bankbediende bij Volksbank Paderborn. Nadat hij zijn opleiding met succes had afgerond, behaalde hij nog het diploma van een gymnasium met economische vakken en ging hij  in 1978 naar de Raiffeisenbank in Troisdorf (Rijnland). Daar werkte hij op het gebied van beleggingsadvies, marketing, public relations, training, marktmanagement en vestigingsmanagement. Tijdens zijn werk in de bancaire sector volgde hij een opleiding tot gediplomeerd bankbedrijfseconoom. Rond 2001 begon hij als dichter en aforist gedichten, aforismen en korte verhalen te schrijven. Hij schreef talloze korte verhalen in de “Kölner Stadt-Anzeiger”, de “Kölnische Rundschau “en de “Bonner General-Anzeiger,” evenals talrijke artikelen voor verschillende week- en onlinemagazines.

 

Ängste unterm Lyrikmond

Stadt und Dörfer sind verlassen.
Dunkelheit in jedem Haus.
Ausgezogen sind die Massen,
und die Welt sieht düstern aus.

Wo ist nur der Mensch geblieben ?
Schaue in die Welt hinaus.
Hat man ihn nachts fortgetrieben?
Angst isst meine Seele auf.

Irre durch die großen Städte,
Dörfer, Wiesen, Wald und Feld.
Steige über tausend Stätte.
Wandle unterm Sternenzelt.

Wo ist nur der Mensch geblieben ?
Wurde er ins All gejagt ?
Was geschah mit meinen Lieben ?
Wahn- und Irrsinn – viel gewagt.

Will mir schon das Leben nehmen,
Werd’ ich wach durch einen Knall.
Alles nur geträumt soeben.
Menschen seh’ ich überall.

 


Olaf Lüken (Herne, 13 december 1952)

Kader Abdolah, Helen Dunmore

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit: Zarathustra spreekt

Gisteren, toen ik in het café van Ben tussen de Nederlandse mannen aan de bar zat te drinken, keek ik opeens anders naar hen, met de gedachte dat ze de nazaten van de mannen van de steppe waren. ze hadden natuurlijk iets van de genen van die mannen, maar ze leken niet op hen, vooral doordat ze allemaal gladgeschoren waren. Hoe de mannen van de steppe er werkelijk uitzagen, kunnen we zien in de stenen taferelen in de rotsen van de bergen bij Hamadan, de hoofdstad van de Meden. De mannen zagen er zo uit: Ze hadden een sterk lichaam met brede schouders. Ze hadden lange baarden en volle snorren die hun bovenlippen volledig bedekten.
Maar van de vrouwen hebben we geen idee hoe ze eruitzagen, omdat die niet afgebeeld werden. De archeologen hebben niet zoveel over het uiterlijk van de vrouwen kunnen vinden. Misschien. Maar ik heb er wel goed en levendig bewijs van. Er is een klein dorp in het westen van Iran, in de bergen, met bijzondere bewoners. Het is een kleine gemeenschap die zich heeft afgescheiden van de rest van de wereld, vooral vanwege hun taal. Ze spreken eigenlijk in een verloren taal. ze beschouwen zich als de nakomelingen van de Aria’s, de steppebewoners die naar de vlakte van Iran waren gekomen. Ik heb ze ontmoet en ik heb de vrouwen daar gezien.
Ze zagen er zo uit: Ze hadden ook brede schouders, stevige handen en sterke voeten. ze hadden blonde haren en blauwe ogen met wangen die door de kou en de zon wat bruin en hard zijn geworden. Er waren ook vrouwen met zwarte haren en donkerbruine ogen. De kleur van hun huid was gedempt wit en scheen rossig in de zon. Ze hadden volle, vlezige lippen, lustig naar het leven (daar ben ik van overtuigd).
In dat uitgestrekte grasland woonden die mannen en vrouwen met hun vee. In welke richting ze ook keken, ze zagen niets anders dan ruwe, ontembare natuur en een uitgestrekte hemel met een schitterende, levengevende zon. En dan de nacht! Die herbergde een oneindige zee van sterren en geheimen.
Ze waren van boven en beneden omsingeld door de natuur en door de hemel, die ze zowel nieuwsgierig als bang maakten. Ze waren bang voor de bliksem, en voor gevaarlijke dieren. ze zagen het water, de regen, het vuur, het donker, de bliksem allemaal als levende wezens: als zichtbare, tastbare schepselen die net als de mens een geest en intelligentie hadden. En ze zagen die wezens als een teken van een reeks hogere machten die in de hemel bivakkeerden.
Ze begonnen die hogere machten in de hemel dus te aanbidden, die machten die het water, het vuur, de regen en de bliksem naar de aarde stuurden, en vooral de geesten die ze hun brood, zegeningen, geluk en gezondheid gaven. Tegelijkertijd prezen ze het donker, de bliksem en de gevaarlijke beesten en brachten ze extra offers voor hen om zichzelf veilig te stellen tegen hun gevaren.
Waarom vertel ik dit allemaal? Ik vertel dit omdat ik, op zoek naar Zarathustra, het pad volg dat we als mens belopen hebben. Tot de goden toe.”
 

 


Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

 

De Britse dichteres en schrijfster Helen Dunmore werd geboren op 12 december 1952 in Beverley, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Helen Dunmore op dit blog.

 

Blij met deze tijd

Rijdend over de snelweg
zwenkend over de drukke rijstroken
ben ik blij met deze tijd

Omdat ik niet ben gestorven bij de bevalling
omdat mijn kinderen mij zullen overleven
ben ik blij met deze tijd

Ik heb geen honger, ik maak geen buigingen,
ik doe mijn deur op slot met mijn eigen sleutel
en ben blij met deze tijd

blij met centrale verwarming en kabeltelevisie
blij met e-mail en kijkoperaties
blij met krachtige douches en wasmachines,

blij met polio-inentingen
blij met drie weken betaalde vakantie
blij met smartcards en cashback,

blij met twintig soorten yoghurt
blij met goedkope vluchten naar Praag
blij dat ik werk.

Ik adem geen zuivere lucht in en loop niet door groene lanen,
zie geen duisternis, hoor geen stilte,
maak geen muziek, vertel geen verhalen,

zorg niet voor de doden bij hun sterven
zorg niet voor de pasgeborene bij hun geboorte,
zorg niet voor het vuur bij ’t krijgen van lucht,

maar ik ben blij met mijn tijd,
deze tijd, de leeftijd
die we in onze botten voelen, onze woede

van bandenmuziek, snelheid
die de boerengraven
van al mijn voorouders tenietdoet,

blij met mijn handen aan het stuur
en de wolk van gruis die opstijgt
waar bouwmachines zich moederlijk verplaatsen
en de drukke snelweg verbreden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Helen Dunmore (12 december 1952 – 5 juni 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e december ook mijn blog van 12 december 2021 en ook mijn blog van 12 december 2020 en eveneens mijn blog van 12 december 2018 en ook mijn blog van 12 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Boa

“Zelden spreekt iemand mijn naam hardop uit. Meg. De rechter heeft me door de telefoon twee of drie keer Meg genoemd, met zo’n lekker zachte g, die hem, zodra hij even niet oplet, ontglipt. Do hoedt zich er wel voor Meg tegen me te zeggen, noemen is dopen, dopen is erkennen en erkenning zou hem als een molensteen op het hart liggen, en dat vindt niemand prettig. Wie me Meg noemt wil ik omhelzen, boeien, voorgoed bij me houden en tegelijkertijd met een paar flinke tikken van me afstoten, ik ben er niet innemender op geworden de laatste jaren. Je kunt je temperament niet kiezen. Mocht ik kiezen, wist ik het wel (een mooi kalm). Mijn mateloosheid, die geloof ik nogal potsierlijk aandoet, valt de mensen rauw op het lijf, mijn felheid jaagt ze op stang, op de kast, in het harnas, weg. Bijna iedereen is weg nu. Zoiets kies je niet, zoiets onderga je als een bizarre grap, als een streek die het lot of wie ook je levert zonder dat je er een stokje voor kunt steken. Veel oude vrienden zijn van me vervreemd geraakt, de rechter vertoont zich beslist niet meer hier, Do viert vakantie met de zijnen, het is geen uitgemaakte zaak dat we elkaar nog terugzien. Deze zomer zal ik mijn uithoudingsvermogen beproeven, ik zal steunpuntjes en strohalmpjes weken om te voorkomen dat ik kopje-onder ga. Waar dat op uitdraait merk ik vanzelf.
Het lichaam maakt zich breed en zwaar, alsof het de serene zondagochtend onder het eigen gewicht wil verpletteren. In eenzaamheid is het onmogelijk met het serene onder één hoedje te spelen. Zodra ik denk: hmm, wat een serene ochtend, verschiet de tevredenheid van kleur verveling. Gisteren was ik zo tevreden dat ik er bijna in stikte. Ik at en dronk en las en zat, ziek van tevredenheid, knorrend en almaar zwaarder, zwaarder, zwaarder. Vannacht, in de droom, liet ik me betuttelen en in bezit nemen, aan één stuk door betuttelen en in bezit nemen, zonder vooruitzicht op verandering. Het was prettig noch onprettig, het was de gewoonste zaak van de wereld:
versmelten en tussen de bedrijven door koppig zinloos gepraat, in een volgende versmelting gesmoord. Voor het opstaan probeerde ik, in plaats van het gebruikelijke vertellen van verhalen die de dag moeten inleiden, de dag te paaien door me klein te maken, piepklein en ootmoedig. Toen dat niet lukte, dat wil zeggen toen ik merkte dat dat niet het gewenste resultaat opleverde (opslorping), begon ik, terwijl ik doodstil lag, de dingen om me heen te slaan. Ik sloeg met een zweep, nee, de zweep was ik zelf. In mooie strakke, steeds veranderende curven kwam ik zoevend, strelend op de dingen neer, niet om ze te pijnigen (waarom zou ik) maar vanwege de nonchalante schoonheid van de curven die ik was. Ik hou van je, zei ik nogal misplaatst en ik dacht aan de nacht en aan het vermoeiende paren.”

 


Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord
aan de achterkant van je ogen rollen bassen duwen
ons in elkaar jarenlang heb ik gerend voor
dit concert jij kwam uit dezelfde
richting en de rest kan ik me indenken

zeg jij zo zachtjes dat ik het nauwelijks versta en
misschien slechts wil aannemen omdat jouw
handen mijn reizen lezen alsof
ze van jou waren en de hemel rockt
en maakt lawaai en blijft in alles een punk

die zijn hanenkam in regenboogkleuren
verft, metaforisch gesproken, dansen we op
een dun koord horen de fashionista’s roddelen
geen cent waard is hun geblèr voor ons vivamus
atque amemus campino krakeelt wat telt

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

 

Karl Heinrich Waggerl, Emily Dickinson

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein. Zie ook alle tags voor Karl Heinrich Waggerl op dit blog.

Uit: Der störrische Esel und die Distel

„Mittlerweile war es Tag geworden und die Sonne brannte heiß. Josef fand ein Gesträuch, das dürr und dornig in der Wüste stand, in seinem dürftigen Schatten wollte er Maria ruhen lassen. Er lud ab und schlug Feuer, um eine Suppe zu kochen, der Esel sah es voll Misstrauen. Er wartete auf sein eigenes Futter, aber nur damit er es verschmähen konnte. “Eher fresse ich meinen Schwanz als Euer staubiges Heu!” murmelte er. Es gab jedoch gar kein Heu, nicht einmal ein Maul voll Stroh, der heilige Josef in seiner Sorge um Weib und Kind hatte es rein vergessen. Sofort fiel dem Esel ein unbändiger Hunger an. Er ließ seine Eingeweide so laut knurren, das Josef entsetzt um sich blickte, weil er meinte, es säße ein Löwe im Busch.
Inzwischen war auch die Suppe gar geworden und alle aßen davon, Maria aß und Josef löffelte den Rest hinterher und auch das Kind trank an der Brust seine Mutter und nur der Eselstand da und hatte kein einziges Hälmchen zu kauen. Es wuchs da überhaupt nichts, nur etliche Disteln im Geröll. “Gnädiger Herr!” sagte der Esel erbost und richtete eine lange Rede an das Jesuskind, eine Eselrede zwar, aber ausgekocht scharfsinnig und ungemein deutlich in allem, worüber die leidende Kreatur vor Gott zu klagen hat. “I-A!” schrie er am Schluss, das heißt “so war ich ein Esel bin.”
Das Kind hörte alles aufmerksam an. Als der Esel fertig war, beugte es sich herab und brach einen Distelstengel , den bot es ihm an. “Gut !” sagte er, bis ins innerste beleidigt. “So fresse ich eben eine Distel! Aber in Deiner Weisheit wirst Du voraussehen, was dann geschieht. Die Stacheln werden mir den Bauch zerstechen, so dass ich sterben muss und dann seht zu, wie Ihr nach Ägypten kommt!”
Wütend biss er in das harte Kraut und sogleich blieb ihm das Maul offen stehen. Denn die Distel schmeckte durchaus nicht, wie er es erwartet hatte, sondern nach süßestem Honigklee, nach würzigsten Gemüse. Niemand kann sich etwas derart köstliches vorstellen, er wäre denn ein Esel.
Für diesmal vergas der Esel seinen Groll. Er legte seine langen Ohren andächtig über sich zusammen, was bei einem Esel soviel bedeutet, wie wenn unsereins die Hände faltet.“

 


Karl Heinrich Waggerl (10 december 1897 – 4 november 1973)

 

 

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

 

Een late winterdag

Een late winterdag
In huis opeens een worm,
paars, lang en warm.
Hij was dan wel een worm,
maar zonder veel ontzag.
En, slecht op mijn gemak,
bond ‘k met een koord hem vast
aan ’t pootje van de kast,
en dat was dat.

Dit duurde maar een tel,
toen was er zoiets geks,
en nu ik het vertel,
krijg ik weer kippevel:
een vreemd gevlekte slang
loerde de plinten langs,
precies die worm, maar dan
geringd met macht.
Het koordje nog, waarmee
ik mij van hem ontdeed,
toen hij klein was en sneu,
dat koordje was er ook.

Ik stamel: ‘dag, meneer!’
(ik speelde maar mooi weer),
‘bang,’ siste hij,
‘voor mij?’

‘Nee, woord van eer!’
Hij had me door.
En hij, ritmisch en traag,
onttrok zich aan het oog,
wat kon omdat
hij schutskleur had.

Ik ben gevlucht,
mijn blik op hem gericht,
of hij niet kwam,
en liep zo hard, zo hard,
tot ik in verre stad,
veel steden hiervandaan,
pas tot bedaren kwam.
Ziedaar een droom.

 

Vertaald door Willem Willink

 


Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e december ook mijn blog van 10 december 2022 en ook mijn blog van 10 december 2018 en ook mijn blog van 10 december 2017 deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Perfecte stilte

“Belachelijk dat ze zo vroeg belt,” zeg ik. Emma gebaart nijdig dat ik me er niet mee moet bemoeien. Waarschijnlijk ook omdat haar moeder zo zacht praat dat het nogal wat moeite kost haar te verstaan, zeker per telefoon. Ze praat zo zacht om te voorkomen dat je tegen haar ingaat, verder heeft het niets met haar karakter te maken. De sneeuw is nog nooit zo vroeg gevallen als dit jaar, meldde het eerste televisiejournaal vanochtend. Het park tegenover ons huis lijkt wel het middelpunt van de prille winter, het doet denken aan kerstkaarten van langgeleden. Het is altijd hetzelfde: omdat haar moeder zo zacht praat, verhoogt Emma haar volume. De heldere stilte van zojuist is voorbij, die paar kostbare momenten voordat de dag begon. Het was alsof ik de stilte hoorde, een ingehouden ruisen dat zich uiterst langzaam heen en weer bewoog, over de grasvelden, tussen bomen, over de vijvers waarop dun ijs ligt. Over een week of twee is haar moeder – Mathilde, Til -jarig. Ze geeft bij die gelegenheid altijd een feest, in de grote schuur achter haar huis aan de rand van de polder. De meeste mensen die daar komen, zien elkaar de rest van het jaar niet. Of ze zich bij elkaar op hun gemak voelen, is niet te zeggen. Die feesten hebben een thema, Zuid-Amerika, Honderd Jaar Na Nu, Sport En Spel In Onze Jeugd. De gasten moeten in die sfeer gekleed gaan. Vaak ben ik in het buitenland op die dag, maar dit jaar kom ik er niet onderuit, vrees ik. Ik zou in Bretagne gaan filmen, ten zuiden van Calais, maar de hoofdpersoon van mijn documentaire, de zeeschilder Philip Chalon. overleed vorige week: hartstilstand in zijn atelier. Hij was erg oud, dat wel, maar toch had niemand het zien aankomen. Ik heb veel materiaal, maar het lange gesprek met Chalon moest nog komen. Hij was een man die nauwelijks vrienden en familie had met wier hulp ik een min of meer compleet portret had kunnen maken. Graag had ik de tegenstanders van mijn project de mond gesnoerd. Een zeeschilder als Chalon stijgt boven de tijd uit, kan nooit ouderwets zijn. Wat is er bovendien tegen ouderwets? Ik moet een ander plan maken, het liefst zo spoedig mogelijk, want in januari wil ik graag weg zijn. ik kan niet tegen januari in Nederland. ‘Middeleeuwen,’ hoor ik Emma haar moeder herhalen. Ze schreeuwt het woord bijna uit. Til heeft de Middeleeuwen als thema gekozen. Ik huiver. ‘Wat een leuk idee!’ zegt Emma. Mensen moeten daar zuinig mee zijn, iets een leuk idee noemen. Emma zegt het om haar moeder een plezier te doen, maar dan nog. Bedenkers van televisieamusement hebben leuke ideeën en daarmee is langgeleden de nationale verdomming begonnen. Leuk idee!”

 


Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Pindakaas

Ik heb altijd honger
& heb zin in
seks. Dat is een feit.
Als je er goed
op let, is de nieuwe
onbewerkte pindakaas
verdomme niet
goed & zou je hem
in een pot moeten kopen, zoals
altijd in de
grootste supermarkt
die je kent. En
ik ben een vijand
van verandering, zoals
je weet. Alle
dingen die ik
omarm als nieuw
zijn in
feite oude dingen,
opnieuw uitgebracht: zwemmen,
het gevoel
vies te zijn in
lichaam en geest
de zomer als
een tijd om
niets te doen en geen geld
te verdienen. Gebed
als laatste red-
middel. Plezier
als middel,
en dan weer
een middel
zonder einde
in zicht. Ik ben
absoluut tegen
alle soorten
doelen. Ik heb
geen verlangen
te weten
waar dit, wat dan ook
me brengt.
Als het water
kookt, neem
ik een kop thee.
Per ongeluk
las ik alle
werken van Proust.
Het was zomer
ik was er
en hij ook. Ik
schrijf omdat
ik graag
gebruikt wil worden tot
jaren na
mijn dood. Niet
alleen mijn lichaam
zal compost zijn
maar ook de gedachten
die ik tijdens mijn
leven achterliet. Tijdens
mijn leven was ik
een vrouw met
hazelnootkleurige ogen. Buiten
het raam
staat een scheve
silo. Aan delen
van jouw
lichaam denk ik
als aan strepen
waarvan ik tegelijkertijd
heb geleerd te
houden. We
zwemmen naakt
in vijvers &
ik schrijf
achter jouw
rug. Mijn gedachten
over jou zijn
niet bepaald
verboden, maar
verheven omdat
ze nutteloos zijn,
niet bedoeld
om jou te krijgen
omdat ik
jou heb & jij van mij
houdt. Het is meer
als een speeltuin
waar ik speel
met mijn reflectie
over jou totdat
je terugkomt
en in de
echte jij
kan ik
mijn tanden
zetten. Met
jou weet ik hoe ik
moet ontspannen. &
dus werk ik
achter je
rug. Wat
heerlijk is.
De natuur is
oncontroleerbaar
vertel je me &
dat is wat er zo
goed aan
is. Ik ben buitensporig
verliefd op je,
knock-out geslagen door
door al je nieuwe
witte haar

waarom zou
iets
dat ik altijd
gekend heb niet het
allerbeste
kunnen zijn dat
er is. Ik hou
van je vanaf
mijn kindertijd,
beginnend
toen
één dag net zo
was als de
rest, willekeurige
groei en
briesjes, constante
liefde, een boter-
ham midden
op de
dag,
een klein stapje
op het enorm
conventionele
pad van
de zon. Ik
loens. Ik
knipoog. Ik
kan niet meer
terug.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2023 en ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

St. John Baptist (Arthur O’Shaughnessy), Delmore Schwartz

 

Bij de tweede zondag van de Advent

 


De heilige Johannes de Doper door Orazio Ferraro, 1625

 

 

St. John Baptist

I THINK he had not heard of the far towns;
Nor of the deeds of men, nor of kings’ crowns;
— Before the thought of God took hold of him,
As he was sitting dreaming in the calm
— Of one first noon, upon the desert’s rim,
Beneath the tall fair shadows of the palm,
All overcome with some strange inward balm.

He numbered not the changes of the year,
The days, the nights, and he forgot all fear
— Of death: each day he thought there should have been
A shining ladder set for him to climb
— Athwart some opening in the heavens, e’ndash
To God’s eternity, and see, sublime —
His face whose shadow passing fills all time.

But he walked through the ancient wilderness.
O, there the prints of feet were numberless
— And holy all about him! And quite plain
He saw each spot an angel silvershod
— Had lit upon; where Jacob too had lain
The place seemed fresh, — and, bright and lately trod,
A long track showed where Enoch walked with God.

And often, while the sacred darkness trailed
Along the mountains smitten and unveiled
— By rending lightnings, — over all the noise
Of thunders and the earth that quaked and bowed
— From its foundations — he could hear the voice
Of great Elias prophesying loud
To Him whose face was covered by a cloud.

 


Arthur O’Shaughnessy (14 maart 1844 – 30 januari 1881)
Londen, de geboorteplaats van Arthur O’Shaughnessy in de Adventstijd

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Delmore Schwartz werd geboren op 8 december 1913 in New York. Zie ook alle tags voor Delmore Schwarz op dit blog.

 

Baudelaire

Als ik in slaap val, en zelfs tijdens mijn slaap,
hoor ik heel duidelijk stemmen spreken
Hele zinnen, alledaags en triviaal,
Die niets met mijn zaken te maken hebben.

Lieve moeder, is er nog tijd voor ons
Om gelukkig te zijn? Mijn schulden zijn immens.
Mijn bankrekening is onderworpen aan het oordeel van de rechtbank.
Ik weet niets. Ik kan niets weten.
Ik heb het vermogen verloren om moeite te doen.
Maar nu, net als voorheen, neemt mijn liefde voor jou toe.
Je bent altijd gewapend om me te stenigen, altijd:
Het is waar. Het dateert uit mijn kindertijd.

Voor het eerst in mijn lange leven
ben ik bijna gelukkig. Het boek, bijna af,
Lijkt bijna goed. Het zal blijven bestaan, een monument
Voor mijn obsessies, mijn haat, mijn afkeer.

Schulden en onrust blijven bestaan en verzwakken mij.
Satan glijdt voor me uit en zegt lieflijk:
“Rust een dag! Je kunt vandaag rusten en spelen.
Vanavond ga je werken.” Als de nacht komt,
Belooft mijn geest, doodsbang door de achterstanden,
Verveeld door verdriet, verlamd door onmacht:
“Morgen: morgen zal ik rusten.”
Morgen speelt dezelfde komedie zich af
Met dezelfde vastberadenheid, dezelfde zwakte.

Ik ben dit leven van gemeubileerde kamers zat.
Ik ben het zat om verkoudheden en hoofdpijn te hebben:
Je kent mijn vreemde leven. Elke dag brengt
Zijn quotum van woede. Je weet weinig over
Het leven van een dichter, lieve moeder: ik moet gedichten schrijven,
De meest vermoeiende van alle bezigheden.

Ik ben verdrietig vanmorgen. Verwijt me niets.
Ik schrijf vanuit een café bij het postkantoor,
Te midden van het geklik van biljartballen, het gekletter van borden,
Het bonzen van mijn hart. Mij is gevraagd om
“Een geschiedenis van karikaturen” te schrijven. Mij is gevraagd om
“Een geschiedenis van beeldhouwkunst” te schrijven.
Zal ik een geschiedenis schrijven
Van de karikaturen van de sculpturen van jou in mijn hart?

kost het je ontelbare kwellingen,
Ook al kun je niet geloven dat het nodig is,
En twijfel je eraan of de som klopt,
Stuur me alsjeblieft genoeg geld voor ten minste drie weken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Delmore Schwartz (8 december 1913 – 11 juli 1966)
Portret door Jan Robert Dünnweller, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e december ook mijn blog van 8 december 2023 en ook mijn blog van 8 december 2020 en eveneens mijn blog van 8 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Thomas Schlesser

De Franse schrijver en kunsthistoricus Thomas Schlesser werd geboren in Parijs op 8 december 1977. Sinds 2014 is hij ook hoogleraar aan de École Polytechnique. Eerder was hij journalist voor het tijdschrift Beaux Arts en Radio Nova. In 2006 voltooide Thomas Schlesser een doctoraat in geschiedenis en beschavingen aan de l’École des hautes études en sciences sociales over de kunstenaar Gustave Courbet. Zijn proefschrift is gepubliceerd onder de titel “Réceptions de Courbet, fantasmes réalistes et paradoxes de la démocratie »(Les Presses du Réel, 2007). Thomas Schlesser wijdt zich meer specifiek aan de verbanden tussen “de esthetische en politieke velden”. Hij heeft met name studies gepubliceerd over de karikatuur, censuur en, als onderdeel van een Centre d’Histoire de Sciences-Po-beurs, over de carrière van de Lyonese kunstenaar Paul Chenavard. Hij werkte ook bij het Rijksinstituut voor Kunstgeschiedenis als studie- en onderzoeksmedewerker (2002-2006) en vervolgens als resident (2010). Sinds 2014 staat Thomas Schlesser aan het hoofd van de Hartung-Bergman Foundation in Antibes, waar hij François Hers opvolgde. Als auteur van verschillende essays werd hij in november 2017 beloond met de Prix Bernier , uitgereikt door de Academie voor Schone Kunsten, voor zijn boek “L’Univers sans l’homme” (2016). In 2019 publiceerde Thomas Schlesser “Faire rêver – e l’art des Lumières au cauchemar publicitaire” en stelde het concept van ‘oneirogeniciteit’ voor, geïnspireerd door Jean Starobinski, om in de kunst aan te duiden ‘datgene wat dromen voortbrengt, of de neiging heeft dagdromen, dromen en visioenen te produceren. Thomas Schlesser publiceerde de eerste biografie van de Frans-Noorse kunstenaar Anna-Eva Bergman (Anna-Eva Bergman.  Schlesser is de kleinzoon van de zanger, cabaretier van zigeuneroorsprong André Schlesser, en de zoon van de schrijver Gilles Schlesser en Françoise Schlesser.  “Les Yeux de Mona”, uitgegeven door Albin Michel op 31 januari 2024, is de tweede roman van Thomas Schlesser na “La Vierge maculé” uit 2003. Deze vertelt het verhaal van een klein meisje dat blind dreigt te worden en dat haar grootvader een jaar lang meenam naar Parijse musea (in de volgorde: Het Louvre, Orsay, Beaubourg) zodat ze zich kon onderdompelen in het werk, van Botticelli tot Soulages, en dat ze de schoonheid ervan in herinnering houdt. Het boek werd over het algemeen gunstig onthaald door de pers. Drie maanden na de release in Frankrijk werden er meer dan 160.000 exemplaren van verkocht en werd het in 37 talen vertaald. Het boek wordt ook in braille uitgegeven.

Uit: Les Yeux de Mona

« Tout devint sombre. Ce fut comme un habit de deuil. Et puis, çà et là, des scintillements, à la façon des taches que produit le soleil quand les yeux le fixent en vain derrière les paupières serrées, de même qu’on serre le poing pour résister à la douleur ou à l’émotion.
Bien sûr, elle n’avait pas du tout décrit la chose ainsi. Dans la bouche d’une enfant de dix ans, fraîche et inquiète, la détresse se formule sèchement, sans fioriture ni lyrisme.
– Maman, c’est tout noir !
Mona avait lancé ces mots d’une voix étranglée. Une plainte ? Oui, mais pas seulement. Elle y avait, malgré elle, glissé un accent de honte que sa mère, chaque fois qu’elle l’identifiait, prenait avec gravité. Car s’il était bien quelque chose que Mona ne feignait jamais, c’était la honte. À peine celle-ci se nichait-elle dans un mot, une attitude, une intonation, que le sort en était jeté : une vérité désagréable avait pénétré.
– Maman, c’est tout noir !
Mona était aveugle.
L’effet semblait dépourvu de cause. Rien de particulier ne s’était passé ; elle travaillait sagement à ses mathématiques, un stylo dans la main droite, un cahier coincé sous la paume gauche, à l’angle de la table où sa mère truffait d’ail un rôti bien gras. Mona était en train de retirer délicatement de son cou un pendentif qui la gênait parce qu’il se balançait au-dessus de sa feuille d’exercices et qu’elle avait pris la mauvaise habitude de se voûter pour écrire. Elle sentit une ombre lourde s’abattre sur ses deux yeux, comme s’ils étaient punis d’être si bleus, si grands, si purs. L’ombre ne vint pas du dehors, ainsi qu’elle vient communément, quand la nuit tombe ou quand les lumières d’un théâtre baissent d’intensité ; l’ombre s’empara de sa vue depuis son propre corps, depuis l’intérieur. En elle-même s’était insinuée une nappe opaque qui l’avait coupée des polygones tracés sur son cahier d’écolière, de la table en bois brun, du rôti posé plus loin, de sa mère en tablier blanc, de la cuisine carrelée, de son père assis dans la pièce à côté, de l’appartement de Montreuil, du ciel grisé de l’automne qui surplombait les rues, du monde entier. L’enfant, par un sortilège, plongeait dans les ténèbres.
Fébrile, la mère de Mona téléphona au médecin de famille. Elle décrivit confusément les pupilles voilées de sa fille et précisa, parce que le docteur le lui demandait, qu’elle ne semblait souffrir d’aucun trouble du langage, ni de paralysie. »

 


Thomas Schlesser (Parijs, 8 december 1977)

Bernard Wesseling, Michael Krüger

De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 7 december 1978. Zie ook alle tags voor Bernard Wesseling op dit blog.

 

Het spoorwachtershuisje!

Het spoorwachtershuisje!
Daar kan je in als je wil, met je probleem. Kan je er
wonen.
Dat is wat ik voor je heb gewenst voor als de tijd
komt dat je het spoor opzoekt.
Schoorsteen, boom ernaast, schuur voor het hout. Ik
had gedacht dat het ongeveer moet zijn alsof je in
een kindertekening intrekt. Klinkt goed, toch?
Nee, er is niks verder. Klimop.
Vermaak je met de seizoenen of bouw een vogelhuis
als je moeite hebt met loslaten.
Waar je het mee moet doen dit, vriend. Niet weer
wegrennen.
Lange winters, ik weet het, nog langere zomers.
Maar dat uitgerekend jij niet gelukkig kon zijn, wordt
met de dag minder waar.
En, oh ja, je krijgt een taak en dat is de wissel. De
wissel is jouw taak.

 

Hij lag al dagen op zijn kamer

Hij lag al dagen op zijn kamer. Beetje bijkomen.
Beetje afwachten. Beetje nadenken.
Te zweten tussen zijn lakens.
En de rekeningen stapelden op de mat, koffie stolde
in de pot, de kat van de buren gaf de vuilnis kopjes
op het balkon.
Een hand was uit zijn bed gevallen, daar staarde je
nu naar.

Hij zei: ‘Als je vastzit, denk dan aan jezelf in de
gevangenis.
Dat helpt. En als je het echt nodig hebt, maak je er
van jezelf nog een bewaker bij ook, prins.
Laat een steen los in de muur achter, voor mij.’

 

Huize vergetelheid

Dat de klok stil staat, is meer dan veelzeggend,
is bewijs genoeg nu we wonen in huize Vergetelheid.

We beginnen met afzonderlijk van elkaar in bijziendheid
te oefenen. Maar ook ver-zien doen we, wetend dat een
starend mens nog geen dooie ziel is. Vooral in de spiegel
blijkt het goed uit te houden. Beurtelings gaat er een naar
boven om een Escher-achtige wandeling te maken.

De huisdieren ondertussen slapen opgerold met hun kop
aan de staart temidden van een treinset vormend
het oneindigheidsteken.

Grootste ontdekking is wel, naarmate de vertraging tot
stilstand neigt, dat ramen er juist zijn om van alles mee in
te lijsten, gevangen in de seizoenen:
een dagelijkse tuin en een dagelijkse vijver,
een aanlopende geliefde die binnenskamers
in portretten juist verschiet.

 


Bernard Wesseling (Amsterdam, 7 december 1978)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

BETOOG VAN DE TAXI-CHAUFFEUR

De gast wilde de kortere weg nemen,
niet ik. Eerst stak een egel de straat over,
later een kudde koeien, toen een hert,
dat van geen wijken wilde weten. Een zwarte kat
dwong ons een omweg te maken naar de grens
en verder, naar het oosten. De meneer moest toen
uitstappen en verdwaalde in het bos.
Verscheurd en trillend lag hij onder de bramen,
waar hij dacht dat zijn bril was. Wij waren nader
tot elkaar gekomen. We hebben wat paddenstoelen gevonden,
die we rauw aten om de honger te bestrijden. Ik was hem
waarschijnlijk vreemd, hoewel hij mij helemaal niet
goed verstond. We moesten overgeven tijdens het rijden
allebei uit het raam. Je ziet bleek
zei hij tegen mij, zijn gezicht wit als een laken.
Toen nog een grens. Niet werkelijk Duits,
dus weer terug. Op de luchthaven, rond 17.00 uur.
stapte hij in mijn taxi. Zonder bagage,
in een lichte jas, een dun boek onder zijn arm.
Om een lang verhaal kort te maken: tegen de ochtend bereikten we
een stad, op de een of andere manier gelukkig en nu
erg aan elkaar gewend. Mijn God, wat voor een leven
leidde hij. Alleen betalen wilde hij niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2023 en ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.