P. C. Hooftprijs 2010 voor Charlotte Mutsaers

De Nederlandse schrijfster en schilderes  Charlotte Mutsaers krijgt de P.C. Hooftprijs 2010 voor proza. De 67-jarige auteur van romans als Koetsier herfst en Rachels Rokje is de eerste vrouw sinds Hella Haasse (1983) die de prijs voor proza krijgt. Zie ook mijn blog van 2 november 2009.

Uit:  Koetsier Herfst

“De dag na mijn vijftigste verjaardag droomde ik dat ik gewurgd werd. Ik wou de wurgende handen losmaken van mijn nek maar dat ging niet, het waren de handen van mijzelf. Toen heb ik gedacht: ik leef verkeerd. Als ik zo doorga, verknal iik gegarandeerd mijn hele toekomst.
Nog geen uur later ben ik mijn geluk gaan zoeken in het Vondelpark. En blijkbaar was ik erg gemotiveerd want ik had het in no time gevonden.
Ach, als geluk toch eens iets blijvends was. Maar wacht, laat ik me eerst even voorstellen.

Gegroet lezer. Ik draag geen pacemaker, ik voel overal nattigheid, ik draag altijd pyjama’s in bed, mijn zwarte haar wordt nog nauwelijks grijs, ik zwem in oud geld en ontbeer dus diplomatie en handelsgeest, ik voel me van geen enkel dier de meerdere, ik ben van mening dat Jorma Ollila een van de grootste denkers is van deze tijd, ik heb een vrouw bemind die wegliep met Bin Laden, mijn heftigste angst is bij mijn dood door niemand omringd te zijn, mijn beroep is schrijver en ik heet MauriceMaillot. Aangenaam.

Mijn ouders behoorden tot de eerste prisoners of compassion. Ik hield zielsveel van ze maar heb ze helaas niet anders gekend dan in het gevang. Ze hadden levenslang omdat ze in de zomer van 1953 het Duitse circus Kalthoff hadden opgeblazen. Het ging om een nijlpaard. Zijn naam was Benkali. De circusdirectie wou van hem af omdat hij vanwege zijn vergevorderde leeftijd geen kunstjes meer kon vertonen, en had zijn bassin opgewarmd tot meer dan honderd graden. Zo werd Benkali levend gekookt en kon Kalthoff een forse poet van de verzekering incasseren.
Bij deze aanslag kwamen eenenzestigmensen om. Spijt hebben mijn ouders nooit betuigd. Al hun medeleven is naar het nijlpaard uitgegaan.
Ik was nog maar net geboren. Mijn familie wou toen niets meer van me weten en transporteerde me met wieg en al naar Ruud en Agaath van Zanten-Kolf, een kinderloos patriciërsechtpaar in de Amsterdamse Lomanstraat.
Voor het leven getekend maar wel met een bankrekening.

Zodra ik groot genoeg was, mocht ikmee naar de gevangenis. Dan zei ik: ‘Dag Pappa, dag Mamma, hier ben ik. ’Maar zijzelf waren er niet, dat wil zeggen, er was haast niets meer van ze over. Achter het glas troonden twee geslachtloze schimmen met de armen omelkaar heen, een zwijgzaamrotsblok vanmedeplichtigheid. Het enige wat er nog uitkwam was: ocharmen.
Toch is het dit rotsblok geweest dat mij nog kracht en levensmoed heeft geschonken. Omdat ik merkte dat het ommij gaf, dat hetmetmemeeleefde, dat het zich hoe dan ook ommij bekommerde. Een rotsblok blijft niettemin een rotsblok.
Het is hard.“

MUTSAERS

Charlotte Mutsaes (Utrecht, 2 november 1942)