De Vlaamse schrijver en dichter Willem Elsschot werd in Antwerpen geboren op 7 mei 1882. Zie ook alle tags voor Willem Elschot op dit blog.
Brief
Lamme smeerlap, met je baard,
dor van geest maar dicht behaard,
die ons daar stond aan te staren
of wij huursoldaten waren.
‘k Weet nog alles, luizig dier,
ook al zit je ver van hier,
teruggetrokken en stokoud
in een blokhuis vol met goud.
Dat je er Stein hebt uitgetrapt
nadat hij je had verklapt
hoe je schatten kon verdienen
met de bouw van zijn machinen.
Hoe je Berends in de stront
hebt gewreven, als een hond,
toen hij ’t boekjaar niet kon sluiten
door die fout van zeven duiten.
Hoe die halfwas, smal en bleek,
van zijn gulden in de week
vijftig centen af zag romen,
want hij was te laat gekomen.
‘k Weet het nog, zoals je ziet,
maar ik snap vandaag nog niet
hoe die negen duizend koppen
dat zo lijdzaam bleven kroppen.
Had een flinke delegatie,
na ’t verwerpen van je gratie
je maar even beet gepakt,
even op de vloer gesmakt,
je die baard eens afgeschoren,
met of zonder je twee oren,
je die broek eens afgedaan
om je voor je kont te slaan.
Maar al is het niet gebeurd,
uitgesteld is niet verbeurd.
Wij staan klaar om ons te wreken
zonder je de nek te breken.
Want komt ooit de rode tijd
door je slaven lang verbeid,
vóór nog dat je met je botten
bent gedolven, om te rotten,
dan word jij benoemd per se
om de piesbak en de plee
schoon te maken als het hoort
in de Beurs of Delftse Poort.
Willem Elsschot (7 mei 1882 – 31 mei 1960)
De Spaanse schrijfster Almudena Grandes Hernández werd geboren op 7 mei 1960 in Madrid. Zie ook alle tags voor Almudena Grandes op dit blog.
Uit: The Wind from the East (Vertaald door Samantha Schnee)
“Before breaking into a run toward him, in a gesture that had become second nature, he checked Alfonso’s fly and confirmed with relief that it was closed. His poor brother-who continued sniffing the air like the slow, confused creature he was-would be the focus of plenty of attention in that sterile, private community, even without holding his sex in the palm of his hand. Arriving at Alfonso’s side Juan hugged him carefully, smiling at him, and kissed him on the cheek before putting his arm around his shoulders to guide him. Alfonso moved his head up and down three times in a row, so sharply it seemed he would shake his head from his neck. It was his way of showing agreement. While the two brothers walked along the narrow sidewalk, not unlike a little road up to a dollhouse, the wind swirled a tumult of bougainvillea petals around them, pink, red, purple, inert, light as feathers, and Alfonso Olmedo finally smiled. Tamara, leaning against a wall waiting for them, clutching a colored jewelry box, two books, and a Barbie to her chest, received them with laughter. Her two uncles had blossomed. The petals dusted Alfonso’s bald head and Juan’s hair, their pants, their shirts, and their arms, giving them a comic but ambiguous appearance, something between two badly camouflaged soldiers and two street mimes that had decided to dress as trees to attract children’s attention. Juan shook himself off and brushed the petals off Alfonso while all three laughed, before gently herding his family into the vestibule. As he closed the door he wondered if all this, the new house, the new job, the new town, so many hundreds of miles away, had not been a mistake. He thought to himself that it was still too early to know.”
Almudena Grandes (Madrid, 7 mei 1960 )
De Duitse schrijver Christoph Marzi werd geboren op 7 mei 1970 in Mayen. Zie ook alle tags voor Christoph Marzi op dit blog.
Uit: Lyra
“My sweet Laura Lee.
Er schloss die Augen und ließ den kühlen Wind seine Haut berühren und sein dunkles Haar zerzausen. Die Melodie des Songs war noch immer da, als sei sie ihm gerade durch die Finger geflossen.
Life lay in your eyes,
in your smile and your anger and voice.
Dann blinzelte er ins Licht der bald untergehenden Sonne.
Jemand, der ihn dort hätte stehen sehen, wäre unweigerlich an alte englische Lieder erinnert worden. An Balladen, die Hobos unterwegs auf ihren Gitarren und Mundharmonikas spielen, wenn überall die Sonne am Horizont versinkt und das weite Land in braune und rote Farben taucht. An Geschichten, in denen Männer einsam an den steilen Klippen stehen und aufs Meer hinausblicken, schweigsam, mit bitterem Salz auf den Lippen, die Augen zusammengekniffen, weil die Sonne die Gischt berührt und Traumbilder funkeln lässt.
My sweet Laura Lee.
Ein ganzes Leben hatte er in diesem Song heraufbeschworen. Er hatte ihn ihr vorgesungen, am Ufer des Red Lake Creek, wo sie damals gezeltet hatten. Es war das Lied ihrer Liebe und von allem, was noch vor ihnen liegen sollte.
Life was there ‘cause of you.
Und jetzt?
Er schaute den Möwen hinterher, die über den Wellen im Wind segelten. Sunny war fort. Seit Wochen schon.
Die Scherben lagen überall herum. Unter jedem Schritt knirschten sie, leise Schreie, erstickt und krächzend und anklagend. Der dunkle Rhythmus, zu dem er regungslos dastand und den Gedanken nachhing, die nicht mal der Wind mit sich nehmen wollte.
Ja, Danny war noch hier, vor dem alten Leuchtturm, dessen Lichter schon lange nicht mehr über die sanften Wogen des Lake Superior glitten.“
Christoph Marzi (Mayen, 7 mei 1970)
De Surinaamse schrijver Edgar Eduard Cairo werd geboren in Paramaribo op 7 mei 1948. Zie ook alle tags voor Edgar Cairo op dit blog.
Uit: Djari/Erven
„Vroegvroeg in de morgen. De kinderen stonden op, om manja’s op te rapen. Manja’s! Van hun eigen erf, waar ze waren komen wonen, al kort geleden! Dan volgden ook amandelen, van voorop op ’t erf aan straatkant. Of ’t lukte – maar dat werd sluipwerk, kwamen de zusterappelen van buurman aan de beurt: hard labour! Feitlijk fo niets! Vruchten hadden ze genoeg! Maar ’t ging nu eenmaal om de spanning die met je meekroop, dwars door de prikkeldraadafscheiding. Als buurman ze zag, jonge…! Maar toch vooral als hun p’pa ze zou zien…!
Ach, hun vader was nóg vroeger opgestaan! Hij had zijn werkbak genomen, vol timmerwerkdinges. Had zijn gefrommelde blauwkakhibroek aan z’n mars getrokken – zoals Mamsi ’t scheldend schreeuwde – hij had zijn dwarspet nie vergeten. En hij was op die kraakfiets van ‘em geslingerd. Aldus nog minstens tot de hoek zijn evenwicht zoekend op de weg vol kuilen, zou hij aan de asfaltweg komen en naar zijn werk rijen.
Savens zouden ze hem terugzien pas, wanneer dat hij met donker kwam terugkeren, moe en onhoudbaar voor ’t eten, ’n krasse tijger die op verscheuren stond.
De twee broertjes Gunno en Drew zetten snelsnel hun kom met manja’s neer. Het kon nog net, dat wat ze zouden gaan doen, voordat buurman z’n slaapogen zou opendoen met erfwandelen. Drew hield het prikkeldraad wijd open en duwde Gunno met z’n ene knie tegen diens zijbuik: ‘Maak gauw, voordat iets gebeurt! Doe snel no?!’ De meisjes, Oslien en KleinNita stonden van spanning op hun kleine slippers te trippelen. ‘Doe snel! Doe snel!’
Edgar Cairo (7 mei 1948 – 16 november 2000)
De Duitse dichter en schrijver Volker Braun werd geboren op 7 mei 1939 in Dresden. Zie ook alle tags voor Volker Braun op dit blog.
Uit: Die hellen Haufen
„Der Aufstand, von dem hier berichtet wird, hat nicht stattgefunden. Er war auch mehr ein Krieg, der nur von einer Seite geführt wurde, und die andere hat stillgehalten. Wenn er seine Wahrheit hat, so nicht, weil er gewesen wäre, sondern weil er denkbar ist. Man glaubt die Geschichte zu kennen,
aber sie hat mehr in sich, als sich ereignet: auch das Nichtgeschehene, Unterbliebene, Verlorene
liegt in dem schwarzen Berg. All das Ersehnte, nicht Gewagte, und die alte Lust zu handeln. Tief verborgen, verschüttet, zubetoniert der Widerstand; die hellen Haufen, die nicht losgezogen sind, um die Schlacht zu schlagen.
Ich beginne wie ein Narr mit den Fakten.
Am 7. April blieben die Bitterröder im Schacht. Die Frühschicht, die mit 175 Mann in der Grube
war, weigerte sich auszufahren. Auf dieses Signal hin wurde auch übertage das Werk besetzt.
Berndt, mit Fieber angetreten, hielt mit unten aus.
Er hatte den Platz von Rüttemann in der Instandsetzung übernommen, der als Betriebsrat freigestellt
worden war. Barbara hatte Berndt zuhausehalten wollen und ein hartes Gesicht gezogen, weil er krank zur Arbeit ging. Aber Arbeit war nichts, was man ruhen ließ.
Jetzt brannte vorn an der Wache ein Feuer. Dort war seit Jahr und Tag eine Steintafel angebracht:
DIE MACHT SOLL GEGEBEN WERDEN DEM GEMEINEN VOLK. Das war so etwas wie ein Firmenschild des Thomas-Müntzer-Schachts. Wer sie geben soll, war nicht vermerkt, und ob es sie haben will, wurde nicht gefragt. Das Volk hier: arbeitssam, zaumselig; Untertanen über Tag, Untermänner im Schacht.“
Volker Braun (Dresden, 7 mei 1939)
Zie voor nog meer schrijvers van de 7e mei ook mijn vorige blog van vandaag.