Dolce far niente, Theo Thijssen, Harry Mulisch, Chang-Rae Lee, Thomas Rosenlöcher, Walter van den Berg

 

Dolce far niente

 

 
De Damstraat en het Koninklijk Paleis in Amsterdam door Gerard Johan Staller (1880-1956)

 

Uit: Jongensdagen

“In-eens kreeg-ie een schok: moest Rosa Overbeek ‘es binnenkomen! Ach, wat zou ze een kleur krijgen, en proberen d’r zwarte boekje weg te houden voor hem. Ze zou misschien stilletjes gaan zitten huilen op de bank, huilen van schaamte. Hij verging van medelijden; het wàs ook beroerd voor d’r. Hij zou buiten op haar wachten, en dan tegen d’r zeggen: ‘Rosa Overbeek, je kan gerust zijn, ik ben te vertrouwen; niemand, mijn eigen vader en moeder niet eens, zal weten dat ik je hier gezien heb. Ik ben hier toevallig voor een klant van ons, die vroeg of ik deze boodschap wou doen.’
‘Da’s een pak van m’n hart,’ zou ze zeggen. En hem dan uitleggen, hoe het kwam dat haar vader geld had moeten lenen: langdurige ziekte.
‘Och,’ zou hij zeggen ‘je hoeft mij niets uit te leggen. Wie weet, of ik hier eerdaags óók niet voor mijn vader naar toe moet, die is óók al een tijd ziek.’
‘Ja, ‘k heb je daar al telkens naar willen vragen zeg, maar ik dorst niet goed. Is het waar, wat Dinges verteld heeft, van bloedspuwingen?’
‘Ben je gek? Hij had z’n keel ’n beetje stukgehoest, maar anders niet. Uit voorzichtigheid moet-ie nog een tijd in bed blijven, maar de dokter komt zowat helemaal niet meer, ik ga telkens naar hèm toe. Heb je natuurlik al gemerkt, hè, dáárdoor ben ik ’s morgens meestal zo laat.’
Enfin, zo zouen ze dan aan ’t kletsen raken….
’t Was zijn beurt. Vijf en veertig. Z’n pet af, en kamer 20 binnen. Pats, non; óók een kamer! Een gangetje met twee loketten, en aan de andere kant moest je d’r weer uit.
Hij gaf z’n boekje door het eerste loket. De meneer sloeg het open. ‘Bakels, twaalf gulden vijftig!’ Hè, wat riep-ie dat hard. Enfin, in kamer 19 kon je dat toch niet horen. Hij lei z’n vijf rijksdaalders op het marmeren plaatje. ‘Volgende loket,’ zei de meneer. Kees schoof verder. ‘Bakels!’ riep er daar weer een, en gaf ‘em z’n boekje terug.
‘Nou de aftocht,’ dacht Kees. Hij trok z’n pet ver over z’n hoofd, en stapte weg.
Zo, daar zag-ie de trap weer. Niemand hoorde-n-ie aankomen, hij kon het dus wagen…. Hij haalde gelukkig de straat. Vreselik hinkend, en met een erg vertrokken gezicht liep-ie een heel stuk Damstraat.
Toen bleef-ie voor een winkel staan, en keek naar alle kanten. Nog even wachten, of geen kennis hem op z’n schouder zon tikken. Nee hoor, alles veilig. Het boekje zat ook goed weggestopt. Prachtig. Toch een geluk, dat het donker was óók. Hij liep nu gewoon langs de straat. Nou kon-ie iedereen gerust tegen-komen, aan hèm was niets meer te zien van de geheimzinnige boodschap.”

 

 
Theo Thijssen (16 juni 1879 – 23 december 1943)
Gevelsteen aan het Theo Thijssenmuseum in de Eerste Leliedwarsstraat, Amsterdam

 

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

Uit: Archibald Strohalm en het paradijs

“Dan kan hij drie dingen doen: mij zijn huis uitgooien, en dan heb ik niks; al zijn geld weggeven aan krepeerders, en dan heb ik ook niks; helemaal niks doen, en dan wil ik niks van hem hebben. Ik pies dus altijd naast de pot!’ Hij barstte weer in lachen uit.‘Dus blijf ik maar dekors en muren schilderen, en plafonds witten, en steun trekken bij de federatie.’
‘Verontschuldig je niet,’ zei archibald strohalm. ‘Ik zou nergens heen wìllen. Het is hier toch heerlijk.’ Daar stond hij: als het slangenkapsel van Medoesa, maar zonder haar gezicht.
‘Zo schuw?’ lachte Bronislaw. ‘Vertel op, wat loop je hier te zwerven?’
Nu ging hij het weer zeggen:
‘Ik filosofeerde.’
‘Zo mag ik het horen! Zijn of niet-zijn, dat is de kwestie. Maar ik denk, dus ik ben! Geef liever eens een sigaret weg.’
Flauwtjes glimlachend haalde archibald strohalm een pakje tevoorschijn en presenteerde. Hilde bedankte; zelf stak hij ook niet op.
‘Weet je…’ begon Boris Bronislaw, en wachtte even om zijn sigaret aan te steken, – ‘een filosoof, die verwonderd onderzoekt hoe het komt dat de kosmos zo luisterrijk in elkaar zit, doet me altijd denken aan een lamp, die zich verbaasd afvraagt hoe het komt, dat de kamer zo mooi is verlicht. Of aan een armetierig thee-lichtje, dat vloekt omdat de boel zo schemerig is en vol rottige schaduwen, waaruit ieder ogenblik de spoken springen… Hilde!’ riep hij ontzet, terwijl hij zich plotseling met een ruk naar haar toe boog en zijn arm voor haar buik sloeg.”

 

 
Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)
Jaren 1960

 

De Koreaans-Amerikaanse schrijver Chang-Rae Lee werd geboren op 29 juli 1965 in Seoel. Zie ook alle tags voor Chang-Rae Lee op dit blog.

Uit: On Such a Full Sea

“Her endeavor was misguided and wrong and maybe plain crazy, akin to someone waking up one day and deciding he’s going to scale Kilimanjaro because he can’t stop imagining the view from the top, the picture so arresting and beautiful that it too soon delivers him to a precarious ledge, where he can no longer turn back. And while it’s easy to say this is a situation to be avoided, isn’t this what we also fear and crave simultaneously, that some internal force which defies understanding might remake us into the people we dream we are?”
(…)

“Moment to moment, we act freely, we make decisions and form opinions and there is very little to throttle us. We think each of us has a map marked with private routings and preferred habitual destinations, and go by a legend of our own. Yet it turns out you can overlay them and see a most amazing correspondence; what you believed were very personal contours aligning not exactly but enough that while our via points may diverge, our endings do not.”
(…)

“That Fan did not see any of this is not so ironic, for all along her journey we’ve observed more of her than she’ll ever know. She moves on, she pushes forward, this her guileless calling, and we have to remind ourselves that it’s perhaps more laudable simply to keep heading out into the world than always tilting to leave one’s mark on it.”

 


Chang-Rae Lee (Seoel, 29 juli 1965)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Der Hauskauf

„Jetzt zeig ich Ihnen was Besondres“, sagte
der Makler und fuhr gleich durchs Hoftor, bis unter
den hoch übers eingesunkene Dach
blühenden Birnbaum. Hinterm Küchenfester
ein Teller, in dem der Löffel noch lag,
ein Bündel mit Briefen, die Brille, die jeder
einmal im Leben endgültig vergißt.
Im Schutt am Herd der Ahorn, der, im Tanz
ergrünend, seine durchscheinenden Blätter
zum Küchenschrank vorstreckte. „Wollten sie
nicht etwas Idyllisches?“ fragte der Makler
und gab mir den Schlüssel. Worauf ich prompt mit
der Tür ins Haus fiel. Jedoch je zaghafter
ich, ringsher von Kindheit und Plumpsklo umweht,
auftrat, desto existentieller das harsche
Ächzen der Stiege, nachkrachend quittiert
vom Rummsfuß des Maklers. Oben in der Kammer
Blümchentapete, Waschschüssel, Nachtschrank.
Im Bett lag ein Toter und schaute mich an.
Im kalkweißen Antlitz das imperiale
Kinn wackelte plötzlich, der schrumplige Mund
begann sich zu äußern: „Das wird aber Zeit,
daß ihr mich besucht, Jungs.“ Anhaltendes Rumpeln
als Treppensturz deutbar. Der hinter mir her
hinkende Makler halbierte den Preis.

 
Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Walter van den Berg werd geboren in Amstelveen in 1970. Zie ook alle tags voor Walter van den Berg op dit blog.

Uit: Schuld

“Een baan zou me weer gewoon maken, vond ik toen, en ik wilde weg van alles wat gewoon was. Gewoon was het moeras waar je in bleef steken als je bezig was iets groots te doen. En de handen die je naar beneden trokken in dat moeras waren de handen van je familie, de handen van de doden en de levenden, en de levenden wilden niet horen dat ze moesten ophouden met trekken, en de doden hoorden niets en trokken door.”
(…)

“Ik heb me bedacht, zei ze. Ik wil dit scheerapparaat niet. Kunt u een tegoedbon schrijven? […] De verkoper zuchtte weer, drukte zijn kassa open en pakte de bon waarop stond ‘1 dvd-karaoke, 69 euro’ en legde die op de toonbank. Nee, zei ze, ik wil een bon met ‘1 scheerapparaat, 69 euro’. Maar het gaat om die 69 euro, zei de verkoper. Nee, zei ze, het gaat om dat scheerapparaat. Hij schudde zijn hoofd en schreef een nieuwe bon. Dankuwel, ze zei, en keek ernaar met enige tevredenheid. Bent u Turks? Ja, zei de verkoper. Mijn man heeft een hekel aan Turken, zei ze.”

 

 
Walter van den Berg (Amstelveen, 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juli ook mijn blog van 29 juli 2015 en ook mijn blog van 29 juli 2013 en ook mijn twee blogs van 29 juli 2011.