De Nederlandse dichter Daniël Dee werd geboren op 12 november 1975 in Empangeni, Zuid-Afrika. Zie ook alle tags voor Daniël Dee op dit blog.
Dit buikje is niet van het bier…
mijn leven is een leugen en ik ben een leugenaar want het door mij geschrevene is de waarheid niet
dit buikje is niet van het bier maar van de beelden
die ik te gulzig heb opgeslokt er valt niet van poëzie
te leven de mens maakt muziek zij weet hoe dat moet
jeroen brouwers schrijft een boek hij weet hoe dat moet
ik weet niet zoveel ik snap niets van de grote verdwijntruc
en dat is op dit moment erg vervelend de kamer is gevuld
op een dag – die dag hoeft nooit te komen –
zal ik hem vragen iets voor mij te doen
wat aftrekbaar is van de belasting want zelfstandig zijn is hip
kinderwensen bootmissers en trouwperikelen het bezoek
is immers dertig plus mijn demonen zijn leeftijdsloos
ik zal hem een aanbod doen dat hij niet kan weigeren
laat ik even mijn ogen sluiten en daarna drie keer met mijn ogen
knipperen
dan verdwijnt het bezoek vanzelf
Zo zitten we weer…
zo zitten we weer hele dagen in de tuin naar de vogels te kijken en
’s avonds
vallen we in slaap voor de televisie
sinds die nacht toen alle doden ontwaakten uit hun graven het gedoe
dat dat opleverde mag als bekend worden verondersteld zeker
met een stel van die hufters die ineens weer terug waren
hoe dood je iets dat al dood is en dan die allesoverheersende geur van
verrotting
ik was immers gelukkig toen ik jullie ineens weer zag
er waren nog zoveel onafgemaakte onbesproken zaken
hoewel het er nu gek genoeg weer niet van komt
de meeste vogels trekken reeds naar het zuiden
Daniël Dee (Empangeni, 12 november 1975)
De Vlaamse schrijfster Lize Spit werd geboren in Viersel op 12 november 1988. Zie ook alle tags voor Lize Spit op dit blog.
Uit: Het smelt
“Ik klim de smalle, losstaande ladder op. Eenmaal boven zie ik meteen het muffe gordijntje, de ingang van het kamp dat we twee jaar geleden bouwden. Voor we begonnen met de balen te stapelen, hadden we een heel plan getekend. Het werd een kamp in de vorm van een slakkenhuis, in het midden een hol. Er moesten drie gangen omheen worden gebouwd, waarvan twee doodlopende. Daarin hingen we plakkerige vliegenvangers op, om indringers te vatten. Dit alles bouwen besloeg meerdere zomerdagen. Toen het klaar was hebben we hier één keer de nacht doorgebracht. Het is een goed teken dat Pim dit hol niet heeft afgebroken.
Ergens binnen in de stapels stro klinken gedempte stemmetjes, onverstaanbaar. Ik kruip onder het gordijntje door. De gang waarin ik terechtkom is smaller, donkerder en muffer dan ik had verwacht, maar misschien ben ik gewoon breder. Ik kan er nog net op handen en knieën door kruipen. Hoe dichter ik naar de kern toe beweeg, vanwaar de stemmen komen, hoe moeilijker het wordt te ademen. Vlak voor het einde van de gang, tegen het hol aan, zit een dikke spleet tussen twee balen. Er valt een streep licht door. Hier hoor ik Laurens plots klaar en duidelijk.
‘Agnes is die met het oké lichaam. Maar haar kop is zo verschrikkelijk lelijk. En bij Kim is het net omgekeerd. Die heeft wel een oké kop, maar tussen ons gezegd en gezwegen, zij is een pannenlat.’ Waarschijnlijk vroeg Pim hem tussen twee meisjes een zeer hypothetische keuze te maken.
‘Wist je dat de mossels van meisjes zout proeven?’ zegt Pim.
‘En hoe weet jij dat dan?’
‘Vergelijk het met een slokje zeewater. Soms eerder de Noordzee. Soms Atlantische oceaan.’
Zowel Pim als Laurens hebben nog nooit in de Atlantische oceaan gezwommen. Dat weet ik zeker. We zijn alle drie nooit verder dan Nederland of Frankrijk gereisd, dat was waar we ooit fier over waren, dat we door dat gebrek aan kennis de klascomputer mochten gebruiken om foto’s op te zoeken.”
Lize Spit (Viersel, 12 november 1988)
De Amerikaanse schrijfster Lucia Berlin werd geboren op 12 november 1936 in Juneau, Alaska. Zie ook alle tags voor Lucia Berlin op dit blog.
Uit: Handleiding voor poetsvrouwen (Vertaald door Maaike Bijnsdorp, Lucie Schaap en Elles Tukker)
“Op een gegeven moment ging ik door hem ook zelf naar mijn handen kijken. Ik zag hem half grijnzen toen hij me daarop betrapte. Voor het eerst kruisten onze blikken elkaar in de spiegel, onder DE MACHINES NIET TE VOL LADEN. Er straalde paniek uit mijn ogen. Ik keek in mijn eigen ogen en weer omlaag naar mijn handen. Afgrijselijke ouderdomsvlekken, twee littekens. Onindiaanse, zenuwachtige, eenzame handen. Ik zag kinderen en mannen en tuinen in mijn handen. Zijn handen lagen die dag (de dag dat ik naar de mijne keek) elk op een strakblauw dijbeen. Meestal trilden ze hevig en liet hij ze gewoon trillen op zijn schoot, maar die dag hield hij ze stil. De inspanning die het hem kostte om ze niet te laten trillen maakte zijn adobekleurige knokkels wit. De enige keer dat ik buiten de wasserette met mevrouw Armitage had gepraat was toen haar wc overstroomde en het water via de kroonluchter op mijn verdieping naar beneden kwam. Het licht bleef gewoon branden terwijl het water er regenbogen in spetterde. Ze greep mijn arm met haar klamme, stervende hand en zei: ‘Is het geen wonder?’ Hij heette Tony. Hij was een Jicarilla Apache uit het noorden. Toen ik hem een keer bij het binnenkomen nog niet had gezien, wist ik dat het zijn slanke hand was op mijn schouder. Hij gaf me drie muntstukken. Ik begreep het niet, had bijna dank je wel gezegd, maar zag toen dat hij de bibberaties had en de drogers niet kon bedienen. Nuchter valt dat al niet mee. Je moet de knop met je ene hand omdraaien, het muntstuk met de andere erin doen, het vakje met de munt naar beneden duwen en dan de knop terugdraaien voor de volgende munt.”
Lucia Berlin (12 november 1936 – 12 november 2004)
De Duitse schrijver, illustrator, radiopresentator en muzikant Frank Witzel werd geboren op 12 november 1955 in Wiesbaden. Zie ook alle tags voor Frank Witzel op dit blog.
Uit: Die Erfindung der Roten Armee Fraktion durch einen manisch depressiven Teenager im Sommer 1969
„Aber was komisch ist, dass die unseren Namen sagen, also den Namen für unsere Gruppe, Rote Armee Fraktion, obwohl der noch gar nicht richtig feststeht, weil wir eigentlich noch mal abstimmen wollen, weil Claudia den nicht so gut findet, ihr allerdings auch nichts anderes eingefallen ist, weshalb sie gesagt hat, dass wir vielleicht gar keinen Namen bräuchten, weil wir schließlich keine Kinder sind, die einen Club gründen, was auch stimmt, obwohl es schon besser ist, einen Namen zu haben, besonders wenn noch andere dazukommen. Trotzdem frage ich mich, woher die das in den Nachrichten wissen, weil wir niemandem was gesagt haben, also, ich auch nicht, nicht mal Achim.
Und Claudia würde garantiert nichts sagen, weil sie auch in der Basisgruppe ist, und da dürfen sie wirklich nie verraten, was sie da besprechen, und bei Bernd ist es ohnehin klar, weil der manchmal schon nervt mit seiner Geheimniskrämerei. Aber der Michael Reese, der hält sich immer verdächtig nah bei uns auf, weil er aufschnappen will, über was wir re-den und was wir gut finden, damit er das nachmachen kann. Aber gerade weil wir das wissen, weil das außerdem nervt, diese Nachmacherei, passen wir bei ihm besonders auf, und in der Schule reden wir über so Sachen sowieso nicht, das haben wir vorher ausgemacht, auch nicht in der Pause. Wenn was ist, dann sagen wir einfach, heute Mittag an der Lohmühle oder irgendwo anders, oder wenn’s ganz dringend ist, dann auf dem Nachhauseweg am Sportplatz, aber auch da passen wir immer höllisch auf, weil da manchmal auch Lehrer sind. Aber beim Reese weiß man nie, und Bernd meint auch, dass der uns vielleicht richtig hinterherspioniert und in der kleinen Pause, wenn wir im Fahrradkeller kurz eine rauchen, zurück in den Klassenraum geht und unsere Ranzen durchwühlt, weshalb wir nie was Verdächtiges in der Klasse lassen, sondern alles immer im Parka haben. Reese liest auch Landserheftchen und hat als Einziger eine Frisur, wo die Haare mit Pomade nach hinten gekämmt werden.
Damit sieht er richtig spießig aus, aber beim Sport, wenn er durchgeschwitzt ist und die Haare nach vorn fallen, gehen sie über sein ganzes Gesicht, so lang sind die. Und dann in der einen großen Pause, als wir Boxschläge immer nur markiert und knapp vorm Gesicht abgebremst haben, hat er Bernd direkt auf die Nase gedroschen und behauptet, er hätte sich verschätzt, aber vielleicht war das damals schon Absicht, vielleicht ist er wirklich hinter uns her und will sich rächen, weil wir uns immer über ihn lustig machen, denn er wird immer so schnell rot und lässt dann jedes Mal einen Stift auf den Boden fallen und bückt sich und hebt ihn auf, damit es so aussieht, als wäre ihm bloß vom Bücken das Blut in den Kopf gestiegen.“
Frank Witzel (Wiesbaden, 12 november 1955)
De Nederlandse dichter Johnny van Doorn (The Selfkicker) werd geboren op 12 november 1944 in Beekbergen en groeide op in Arnhem. Zie ook alle tags voor Johnny van Doorn op dit blog.
Uit: Gevecht tegen het zuur (Maandag)
“’t Gebeurde op een novemberochtend. Jaren van gezelligheid (een sluipende gezelligheid met de daarbij horende drankjes) braken me op. Ik schudde mijn katterig hoofd en moeizaam kwam ik tot het inzicht dat ik moest stoppen met dat ritueel. Mijn studie van het caféleven was me uit de hand gelopen.
Rond 1970 begon het. In bierhuizen, knijpjes, waar het vrije woord levendig werd gebruikt, verschansten we ons. Een stelletje rotlachers en dromers… Goochelend met woorden charmeerden we, als we de kans kregen, nieuwsgierige meisjes die naar het ‘vrijgevochtene’ lonkten. De drank had nog een erotische impact. Toch sneller dan je verwachtte werd de gezelligheid in die kringetjes een verlammende aangelegenheid. Ik had al ’s eerder opgemerkt: altijd dezelfde koppen in de kroeg, niet te vergeten je eigen blaséje kop. Gevolg: conflicten vanwege de schijnrelaties – iedereen denkt iedereen te kennen, wat achterklap oplevert die niet onderdoet voor het geouwehoer in, laten we zeggen, een doorsnee straatje.
Hoewel, dat was het verraderlijke: telkens keerde het gevoel terug dat je sublieme ogenblikken beleefde. Vooral in het holst van de nacht. Je rookt een pijpje, je drinkt een glaasje, grootse werken zweven voor je geest, je zal de wereld versteld doen staan, maar o wee, de volgende ochtend heb je weer ’t zuur.
`Gedaan met het gezellige doorzakken,’ mompelde ik op die koude novemberdag in ’74. Met krakende pas naderde ik het Roelof Hartplein terwijl een sneeuwbui me tot op het bot verkleumde. Ik vroeg me af wat ik de afgelopen nacht had aangericht. Iemand vermoord? Dodelijke beledigingen? Uitgesloten… deze keer was ik van hot naar haar in een auto vervoerd en uiteindelijk lag ik in een bovenhuis, ergens achter het Concertgebouw, op een stretchbed te ronken. Vaag herinnerde ik me nog een gillende vrouw in het trapportaal en Rijk de Gooyer, zingend op de wc.
Merkwaardig… liep daar toevallig niet De Gooyer, aan de overkant van het Roelof Hartplein? Ik zag hem op z’n rug. Onmiskenbaar de gestalte van onze komiek; misschien dat-ie me kon opvrolijken.”
Johnny van Doorn (12 november 1944 – 26 januari 1991)
De Uruguayaanse dichteres, schrijfster, vertaalster en journaliste Cristina Peri Rossi werd geboren op 12 november 1941 in Montevideo. Zie ook alle tags voor Christina Peri Rossi op dit blog.
Astonishment (Fragment)
Teach me – you say, from your avid twenty-one years
believing still that one can teach something
and I, who passed sixty
look at you with love
that is, with farawayness,
(all love is love of differences
the empty space between two bodies
the empty space between two minds
the horrible presentiment of not dying in twos)
I teach you, gently, some quote from Goethe
(Stay instant! You are so beautiful!)
or from Kafka (once there was, there was once
a mermaid that did not sing)
while the night slowly slides into dawn
through this window
that you love so much
because its nocturnal lights
conceal the true city
and actually we could be in any place
these lights could be those of New York,
Broadway Avenue, those of Berlin, Konstanzerstrasse,
those of Buenos Aires, calle Corrientes
and I withhold from you the only thing that I truly know:
poet is one who feels that life is not natural
that it is astonishment
discovery revelation
that it is not normal to be alive
it is not natural to be twenty-one years of age
nor be more than sixty
it is not normal to have walked at three in the morning
along the old bridge of Córdoba, Spain, under the yellow
light of its streetlamps
-three in the morning-
not in Oliva nor in Seville.
Vertaald door Diana Decker
Cristina Peri Rossi (Montevideo, 12 november 1941)
De Amerikaanse, feministische schrijfster Naomi Wolf werd geboren in San Francisco op 12 november 1962. Zie ook alle tags voor Naomi Wolf op dit blog.
Uit: How I was arrested at Occupy Wall Street
“I thanked him, returned to the protesters, and said: “The permit allows us to walk on the other side of the street if we don’t block access. I am now going to walk on the public sidewalk and not block it. It is legal to do so. Please join me if you wish.” My partner and I then returned to the event-side sidewalk and began to walk peacefully arm in arm, while about 30 or 40 people walked with us in single file, not blocking access.
Then a phalanx of perhaps 40 white-shirted senior officers descended out of seemingly nowhere and, with a megaphone (which was supposedly illegal for citizens to use), one said: “You are unlawfully creating a disruption. You are ordered to disperse.” I approached him peacefully, slowly, gently and respectfully and said: “I am confused. I was told that the permit in question allows us to walk if we don’t block pedestrian access and as you see we are complying with the permit.”
He gave me a look of pure hate. “Are you going to back down?” he shouted. I stood, immobilised, for a moment. “Are you getting out of my way?” I did not even make a conscious decision not to “fall back” – I simply couldn’t even will myself to do so, because I knew that he was not giving a lawful order and that if I stepped aside it would be not because of the law, which I was following, but as a capitulation to sheer force. In that moment’s hesitation, he said, “OK,” gestured, and my partner and I were surrounded by about 20 officers who pulled our hands behind our backs and cuffed us with plastic handcuffs.”
Naomi Wolf (San Francisco, 12 november 1962)
De Engelse dichter, singer-songwriter, Anglicaans priester en academicus Ayodeji Malcolm Guite werd geboren op 12 november 1957 in Ibadan in Nigeria. Zie ook alle tags voor Malcolm Guite op dit blog.
A Sonnet for St. Francis
‘Francis rebuild my church which, as you see
Is falling into ruin.’ From the cross
Your saviour spoke to you and speaks to us
Again through you. Undoing set you free,
Loosened the traps of trappings, cast away
The trammelling of all that costly cloth
We wind our saviour in. At break of day
He set aside his grave-clothes. Your new birth
Came like a daybreak too, naked and true
To poverty and to the gospel call,
You woke to Christ and Christ awoke in you
And set to work through all your love and skill
To make our ruin good, to bless and heal
To wake the Christ in us and make us whole.
Patrick
Six years a slave, and then you slipped the yoke,
Till Christ recalled you, through your captors cries!
Patrick, you had the courage to turn back,
With open love to your old enemies,
Serving them now in Christ, not in their chains,
Bringing the freedom He gave you to share.
You heard the voice of Ireland, in your veins
Her passion and compassion burned like fire.
Now you rejoice amidst the three-in-one,
Refreshed in love and blessing all you knew,
Look back on us and bless us, Ireland’s son,
And plant the staff of prayer in all we do:
A gospel seed that flowers in belief,
A greening glory, coming into leaf.
Malcolm Guite (Ibanda, 12 november 1957)
Zie voor nog meer schrijvers van de 12e november ook mijn vorige blog van vandaag.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 12 november 2008, mijn blog van 12 november 2007 en ook mijn blog van 12 november 2006.