Nederlandse Boekhandelsprijs 2018 voor Murat Isik
De Turks-Nederlandse schrijver Murat Isik heeft met zijn boek “Wees onzichtbaar” de Nederlandse Boekhandelsprijs 2018 gewonnen. Dat is donderdag bekendgemaakt in de Amsterdamse boekhandel Scheltema. Deze vakprijs is bestemd voor een werk dat in de ogen van Nederlandse boekverkopers meer aandacht verdient. Vorige winnaars waren Jaap Robben met “Birk” (2015), Alex Boogers met “Alleen met de goden” (2016) en Lize Spit met “Het smelt” (2017). Murat Isik werd geboren in Izmir op 11 september 1977. Zie ook mijn blog van 11 september 2010 en eveneens alle tags voor Murat Isik op dit blog.
Uit: Wees onzichtbaar
“Kadir amca,” zei ik nauwelijks hoorbaar. “Oom Kadir, zou ik nu alsjeblieft mogen rijden?” “Hé, die kleine roept wat,” zei Erol, die op de passagiersstoel zat. “Dat is waar ook, je moet nog een stukje rijden voordat we in Amsterdam zijn,” zei Kadir waarna hij zijn neus luid ophaalde. Trol, neem het stuur even over.” Zonder de reactie van Erol af te wachten, draaide Kadir zich om en reikte met zijn grote handen naar me. Van schrik deinsde ik achteruit terwijl de auto even zigzagde over de weg. Kadir sleurde me van mijn plek, zette me op zijn schoot en nam het stuur met een ferme beweging weer over van Erol. Daarna bracht hij zijn mond dicht bij mijn oor. Pak het stuur met twee handen vast aan de zijkanten, en kijk goed voor je.” Rookwalmen vertroebelden als mist mijn blikveld. Ik wapperde met mijn handen om mijn moment niet door een hoestbui te laten verpesten. “Stel je niet zo aan,” riep Kadir met zijn raspende stem. “Let nou maar op de weg.” De Mercedes schoot over de Autobahn. “Maak geen plotselinge bewegingen anders zul je je vader nooit meer zien.” Mijn kleine handen klemden zich stevig om het met leer omklede stuur. Ik zou ons naar mijn vader rijden. “Jaaaaa!” riep ik met een Duitse tongval. “Das ist super!” Kadir begon te lachen en woelde met zijn hand door mijn haar. “Nu heb je je vader straks een spannend verhaal te vertellen.” Na een paar minuten was het afgelopen en werd ik weer op de achterbank geplaatst, maar ik was zo blij dat ik op mijn plek bleef huppelen. Na een klein uur stopten we bij een wegrestaurant in de buurt van Groningen. Het was ijskoud. Op het parkeerterrein stonden tientallen vrachtwagens. Binnen zaten forse mannen achter dampende borden terwijl ze naar het televisietoestel staarden dat in het midden van de zaak op een verhoging stond. Er was voetbal op televisie. Zonder een moment weg te kijken van het scherm, schepten de mannen het eten van hun bord. “Kijk, Cruijff is weer terug bij Ajax,” zei Kadir tegen Erol. “Er is geen betere dan die magere.” Hij keek om zich heen. “Er komt zo wel een tafel vrij.” Mijn moeder drukte mij tegen zich aan. “We moeten even wachten,” zei ze. Het waren de eerste woorden die ze sprak sinds we in Nederland waren. “Ik ben jarig,” fluisterde mijn zus in mijn oor. “Misschien krijgen we wel taart.” Toen we eindelijk aan tafel mochten, bekeek Kadir de menukaart met een afkeurende blik en bestelde iets wat ik niet kende. Even later kregen mijn zus en ik allebei een groot bord friet met mayonaise en een glas cola. Ik had nooit eerder friet gegeten, maar de eerste hap beviel me zo goed dat ik me er als een uitgehongerde op wierp. Kadir en Erol aten niets. Ze dronken koffie en keken rokend naar de wedstrijd. Mijn moeder nam een paar frietjes van mijn bord, zuchtte diep en staarde zwijgend voor zich uit. Toen we alweer een tijdje onderweg waren, zei Erol dat het nog maar een uur rijden was.”
Murat Isik (Izmir, 11 september 1977)