Ingmar Heytze, Elisabeth Eybers, Anil Ramdas, Iain Banks, Alfred Kolleritsch, Aharon Appelfeld, Iris Kammerer, Annie van Gansewinkel, Richard Ford

De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Ingmar Heytze op dit blog.

 

 Rietveldzit

Ken je het gevoel dat je gaat zitten
op een stoel die er niet staat

de sensatie dat iets plotseling niet is
waar je het zonder twiijfel had verwacht,
een onzichtbare duw van voren.

Verbaasde berichten naar alle spieren:
Mayday! Mayday! We zweven! We vallen!
Uitklapreflex van beide armen.

Daarom zit de Rietveldstoel zoals hij zit,
zo laag en blauw en rood en goed,

als om er op te wijzen dat men af en toe
eens moet gaan zitten op een stoel
die er niet staat.

 

Denim Blues

Spijkerbroeken vol met meisjes
zweven wiegend door de wereld.
Als de meisjes zijn gaan slapen
– meisjes slapen zacht en rond-
droomt de stof een blauwdruk
van hun billen op de grond.
Was mijn huid van sterk katoen
met platte spijkers in de heupen
en vijf knopen aan het kruis,
dan mochten ze me altijd aan:
niemand zou zo lekker zitten,
niemand zou ze beter staan.

 

Hypochonder

Sinds de dag dat ik uit de hemel
kwam gevallen op mijn achterhoofd,
gaat het niet goed. Mijn bloedbaan
regent in mijn trommelvliezen.
In mijn slaap dansen mijn armen
en benen tegen elkaar in.

Hier staat gelukkig veel tegenover.
Ik bezorg met regelmaat volle bushokjes
de zenuwen door grijnzend mijn hart
omhoog te houden voordat ik het
met zuigend geluid terugstop
in mijn hersenpan. Af en toe lach ik
met tanden van kaas.

Steeds vaker daagt het luxe besef
dat een mens zijn leven voor zich heeft
om het ademen af te leren.

 

 
Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)

 

De Zuidafrikaanse dichteres Elisabeth Eybers werd geboren op 16 februari 1915 in Klerksdorp. Zie ook alle tags voor Elisabeth Eybers op dit blog.

 

Eerste sneeu

Vyandelike bitter oostewind,
sodra ‘k my veilig agter glas bevind

vergeef ek jou. Want kyk hoe saggies dra
jy elke aparte ragfyn donsvlok na

die knekelharde grond om saam te smelt
tot één groot wit weerlegging van geweld.

 

Die moeder

Die vreemde oorsprong van jou lewe het,
soos lig deur ’n kristal, deur my gevloei
in al die maande toe ek één was met
die stil geheim van jou verborgene groei.

En nou kan niks ons skei – want is jy niet
afhanklik en gebonde aan my bloed
wat met sy onbegryplike chemie
jou wonderlik gevorm het en voed?

En of die uur ver en vergete word,
en of die jare tussen jou en my
hul seile span, die see sy golwe stort,
of self die Dood sy somber baken steek,
nogtans sal jy aan my gebonde bly
met die onsigb’re naelstring wat nie breek.

 

Noodweer

Die besete, stuiptrekkende boom
word meedoënloos vasgevat
soos in ’n afgryslike droom,
radeloos – of onderskat
my vermetel tekort aan skroom
sy trotse geworteldheid?

Een wat weidse gebate omlyn
op sy sokkel van aarde en tyd
oorleef praters wat tot aan die soom
kan skuifel en dan pas verdwyn.

Hy leef moeiteloos met homself
en raak selde sy ewewig kwyt
– selfs onder die stuursste gewelf –
terwyl hy die ganse wyk
ingetoë kopskuddend bekyk.

Soms help hy om ons te versoen
op ritme van flikkerende groen
met strikter kortstondigheid.

 

 
Elisabeth Eybers (16 februari 1915 – 1 december 2007)
In 1959

 

De Surinaams-Nederlandse schrijver, columnist, essayist, programmamaker en presentator Anil Ramdas werd geboren in Paramaribo op 16 februari 1958. Zie ook alle tags voor Anil Randas op dit blog.

Uit: Badal

“Ze mochten het niet meer koesteren, vanwege hun historische schuld aan kolonialisme en slavernij. Zo’n tien, twintig jaar geleden was racisme een schandelijke houding voor blanken. Voor zwarten, voor Surinamers, was het heel gewoon. Hindoestanen hoorden racistisch te zijn tegenover creolen en andersom. Van alle racisten waren Turken het ergst, vond hij. Atatürk had net zo erg kunnen worden als Hitler, als hij niet dat ene menselijke trekje had gehad: een zwak voor wijn. Mensen die sterven aan een levercirrose kunnen nooit helemaal kwaadaardig zijn geweest.
Maar bij deze Turk was het dus geen racisme, het was doofheid.
Hij at zijn agliolio met tegenzin. Te weinig peper, hij had iets met pepers nodig, de endorfine moest worden aangemaakt. Hij had ergens gelezen dat het eten van peper geen simpel masochisme was, maar een oefening in karakter. Geest boven lichaam. De tong geeft aan dat je zult sterven van de helse pijn, maar de geest zegt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Het is ook een teken van menselijkheid: dieren laten een Mexicaanse habanero of een Surinaamse madame jeanette staan, omdat ze weten dat het hete buitenste deel, het capsicum dat de pitten beschermt, niet goed voor ze is. Mensen weten ook dat het niet goed voor ze is. Maar mensen hebben karakter.
Hij dacht aan het tafereel op het perron. Waarom had hij gevonden dat de blanke Engelsman de blanke Duitse jongen moest helpen? Lang geleden, in zijn studententijd, had hij in Amsterdam in de bus gezeten, bus 23 richting Uilenstede. Op twee eenpersoonsstoelen achter elkaar zaten een Surinaamse vrouw en een Hollandse man van in de veertig. Ze voerden een gesprek, dat langzaam uitliep op een ruzie. Ineens gaf de man haar een klap in het gezicht.
‘Wacht maar tot mijn zonen dit horen,’ gilde de vrouw. Hij gaf haar nog een klap en nog een. De chauffeur stopte en deed de deur open. Ze moesten allebei uitstappen, en terwijl ze liepen gaf de man haar nog een flinke schop. Waardoor de vrouw vooroverviel.
‘Waarom ben je niet voor haar opgekomen,’ riep een blanke vrouw op de achterste rij. ‘Het zijn jouw mensen.’
De Surinaamse vrouw behoorde tot zijn soort mensen en daarom moest hij voor haar opkomen en hoefde zij niets te doen. Hij had het misschien wel gewild, maar de blanke man was twee hoofden groter geweest, met knokige handen en een mager, doorgroefd gezicht. Hij leek op Lee van Cleef.”

 

 
Anil Ramdas (16 februari 1958 – 16 februari 2012)

 

 De Schotse dichter en schrijver Iain Menzies Banks werd geboren op 16 februari 1954 in Dunfermline, Schotland. Zie ook alle tags voor Ian Banks op dit blog.

 

18

Displeased with all
The blind men touching it
Up, fondling and
Prodding its
Skin, tail, trunk, legs and tusks,
The beast tramples them all to death
And resumes its work
Composing a treatise on reality.

 

Rannoch I, July 1981

Pressed on the plain, a line.
In dfrozen force of snow
Stilled reams of whiteness, edge to edge,
Beneath drnirror sky, formless and blank,
The train moves.

Diesel from the engine, clattering
In a white-out silence,
Steam from the carriage, wisping
In the clear-air space.

The wheels splash, throwing water, slush,
From covered steel; the train banks,
Moving slow on sunken rafts reburied.
Beyond the dark wood, grimy glass, steam smell,
Deer run, brown startling; hooves flash black.

I watched the light from the snow-filled moor
Shine on her face through the dirt-flecked glass,
I saw the fields of grey clouds move;
Ponderous, obscure,
Then in carriage’s humid warmth,
Shivered From that surface’s cold glow.

 

 
Iain Banks (16 februari 1954 – 9 juni 2013)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Alfred Kolleritsch werd geboren op 16 februari 1931 in Brunnsee, Südsteiermark. Zie ook alle tags voor Alfred Kollertitsch op dit blog.

 

Petrarcas Grab

Der Raub zeigt das Leere, der Armraub,
des Dichters Arm. Sein Schriftzug
wiederholt nicht, die Erinnerung vermehrt
die Dunkelheit: das Zeitalter,
die nach innen stürzende Grenze,
ist seine Not, Laura, die liebt.

Was rettet sie, die zusieht und leidet?
Das Erstaunen verbirgt sich, unzeitig nah,
darin der geraubte Rest, Laura, das Neue,
der Berge, der Wind, die Voraussicht der Welt.
Vor der Scheu, es dem Auge anzuvertrauen.

 

Variation

Was sammelt sich, ein Knoten,
ein Würgegriff in die Organe,
als Lohn der Schrei,
der Jubelschmerz,
einmal noch
hinab in die Erfahrung,
das Grubenlicht
mit Licht vertauscht,
aufs Ende hin
in einem Menschen, seinem Leib,
die Welt zu finden,
im Augenpaar, im Höhenflug
Berührungen,
daß die Sprache sich vergißt,
weil sie Wörter
in die Wahrheit schickt,
die sie ins Nichts verkehrt,
davor rauschen Lindenblätter,
Pappeln glitzern,
Hände überstürzen sich,
und eine Botschaft
wühlt die Äcker auf,
die Rippen reißen Furchen,
es lauern Krähen,
wie Bilder
sich in Aas verwandeln,
dem anderen zu,
mit dem die Lust zu teilen,
über den Riß hinweg,
so grenzt die Haut
uns alle ab,
wir Puppen,
die sich nicht wehren können,
trotz der Wege, trotz der Steine.

 

 
Alfred Kolleritsch (Brunnsee, 16 februari 1931)

 

De Israëlische schrijver Aharon Appelfeld werd geboren op 16 februari 1932 in Sadhora in de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Aharon Appelfeld op dit blog.

Uit: The Story of a Life

“At what point does my memory begin? It sometimes seems to me as if it began only when I was four, when we set off for the first time, Mother, Father, and I, for a vacation into the heart of the shadowy, moist forests of the Carpathians. But I sometimes think that memory began to bud from within me before that, in my room, next to the double-glazed window that was decorated with paper flowers. Snow is falling, and fleecy soft flakes are slowly coming down from the sky with a sound so faint that you cannot hear it. For hours I sit and gaze in wonder, until I merge with the white flow and drift off to sleep.
A clearer memory is linked for me to one word, too long and rather hard to pronounce, Erdbeeren, which means “strawberries” in German. It is spring. Mother is standing at the open window. I am perched on a chair next to her, and suddenly, from a side alley, there appears a young Ruthenian girl. She is carrying a broad, circular wicker basket full of strawberries on her head. “Erdbeeren!” Mother calls out. Her call is not directed at the girl but at Father, who is in the back garden and very near the girl. Father stops her, she lifts the basket off her head, and they speak for a moment. Father laughs, draws out a banknote from the pocket of his jacket, and presents it to the girl, who, in exchange, gives him the basket with all the strawberries inside it. Father comes up the steps and enters the house. Now one can see it close up: the basket is not deep but extremely wide; the berries are tiny and red and still alive with the scent of the forest. I so want to put out my hand and take a handful from the basket, but I know that this is completely forbidden, and I restrain myself. Still, my mother understands me, and she takes a handful from the basket, rinses them, and serves me them in a small bowl. I’m so happy that I can hardly breathe.
Here the ritual begins: Mother sprinkles powdered sugar on the tiny fruit, adds cream, and serves up the delicacy to each of us. There’s no need to ask for another portion: Mother ladles it out, more and more, and we feast on it with great relish, as if we are about to finish the strawberries. But there is nothing to worry about, the basket is still full, and even if we go on eating all through the night, it won’t get any emptier. “A pity there are no guests,” says Mother. Father laughs quietly, as if a partner to a conspiracy. »

 

 
Aharon Appelfeld (Sadhora, 16 februari 1932)

 

De Duitse schrijfster Iris Kammerer werd geboren op 16 februari 1963 in Krefeld. Zie ook alle tags voor Iris Kammerer op dit blog.

Uit: Wolf und Adler

„Cinna starrte in die funkelnden Augen des Germanicus Iulius Caesar, dem er den Spott verdankte, des Statthalters der Drei Gallien, des Enkels des jüngst verstorbenen Caesar Augustus und Neffe dessen Nachfolgers Tiberius. Dann kniff er kurz die Augen zu und atmete tief durch, um den auflodernden Zorn zu ersticken. In der lähmenden Stille, die eingetreten war, hörte er seinen Namen.
” Praefect der Zweiten Asturischen Ala”, beendete der stämmige Mann, Legat Gaius Silius, die kurze Vorstellung.
Germanicus nickte schroff und hieß Cinna mit einem knappen Wink, sich in die Versammlung der Offiziere einzureihen. Unweit der Tür bemerkte Cinna einen breitschultrigen, langbeinigen Mann, der sich die kurzen, rotblonden Locken in die Schläfen gekämmt hatte und ihm mit dem rechten Auge zuzwinkerte anstelle des anderen verzerrte eine faserige Narbe die Hälfte seines kantigen, aber ansonsten ebenmäßigen Gesichtes. In Cinnas Mundwinkel stahl sich ein Lächeln; sie gaben ein auffälliges Freundespaar ab, der hellhäutige Flavus und Cinna mit seinem schwarzen Haar und den ebenso schwarzen Augen, der sich neben dem Cherusker geradezu schmächtig dünkte.
Als Cinna neben Flavus gerückt war, drückte dieser ihm ein Tuch in die Hand und deutete auf die Flecken auf seiner Brust, doch Cinna schüttelte unwirsch den Kopf.
“Die Meuterer schreien nach Geld und Vergünstigungen”, fuhr Germanicus in seinen Ausführungen fort. “Sie jammern über den Drill und die Mühen was würden sie erst jammern und schreien, wenn wir gegen den Feind ziehen, um ihn in der Schlacht zu stellen.”

 

 
Iris Kammerer (Krefeld, 16 februari 1963)
Cove

 

De Nederlandse schrijfster Annie van Gansewinkel werd geboren in Weert op 16 februari 1954. Zie ook alle tags voor Annie van Gansewinkel op dit blog.

Uit: Zeezucht

“De afgelopen dagen was het gevoel steeds sterker geworden dat het met volle maan zou gebeuren. Met elk stukje licht waarmee de maan aangroeide, was haar vertrek onontkoombaarder geworden, en dat was goed.
Dat onbekende gevoel van volledige overgave, voor het eerst in haar bewuste leven, maakte haar bijna uitgelaten van verwachting. Sterker nog dan die enkele keren die ze zich van vroeger herinnerde als ze bijna jarig was. Want zelfs toen zat er nog een spoortje angst bij: zou ze haar cadeaus al niet hebben? Zouden ze het wel leuk vinden op haar feestje?
Gisteren had ze totaal geen angst, alleen kinderlijke nieuwsgierigheid. Ze had zich vlak naast de landingscirkel opgesteld, beurtelings zittend en staand, en met open blik had ze de lucht in gekeken. Daar zou het vandaan komen. Toen de maan aan de hemel verscheen, verwelkomde ze die als haar metgezel.
In de loop van de uren waren de geluiden van het dorp gedempter geworden tot ze bijna helemaal verstomden. Soms nog een enkele, verre auto, een bange hond of het piepje van een nachtelijke vogel die overvloog. Te klein om haar mee te nemen, al dacht ze in het begin nog wel dat zelfs dat mogelijk zou zijn. Zelf had ze eerder gedacht aan een grote vogel, een helikopter of een vliegende schotel, al kon ze dat laatste eigenlijk niet zonder een ongelovige glimlach bedenken. Maar ze sloot niet uit dat zoiets juist haar, met haar aangeboren scepsis en ratio, moest overkomen.
Toen de nacht in het oosten valer begon te worden, vervolgens de lucht rood kleurde en tenslotte de maan het voor gezien hield, wist ze dat ze vergeefs had gewacht. Heel even was ze bang dat ze tijdens de uren van de hondenwacht toch weggedommeld was. Maar ze had er ook vertrouwen in dat het wezen dat haar haalde, haar wel gewekt zou hebben.
Op het ogenblik dat de zon in alle hevigheid ontbrandde, had ze haar verstijfde ledematen bij elkaar geraapt en was ze naar beneden gegaan. Met een leeg hoofd was ze op bed gaan liggen en onmiddellijk in slaap gevallen.”

 

 
Annie van Gansewinkel (Weert, 16 februari 1954)

 

De Amerikaanse schrijver Richard Ford werd geboren op 16 februari 1944 in Jackson, Missisippi. Zie ook alle tags voor Richard Ford op dit blog.

Uit: Canada

« First, I’ll tell about the robbery our parents committed. Then about the murders, which happened later. The robbery is the more important part, since it served to set my and my sister’s lives on the courses they eventually followed. Nothing would make complete sense without that being told first.
Our parents were the least likely two people in the world to rob a bank. They weren’t strange people, not obviously criminals. No one would’ve thought they were destined to end up the way they did. They were just regular – although, of course, that kind of thinking became null and void the moment they did rob a bank.
My father, Bev Parsons, was a country boy born in 1923, in Marengo County, Alabama, and came out of high school in 1939, burning to be in the Army Air Corps – the branch that became the Air Force. He went in at Demopolis, trained at Randolph, near San Antonio, wanted to be a fighter pilot, but lacked the aptitude and so learned bombardiering instead. He flew the B–25s, the light-medium Mitchells, that were seeing duty in the Philippines, and later over Osaka, where they rained destruction on the earth – the enemy and undeserving people alike. He was a tall, winning, smiling handsome six footer (he barely fitted into his bombardier’s compartment), with a big square, expectant face and knobby cheekbones and sensuous lips and long, attractive feminine eyelashes. He had shiny white teeth and short black hair he was proud of – as he was of his name. Bev. Captain Bev Parsons. He never conceded that Beverly was a woman’s name in most people’s minds.
It grew from Anglo-Saxon roots, he said. “It’s a common name in England. Vivian, Gwen and Shirley are men’s names there. No one confuses them with women.” He was a non-stop talker, was open-minded for a southerner, had nice obliging manners which should’ve taken him far in the Air Force, but didn’t. His wide hazel eyes would dart around any room he was in, finding someone to pay attention to him – my sister and me, ordinarily. He told corny jokes in a southern theatrical style, could do card tricks and magic tricks, could detach his thumb and replace it, make a handkerchief disappear and come back. He could play boogie-woogie piano, sometimes would “talk Dixie” to us and sometimes like Amos ’n Andy. He had lost some hearing by flying in the Mitchells, and which he was sensitive about. But he looked sharp in his “honest” GI haircut and blue captain’s tunic and generally conveyed a warmth that was genuine and made my twin sister and me love him.“

 

 
Richard Ford (Jackson, 16 februari 1944)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16 februari ook mijn blog van 16 februari 2015 en eveneens mijn drie blogs van 16 februari 2013.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 16 februari 2007 en ook mijn blog van 16 februari 2008 en eveneens mijn blog van 16 februari 2009.