Nederlandse Boekhandelsprijs 2018 voor Murat Isik

Nederlandse Boekhandelsprijs 2018 voor Murat Isik

De Turks-Nederlandse schrijver Murat Isik heeft met zijn boek “Wees onzichtbaar” de Nederlandse Boekhandelsprijs 2018 gewonnen. Dat is donderdag bekendgemaakt in de Amsterdamse boekhandel Scheltema. Deze vakprijs is bestemd voor een werk dat in de ogen van Nederlandse boekverkopers meer aandacht verdient. Vorige winnaars waren Jaap Robben met “Birk” (2015), Alex Boogers met “Alleen met de goden” (2016) en Lize Spit met “Het smelt” (2017). Murat Isik werd geboren in Izmir op 11 september 1977. Zie ook mijn blog van 11 september 2010 en eveneens alle tags voor Murat Isik op dit blog.

Uit: Wees onzichtbaar

“Kadir amca,” zei ik nauwelijks hoorbaar. “Oom Kadir, zou ik nu alsjeblieft mogen rijden?” “Hé, die kleine roept wat,” zei Erol, die op de passagiersstoel zat. “Dat is waar ook, je moet nog een stukje rijden voordat we in Amsterdam zijn,” zei Kadir waarna hij zijn neus luid ophaalde. Trol, neem het stuur even over.” Zonder de reactie van Erol af te wachten, draaide Kadir zich om en reikte met zijn grote handen naar me. Van schrik deinsde ik achteruit terwijl de auto even zigzagde over de weg. Kadir sleurde me van mijn plek, zette me op zijn schoot en nam het stuur met een ferme beweging weer over van Erol. Daarna bracht hij zijn mond dicht bij mijn oor. Pak het stuur met twee handen vast aan de zijkanten, en kijk goed voor je.” Rookwalmen vertroebelden als mist mijn blikveld. Ik wapperde met mijn handen om mijn moment niet door een hoestbui te laten verpesten. “Stel je niet zo aan,” riep Kadir met zijn raspende stem. “Let nou maar op de weg.” De Mercedes schoot over de Autobahn. “Maak geen plotselinge bewegingen anders zul je je vader nooit meer zien.” Mijn kleine handen klemden zich stevig om het met leer omklede stuur. Ik zou ons naar mijn vader rijden. “Jaaaaa!” riep ik met een Duitse tongval. “Das ist super!” Kadir begon te lachen en woelde met zijn hand door mijn haar. “Nu heb je je vader straks een spannend verhaal te vertellen.” Na een paar minuten was het afgelopen en werd ik weer op de achterbank geplaatst, maar ik was zo blij dat ik op mijn plek bleef huppelen. Na een klein uur stopten we bij een wegrestaurant in de buurt van Groningen. Het was ijskoud. Op het parkeerterrein stonden tientallen vrachtwagens. Binnen zaten forse mannen achter dampende borden terwijl ze naar het televisietoestel staarden dat in het midden van de zaak op een verhoging stond. Er was voetbal op televisie. Zonder een moment weg te kijken van het scherm, schepten de mannen het eten van hun bord. “Kijk, Cruijff is weer terug bij Ajax,” zei Kadir tegen Erol. “Er is geen betere dan die magere.” Hij keek om zich heen. “Er komt zo wel een tafel vrij.” Mijn moeder drukte mij tegen zich aan. “We moeten even wachten,” zei ze. Het waren de eerste woorden die ze sprak sinds we in Nederland waren. “Ik ben jarig,” fluisterde mijn zus in mijn oor. “Misschien krijgen we wel taart.” Toen we eindelijk aan tafel mochten, bekeek Kadir de menukaart met een afkeurende blik en bestelde iets wat ik niet kende. Even later kregen mijn zus en ik allebei een groot bord friet met mayonaise en een glas cola. Ik had nooit eerder friet gegeten, maar de eerste hap beviel me zo goed dat ik me er als een uitgehongerde op wierp. Kadir en Erol aten niets. Ze dronken koffie en keken rokend naar de wedstrijd. Mijn moeder nam een paar frietjes van mijn bord, zuchtte diep en staarde zwijgend voor zich uit. Toen we alweer een tijdje onderweg waren, zei Erol dat het nog maar een uur rijden was.”

 

 
Murat Isik (Izmir, 11 september 1977)

In Memoriam Menno Wigman

In Memoriam Menno Wigman

De Nederlandse dichter Menno Wigman is gisteren overleden. Dat heeft zijn uitgeverij bekendgemaakt. Wigman leed aan een hartziekte. Hij is 51 jaar oud geworden. Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en ook mijn blog van 10 oktober 2008 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog

 

Burger King

Was er een tijd dat ik hier boven stond,
mijn mond vol Proust en Bloem, mij hoor je niet,
niet meer. Wat heeft het nog voor zin om in
een taal te denken die geen tanden heeft?
Ik sta alleen. Mijn woorden zijn naar god.

Dus slof ik door de leeszaal van de straat
en blader maar wat door de Burger King,
gewoon, omdat ik leef, omdat ik hopeloos
eenvoudig eet en straks vanzelf vertrek.
– Als deze wanhoop ons Walhalla is,

als hier het echte leven staat te lezen,
mij best, ik zag genoeg. In dit verhaal
betaal je met jezelf, niet eens bedroefd,
eerder verbaasd dat alles wat zo laag
en lelijk is zo sterk en stevig staat.

 

Billboards

De domme avond, doordeweeks, doorweekt
en dierlijk als een potloodventer.
De grijze jongens in de avondbus.
Iets verderop een moeder met een snor.
En elke halte weer twee levensgrote,
neonrode vrouwenlippen die vertellen
wat er aan het leven schort.

Het einde van de regenboog! Ambrosia,
verlicht en wel, wijst ons de weg.
En wij, met onze rimpels, leugentjes,
gebreken en oneffenheden, stuk
voor stuk tot onze nek vol eigen bloed,
gebeten op geluk en overvloed,
wij rijden door de domme avond,

dromen muren om ons heen, dag in,
dag uit, en komen thuis, speuren
zenders af en gaan naar bed. Het mysterie
van het laatste onrecht! Algehele
roofzucht! Perfectie! Paringsdrift!
Nu kan, nu zal, nu moet het komen.
Ambrosia wees ons de weg.

 

Tot de bodem

Een kroeg bezoeken en naar glazen grijpen,
je geest, een luchtballon, van zandzakken bevrijden,
steeds hoger stijgen en blijmoedig verder hijsen,
de hoogste tijd, een nieuwe kroeg, je geld, je jas,
zo dweil je door de koude voorjaarsnacht en pist,
je bent een man of niet, schuimkringen in de gracht.

Ik las dat de politie bij elk waterlijk
(het gaat om meer dan vijftig doden in drie jaar)
sinds kort meteen naar open gulpen kijkt.
Hoe drank een vloek over de grachten verft.
Hoe water ’s nachts naar mensen grijpt.

Een flits van speelgoed, stranden, tuinen en tv.
Naar kades klauwen, in je kreten stikken, rond
die luchtbel, rond je hoofd, een engel die niet komt,
o de gestorven zomers in je mond.

 
Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)

 

Jan-Paul Rosenberg wint Turing Gedichtenwedstrijd 2018

Jan-Paul Rosenberg wint Turing Nationale Gedichtenwedstrijd

De Nederlandse dichter en uitgever Jan-Paul Rosenberg heeft de Turing Gedichtenwedstrijd 2017 gewonnen met het gedicht ‘Laatste foto van de vrede’. Hij ontving 10.000 euro. De prijs werd afgelopen woensdag uitgereikt in De Rode Hoed tijdens een uitzending van “Met het oog op morgen.” Na zijn studie sociologie aan de universiteit van Wageningen en stages in Catalonië en Vlaanderen nam Jan-Paul Rosenberg (Leiden, 1966) in 1992 het initiatief tot het oprichten van de onafhankelijke literaire uitgeverij Stichting Achterland, waarvan hij thans hoofdredacteur en directeur is. Diverse bloemlezingen namen deze dichter al op.

 

Laatste foto van de vrede

Ik bedoel dit letterlijk: verlaat de zoemende foto
nu het nog kan, zelfs uit de ruimte blijkt de verwoesting
onafwendbaar. De man in de kamer hiernaast is al geschiedenis.

Vanuit deze foto leidt de weg naar de ontsnapping, elke poging tot bewegen
wordt beloond. Deze waarschuwing geldt voor iedereen: pretvaders, bonusmoeders,
leenkroost; alles waarop een naam rust, een burgerservicenummer, een cliëntprofiel; alles
wat kan worden afgeluisterd dus alles wat voor evacuatie in aanmerking komt.

De laatste foto van de vrede bloedt als een oprechte, loyale Madonna. De staat stuurt een app: de elektriciteit is dood, telefoons/computers
afgesneden. Discreet duiken we onder in een tentenkamp.
Paspoorten, sleutelwoorden raken uitgebloeid.

De foto liegt niet. Nog even en dan gaat het los
begint het zoeken met honden naar overlevenden.
Tot dan steken we de koppen in het zand, trakteren we
het gouden kalf op Bach, blijven God door de vingers zien.

 

 
Jan-Paul Rosenberg (Leiden, 16 oktober 1966)

VSB Poëzieprijs 2018 voor Joost Baars

 

VSB Poëzieprijs 2018 voor Joost Baars

De VSB Poëzieprijs 2018 is gewonnen door de Nederlandse dichter Joost Baars. Baars nam de prijs en het bijbehorende geldbedrag van 25 duizend euro gisteren in ontvangst in Den Haag uit handen van juryvoorzitter Maaike Meijer. Naast “Binnenplaats” van Baars waren ook “Nachtroer” van Charlotte Van den Broeck, “Vonkt” van Marije Langelaar, “Ja Nee” van Tonnus Oosterhoff en de bundel “Leger” van Mieke van Zonneveld genomineerd. Joost Baars werd geboren op 2 oktober 1975 in Leidschendam. Zie ook alle tags voor Joost Baars op dit blog.

 

kosmologie van het tapijt

daar opende zich onder haar in wat genoemd was het tapijt een wormgat

daar taalde de materie naar die als vanzelfsprekend haar omgaf
kamer tafel laminaat lamp boekenkast
en cel voor cel het weefsel waarin ze was vervat

ze greep zich aan de polen vast

daar in die zwaartekracht waar wat genoemd is zwaartekracht
en dat ons grondt aan wordt ontleend
als een magnetisch veld rond de planeet
dat er uiteindelijk niet tegen is bestand

daar 112’de ik de taal die ik nog had
het adres (en er was)
een ambulance (en er kwam)
het is haar hart (ze was er nog)
dat wegvalt (wormgat)

daar klonk een stem en er was tijd
genoeg voor wat zich daar voltrekken moest

daar lag ze op het vloerkleed als een pasgeboren baby’tje
dat naamloos op haar noemer wacht

 

dode hond

ik loop op een eiland genaamd dode hond
en denk aan mijn broer

die op een snikhete dag
zijn auto op slot deed

en daarbij zijn hondje vergat.
dode hond heet zo omdat

er een hond ligt begraven. toen ik klein was
hoorde ik ooit het gejank

van een krolse kat, hield die hartverscheurende klank
voor gehuil van mijn broer, liep door de nacht

naar zijn kamer, deed de deur open en zag
dat hij sliep, dat

hij het niet was. dode hond

is een kunstmatig eiland,
net als mijn kamer in het huis waar wij opgroeiden,

net als mijn broer,
net als ik,

als een auto met gesloten ramen
in de zonzee geparkeerd.

nu is het nacht
op dode hond en over het daar

omheen als aaneengeregen dagen
liggende water

klinkt zijn gehuil, zijn geblaf.

 

 
Joost Baars (Leidschendam, 2 oktober 1975)

Gouden Ganzenveer 2018 voor Antjie Krog

 

Gouden Ganzenveer 2018 voor Antjie Krog

De Zuid-Afrikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar Antjie Krog krijgt de Gouden Ganzenveer 2018. Voorzitter Gerdi Verbeet van de Academie De Gouden Ganzenveer maakte dat bekend in het radioprogramma “De Taalstaat”. De Gouden Ganzenveer is een culturele prijs.De prijs wordt – zo mogelijk jaarlijks – toegekend aan een persoon of instituut vanwege zijn of haar grote betekenis voor het geschreven en gedrukte woord in de Nederlandse taal. Antjie Krog werd geboren in Kroonstad op 23 oktober 1952. Zie ook alle tags voor Antjie Krog op dit blog.

 

Visioen van een natie

hoe lang denken we het hier uit te houden?
wij die gestrand zijn tegen dit rijke continent
zonder ooit onloochenbaar in Afrika te landen
wij in huizen in Amerikaans-koloniale stijl
die wij omringen met parken en tuinen
om aan de aanspraak van het landschap te ontsnappen
die op kelims lopen, in Nederlands dialect praten
naar Duitse liederen luisteren en Engelse poëzie lezen
die ’s ochtends eieren met spek eten
onze lijven in westerse mode hijsen
met vakantie over het continent naar het noorden vliegen
om ons in stamlanden te laven aan muziek en kunstgalerijen
en na terugkeer onder het Pruisische schilderij van Domsaitis
uit Fins glas Glenfiddich drinken

waarom ook niet? hier zijn we na drie eeuwen nog niets anders
dan een stukje westers curiosum.

 

 

Het is waar

het is waar dat het landschap zonder
mij zal voortbestaan dat de bomen die
voor mij de aarde vormen de vlak-
ten beminnen die mij bijeenvegen in vaandels los-
lippig licht dat het water het
dichtsbijzijnde geluid van aanraking weer-
spiegelt dat de maan achterover stort in
een struikgewas van pasgeboren
sterren het is waar dat het zal doorgaan

het is waar dat ik drie vrouwen naakt
op het strand van Marseille heb gezien
hun lijven drie geplooide zakken
hun haartjes waaiend als tissues in
de wind met korte pasjes liepen ze
het water in, hun boezem
ongerimpeld een stralenkrans van dampende
amechtige borsten blozend tot
in de tepels het is waar dat ik
mijn ogen er niet van af kon houden

het is waar dat ik in een etalage
drie soorten wegwerpluiers voor
bejaarden heb gezien, een onder-
steek, antischimmelspul, doorligzalf en
iets dat op een aardappelschiller
leek het is waar dat ik oude mensen
steeds nauwkeuriger gadesla
hoe ze hun voeten neerzetten hun
haren kammen dat ik mijn ogen hon-
gerend laat rusten op rimpelloze jonge huid het
is waar dat ik voor een afgrond sta

 

 
Antjie Krog (Kroonstad, 23 oktober 1952)

BNG Bank Literatuurprijs 2017 voor Marjolijn van Heemstra

BNG Bank Literatuurprijs 2017 voor Marjolijn van Heemstra

De Nederlandse dichteres, schrijfster, columniste en theatermaakster Marjolijn van Heemstra heeft de BNG Bank Literatuurprijs 2017 gewonnen. Zij ontving donderdag in de Amstelkerk in Amsterdam een geldbedrag van 15.000 euro en een sculptuur van kunstenaar Theo van Eldik. Marjolijn (barones) van Heemstra werd geboren in Amsterdam op 10 februari 1981. Zie ook alle tags voor Marjolijn van Heemstra op dit blog.

Uit: En we noemen hem

“‘We noemen hem Frans,’ zeg ik, ‘Frans Julius Johan.’
Ik schrik van het volume van mijn stem.
D lacht. ‘Je hoeft niet te schreeuwen, ik sta naast je.’
Hij opent het portier van de auto. ‘Moet ik je helpen?’
‘Ik ben zwanger, niet gehandicapt.’
Grinnikend loopt hij naar de bestuurderskant. Voordat hij instapt klopt hij twee keer op het dak van de auto. Bijgeloof. D denkt dat je bij te veel geluk het ongeluk moet bezweren. Ik probeer me opgelucht te voelen. De onzekere weken zijn voorbij, er klopt een hart, er groeit een kind. Maar met de opluchting nestelt zich ook een angst in mijn borst, de angst die door mijn lichaam sluipt sinds het helderblauwe kruis op de zwangerschapstest verscheen. Het is een dreigende leegte die met de baby lijkt mee te groeien. Groot en wit als de kaart van Antarctica die een vriend mij vorig jaar voor mijn verjaardag gaf. Een gigantisch vlak met de naam van het gebied linksboven, de schaal rechtsonder en verder niks. Geen pad, geen meer, geen dorp. De vriend vond het de mooiste kaart die hij ooit gezien had, maar ik kreeg er kippenvel van. Sinds we de weken aftellen spookt dat witte vel door mijn hoofd, die angstaanjagende combinatie van iets en niets.
Ik laat me in de stoel zakken, de stekende pijn in mijn heupen verbijtend. Dertien weken zwanger en nu al een instabiel bekken. Als D naast me neerploft wijst hij naar het fotomapje dat ik tussen mijn handen klem. ‘Laat nog één keer zien.’ Samen bekijken we de beelden die de echoscopist voor ons printte (‘Nieuwe kiekjes van jullie kindje!’) nadat ze de lichte vlekken op het scherm had benoemd. Een arm, een maag, een pompend hart, ons kind dat zich in stralende delen openbaarde. Ik knikte braaf bij alles wat ze opsomde maar kon niets menselijks ontdekken in de vormen die door het duister zweefden. Het leken primitieve wezens in de oersoep. De foto’s in het mapje doen me denken aan een nachtelijk mistlandschap. D bladert erdoorheen, ik weet welke afbeelding hij zoekt, die met twee lange vlekken (benen) en een kleine uitstulping daartussenin. De foto waarbij de echoscopist ‘Overduidelijk een zoon!’ riep.”

 
Marjolijn van Heemstra (Amsterdam, 10 februari 1981)

P. C. Hooftprijs 2018 voor Nachoem M. Wijnberg

P. C. Hooftprijs 2018 voor Nachoem M. Wijnberg

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem M. Wijnberg krijgt de P. C. Hooftprijs 2018. In mei volgend jaar wordt hem de oeuvreprijs van 60 duizend euro overhandigd in het Haagse Literatuurmuseum. Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961.

Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog en eveneens mijn blog van 13 april 2009 en ook mijn blog van 10 april 2009 en ook mijn blog van 13 april 2008.

Avond

In plaats van een sigaret
aan te steken met een brandend bankbiljet
steek je een biljet aan
met een ander,
als iemand je vuur geeft.

Je bestelt porties
die groter zijn dan je op kan,
als je bijvoorbeeld water wil drinken
bestel je een fles zo groot als dat meisje
dat haar ogen dichthoudt.

Wil je een sigaret?

Je rookt zelf niet, maar hebt er wel een bij je.

Herinner je je,
kijk hoe zij danst,
met een brandende sigaret
in haar hand
alsof dat straks het enige licht is?

Wat is de kans
dat een meisje
je vraagt te helpen zoeken
naar haar parels,
op straat, in het donker?

Brak de parelketting
om je hals?

Ja, zoiets, je hebt niet toevallig
een zaklantaarn bij je
of een paar lucifers?

 

Marcel Proust

Marcel Proust kwam tenslotte
hij droeg meerdere lagen kleren
zijn gezicht is nu bijna kleurloos
deze man is zo plotseling oud geworden
schoonheid ligt misschien in herhaling
voordat hij kwam belde zijn huishoudster
driemaal om te vragen of een bepaalde thee
voor hem gereedstond

vraag hem niet zijn jas uit te trekken
hij heeft vrijwel geen tijd meer, laat hem
zijn handschoenen verwarmen aan het glas thee.

 

Bekrachtiging

Om de overeenkomst waarde te geven
betasten de twee mannen elkaars testikels
elk van hen zoekt onder het lichtgekleurde kleed
van de ander met de vingers van zijn rechterhand
naar het behaard en ineengekrompen geslachtsdeel
van de ander, zo wordt deze overeenkomst meer
dan een willekeurige afspraak tussen vreemden

nadat de zon ondergaat zijn zij als mannen
die zonder dwang water verdeeld hebben.

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

In Memoriam Jean d’Ormesson

In Memoriam Jean d’Ormesson

De Franse schrijver Jean d’Ormesson is in de nacht van 4 op 5 december 2017 overleden aan een hartstilstand. Hij werd 92 jaar. Jean d’Ormesson (eig. Jean Lefèvre, comte d’Ormesson) werd geboren op 16 juni 1925 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean d’Ormesson op dit blog.

Uit: Comme un chant d’espérance

“L’idée, chère à Flaubert, d’un roman sur rien m’a longtemps travaillé en silence. Elle m’est revenue en mémoire par un détour bizarre. Pour préparer deux de mes livres récents – C’est une chose étrange à la fin que le monde et Un jour je m’en irai sans en avoir tout dit –, je me suis intéressé en néophyte à un domaine qui m’était étranger et qui a fait depuis cent ans des progrès fascinants : la physique mathématique et la cosmologie.
Parvenant, comme par miracle, en suivant des chemins divers, à des conclusions identiques, qu’est- ce que les mathématiciens et les astronomes ont découvert de notre vivant, les uns en théorie et par le calcul, les autres par l’expérience et par l’observation ? Pour dire les choses en un mot, que l’univers a une histoire. C’était un coup de tonnerre dans le ciel de la science.
Longtemps, de grands esprits, Aristote en tête, ont pensé que le monde était immobile et éternel.
Les Grecs, qui ont presque tout inventé il y a deux mille cinq cents ans sur les côtes de l’Ionie, c’est-à- dire de la Turquie d’aujourd’hui – la géométrie, la mathématique, la philosophie, le théâtre, l’éloquence, la démocratie… –, n’avaient pas manqué de remarquer, se référant tout naturellement aux deux astres les plus brillants au firmament du jour et de la nuit, que tout ne cessait jamais de changer sous le soleil et dans ce qu’ils appelaient notre monde sublunaire. Une formule d’Héraclite, né à Éphèse, est restée célèbre : πάντα ῥεῖ – tout passe. Mais derrière les changements qui se succédaient dans son sein, le monde lui-même ne bougeait pas. Il était là. C’est tout ce qu’on pouvait en dire.
Rival d’Héraclite, Parménide soutenait à Élée, en Grande-Grèce, autrement dit en Italie du Sud, que l’être est et que le non-être n’est pas. Le non-être ne devait même pas être évoqué : il était impossible d’en parler. Pour Socrate, pour Platon, pour Aristote, successeurs de Parménide et d’Héraclite, l’homme était la mesure de toutes choses et la Terre sur laquelle il régnait était immobile et éternelle au centre de l’univers, immobile comme elle et éternel comme elle.
Un certain nombre de populations qui ont longtemps passé pour primitives au regard de la culture grecque avaient une autre vision de l’univers qui les entourait. Le monde, pour elles, était sorti du néant après des aventures qui prenaient, en Mésopotamie, en Égypte, aux Indes, en Chine, en Afrique, en Amérique précolombienne, dans les pays scandinaves – et d’ailleurs en Grèce même pour l’homme de la rue –, les formes les plus diverses. D’innombrables mythes, pleins d’animaux fabuleux, de tortues géantes, de chevaux à huit jambes, de serpents à plumes, de fleurs de lotus, d’arbres enchantés, de fontaines magiques, de potiers divins, de généalogies compliquées de déesses et de dieux qui s’engendraient les uns les autres et de nourrissons nés par miracle, prétendaient rendre compte du commencement de ces choses qui prenaient la place de leur absence et que nous appelons le monde.”

 
Jean d’Ormesson (16 juni 1925 – 5 december 2017)

ECI Literatuurprijs voor Koen Peeters

ECI Literatuurprijs voor Koen Peeters

Donderdagavond is de ECI Literatuurprijs van 50 duizend euro toegekend aan de Vlaamse schrijver Koen Peeters voor “De mensengenezer”. Juryvoorzitter Thom de Graaf reikte de prijs van 50 duizend euro uit in het Theater aan het Spui in Den Haag. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit:De mensengenezer

“Het wezen, er bestaat misschien zoiets als het wezen van de Westhoek. Misschien is het een geest, een daimon, een genius, die niet bestaat als lichaam maar toch sluipt en heerst in het  West-Vlaamse landschap. Altijd opnieuw lijkt deze geest te verschijnen: in de huizen, de dorpen en langs de wegen. Het is alsof die geest de hele tijd opstijgt en neerdaalt in het vlakke landschap. Op ijle wijze. Misschien gebeurt de beweging via zonnestralen, lijsters en leeuweriken, of als een haast onhoorbare tamtam, of via een andere stofwisseling of circulatie. Men kan hem horen hijgen tussen de woorden die de mensen zeggen, in het corpus van zinnen en verhalen die men elkaar vertelt.
Als deze geest een verschijningsvorm heeft, dan zit hij waarschijnlijk daarin: in de verhalen.
Ook zijn er mensen die de geest kunnen waarnemen in de dikke mist die in de Westhoek hangt. Als een deken van as. Als gescheurde flarden van oude gordijnen. In mistslierten over de akkers onder de herfstmaan.
De geest.
Deze geest, de genius, de daimon of hoe moeten we hem noemen?
Wat is een daimon eigenlijk? Hoe noemen we de kracht die iemand verrukt of rusteloos op pad stuurt, over de grenzen van generaties, continenten of zelfs beschavingen heen?
In alles wat in de Westhoek wordt gezegd klinkt die galm.
Het is een klein gonzend geroffel, alleen opgemerkt door een gevoelige observator. Misschien wordt het ritme, de resonantie via de sporen van hazen in de aarde gelegd. Hazenprenten.
Dat zou een mooie theorie zijn: dat oude geschiedenissen per hazenpoot neerdalen en weer opstijgen in al wat groeit. Veelsoortig, onuitroeibaar, elk jaar opnieuw. Deze verhalen verliezen zichzelf in bloemblaadjes. Zachte rode, bloedrode bloemblaadjes. Ik bedoel klaprozen.

In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.

‘Of in korenbloemen, dat zou ook kunnen,’ zei nonkel Marcel knorrig, wrijvend met de hand over zijn voorhoofd. De ogen trillend gesloten. ‘Larks, wat waren dat ook weer, jongen?’
‘Dat zijn leeuweriken, nonkel.’

 
Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

Man Booker Prize 2017 voor George Saunders

Man Booker Prize 2017 voor George Saunders

De Man Booker Prize voor de beste Engelstalige roman is dit jaar toegekend George Saunders voor zijn roman “Lincoln in the Bardo”. George Saunders werd geboren op 2 december 1958 in Chicago. Zie ook alle tags voor George Saunders op dit blog en ook mijn blog van 2 december 2009.

Uit: Lincoln in the Bardo

“Mouth at the worm’s ear, Father said:
We have loved each other well, dear Willie, but now, for reasons we cannot understand, that bond has been broken.
But our bond can never be broken. As long as I live, you will always be with me, child.
Then let out a sob
Dear Father crying    That was hard to see    And no matter how I patted & kissed & made to console, it did no
You were a joy, he said. Please know that. Know that you were a joy. To us. Every minute, every season, you were a—you did a good job. A good job of being a pleasure to know.
Saying all this to the worm!    How I wished him to say it to me    And to feel his eyes on me    So I thought, all right, by Jim, I will get him to see me And in I went It was no bother at all    Say, it felt all right   Like I somewhat belonged in
In there, held so tight, I was now partly also in Father
And could know exactly what he was
Could feel the way his long legs lay     How it is to have a beard      Taste coffee in the mouth and, though not thinking in words exactly, knew that
the feel of him in my arms has done me good. It has. Is this wrong? Unholy? No, no, he is mine, he is ours, and therefore I must be, in that sense, a god in this; where he is concerned I may decide what is best. And I believe this has done me good. I remember him. Again. Who he was. I had forgotten some- what already. But here: his exact proportions, his suit smelling of him still, his forelock between my fingers, the heft of him familiar from when he would fall asleep in the parlor and I would carry him up to—

It has done me good.
I believe it has.
It is secret. A bit of secret weakness, that shores me up; in shoring me up, it makes it more likely that I shall do my duty in other matters; it hastens the end of this period of weakness; it harms no one; therefore, it is not wrong, and I shall take away from here this resolve: I may return as often as I like, telling no one, accepting whatever help it may bring me, until it helps me no more.
Then Father touched his head to mine.
Dear boy, he said, I will come again. That is a promise.”

 

 
George Saunders (Chicago, 2 december 1958)