Bij 4 mei
Monument op de Dam met de tekst van Roland Holst
“Nimmer, van erts tot arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres de mens. Uit die eersteling daalden de ontelbaren. Duchtend zijn hoge blik deinsden hun zwermen binnen de wet terug en werden volkeren en stonden elkander naar het leven, onder nachtgewolkten verward treurspel, dat wereld heet. Sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak, geen volk dan beheerst van boven zijn torens. Blijve ons dat bij, verlost als we werden uit het schrikbewind van een onderwereld. Niet onbeheerst, doch enkel beheerst van boven de wereld blijft vrijheid ons deel.”
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Hier met prinses Beatrix en prins Claus bij zijn 80e verjaardag.
De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.
Uit: A Tale of Love and Darkness
“Consequently through the summer there was always a hint of winter in our home.
Visitors would say: It’s always so pleasant here in a heat wave, so cool and fresh, really chilly, but how do you manage in the winter? Don’t the walls let in the damp? Don’t you find it depressing?
Books filled our home. My father could read sixteen or seventeen languages and could speak eleven (all with a Russian accent). My mother spoke four or five languages and read seven or eight. They conversed in Russian or Polish when they did not want me to understand. (Which was most of the time. When my mother referred to a stallion in Hebrew in my hearing, my father rebuked her furiously in Russian: Shto s toboi?! Vidish malchik ryadom s nami!-What’s the matter with you? You can see the boy’s right here!) Out of cultural considerations they mostly read books in German or English, and presumably they dreamed in Yiddish. But the only language they taught me was Hebrew. Maybe they feared that a knowledge of languages would expose me too to the blandishments of Europe, that wonderful, murderous continent.
On my parents’ scale of values, the more Western something was, the more cultured it was considered. For all that Tolstoy and Dostoevsky were dear to their Russian souls, I suspect that Germany-despite Hitler-seemed to them more cultured than Russia or Poland, and France more so than Germany. England stood even higher on their scale than France. As for America, there they were not so sure: after all, it was a country where people shot at Indians, held up mail trains, chased gold, and hunted girls.
Europe for them was a forbidden promised land, a yearned-for landscape of belfries and squares paved with ancient flagstones, of trams and bridges and church spires, remote villages, spa towns, forests, and snow-covered meadows.”
Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)
De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.
Uit:ART. 285b
“Agent 13706 gebruikt initialen in plaats van zijn voornaam, waarschijnlijk zodat hij op die manier zijn slachtoffers onder aan elke brief triomfantelijk in het gezicht kan uitlachen. Daarnaast moet het caps-lockvertoon in combinatie met wat rake archaïsmen het hele epistel van een dreigende klankkleur voorzien. Waar de schrijver, dat moet ik hem nageven, knap in geslaagd is, want volledig op mijn gemak voel ik me niet.
Op een ochtend lag ik in bed. Victoria kieperde een stapel kleren uit haar kast, en begon er enthousiast in te rommelen. Op nogal agressieve toon zei ze: ‘Flikker toch op met je fifty ways to leave your lover.’ Ze ging een van de vriendjes die haar leven passeerden voor het laatst zien. ‘Er zijn er maar twee. Uit de trein springen of eerst wachten tot ie stilstaat. Luister je?’
Ik luisterde. Ze was, daar kwam het kort gezegd op neer, nu al zo vaak gesprongen, dat ze wel eens wilde proberen hoe het beviel om eerst aan de noodrem te trekken.
Ze poseerde voor zichzelf in de spiegelende schuifdeur van haar klerenkast, in een zwart jurkje dat ze weer uittrok. Ik ging rechtop zitten om haar borsten te kunnen zien. (Haar prachtige borsten, daarover hoop ik in de loop van dit relaas nog veel te zullen spreken).
‘Ik ben daar geloof ik niet zo goed in,’ zei ik, ‘in dat springen.’ Ze wurmde zich weer in een volgend model, dat sterke gelijkenissen vertoonde met het eerste, en zweeg.
‘Jij kan dat,’ drong ik aan, ‘genadeloos zijn, en hard. Ik kan dat niet.’
‘Dat komt,’ zei ze, geërgerd, alsof het iets was waar allang algehele consensus over bestond, ‘omdat jij een vrouw bent en ik een man.’ En ze liep de deur uit om een relatie te gaan beëindigen.
Kennelijk beviel de nieuwe tactiek maar matig, want bij mij, niet veel later, ging ze weer terug op de springmethode. Het is een gekke gewaarwording als je coupégenoot ineens uit de trein is gesprongen. Je waagt dan toch nog maar een telefoontje naar degene die in het weiland ligt na te rollen.”
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)
De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.
Uit: Een klomp met een zeiltje
“De Nederlandse ambassadeur in België verschijnt op de televisie. Clichés worden uitgewisseld. Of Nederlanders echt geloven dat Belgen dom zijn? Welnee, de ambassadeur kent zelfs een Belg die een winstgevend zaakje heeft opgezet met het verkopen van Nederlanders. Hoezo? Nou, hij koopt ze voor wat ze waard zijn, en verkoopt ze voor wat ze denken dat ze waard zijn. Terwijl de ambassadeur olijk in de camera blikt, merkt in de huiskamer een Belgische kijker op: ‘Als die Hollander denkt dat we daar intrappen…’
Buren verkeren niet met elkaar, maar met elkanders vooroordelen. Ik ben ouderwets opgevoed, als de oogkleppen te klein dreigden te worden werden ze vervangen door grotere, maar ik was nieuwsgierig en achterdochtig, en wilde alles zelf uitzoeken. Het zou met mij slecht aflopen. Dat klopt: ik ben schrijver geworden en mijn boeken worden in Nederland uitgegeven.
Nederlanders werden verondersteld zuinig zoniet schraperig te zijn, gewiekst dus zakelijk onbetrouwbaar, ze zagen eruit als doorgeschoten waterplanten en hun eten leek nergens op. Bovenal waren ze protestants, ze geloofden in het woord en lazen boeken. Hun zal veel vergeven worden, dacht ik.
Dat was het begin van een dubbelzinnige situatie die ik ruiterlijk wil toegeven voor ik me in het diepe stort. De uitgever koopt mijn werk voor wat het hem waard is, en verkoopt het voor veel minder dan het waard is, en door die leesafwijking van de Nederlanders worden we daar allebei beter van. Tenminste, dat is de bedoeling.
Kritiek is ondankbaar en lof onbetrouwbaar, maar laat het door de laatste der Belgen geschreven zijn: Goed dat het er is, Nederland!”
Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)
De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.
Uit: The Light of Day
“Tea, I think, Reet. Nice and strong.”
She’s wearing the pale pink top, soft wool, above a charcoal skirt. Round her neck a simple silver chain. The small twinkly stud earrings, a waft of scent. She always gets herself up well, Rita. We have to meet the public, after all.
But the pale pink is like a flag, her favourite colour. A very pale pink—more like white with a blush. I’ve seen her wearing it many times. I’ve seen her wearing a fluffy bathrobe of the same soft pink colour, loosely tied, tits nuzzling inside. Bringing in morning tea.
I go into my office, leaving the door open. The sun is streaming through my first-floor window, the low, blinding sun of a cold November morning, the sun Rita never gets in her compartment, except through the frosted glass of my door.
She follows me in with the tea, and a mug for her- self, a bundle under her arm. There’s always this morning conference—my office door open—even as I settle myself in, take off my coat, switch on my own computer, sit down. The sun’s warm through the glass, even if outside the air’s icy.
She puts down my tea, already sipping her own, eyeing me over the rim. She slips the bundle onto my desk, pulls round the other chair—the “client’s chair.” She steps through bars of bright light.
It’s like a marriage really. We’ve both thought it. It’s better than a lot of marriages (we know this). Rita—my assistant, my associate, my partner, or not-quite partner. Her job description has never exactly been set in stone. But I wouldn’t dream of calling her my receptionist (though
she is that too) or even my secretary.
“Be an angel, Reet.”
“I am an angel, George.”
Where would I be without her?
Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)
Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige twee blogs van vandaag.