Anton Roothaert

 

De Nederlands schrijver en jurist Antonius Martinus Henricus (Anton) Roothaert werd geboren in Tilburg op 9 juni 1896. Roothaert bracht zijn jeugd door aan de Bosscheweg en in de Telefoonstraat, waar zijn vader Biljartfabriek Roothaert had. De mobilisatie van 1914 maakte een vroegtijdig einde aan zijn gymnasiumopleiding aan het Sint Odulphuslyceum. Hij werd reserveofficier, later meester in de rechten in Utrecht en vestigde zich uiteindelijk in 1922 als advocaat in Tilburg. Hij was hier tevens leraar handelsrecht aan de RK Leergangen. Na de scheiding van zijn vrouw brak hij in 1930 zijn loopbaan af en vertrok naar Antwerpen. Hier hoefde hij zich ‘minder katholiek’ te gedragen, iets waar hij in Tilburg altijd last van had. Pas in zijn Antwerpse periode ging Roothaert publiceren. In 1933 debuteerde hij met de roman Spionage in het veldleger. Daarna verschenen de detectives Onbekende dader (1933), Chinese handwassing (1934) en Onrust op Raubrakken (1935). Over het Nederlands filmwereldje schreef hij de roman Camera loopt (1936). Sinds 1935 woonde hij in Deurne bij Antwerpen, waar hij zijn bekendste roman Doctor Vlimmen (1936) schreef. Dit boek beleefde vele herdrukken, werd drie keer verfilmd en kreeg diverse vertalingen. Er werden ongeveer een miljoen exemplaren van verkocht, waarmee het tot de meest gelezen boeken in het Nederlandse taalgebied behoorde. Het verhaal is geïnspireerd op het leven van zijn studievriend, de dierenarts Huub Pulles, die Roothaert vaak vergezelde op zijn tochten langs boerderijen in de omgeving van Tilburg. Daarna schreef hij de Die verkeerde weereldt (1939), Vlam in de pan (1943), Villa Cascara (1947), De wenteltrap (1949), Oom Pius (1951), Vlimmen contra Vlimmen (1953), Vlimmens tweede jeugd (1957), Een avondje in Muscadin (1952), Gevaarlijk speelgoed (1954) en Duivelsfortuin (1965). Wellicht is Roothaert wat op de achtergrond geraakt, omdat hij een tijd lang gold als een ‘foute’ auteur. Hub Pulles, de veearts die model heeft gestaan voor Vlimmen, was NSB-lid en is in de Tweede Wereldoorlog door de bezetter tot burgemeester van Eindhoven benoemd. Roothaert zelf is nimmer lid geweest van de NSB. Een feit dat evenmin aan Roothaerts naoorlogse populariteit bijdroeg was dat zijn boek al in 1944 door de nazi’s was verfilmd onder de titel Tierarzt Dr. Vlimmen. Onder dezelfde titel werd in 1956 nogmaals een Duitse verfilming gemaakt onder regie van Arthur Maria Rabenalt. De variété-artiest Bernard Wicki speelde daarin Vlimmen. In 1977 werd het boek in Nederland verfilmd met Peter Faber in de titelrol.

Uit:Doctor Vlimmen

“In de directiewagen heeft Dr. Vlimmen een onbekende buitenlandse sigaar moeten aansteken en nu hij het trapje afdaalt, rolt hij herhaaldelijk en onnodig de gummislangen van zijn phonendoscoop op en af, terwijl hij een beetje onzeker naar zijn Duits tast… De laatste vacantie in de Harz, met Truus en Dop, is weer ruim een jaar geleden en hier in Dombergen heeft hij geen gelegenheid vreemde talen bij te houden.
Druk babbelend volgt hem een der onderdirecteuren van het grote circus. Om de vijf woorden een ‘Herr Doktor’ of zelfs een ‘lieber Herr Doktor’. Vlimmen luistert maar half, kauwt op zijn afscheidszin, die niet bepaald nodig is, want wat hij gaat zeggen heeft hij in de loop van het bezoek al wel driemaal bij stukjes en beetjes voorgeschreven… Maar tegenover zulke cosmopolieten wil hij een beetje los en werelds uitpakken en daarom zal hij zijn therapie nog eens samenvatten in een Duits, dat klinkt als een klok.
De directeur is een vlug kereltje met een pienter, rond gezicht en begeleidt den Herr Doktor in een onafgebroken reeks buigingen naar de auto… Net de Gelaarsde Kat met z’n hoge rug, denkt Vlimmen en ziet met voldoening, dat de nieuwe Chevrolet het wel ‘doet’, zo op een afstandje tussen al dat verweerde en mishandelde circusmaterieel. Dan krijgt hij een kleur, trekt strenge rimpels in zijn voorhoofd en stort zich moedig in de Duitse taal, want hij voelt, dat er niets van terechtkomt, als hij nog langer wacht.
‘Also Herr Direktor, laat u die jonge dame vandaag nog twee liter gewone Hollandse jenever innemen, dan zal ik die andere morgen een spuit geven waarvan ze definitief opkikkert.’ Hij zegt ‘aufmuntern’, twijfelt meteen aan de juistheid van het woord, vooral omdat Herr Direktor begint te lachen, en bloost opnieuw. Haastig en verward stapt hij in. ‘Auf Wiedersehen, Herr Direktor!’
De lange sporen worden klinkend tegen elkaar geslagen. ‘Wird gemacht, Herr Doktor! Auf Wiederschau und besten Dank.’
Onder een diepe zucht van verlichting zwaait Vlimmen de wagen uit het platgereden weiland de straat op… Dat heeft hij er helemaal niet zo slecht afgebracht! Kan tevreden zijn. En God weet dat hij volstrekt niet gauw over zichzelf tevreden is. Of komt het door die Duitse drukte? Onder Duitsers voelt hij zich altijd nogal goed op zijn plaats; hun manieren geven je – soms wel een beetje te duidelijk – te verstaan, dat je werkelijk iets te betekenen hebt als Herr Doktor. Maken een deining rond je heen, dat je jezelf voor iets bizonders zoudt gaan aanzien, als je niet beter wist…”

 

 
Anton Roothaert (9 juni 1896 – 29 maart 1967)