De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen-Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook mijn blog van 24 oktober 2006 en ook mijn blog van 24 oktober 2007.
Bist du der Freund, weil du mein Herz gewinnest?
Bist du der Freund, weil du mein Herz gewinnest?
Bist du die Schlange, weil du stets entrinnest?
Bist du die Seidenraupe, weil du sachte
Mit feinen, starken Fäden mich umspinnest?
Bist du der Strom, weil unerschöpflich dunkel
Du Well’ in Welle durcheinander rinnest?
Bist du der Mond, weil du mit großem Auge
Die Welt in klaren Nächten übersinnest?
Bist du die fromme Nachtigall der Liebe,
Weil du den Todeskelch der Rose minnest?
Es sei gesegnet, wer die Welt verachtet
Es sei gesegnet, wer die Welt verachtet,
Denn falscher ist sie, als es Worte malen:
Sie sammelt grausam unsern Schmerz in Schalen,
Und reicht zum Trunk sie, wenn wir halb verschmachtet.
Mir, den als Werkzeug immer sie betrachtet,
Mir preßt Gesang sie aus mit tausend Qualen,
Läßt ihn vielleicht durch ferne Zeiten strahlen,
Ich aber werd als Opfertier geschlachtet.
O ihr, die ihr beneidetet mein Leben,
Und meinen glücklichen Beruf erhobet,
Wie könnt in Irrtum ihr so lange schweben?
Hätt’ ich nicht jedes Gift der Welt erprobet,
Nie hätt’ ich ganz dem Himmel mich ergeben,
Und nie vollendet, was ihr liebt und lobet.
Ist’s möglich, ein Geschöpf in der Natur zu sein
Ist’s möglich, ein Geschöpf in der Natur zu sein,
Und stets und wiederum auf falscher Spur zu sein?
Ward nicht dieselbe Kraft, die dort im Sterne flammt,
Bestimmt, als Rose hier die Zier der Flur zu sein?
Was seufzt ihr euch zurück ins sonst’ge Paradies,
Um, wie das Sonnenlicht, verklärt und pur zu sein?
Was wünscht ihr schmerzbewegt euch bald im Erdenschoß,
Und über Wolken bald und im Azur zu sein?
Was forscht ihr früh und spat dem Quell des Übels nach,
Das doch kein andres ist, als – Kreatur zu sein?
Sich selbst zu schaun erschuf der Ewige das All,
Das ist der Schmerz des Alls, ein Spiegel nur zu sein!
In Gott allein ist Ruh’, doch wir vermögen nichts,
Als bloß ein Pendelschwung der ew’gen Uhr zu sein.
August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Portret door Moritz Rugendas
De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook mijn blog van 24 oktober 2007.
Zo breekt
Zo breekt een askoude dag aan
en staat op zijn eiland een ijsbeer
met de air van een eiland te leven
van de lucht: snuit schuin omhoog,
bek beetje open, bloeddoorlopen
ogen half geloken, niets ontziend.
Een oude meester is er hier vroeg bij.
Hij neemt een foto als hield hij zichzelf
een meetsysteem nee een lepel voor.
Omgekeerd,
evenredig, schepsel dat uit het papier
naar voren treedt, uit het fixeer.
Zijn naaste en laatste gezel.
Dit heeft hij gezien, dit heeft hij niet
van een vreemde. Zich zo onvoltooiend,
drogend aan de lucht, zo een en al air,
zo een en al eiland, zo kan hij het ook.
Zo onwaarschijnlijk
Zo onwaarschijnlijk zacht
is het hier nog nooit geweest.
Alle vogels wachten tot de zon.
Wijfjeswolven slapen, gespitst
Siberische idylle, dan een
jagerstred op de permafrost
Freefighter Joop staalt zijn spieren
alvorens de ring in te denderen, overal
ter aarde dooit of laait het licht.
Als een wenkbrauw bloedt de einder.
Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)
De Ierse dichter en essayist Robert Greacen werd geboren op 24 oktober 1920 in Derry. Hij groeide op in Belfast en in County Monaghan. Hij studeerde aan het Trinity College in Dublin en nog tijdens zijn studie publiceerde hij zijn eerste gedichten en essays.Na zijn studie woonde hij lange tijd in Londen, waar hij werkte als docent en als journalist. In 1949 gaf hij samen met Valentin Iremonger het „Faber Book of Contemporary Poetry“ uit. In 1995 ontving Robert Greacen de Irish Times Literature Prize For Poetry voor zijn Collected Poems 1944–1994.
The Metal Birds
A drunk man swivels on a chair
Slurs words that flower into violence.
A table overturns, a light bulb shatters,
Heaps diamonds on the floor.
Voices charged with anger
Drown in a pool of silence.
In a candle-lit attic a boy
Walks in a fog with David Copperfield.
He hears the children’s shouts
Bounce from the streets of dialect,
Peers through the skylight at the dusk
Blinks at Venus in the west
Watches a lamplighter with his pole.
O let there be light, always and always!
Sixty years on, a man gets up to pee,
Turns off the radio, closes a window.
Sunk in sleep, he dreams of a locked room,
Searches for the key under a stone.
In his ears the metal birds are screeching
As they fly towards the darkness of the sea
John Hewitt
Sports jacket, corduroys, red tie.
A voice in Belfast middle-class
Proclaims the Marxist line of ’38.
A plump young man, moustached,
Defines the issue of the time.
‘Some want conscription’ – pause –
‘But others are of military age.’
‘Who’s that?’ I ask. Boyd whispers:
‘Another John – surname’s Hewitt.’
I’ll pass him on Stranmillis Road.
‘Hello,’ he’ll say, abrupt and shy,
Museum man not yet in coventry.
One day he bids me call him John,
Asks me to his Mount Charles flat.
He’s not a man who seeks
Confessions, drunk alliances,
The praise of coteries,
lounge bar politics.
We rarely write or phone
To bridge the Irish Sea.
He and McFadden tried to break
The mould of bigotry.
Last met in ’84, John bearded,
Frail, eye-troubled, stick in hand,
Snug in the Châlet d’or.
We chat of friends, our craft,
The temper of the local streets.
Talk done, I watch him walk away,
Admire his stubborn gait.
Robert Greacen (24 oktober 1920 – 13 april 2008)
De Amerikaanse schrijver Norman Rush werd geboren op 24 oktober 1933 in San Francisco. Hij volgde een opleiding aan Swarthmore College en werkte daarna vijftien jaar als boekhandelaar, maar koos uiteindelijk voor het beroep van leraar, omdat hij daardoor mee tijd had om te schrijven. Zijn eerste verhaal verscheen in 1978 in The New Yorker. Rush en zijn vrouw werkten tussen 1978 en 1983 voor de vredesmacht in Botswana. De ervaringen daarvan vonden hun neerslag in een bundel korte verhalen onder de titel Whites die in 1986 verscheen en ook in zijn eerste roman Mating en zijn tweede roman Mortals. Voor Mating kreeg hij in 1991 de National Book Award for fiction.
Uit: Mating
“Well before you see water you find yourself walking through pure vapor. The roar penetrates you and you stop thinking without trying.
I took a branch of the path that led out onto the shoulder of the gorge the falls pour into. I could sit in long grass with my feet to the voice, the falls immense straight in front of me. It was excessive in every dimension. The mist and spray rise up in a column that breaks off at the top into normal clouds while you watch. This is the last waterfall I need to see, I thought. Depending on the angle of the sun, there were rainbows and fractions of rainbows above and below the falls. You resonate. The first main sensation is about physicality. The falls said something to me like You are flesh, in no uncertain terms. This phase lasted over an hour. I have never been so intent. Several times I started to get up but couldn’t. It was injunctive. Something in me was being sated and I was paralyzed until that was done.
The next phase was emotional. Something was building up in me as I went back toward the hotel and got on the
path that led to overlooks directly beside and above the east cataract. My solitude was eroding, which was oddly painful. I could vaguely make out darkly dressed people here and there on the Zambia side, and there seemed to be some local African boys upstream just recreationally manhandling a huge dead tree into the rapids, which they would later run along the bank following to its plunge, incidentally intruding on me in my crise or whatever it should be called. The dark clothing I was seeing was of course raingear, which anyone sensible would be wearing. I was drenched.
You know you’re in Africa at Victorial Falls because there is nothing anyplace to keep you from stepping off into the cataract, not a handrail, not an inch of barbed wire. There are certain small trees growing out over the drop where obvious handholds on the limbs have been worn smooth by people clutching them to lean out bodily over white death. I did this myself. I leaned outward and stared down and said out loud something like Weep for me. At which point I was overcome with enormous sadness, from nowhere. I drew back into where it was safe, terrified.
I think the falls represented death for the taking, but a particularly death, one that would be quick but also make you part of something magnificent and eternal, an eternal mechanism. This was not in the same league as throwing yourself under some filthy bus. I had no idea I was that sad. I began to ask myself why, out loud. I had permission to. It was safe to talk to yourself because of the roar you were subsumed in, besides being alone. I fragmented. One sense I had was that I was going to die sometime anyway.”
Norman Rush (San Francisco, 24 oktober 1933)
De Vlaamse auteur Ernest Claes werd geboren op 24 oktober 1885 te Zichem. Zie ook mijn blog van 24 oktober 2006.
Uit: Het leven van Herman Coene
„Daar is voorzeker niemand in het dorp die niet gereedelijk zal erkennen dat mijnheer Legein, de stationschef, een zeer achtenswaardig man is. Mijnheer Legein is dat, ontegenzeggelijk. En hij is bovendien een man van gewicht, een der voorname personnaliteiten van de gemeente. In de achting der menschen neemt mijnheer Legein onmiddellijk de plaats in na den pastoor en na den dokter. De eerwaarde heer pastoor, dat is de man der kerk en der goddelijke dingen. In zijn persoon berusten al de vreemde machten van daarboven, waaraan ze lijdelijk zijn onderworpen en waarvan ze afhangen. De dokter, dat is de man van de groote geleerdheid die alle kwalen en ziekten kent en peilt. En mijnheer Legein, die onmiddellijk na hen komt, is de hooge vertegenwoordiger van de zienelijke machten van ’s lands bestuur, rechtstreeks verbonden met de verre hoofdstad en met de ministers, de man met veel voorspraak bij allerhande noodwendigheden, en de absolute meester van ’n zoo belangrijk iets als ’t station en de treinen. Wanneer zij daarvan gebruik maken geschiedt er onder zijn almachtig toezicht alles volgens juiste, afgemeten regelen. Mijnheer Legein is iemand.
Met den dokter spreekt hij altijd Fransch, en dat heeft er voorzeker veel toe bijgedragen om hem in hoog aanzien te brengen bij de dorpelingen. Klein en groot neemt voor hem de muts af en zegt: ‘Dag mijnheer de chef!’, zooals ze zeggen: dag mijnheer pastoor, en: dag mijnheer doktoor. Wanneer hij door het dorp wandelt, met bedaarden stap, de handen op den rug, dan kijkt hij niet naar links of rechts, dan blijft hij nergens staan, neen, zijn oogen zijn gericht recht voor zich over de straat, met nu en dan een zijdelingschen blik naar de menschen, wachtend tot zij groeten. Want mijnheer Legein weet dat rondkijken, of blijven staan, of eerst groeten, niet past bij de waardigheid van zijn persoon. Een treffelijk man is mijnheer Legein, iemand die het dorp eer aandoet. Onder de hoogmis zit hij Zondags vooraan in de kerk. Hij blijft altijd geknield op zijn stoel zitten, en zet zich enkel neer om te luisteren naar het sermoon. Dan keert hij zijn stoel om, zoo bedaard, zoo waardig, dat het iedereen opvalt.“
Ernest Claes (24 oktober 1885 – 2 september 1968)
De Engels – Amerikaanse dichteres Denise Levertov werd geboren op 24 oktober 1923 in Ilford, Essex. Nadat Levertov in 1946 in Londen debuteerde met haar bundel ‘The double image’ gebeurde er aanvankelijk niet veel. Ze werd gerekend tot ‘The new romantics’. Daar kwam verandering in toen ze in 1947 met haar Amerikaanse echtgenoot (de schrijver Mitchell Goodman) naar de VS verhuisde. Daar kwam ze in aanraking met de avant-garde poezie van Ezra Pound en de Beat Generation. Haar in 1957 verschenen ‘Here and Now’ raakte de goede snaar bij het Amerikaanse publiek. Sindsdien heeft ze met haar gedichten een belangrijke plaats ingenomen in de literatuurgeschiedenis van de jaren 60 en 70.
Hymn To Eros
O Eros, silently smiling one, hear me.
Let the shadow of thy wings
brush me.
Let thy presence
enfold me, as if darkness
were swandown.
Let me see that darkness
lamp in hand,
this country become
the other country
sacred to desire.
Drowsy god,
slow the wheels of my thought
so that I listen only
to the snowfall hush of
thy circling.
Close my beloved with me
in the smoke ring of thy power,
that we way be, each to the other,
figures of flame,
figures of smoke,
figures of flesh
newly seen in the dusk.
Adam’s Complaint
Some people,
no matter what you give them,
still want the moon.
The bread,
the salt,
white meat and dark,
still hungry.
The marriage bed
and the cradle,
still empty arms.
You give them land,
their own earth under their feet,
still they take to the roads
And water: dig them the deepest well,
still it’s not deep enough
to drink the moon from.
Denise Levertov (24 oktober 1923 – 20 december 1997)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Sarah Josepha Buell Hale werd geboren op 24 oktober 1788 in Newport, New Hampshire. Van 1827 tot 1836 werkte zij als redactrice van het Ladies’ Magazine in Boston. Haar gedichtenbundel Poems for Our Children verscheen in 1830. Daarin stond het gedicht waardoor zij beroemd is gebleven “Mary Had a Little Lamb”, met de oorspronkelijke titel “Mary’s Lamb”. In 1837 ging zij als redactrice werken voor Godey’s Lady’s Book in Philadelphia. Dat zou zij veertig jaar lang blijven doen, totfat zij op bijna negentigjarige leeftijd met pensioen ging.
Dat Thanksgiving een nationale feestdag is geworden danken de Amerikanen ook voornamelijk aan Sarah Josepha Hale. In 1846 besloot ze om zich in te zetten voor het opzij zetten van één dag per jaar om dank te geven voor Amerika’s rijkdom en welvaart. Iedere november publiceerde ze ‘traditionele’ recepten voor Thanksgiving, vergezeld van hoofdredactionele commentaren die verlangden dat de dag officiële
erkenning zou krijgen. Iedere zomer schreef ze een reeks brieven aan de gouverneurs van diverse staten. In 1863 kreeg ze Abraham Lincoln aan haar kant. De president besloot dat het nog niet zo’n gek idee was om, midden in de Burgeroorlog, een dag te hebben waarop iedereen eens stilstond bij waar het allemaal om ging, namelijk het welzijn en de welvaart van de Verenigde Staten.
Mary’s Lamb
Mary had a little lamb,
Its fleece was white as snow,
And every where that Mary went
The lamb was sure to go;
He followed her to school one day—
That was against the rule,
It made the children laugh and play,
To see a lamb at school.
And so the Teacher turned him out,
But still he lingered near,
And waited patiently about,
Till Mary did appear;
And then he ran to her, and laid
His head upon her arm,
As if he said—”I’m not afraid—
You’ll keep me from all harm.”
“What makes the lamb love Mary so?”
The eager children cry—
“O, Mary loves the lamb, you know,”
The Teacher did reply;—
“And you each gentle animal
In confidence may bind,
And make them follow at your call,
If you are always kind.”
Sarah Josepha Hale (24 oktober 1788 – 30 april 1879)
De Duitse schrijfster Dorothea von Schlegel werd geboren op 24 oktober 1764 in Berlijn. Zij was de oudste dochter van de filosoof Moses Mendelssohn.Nadat zij de dichter en criticus Friedrich von Schlegel had leren kennen liet zij zich in 1799 scheiden van haar eerste man. Zij kreeg de voogdij over haar jongste zoon en ging wonen in de Ziegelstraße, waar zij een lieteraire salon begon die vaak bezocht werd door Tieck, Schelling, de broers Schlegel en Novalis. Friedrich Schlegels roman Lucinde (1799) werd gezien als een verslag van hun affaire en veroorzaakte een schandaal in literaire kringen. In 1801 publiceerde Schlegel anoniem haar roman Florentin. In 1808 bekeerden Friedrich and Dorothea, die nog als protestant getrouwd waren, zich tot het katholieke geloof.
Draußen so heller Sonnenschein
Draußen so heller Sonnenschein,
Alter Mann, laß mich hinaus!
Ich kann jetzt nicht geduldig sein,
Lernen und bleiben zu Haus.
Mit lustigem Trompetenklang
Ziehet die Reuterschar dort,
Mir ist im Zimmer hier so bang,
Alter Mann, laß mich doch fort!
Er bleibt ungerührt,
Er hört mich nicht:
»Erlaubt wird, was dir gebührt,
Tust du erst deine Pflicht!«
Pflicht ist des Alten streng Gebot;
Ach, armes Kind! du kennst sie nicht,
Du fühlst nur ungerechte Not,
Und Tränen netzen dein Gesicht.
Wenn es dann längst vor
ber ist,
Wonach du trugst Verlangen,
Dann gönnt man dir zu spät die Frist,
Wenn Klang und Schein vergangen!
Was du gewähnt,
Wonach dich gesehnt,
Das findest du nicht:
Doch bleibt betränt
Noch lang dein Gesicht.
Dorothea von Schlegel (24 oktober 1764 – 3 augustus 1839)
Nagekomen bericht:
In verband met de vorige week afgelopen Buchmesse in Frankfurt (15 – 19 oktober 2008), waarin Turkije dit jaar centraal stond:
De Turkse dichteres en schrijfster Birhan Keskin werd geboren in 1963 in Kırklareli, Turkije. In 1986 behaalde zij haar graad in sociologie aan de universiteit van Istanbul. Haar eerste gedichten verschenen in 1984. Van 1995 tot 1998 was zij mede uitgever van het blad Göçebe. Sindsdien heeft ze voor verschillende vooraanstaande uitgeverijen in Istanbul gewerkt.
RITE OF FERAH
Somewhere in the world, here,
there stands a lake.
A blue lavender morning
Somewhere in the world
Slowly forms itself.
A woman, a little younger than me,
Softly explains to me
The world, the astonishment of morning:
(Once, in a water poem, I was lowlands
that flowed mightily)
A woman, a little younger than me,
Say her name is splashing water,
Pouring on my silent shroud.
Here, somewhere in the world,
there stands a lake,
There are mountains behind it,
beating my purple
saying more mountain, even more.
A shaman here, beating a shaman drum
Until morning with the sorrow of a beech tree.
RIVER VIEW
Let the wind stay ripped, in this insane dream
what does truth matter anyway.
Let’s lie down, sleep, wake, get up
Like two dry-roasted nuts in this insane dream
Isn’t love, after all,
A little mercy locked up somewhere,
After all, isn’t the world a crystal lie
Let it mature
Come look I’ll show you
a river view from the hill.
Vertaald door George Messo
Birhan Keskin (Kırklareli, 1963)