De Vlaamse schrijver. dichter, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen werd geboren in Brussel, op 12 mei 1872. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007.
Misanthropie
Menschen zijn lelijk, met hun lijf mismaakt
Door ’t zwoegen, ’t droevig kleed en eeuw’ge ziekten;
Hun geest is laf, of zij voor ’t leven schrikten,
’t Onloofbare, dat rond uw schijn-zijn waakt,
Verkracht smartvleesch, dat nooit de banden braakt
Waarin u wevers van den dood verstrikten
Uit duistren nacht! Vleeschoogen die uw blik ten
Hemel nooit hieft, en maar wat stoflijks raakt!
Uw beendren zijn verkankerd door de zonde;
‘k Zou, als ‘k uw bleeke mom afscheuren konde,
’n Beestmuil zien grijnzen. Dóód zijt gij; gesmoord,
Dóód is uw vlam. Rondtastend draait ge, als beesten
Verplet ge elkaar, te zoeken naar één Woord,
Dat lang vergeten is uit menschengeesten.
Op Zee
Groote onvoldane, o albezielde Zee!
Laat steigrend nu dien storm-hoogdag opjoelen,
Zee! Zee, die twijfel-lach en kreet van wee
Als scheurend uit uw diepst-grommend omwoelen
Lost in het hijgend duizendvoudig meê-
Opjoelend leven, dat in golf-krioelen
Verlangt en zwoegt, of ’t uit zichzelf zich streê,
Om zijn diep eeuw’ge dieper toch te voelen!
Zee! eindlijk mijn! Hoog jubelt in mijn lijf
Herboren kracht; met al uw golven drijf
En golf ik op en neêr in blij vertrouwen.
– Straks zien we u, door de schemering gewijd,
Tot rust uitglijden met zacht-glim’ge vouwen,
Verlicht in eigen loutere eindloosheid.
Zomermiddag
Vlij u hier onder warme schaduw,
En versterve in het mijmerend lied,
In het lied der boomen uw lied.
Zie hoe rein en eenzaam hun donker
Met het eindeloos hemelgeflonker
Verglijdt in de effen en langzamen vliet.
Ach kind, weet ik nog of ge droef zijt,
Weet ik nog of ge lacht of niet?…
Ons lachen en twijflen en weenen
Vervliegt in ’t gestraal als doom,
Verbrandt als de morgendoom.
Het licht, kristallige bronne,
Vliet met de uren zoo stil van de zonne…
Hoor ‘k het licht, of den soezenden boom?
Licht, geuren en vormen versluim’ren
Tot één onbeweeglijken droom.
Weet ik nog of ge lacht of droef zijt,
Mijn ziel, over wie zich besloot,
Als één broeiend licht zich besloot
De verte en de tintelgewelven
Van den dag die verblindt zichzelven,
Onroerbaar en groot, als de dood.
August Vermeylen (12 mei 1872 – 10 januari 1945)
De Nederlandse schrijver en dichter Bertus Aafjes (pseudoniem Jan Oranje) werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1914. Zie ook mijn blog van 22 april 2006. en mijn blog van 12 mei 2007
Park in de winter
Het park ligt wijd en zijd onder de sneeuw
en rond de zwarte groeve van de takken
zweeft als een lasso de vlucht der meeuw
De kleine vijver is inktzwart en stil
als hoedde hij, een kleinodie, het slijk
De zomerbark, een dodenboot gelijk,
ligt bij het tuinhuis, even zwart en stil.
In het Atrium der Vestalinnen (Fragment)
De dagen gaan als groote gouden rozen
Open en dicht, naar de luim van het seizoen,
En in de stad, waar de minnaars verpoozen,
Puilt in de parken als blauw vuur, het groen.
Zie, op de tafels van de minnaressen
Glanst het geschenk van hun purperen wijn,
Om te vergeefs den hellen dorst te lesschen
Van wie op aarde onverzadigbaar zijn.
O droomen, kort uw onbesuisde wieken,
Ontvlucht de luidheid van het middaguur
En nestelt u diep in den angelieken
Tempelhof, gewijd aan het Vestaalsche vuur.
Dichters moeten de minnaars uit zich weren
Willen zij naakt gelijk de goden zijn,
En in eenzaamheid de muziek der spheren
Ontlokken aan de harpen van hun pijn.
Daarom, neem afscheid, ziel, van de lichamen
En hun zachte, verwilderende pracht,
En vouw nog eenmaal uwe vleugels samen
Binnen de kuischheid van den eigen nacht.
Bertus Aafjes (12 mei 1914 – 22 april 1993)
De Engelse schilder en dichter Dante Gabriel Rossetti werd op 12 mei 1828 in Londen geboren. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007 en mijn blog van 12 mei 2006.
Love-Lily
Between the hands, between the brows,
Between the lips of Love-Lily,
A spirit is born whose birth endows
My blood with fire to burn through me;
Who breathes upon my gazing eyes,
Who laughs and murmurs in mine ear,
At whose least touch my colour flies,
And whom my life grows faint to hear.
Within the voice, within the heart,
Within the mind of Love-Lily,
A spirit is born who lifts apart
His tremulous wings and looks at me;
Who on my mouth his finger lays,
And shows, while whispering lutes confer,
That Eden of Love’s watered ways
Whose winds and spirits worship her.
Brows, hands, and lips, heart, mind, and voice,
Kisses and words of Love-Lily,–
Oh! bid me with your joy rejoice
Till riotous longing rest in me!
Ah! let not hope be still distraught,
But find in her its gracious goal,
Whose speech Truth knows not from her thought
Nor Love her body from her soul.
Sudden Light
I have been here before,
But when or how I cannot tell:
I know the grass beyond the door,
The sweet keen smell,
The sighing sound, the lights around the shore.
You have been mine before,–
How long ago I may not know:
But just when at that swallow’s soar
Your neck turn’d so,
Some veil did fall,–I knew it all of yore.
Has this been thus before?
And shall not thus time’s eddying flight
Still with our lives our love restore
In death’s despite,
And day and night yield one delight once more?
Dante Gabriel Rossetti (12 mei 1828 – 9 april 1882)
De Nederlandse dichteres Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007.
Nachtzwemmen
De maan rolt een loper
van licht op het water.
We waden ernaar
naakt in het donker
raken niet verloren
langs de baan van de maan
van licht door het water
alleen zichtbaar
voor dat van elkaar
is ons lichaam.
Elke morgen, wedergeboorte
Hoe ik ziek van liefde
op bed lag en de slaap niet kon vatten
omdat jij in mijn oor fluisterde:
ik ben er nog maak jezelf niets wijs
mij raak je niet kwijt.
Van de ene op de andere zij
en terug bleef je met me meedraaien.
Al die tijd had je mijn hand niet
losgelaten en mijn klamme voorhoofd
streelde je toen ik opstond om het leven
tegemoet te treden
viel je pas van me af.
Als schilfers, als as.
Ik stapte er over,
trok mijn jas aan,
sloot de deur achter me
op een kier na.
Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)
De Russische dichter Andrey Andreyevich Voznesensky werd geboren in Moskou op 12 mei 1933. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007.
SELF-PORTRAIT
Unshaven and thin, with an angular face
He’s lain on my mattress
for several days.
A cast-iron shadow hangs down the stair,
the lips, huge and bulging, smuggle and flare.
“Hello, Russian poets, — his voice sounds wistful —
shall I give you a razor or, maybe, a pistol?
Are you a genius? Disdain all this chaos…
Or, p’rhaps, you will say your confessional prayers?
Or take a newspaper, clip out a bar
and roll self-reproach like you roll a cigar?”
Why is he cuddling you when I’m there?
Why is he trying my scarf on? How dare?
He’s squinting at my cigarettes… Oh yes!
Keep off me! Keep off!
SOS! SOS!
MY FRIEND’S LIGHT
I’m waiting for my friend. The gate’s unlocked.
The banisters are lit so he can walk.
I’m waiting for my friend. The times are dull and tough.
Anticipation lightens our life.
He’s driving down the Ring Road, at full speed,
the way I did it when he was in need.
He will arrive to find the spot at once,
the pine is lit well in advance.
There is a dog. His eyes are phosphorescent.
Are you a friend? I see you’re not complacent…
Some headlights push the darkness off the drive.
My friend is to arrive.
He said that he would come at nine or so.
People are watching a TV show.
Should animosity drop in I’ll turn it out, —
I’ll wait around.
Months, years go by, but Herman’s not in sight.
The whole of nature is cut off from light.
I’ll see my friend in hell, or paradise, alive.
I have been waiting for him all my life.
He said he’d come at nine or so today.
God save him while he’s on his way.
Vertaald door Alec Vagapov
Andrej Voznesensky (Moskou, 12 mei 1933)
De Canadese schrijver Farley Mowat werd geboren in Belleville, Ontario, op 12 mei 1921. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007.
Uit: Walking on the Land
„On a summer’s day in 1999 our aging Labrador announced the arrival of a visitor to our Cape Breton farmstead.
Nothing unusual in that. My wife, Claire, and I receive many visitors. However, this was an exceptional one. The small, solidly built, black-haired woman with darting eyes and gleaming smile who stepped tentatively out of a rental car was from another time.
She was Elisapee – a name given to her at three yea
rs of age when she was thrust into our world from another, older one. There she had been called Nurrahaq. Her people were Inuit whom I had met in 1947 and again in 1948. The Ihalmiut – People from Beyond – were inland dwellers with no knowledge of the sea and little of modern times. Nurrahaq was the youngest daughter of a woman named Kikik, whose tormented latter days impinged on my days for more than a decade.
Although Elisapee grew up on the fringes of the ancient Ihalmiut lands, and in the company of other Inuit, she was nevertheless walled off from her origins because the few remaining adult Ihalmiut believed the phantoms of the past could best be dealt with by consigning memory of them to limbo.
When Elisapee Karetak – her married name – was in her early thirties, she felt compelled to enter that place of shadows but was advised, “Leave it alone. It is all over now. It is nothing to you now.”
Elisapee might have obeyed these injunctions. Nurrahaq would not. So Kikik’s child embarked on a search “for understanding of what I was … of who my people were … of why I had no past.”
Severe disapproval from her compatriots and peers frustrated her early efforts. Yet she persisted with such intensity as to alienate her from her own community and threaten her health.
It was at this juncture that a worn copy of a book of mine, The Desperate People, published in 1959, made its way to the Arctic village of Arviat (formerly Eskimo Point), where Elisapee was living. In it she found an account of the ordeals endured by her mother and her people, and something of their history.
Heartened by this discovery, she eventually travelled from her home on the western coast of Hudson Bay to mine on the eastern seaboard of North America, determined to add whatever I might know to her knowledge of a forgotten and forbidden past.
Many others assisted Elisapee in her search. Foremost among them was Ole Gjerstad, a documentary film-maker from Montreal who became Elisapee’s champion. Such was his capacity for sympathetic mediation that the situation in Arviat underwent a sea change and the barriers between past and present were overthrown. Elisapee and the other surviving Ihalmiut became one again, and together they resurrected memories of other times, not as tales of suffering and guilt but as testimony to the indomitable spirit of their kind.”
Farley Mowat (Belleville, 12 mei 1921)
Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 12 mei 2007.
De Nederlandse schrijver Nicolaas Anslijn werd op 12 mei 1777 geboren in Leiden.
De Russische schrijver en dissident Andrej Aleksejevitsj Amalrik werd geboren in Moskoui op 12 mei 1938.
De Duitse schrijfster Eva Demski werd geboren op 12 mei 1944 in Regensburg.