D.H. Lawrence, Murat Isik, Eddy van Vliet, David van Reybrouck, Barbara Bongartz, Tomas Venclova

De Engelse dichter en schrijver D.H. Lawrence werd geboren op 11 september 1885 in Eastwood (Nottinghamshire). Zie ook mijn blog van 11 september 2010 en eveneens alle tags voor D. H. Lawrence op dit blog.

Glory

Glory is the sun, too, and the sun of suns,

and down the shafts of his splendid pinions

run tiny rivers of peace.

Most of his time, the tiger pads and slouches in a burning

peace.

And the small hawk high up turns round on the slow pivot of

peace

Peace comes from behind the sun, with the peregrine falcon,

and the owl.

Yet all of these drink blood.

 

What would you fight for?

I am not sure I would always fight for my life.

Life might not be worth fighting for.

I am not sure I would always fight for my wife.

A wife isn’t always worth fighting for.

Nor my children, nor my country, nor my fellow-men.

It all deprnds whether I found them worth fighting for.

The only thing men invariably fight for

Is their money.But I doubt if I’d fight for mine, anyhow

not to shed a lot of blood over it.

Yet one thing I do fight for, tooth and nail, all the time.

And that is my bit of inward peace, where I am at one

with myself.

And I must say, I am often worsted.

 

Self Pity

I never saw a wild thing

sorry for itself.

A small bird will drop frozen dead from a bough

without ever having felt sorry for itself.

 

D.H. Lawrence (11 september 1885 – 2 maart 1930)

Hier met Alldous Huxley (links) in Taos, 1929

 

De Nederlands-Turkse schrijver, columnist en journalist Murat Isik werd geboren in Izmir op 11 september 1977. Zie ook mijn blog van 11 september 2010.

Uit: De laatste reis

„We begonnen aan een reis die hij niet zou overleven.
Op de vroege ochtend van de eerste meidag in 1975, werd ik ruw gewekt. Ik voelde een hand op mijn borst waarna ik overeind schoot in bed. Twee handen die naar droge aarde roken, pakten me bij mijn hoofd vast.
‘Rustig Metin.’ In de duisternis herkende ik meteen de stem van mijn opa. ‘We gaan op reis. Snel, we hebben weinig tijd.’
Hij weigerde te zeggen waar we heen gingen. Misschien had ik moeten doorvragen, maar ik wist dat mijn opa een koppige man was en dat de eerste persoon die hem iets uit zijn hoofd kon praten nog voet in ons dorp moest zetten.
‘Deze reis moet ik maken’, zei hij alleen maar. ‘Deze reis ben ik iemand verschuldigd.’
Ik wist niet wie mijn opa bedoelde met ‘iemand’ en wat hij diegene verschuldigd was. Ik wist alleen dat hij nimmer zo vastberaden had geklonken en dat ik hem wilde steunen bij datgene wat kennelijk zo belangrijk voor hem was.

Mijn ouders hebben me op mijn zevende jaar bij mijn opa achtergelaten om in Ankara te gaan werken. Een jaar later kwamen ze om bij een verkeersongeluk. Sindsdien heeft mijn opa voor me gezorgd als was ik zijn eigen zoon. Hij leerde me paardrijden en geiten hoeden en samen trokken we iedere dag de koele bergen in achter het dorp. Ik leidde de geiten naar de sappige grasvelden en op momenten dat we tegen een boom leunden en uitkeken op de uitgestrekte vallei, vertelde hij me met weemoed in zijn stem verhalen over lang vervlogen tijden.

Het was nog donker toen we aan de reis begonnen en hoewel het warm was, had mijn opa een zware deken over zijn schouders geslagen. Het eerste uur spraken we nauwelijks. Af en toe gaf hij korte aanwijzingen over de route en zo nu en dan kuchte hij zo hevig dat het paard er zelfs van schrok. Na ongeveer drie uur pauzeerden we langs een beekje. Het was nog vroeg, maar de hitte was bijna ondraaglijk. Mijn hemd plakte aan mijn rug.“

 


Murat Isik (Izmir, 11 september 1977)

 

De Vlaamse dichter Eddy van Vliet werd geboren op 11 september 1942 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 11 september 2010en eveneens alle tags voor Eddy van Vliet op dit blog.

 

De Wandelaar

De wandelaar hijgt. Bij het achterlaten
van niets heeft hij ervaren hoe alles blijft.

Langs de jaren voordien ging zijn tocht.
Wat tot bedaren werd gebracht,
als met water besprenkeld stof, wordt herdacht.

In over elkaar gelegde landschappen
vindt hij één voor één iedereen terug.

Alleen: omkeren naar zichzelf kan hij niet.

 

Geboorte

Zo er iets mis mocht lopen
– maar dit zal wel niet –
krijgt u het voorschot op de wieg terug

de drukkosten van
‘wij melden met vreugde’
blijven echter verschuldigd-

toen zij hijgde
met een tong witter
dan mijn gelegenheidsjas
en haar ogen rolden
waar een orgasme ze nooit gekregen had

stond het aantal chromosomen onherroepelijk vast-

van de geboorte
neemt het gehoor van het kind af

de kamer staat vol bloemen
de eerste zes weken is het kindje blind.

Eddy van Vliet (11 september 1942 – 5 oktober 2002)

 

De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper David Van Reybrouck werd geboren in Brugge op 11 september 1971. Zie ook mijn blog van 30 mei 2009 en ook mijn blog van 30 mei 2010 ook mijn blog van 11 september 2010.

 

De kruik

– Voor Agnès –

Jezelf zo schikkend als was ik een bad,
hoofd onder kin, rug langs mijn buik
spoel je aan in zilver en kwik.

Lig nu stil. Langzaam laat ik het water
lopen. De kruik kleedt je uit
in het helderste wit. Je hals van email,
je schouder die schatert van licht.

Sluit je de ogen, je haar wordt een wier.
Vind ik een vorm voor water dat loopt?
Het wuift en wacht, een onweer op zee,
je oogleden blijven gesloten.

 

Hittegolf 2

1.
ben je bereid te bloeden
met je huid van berkenhout
en je wervels aan de muur?

kan je nog splijten
tot houtskool en nacht
nu haar bed als een netel
een lucifer wacht?

hoe je stapels laat staan
en pakhuizen ontziet
hoe je met één veeg niet
het nachtkastje wreekt

wij verstaan dit niet
windstil is de zomer
en slapeloos het gloren
was de winter dan een ander gewas?

een hotelkamer
een plein vol plassen
spijt, even
onmisbaar als het ontbijt

David van Reybrouck (Brugge, 11 september 1971)

 

De Duitse schrijfster Barbara Bongartz werd geboren op 11 september 1957 in Keulen. Zie ook mijn blog van 11 september 2010.

 

Uit: Herzbrand

„Nichts ist vorbei.
Nie ist irgend etwas vorbei.
Die schwüle Legende von Liebe, Sehnsucht und den falschen Freunden behalte er für sich.
Alexander Ohneland, der exilierte Poet, der Handlungsreisende, der Attaché mit den wechselnden Namen, der mißgestaltete, verbannte Mann mit dem “hohen, seitlich stark zusammengedrückten Körper,” wie das Lexikon ihn verzeichnet hat, und dem “pyramidenförmigen, kantigen eckigen Kopf auf sehr kurzem Hals,” der alles und gar nichts weiß und mich geheiratet hat. Ich sollte seine Namen täglich prüfen, täglich prüfen, ob er überhaupt altern kann.
Es muß die Umgebung sein, die auf ihre neuen Bewohner reagiert und in meinem Fall die seltsamen Überlegungen fördert wie die Unruhe auch; der Hügel, auf dem wir jetzt wohnen, der Nebel über der Stadt, der, wenn ich mich nicht reichlich täusche, jeden Morgen dichter wird. Als vertrüge sich das, was ich mitgebracht habe, nicht mit dem Ort.

Und dann meine Alpträume in der Nacht, deren Dichte auf die des Nebels am Morgen zu reagieren scheint. Diese Alpträume, die mich verwirren, seit ich hier oben wohne. Auch sie müssen das Resultat des Ortes sein. Auch mein Schlaf verträgt sich nicht mit dem Ort. Die Alpträume mit ihrer dauernden Wiederholung eines einzigen Satzes, der sich auch aus dem Wachzustand nicht ganz eliminieren läßt, ein Refrain, als würde beständig einer über eine Glatze scheren, um sich aufs neue Kahlheit zu beweisen.“

 


Barbara Bongartz (Keulen, 11 september 1957)

 


De Litouwse dichter, schrijver en vertaler
Tomas Venclova werd geboren op 11 september 1937 in Klaipeda, Litouwen. Zie ook mijn blog van 11 september 2010.

.

Wir sahn uns…

Wir sahn uns durch die Worte anderer,

Als wärs durch eine transparente Wand,

Und dem, der uns zu Gast geladen hatte,

War nur ein Monat Leben noch geblieben.

Der Geist, er kreist gleich einem Uhrzeiger

Und ist von unirdischen Klängen müde.

Und in uns wechseln sich Generationen ab,

Wie Mnemosyne einst befohlen hat.

Der Winter geht in seine Heimstatt fort,

Er konnte dich und mich nicht mehr erretten.

Zwischen den Städten, zwischen Nadir und Zenith,

Da rauscht die Stille wie ein Garten.

Vertaald door Rolf Fieguth

 

Jenseits der Meeresenge

Schlammfarben waren, wie alte Atlanten,
All die Leihhäuser, Tavola, Kodak, Elvora –
Sog man die Luft ein mit sämtlichen Poren,
Spürte man kaum, wie die Sinne schwanden,
Wie der Boden, unter den Füßen verloren,
Der Himmelskrug umstieß, den vielgezackten.
Gleich hieß es innehalten, den Kopf im Nacken,
Denn diese Herden bräunlicher Hügelrücken,

Finster die Büsche, die Hänge, wolkenbefrackt,
Haben weiß Gott nicht gewartet auf dich.

Sie fürchten, er könnte noch immer umgehn vor Ort,
Seit er den Wassern gab damals sein Wort.
Dein Wissen, für sie war es leicht zu verschmerzen.
Kein Zweifel, der Altstadt sklerotisches Herz
Mit dem schwächlichen Puls, den Arterien
Verkalkt längst, mit der maroden Aorta,
Die einestags reißt, wird das deine
Lang überleben. Zum Garten Hesperien
Führt dich ein Irrweg nur, durch die dunkelste Pforte,

Dort wo die Himmelswand stützt eine Silbe allein,
Der Apfel nicht mehr den Stein durchscheint.

 

Vertaald door Durs Grünbein

 

Tomas Venclova (Klaipeda, 11 september 1937)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e september ook mijn vorige blog van vandaag.