Dannie Abse, Lodewijk van Deyssel, Fay Weldon, György Faludy, Hans Leip

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook mijn blog van 22 september 2010 en eveneens alle tags voor Dannie Abse op dit blog.

Moonbright

Afterwards, late, walking home from hospital,
that December hour too blatantly moonbright
‐ such an unworldly moon so widely round,
an orifice of scintillating arctic light –
I thought how the effrontery of a similar moon,
a Pirandello moon that could make men howl,
would, in future, bring back the eidolon
of you, father, propped high on pillow,
your mouth ajar, your nerveless hand in mine.

At home, feeling hollow, I shamelessly wept
‐ whether for you or myself I do not know.
Tonight a bracing wind makes my eyes cry
while a cloud dociles an impudent moon
that is and was, and is again, and was.

Men become mortal the night their fathers die.

 

Case History

‘Most Welshmen are worthless,
an inferior breed, doctor.’
He did not know I was Welsh.
Then he praised the architects
of the German death-camps–
did not know I was a Jew.
He called liberals, ‘White blacks’,
and continued to invent curses.

When I palpated his liver
I felt the soft liver of Goering;
when I lifted my stethoscope
I heard the heartbeats of Himmler;
when I read his encephalograph
I thought, ‘Sieg heil, mein Fuhrer.’

In the clinic’s dispensary
red berry of black bryony,
cowbane, deadly nightshade, deathcap.
Yet I prescribed for him
as if he were my brother.

Later that night I must have slept
on my arm: momentarily
my right hand lost its cunning.

 
Dannie Abse (Cardiff, 22 september 1923)
Portret door zijn zoon David Abse

 

De Nederlandse schrijver Lodewijk van Deyssel werd geboren op 22 september 1864 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 22 september 2010 en eveneens alle tags voor Lodewijk van Deyssel op dit blog.

Uit: In de Zwemschool

“Het joggie had, met den gewonen, rappen, kwijllozen, hágeligen speekselworp, in zijn gore binnenhanden gespoegd, en de spanen, die recht-uit in ’t bootje tegen de opstaande randen lagen, aan-gevat, ze aan de bruin-verroeste ringetjes om de korte spilletjes doen draayen, zoo dat zij als griezelig lange magere armen zich uit strekten aan weêrskante van ’t oude bootjeslijf, en terwijl zijn lijfje aan de naar-voren geduwde handvatsels der spanen recht naar voren boog, het grijze boezeroen strak trekkend over het rugje, met plotse gleuven tusschen het nekvel en het boezeroen en aan het rugonder tusschen het boezeroen en den broekrand, plompten van-achteren, ver van hem van-daan, de breedere spaan-einden in ’t er om heen opsoppende water, en nu, óp-staand, vast aan de handvatsels, om meer kracht te kunnen zetten, trok hij met het heele langzaam weêr neêr-zijgende lijf de stokken, die draaiden om den spil, met zich meê naar achteren, waardoor de onzichtbare spanen voor-waarts schoven met geweld, tegen het water in duwend, en de boot snel een ferm eindje verder gleed, nog al-door toen de spanen druipend uit het water stegen en het joggie, door de handvatsels voor-waarts te duwen met borst en stijve armen de glimmend-natte einden weêr naar achteren bewoog, wendend zijn hooffie links en rechts, kijkend uit de oogen, licht als geblauwd linnen, of er niet opgepast moest worden voor grootere schuiten of schepen. Zijn pet met rechte klep stond schuin naar het groezelig linker oor en ver uit-de-oogen geschoven, het vale voorhoofdje hoog open latend, en zoo dat aanzien van brutale luchthartigheid aan zijn bedeesde gewoonheid gevend. Maar er waren geen vaartuigen dicht bij, een kleine stoomboot was juist voor-bij gegaan, de rivier tot lange gladde bronzen plooyen achter zich pijpend, waardoor de vlet even hooger werd getild en zachtjes op-en-neêr voort deinde. Geen-zijds de zwemschool snel-gleed een versch-bruine giek voor-bij, waarin mannetjes zaten met rood- en wit-gestreepte kalotjes op en rood- en wit gestreepte borstrokken aan, twee aan twee in vier rijen, die met mekanieke zekerheid van vlug bewegen de acht lijven voor-over strekten, ieder met een frisch-bruine roeispaan in de handen, en dan weêr recht-op zaten, terwijl de ranke schuit voort-ijlde, smal in haar rechte varensrichting, en de roeispanen geruischloos kalm en vlug uit het water werden opgewipt, gekeerd tot even-roerloze-plat-ligging en dan weer neêrnegen glad en slank zonder sproei-morsen in het water, tot nauwlijks onder het vlak, om mooi te roeyen. Daar achter stond de andere oever stil en leeg uit met zijn platte weg en zijn onaanzienlijke boomen, gewoon groen zoo als elke lente; tusschen de stammen smal naar boven uit-eindende stukken weiland, lícht groen, en daar boven luchtjes, wit-grijs, tegen de samene boomgebladerten aan.”

 
Lodewijk van Deyssel (22 september 1864 – 26 januari 1952)
In 1922 

 

De Britse schrijfster Fay Weldon werd geboren op 22 september 1931 in Alvechurch, Engeland. Zie ook mijn blog van 22 september 2010 en eveneens alle tags voor Fay Weldon op dit blog

Uit: Run Daddy And Ask If He Has Any More Money

“David was helping Milly out in the shop over the pre-Easter rush. And why should he not? The Poly (sorry, University) was closed for the holidays (sorry, vacation) and in Milly’s words, David had “nothing better to do.” His wage remained that of a lecturer no matter that he was called a professor. You can re-name everything you like, but harsh facts don’t alter just because you’ve done so. In other words, money was tight and if Milly could do without extra staff so much the better. Nevertheless, David felt that helping out was a humiliation, and blamed Milly for it. In Milly’s view a man was only working if you could see him working, and who can see a man thinking?
The voice he recognised was that of Bettina Shepherd; the voice had a most attractive actressy double timbre (that’s in italics because it’s French, not because it has significance for this story) and it was familiar because there’d been a time when it had spoken many words of true love, murmured many a sinful suggestion into his ear. But all that had been some seven years back, a long time ago: longer, surely, than was needed to make that man now feel responsible for the man then. Do we not all grow an entirely new skin every seven years? Should a man not be allowed to start anew; as with a driving licence, should the passage of time not wipe out past misdeeds?
Daddy was the man Bettina referred to: he was at the back of the shop where the inexpensive trinkets were. Bettina was looking peculiarly attractive in a cashmere dress, in seasonal yellow, belted by a linked chain which for all anyone could tell was made of pure gold; the whole setting off her bosomy figure, little waist and black hair to advantage. Daddy was gray-suited, good-looking, gentlemanly and wore a solid gold tie-pin. David thought he looked extremely boring and rather stupid, but David would, wouldn’t he?”

 
Fay Weldon (Alvechurch, 22 september 1931)

 

De Hongaarse dichter en schrijver György Faludy werd geboren op 22 september 1910 in Boedapest. Zie ook mijn blog van 22 september 2010 en eveneens alle tags voor György Faludy op dit blog.

The United States

Collecting trash is our life.
The cities are falling apart.
The more electricity we burn,
the more noticeable the dark.

“Quantitative changes lead
to qualitative transformations.”

The more cars are made,
and the more cars are sold,
the trashier they become.
(Ditto the customers, the makers,
and the mechanics, young and old.)

 

Vertaald door Paul Sohar

 

Future Days

History cannot be predicted.
The girls of today are lovelier, brighter,
the boys more sporty and more cheerful
and far less erudite.

Some seven nations fabricate A-bombs,
like machine-guns or cannon of old.
If you worry, they will reassure you: we
produce them not to use them, you’re told.

There are a lot more than a billion
Chinese. We are not interested
in them. They work and keep their silence.
What if they make a request?

The mighty sheets of Arctic ice
melt beneath the polar bears.
Will the rising oceans spare us
behind our seawalls built of prayers?

Our great green plain becomes a dust cloud,
a dirt-grey, dry, deserted dump.
Only the Voice of God could help, but
the Lord never blows the trumpet

 

Vertaald door Thomas Land

 
György Faludy (22 september 1910 – 1 september 2006)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Leip werd geboren op 22 september 1893 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Hans Leip op dit blog.

Seemusik

Der Möve Silberschrei,
der Tümmler Schelmerei,
der Woge Rauschgefieder,
der Brise Segellieder.

Es musiziert die See,
wenn ich am Schanzbord steh;
die vielen Melodien,
sie kommen und sie fliehen.

O, aller Klänge Zier,
die Finger zucken mir,
als wenn sie mächtig faßten
der Sphären blanke Tasten.

 
Hans Leip (22 september 1893 – 6 juni 1983)

 

Zie voor nog meer schrijves van de 22e september ook mijn blog van 22 september 2013 deel 2.