Einar Már Gudmundsson, Gerrit Borgers, Doris Mühringer, William March, Jayne-Ann Igel, Jan Mens

De IJslandse dichter en schrijver Einar Már Gudmundsson werd op 18 september 1954 geboren in Reykjavík. Zie ook alle tags voor Einar Már Gudmundsson op dit blog en ook mijn blog van 18 september 2010.

I Think of You (Fragment)

I think of you
revolving through life
at 78 rpm
so scruffy
that the days no longer fit you
any more than the little anoraks
from our times at the swings
I think of you
amongst the brown sugardrops of memories
which I admit are often black as liquorice
of you
when the sandpit was hollywood
and the little plastic cars in the solemnity of a dream
drove us into the smart homes
from glossy magazine advertisements
that the dentist kept in his waiting-room
I owned
the orange villa on snob hill

I think of you
when we walked the beach
shyly looking at the used condoms
the broken ships
that would never sail again
on their oceanic bummers
and were at best
a refuge of smugglers
and acne-faced boys who wanked
in the rusty holds
mentally getting their first bit
and manky planks
and the yellow mental asylum
and the green island
where the monastery still awaits
the monks who have long since departed
and will never return
except sometimes
disguised as tourists

 

Vertaald door Bernard Scudder

 
Einar Már Gudmundsson (Reykjavík, 18 september 1954)

 

De Nederlandse dichter, schrijver, biograaf en letterkundige Gerrit Borgers werd op 18 september 1917 te Brummen geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Borgers op dit blog.

Uit: Nogmaals: de Vestdijk-biografie

“Tegenover de opmerking dat het Epos de schijn wekt, dat de reis met de Kota Inten een diepe indruk op Vestdijk gemaakt heeft, plaatst mevrouw Vestdijk een uitspraak van Vestdijk zelf tegenover Theun de Vries uit 1968 – iets wat trouwens de biografen óók doen. Het proefhoofdstuk beschrijft echter het leven van Vestdijk in het begin van de dertiger jaren. Is het zo onmogelijk dat die indruk – gezien ook de gedichten uit die tijd – tòen veel groter was dan ruim 35 jaar later? Bovendien ontkent Vestdijk niet zonder meer dat die reis hem heeft geïmponeerd, maar onder het voorbehoud: ‘als je bedoelt of die periode nog enige invloed gehad heeft op mijn “vorming”.’ De biografen hebben dus geen keuze gemaakt, zoals mevrouw Vestdijk denkt, tussen het Epos en Vestdijks eigen uitspraak, maar zij hebben voor de periode van december 1929 tot maart 1930 gebruik gemaakt van een eigentijds document en daarbij in een voetnoot verwezen naar wat Vestdijk hier later over dacht – hetgeen me juist een goed gebruik van de bronnen lijkt.
Dan mevrouw Vestdijks verwijt dat de biografen een ‘scandaleuze interesse’ zouden hebben voor ‘de sexuele kanten van het materiaal’. Nogmaals, lezer, u kunt niet meetellen en -lezen ter controle, maar twee van de acht (niet zeven, zoals mevrouw Vestdijk schrijft) paragrafen handelen over Simone Sechez en maken allerminst op mij de indruk van een ‘chronique scandaleuse’. En het aantal bladzijden met ‘erotiek of een zinspeling daarop’ haalt bij lange na niet de ‘helft van het totale aantal bladzijden’. Dit nog geheel afgezien van de vraag of de erotiek geen belangrijke plaats in die periode van Vestdijks leven innam.
Het gewraakte gedeelte over Simone Sechez is bijzonder interessant, niet zozeer om Vestdijks verhouding met haar – de gegevens hierover zijn schaars – maar vooral ook om Du Perrons houding tegenover Vestdijk op dit punt te verduidelijken. Dat er ‘feitelijke gegevens’ zouden ontbreken is echter niet juist: de biografen baseren zich voornamelijk op de gegevens die te lezen staan in de brieven van Du Perron, welke gegevens dus al lang openbaar zijn.”

 
Gerrit Borgers (18 september 1917 – 15 januari 1987)
Hier met dichteres Ellen Warmond

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Doris Mühringer werd geboren op 18 september 1920 in Graz. Zie ook alle tags voor Doris Mühringer op dit blog en ook mijn blog van 18 september 2010.

Zittern der Bäume

Hättest du Seelenhaare
fein
wie die Schnurrbartspitzen von Katzen
du fühltest das Zittern der Bäume
wenn du zu ihnen gehst
mit der Axt

 

Habe ein Haus

Habe ein Haus
Habe ein Dach auf dem Haus
Habe ein Fenster im Dach auf dem Haus
Habe Schnee auf dem Haus
Habe Schnee auf dem Dach auf dem Haus
Habe Schnee auf dem Fenster im Dach auf dem Haus
Habe es licht unterm Schnee auf dem Fenster im Dach auf dem Haus
Habe es warm unterm Schnee auf dem Dach auf dem Haus
Habe es still unterm Schnee auf dem Haus
Habe es still unterm Schnee

 
Doris Mühringer (18 september 1920 – 26 mei 2009)

 

De Amerikaanse schrijver William March, pseudoniem van William Edward Campbell werd geboren op 18 september 1893 in Mobile, Alabama. Zie ook alle tags voor William March op dit blog en ook mijn blog van 18 september 2010.

Uit: The Bad Seed

“She had impressed the hour on her mind, saying to herself as she fell asleep, “You will awake precisely at six o’clock, even if something happens to the alarm”; but the alarm went off promptly, and, yawning a little, she sat up in bd. It was, she saw instantly, to be a beautiful day–the day Miss Octavia had promised. She pushed back her blond, almost flaxen, hair and went at once to the bathroom, staring at herself in the mirror for a long moment, her toothbrush held languidly in her hand, as though she were not quite decided what to do with it. Her eyes were gray, wide-set, and serene; her skin tanned and firm. She drew back her lips in that first tentative, trial smile of the day; and standing thus in front of her mirror, she listened absently to the sounds outside her window: an automobile starting in the distance, the twittering of sparrows in the live oaks that lined the quiet street, the sound of a child’s voice raised suddenly and then hushed. Then, coming awake quickly, in possession once more of her usual energy, she bathed and dressed and went to her kitchen to begin breakfast. Later she went to her daughter’s room to waken her. The room was empty, and it was so tidy that it gave the impression not having been used for a long time. The bed was nearly remade, the dressing-table immaculate, with each object in its accustomed place, turned at its usual angle. On a table near the window was one of the jigsaw puzzles that her daughter delighted in, a puzzle only half completed. Mrs. Penmark smiled to herself and went into the child’s bathroom. The bathroom was as orderly as the bedroom had been, with the bath towel spread out precisely to dry; and Christine, seeing these things laughed softly, thinking: I never deserved such a capable child. When I was eight years old, I doubt if I could do anything. She went into the wide, elaborate hall with its elegant, old-fashioned parquetry floors of contrasting woods, and called gaily, “Rhoda! Rhoda! . . . Where are you, darling? Are you up and dressed so soon?” The child answered in her slow, cautions voice, as though the speaking of words were a perilous thing to be debated. “Here I am,” she said. “Here, in the living-room.” When speaking of her daughter, the adjectives that others most often used were “quaint,” or “modest,” or “old-fashioned”; and Mrs. Penmark, standing in the doorway, smiled in agreement and wondered from what source the child had inherited her repose, her neatness, her cool self-sufficiency. She said, coming into the room, “Were you really able to comb and plait your hair without my helping you?”

 
William March (18 september 1893 – 15 mei 1954)

 

De Duitse schrijfster Jayne-Ann Igel werd als Bernd Igel op 18 september 1954 in Dresden geboren. Zie ook alle tags voor Jayne-Ann Igel op dit blog en ook mijn blog van 18 september 2010.

Nachtfahrten

Die plattformen zwischen den waggons waren gelegentlich ganz von dampf ausgefüllt, weil irgendwo ein leck in der heizleitung oder die anschlußstutzen undicht – die an den bahnsteigen bereitgestellten züge wurden stationär mit wasserdampf beheizt, solang die lok noch nicht vorgespannt, und wie oft mußte ich mich durch diesen dunst schlagen, um in das wageninnere zu gelangen, kurz vor mitternacht, wenn ich den letzten zug nahm, der richtung r. ging, abfahrt 0.35 uhr.

Die waggons waren noch unbeleuchtet, aber schon unter dampf, der in schwaden aufstieg, es war ein rauschen zu vernehmen, ein zischen und tröpfeln, und dazwischen die stimme des zeitungsverkäufers, der durch die spärlich besetzten wagen stolperte, mit der neuesten ausgabe der azet überm arm – manchmal war unklar, ob das zischeln nicht von ihm herrührte, der dampf zwischen seinen zähnen hervordrang. Er wurde kaum eines seiner blätter los, an dieses fähnlein übernächtiger, die der dinge harrten; kurz vor abfahrt erschien dann der schaffner, der die beleuchtung einschaltete, sie wagen für wagen aufflackern ließ …

 
Jayne-Ann Igel (Leipzig, 18 september 1954)

 

De Nederlandse schrijver Jan Mens werd geboren in Amsterdam op 18 september 1897. Zie ook alle tags voor Jan Mens op dit blog en ook mijn blog van 18 september 2009 en ook mijn blog van 18 september 2010.

Uit: Mensen zonder geld

“Kleine Rosa sabbelt op een aardappelschil, zwarte vegen groezelen op het gelig gezichtje en haar blote billetjes schuren over het cement van de stoep. Een benauwde lucht van kool wasemt naar buiten. Rebecca is vroeg vanmorgen, want straks gaat ze naar het washuis en als ’t dan een beetje drogen wil, dan hebben de kinderen vanavond weer ’n schone broek om hun gat. Ja, Rebecca heeft ook liever van alles zes in d’r linnenkast, maar dan zou Maup wel reuze-mazzel moeten krijgen… ‘Ben je nóg niet op school?’ roept Rebecca tot Japie. ‘’t Is bij mijn gezond al half nege!’
‘Half negen!’ schrikt Japie, ‘moet ik me weer ’n beroerte lopen om op tijd op school te komen!’ Hij roept een vage groet en stevent haastig, ’n boterham in z’n vuist, het Zeeburgerpad af. Bij de walgelijk-stinkende huidenopslag knijpt hij zijn neus dicht: bah, wat een stank. Er is verdriet in Japie, verdriet en verzet, verzet tegen die rotbuurt waarin ze nu wonen. Hij kan hier niet wennen, moeder kan hier niet wennen. Vader zwijgt. Het wonder, het wonder zal hem hieruit verlossen.
Voor de brug bij het abattoir blijft Japie staan. Er rumoert een druk beweeg van auto’s en vrachtwagens en dof koeiengeloei slaat aan zijn oren. Een troep onwillige varkens wordt met luide vloeken de poort van het slachthuis binnen gedreven. Japie gaat even kijken op de markt, waar het vee in rijen staat opgesteld. ‘Hè jô,’ schreeuwt een veedrijver opeens tot hem, ‘hou es effe vast!’ Meteen duwt hij Japie een vettig touw in de hand. ‘Breng die koe maar effe naar de contrôle!’ Daar staat Japie, het smerige touw kleeft in zijn hand. De contrôle, Japie weet wel wat dat is, want hij zwerft hier elke dag.”

 
Jan Mens (18 september 1897 – 31 oktober 1967)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e september ook mijn vorige blog van vandaag.