Elizabeth Alexander, Countee Cullen, Pita Amor, Emmanuel Hiel, Eddy Bruma, Henri François Rikken, Georg Schaumberg, Robert Prutz, Kris Pint, David van Reybrouck

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. In januari van dit jaar had zij de eer een gedicht te mogen voorlezen bij de inauguratie van de nieuwe VS-president Barack Obama.  Zie ook mijn blog van 30 mei 2008

Stravinsky in L.A.

 

In white pleated trousers, peering through green

sunshades, looking for the way the sun is red

noise, how locusts hiss to replicate the sun.

What is the visual equivalent

of syncopation? Rows of seared palms wrinkle

in the heat waves through green glass. Sprinklers

tick, tick, tick. The Watts Towers aim to split

the sky into chroma, spires tiled with rubble

nothing less than aspiration. I’ve left

minarets for sun and syncopation,

sixty-seven shades of green which I have

counted, beginning: palm leaves, front and back,

luncheon pickle, bottle glass, etcetera.

One day I will comprehend the different

grades of red. On that day I will comprehend

these people, rhythms, jazz, Simon Rodia,

Watts, Los Angeles, aspiration.

 

 

 

Ars Poetica #100: I Believe

 

Poetry, I tell my students,

is idiosyncratic. Poetry

 

is where we are ourselves,

(though Sterling Brown said

 

“Every ‘I’ is a dramatic ‘I’”)

digging in the clam flats

 

for the shell that snaps,

emptying the proverbial pocketbook.

 

Poetry is what you find

in the dirt in the corner,

 

overhear on the bus, God

in the details, the only way

 

to get from here to there.

Poetry (and now my voice is rising)

 

is not all love, love, love,

and I’m sorry the dog died.

 

Poetry (here I hear myself loudest)

is the human voice,

 

and are we not of interest to each other?

 

elizabeth-alexander

Elizabeth Alexander (New York, 30 mei 1962)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Countee Cullen werd geboren als Countee LeRoy Porter op 30 mei 1903. Zie ook mijn blog van 30 mei 2007 en ook mijn blog van 30 mei 2008.

 

 

Youth Sings a Song of Rosebuds

 

Since men grow diffident at last,

And care no whit at all,

If spring be come, or the fall be past,

Or how the cool rains fall,

 

I come to no flower but I pluck,

I raise no cup but I sip,

For a mouth is the best of sweets to suck;

The oldest wine’s on the lip.

 

If I grow old in a year or two,

And come to the querulous song

Of “Alack and aday” and “This was true,

And that, when I was young,”

 

I must have sweets to remember by,

Some blossom saved from the mire,

Some death-rebellious ember

I Can fan into a fire.

 

cullen

Countee Cullen (30 mei 1903 – 9 januari 1946)

 

De Mexicaanse dichteres Pita Amor (pseudoniem van Guadalupe Teresa Amor Schmidtlein) werd geboren op 30 mei 1918 in Mexico-Stad. Zie ook mijn blog van 30 mei 2007.

 

 

Las amargas lágrimas de Beatriz Sheridan

1

 

You drink pure arsenicon

your long telephone,

on your bitter telephone

you breathe only cyanide.

 

Your tense difficult destiny

is a kiss of lethargy,

as the hell that I bear

is hellish and is mature.

 

When you raze the glassware,

you invent storms,

rolling around on the floor

you set the heavens to mourn.

 

And that so fatal kiss

was your lethal sentence

 

 

 

Poem XVII

 

From my spherical idea of things,

spring my anxieties and woes,

since geometrically, I think as equal

on the large scale and small, because by being

they are of equal importance; by existing

their sizes do not have proportions,

since they are not measured by their dimensions

and they only count because they are total

although spherically unequal.

 

 

Vertaald door Emily Hind

 

PitaAmor

Pita Amor (30 mei 1918 – 8 mei 2000)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Emmanuel Hiel werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 30 mei 1834. Zie ook mijn blog van 30 mei 2008 en ook mijn blog van 30 mei 2006 en ook mijn blog
van 30 mei 2007.

 

 

Haar lied is lang verzwonden

 

Haar lied is lang verzwonden;
Mijn hart is ongerust,
Maar van zijn leed bewust
Gevoelt het bittre wonden…
Haar lied is lang verzwonden,
Mijn hart is ongerust.

Het gloeit nog, als de vlamme,
Voor haar, die mij verliet;
O, kon haar spottend lied
Mijn hijgend hart verlammen…
Maar ’t gloeit nog als de vlamme,
Voor haar, die mij verliet.

Wat blijft er mij nu over,
De wanhoop of ’t plezier?
Plezier door schuimend bier!
Of smart door mingetover!…
Wat blijft er mij nu over,
De wanhoop of ’t plezier.

Hiel

Emmanuel Hiel (30 mei 1834 – 27 augustus 1899)

 

De Surinaamse jurist, schrijver en politicus Eduard Johan (Eddy) Bruma werd in Paramaribo geboren op 30 mei 1925. Zie ook mijn blog van 30 mei 2008.

 

Uit: Basya Pataka

 

“Well, you see, the song that you’ve heard here is ‘ningi ningi ba busara.’ It’s not only nowadays that women run off from their husbands. Long ago there was an overseer called Basja Pataka. The now dilapidated plantation is somewhere in the lower Commewijne. Now, there was a police outpost at Kunofru.10 Well, there you had the most fear-inspiring place, where slaves were sent to be broken in. If you were an evil slave, then they sent you to Kunofru to be tamed. They put a bridle in your mouth so that you could pull the pontoon filled with cane. The overseer at that place was called Basja Pataka. Well, Basja Pataka! Ho! Pataka! That is something! When he is alive and you joke with him, then he bites you in a terrible manner. When he is dead, he still bites you. For if you have a dried pataka and your hand should accidentally come near the teeth, then he’s at you at once. Even if you eat him up, still he bites you. Therefore a pataka is a terrible thing, and that man was a terrible negro. Therefore he assumed the name Pataka, and when he became overseer, all the people called him Basja Pataka.”

 

bruma

Eddy Bruma (30 mei 1925 – 6 november 2000)

 

De Surinaamse schrijver Henri François Rikken werd geboren in Paramaribo op 30 mei 1863. Zie ook mijn blog van 30 mei 2008.

Uit: Codjo, de brandstichter

“In den fraaien, wel onderhouden tuin, met sierlijke schulppaden doorsneden, groeide een groote verscheidenheid van  schoone en welriekende planten, van Cayenne en elders aangevoerd. Nu echter geven slechts de ruïnen getuigenis van de vroegere grootheid en pracht.

Aan den grooten Combè-weg, waarheen een door dicht overhangend geboomte tamelijk donkere weg langs den gouverneurstuin leidde, stonden eenige huizen, hier en daar verspreid, waarin de majoor-commandant, officieren of voorname particulieren woonden.

In de straat achter de smederij, waarvan wij hierboven gewaagden, lag halverwege tusschen wild opgroeiende manjaboomen en struikgewassen een onoogelijk huisje als verloren. Hier woonde een lange, magere neger met een korten baard, een gebogen neus en een gunstig, regelmatig uiterlijk.

Algemeen beweerde men, dat hij een Arabier was, ofschoon het bijna zeker is dat hij tot de Tiamba-negers moest behooren, die ver uit het binnenland van Afrika als slaven naar Suriname overgebracht waren. Om zijn eerbiedwaardig uiterlijk werd hij algemeen in de wandeling Ta (vader) Tiamba genoemd. Hij was in het bezit van ezel en kar en kocht van zijn, door vlijt en zuinigheid bespaarde penningen, bij voorkeur de Tiamba-slaven, voor wie hij veel liefde en medelijden scheen te hebben, om hun vervolgens de vrijheid te schenken. Doch Ta Tiamba was niet alleen karreman; – hij gold ook als priester bij zijn landgenooten, onder wie hij een kleine gemeente gevormd had.”

Rikken

Henri François Rikken (30 mei 1863 – 17 mei 1908)

 

De Duitse dichter en schrijver Georg Schaumberg werd geboren op 30 mei 1855 in Ansbach. Hij werkte een tijd als redacteur bij de Neuruppiner Zeitung. Vanaf 1889 leefde hij in München waar hij de leiding had over de Illustrierte Münchener Stadtzeitung. Samen met Michael Georg Conrad, Otto Julius Bierbaum en Oskar Panizza was hij medeoprichter van de Gesellschaft für modernes Leben. Behalve gedichten schreef hij ook voor het theater.

 

Der Dichter spricht

 

Nun kommt, ich will euch führen

Ein Zeichen von meiner Hand:

Es öffnen sich die Türen

Zu dem verborgenen Land

Wo unter dunklen Bäumen

Gar seltsame Blümen blüh´n,

Der Sehnsucht blassen Träumen

Gleich, die schlanken Schwäne zieh´n.

Dort Strahlen lichte Sonnen

An Himmeln, die ewig klar,

An kühlen Marmorbronnen

Harrt dort der Seligen Schar

Viel schöne, weiße Frauen

Mit Rosen umkränzt das Haupt,

Und Wunder sollt ihr schauen

Die ihr Wunder nie geglaubt.

 

ansbach

Georg Schaumberg (30 mei 1855 – 2 maart 1931)
Ansbach (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Robert Eduard Prutz werd geboren op 30 mei 1816 in Stettin. Van 1834 tot 1838 studeerde hij filologie in Berlijn, Breslau en Halle. Met Adelbert von Chamisso werkte hij samen aan de Musenalmanach en bij de Rheinischen Zeitung. Wegens zijn radikale politieke opvattingen trok hij in 1841 van Halle naar Jena. Wegens kritiek op de censuur moest hij ook die stad verlaten. In 1845 kreeg hij vanwege zijn stuk Die politische Wochenstube een aanklacht wegens majesteitsschennis. Van 1849 tot 1859 was hij bijzonder hoogleraar literatuur in Halle. Prutz was een van de markantste figuren van de Vormärz.

 

 

Noch ist die Freiheit nicht verloren

 

Noch ist die Freiheit nicht verloren,

Noch sind wir nicht, nicht ganz besiegt:

In jedem Lied wird sie geboren,

das aus der Brust der Lerche fliegt;

sie rauscht uns zu im jungen Laube,

im Strom, der sich durch Felsen drängt,

sie glüht im Purpursaft der Traube,

der brausend seine Bande sprengt.

 

Der sei kein rechter Mann geachtet,

dem lohne nie der Jungfrau Kuß,

der nicht aus tiefster Seele trachtet

wie er der Freiheit dienen muß.

Das Eisen wächst im Schoß der Erden,

es ruht das Feuer in dem Stein –

Und wir allein solln Knechte werden?

Ja, Knechte bleiben, wir allein?

 

Laßt euch die Kette nicht bekümmern,

die noch an eurem Arme klirrt:

Zwing-Uri liegt in Schutt und Trümmern,

sobald ein Tell geboren wird!

Die blanke Kette ist für Toren,

für freie Männer ist das Schwert:

Noch ist die Freiheit nicht verloren,

solang ein Herz sie noch begehrt.

 

Prutz

Robert Prutz (30 mei 1816 – 21 juni 1872)

 

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle in 1981. Zijn gedichten werden sinds 1995 vaak bekroond in de gerenommeerde Soetendaellewedstrijd en de Hoofdstedelijke Poëziewedstrijd. Met Finaal Credo won hij in 1997 de kortverhalenwedstrijd voor jongeren van het tijdschrift Zulma. Sinds 1998 is hij redacteur bij de Jeugdpoëziekrant. Gedichten van hem werden gepubliceerd in de bloemlezing Kruimels op de vloer. Met zijn debuutbundel Ozymandias. XXIII gedichten van voorbijgaande aard won hij de KBC Jongerenpoëziewedstrijd De Tijd in Vers (1999).

 

 

Doornroosje

 

Rondom mij woekerden de
rozen toen hij kwam sloegen
ze als donkere sprookjes in
mijn gevouwen handen dicht

ik was gelukkig maar zonder
schaamte bracht hij het
lichaam waarin ik droomde
als een diefstal aan het licht

zijn schanddaad werd ontdekt
en hij moest vluchten:
buiten blafte een hond

ik deed of ik sliep nog
even streelden zijn
lippen mijn mond

 

Kris_Pint

Kris Pint (Halle, 1981)

 

De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper en schrijver David Van Reybrouck werd geboren in Brugge in 1971. Hij studeerde archeologie en filosofie in Leuven, behaalde een Master in World Archaeology in Cambridge en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden.Van Reybrouck is freelance-medewerker van de krant De Morgen waar hij essays, reportages en recensies schrijft voor het zaterdagsupplement Zeno en de wekelijkse bijlage Boeken. Hij schrijft ook gedichten: in het eerste nummer van Het liegend konijn, het poëzietijdschrift van Jozef Deleu, verschenen er reeds enkele. In oktober 2001 verscheen De Plaag, Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika, een mengeling van biografie, autobiografie en reportage. De Plaag werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs 2002 en bekroond met de Debuutprijs 2002. 2004 gaat de toneelbewerking die Van Reybrouck met Josse De Pauw maakte, Die Siel van die Mier, in première.Eind 2006 was Van Reybrouck writer in residence aan de Universiteit van Amsterdam. Kort erna, in 2007, verscheen zijn eerste roman, Slagschaduw.

 

De kruik

– Voor Agnès –

 

Jezelf zo schikkend als was ik een bad,

hoofd onder kin, rug langs mijn buik

spoel je aan in zilver en kwik.

 

Lig nu stil. Langzaam laat ik het water

lopen. De kruik kleedt je uit

in het helderste wit. Je hals van email,

je schouder die schatert van licht.

 

Sluit je de ogen, je haar wordt een wier.

Vind ik een vorm voor water dat loopt?

Het wuift en wacht, een onweer op zee,

je oogleden blijven gesloten.

 

reybrouck

David van Reybrouck (Brugge, 1971)